De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op de artikelen 1b, vierde lid, onder a, 110d, 110e, 110f, eerste en derde lid, 110g en 110h van de Wet geluidhinder;
Besluit:
ARTIKEL I
Het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 1.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.6
Met meetmethoden als bedoeld in deze regeling worden gelijkgesteld meetmethoden die zijn vastgesteld in een andere lidstaat
van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend
of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en een nauwkeurigheid bieden die ten minste gelijkwaardig is aan het
niveau dat met de in deze regeling genoemde meetmethoden wordt nagestreefd.
B
Na artikel 4.7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.7a
1. De in artikel 1b, vierde lid, onder a, van de wet bedoelde gemiddelde emissie wordt berekend volgens
waarin Ej de overeenkomstig formule 2.1 van bijlage IV berekende emissie is in jaar j voorafgaand aan de wijziging.
2. In afwijking van artikel 1.3, tweede lid, wordt het in artikel 1b, vierde lid, onder a, van de wet bedoelde verschil afgerond
op één cijfer achter de komma.
C
Hoofdstuk 2 van bijlage I bij de regeling wordt vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlage 1.
D
Bijlage III bij de regeling wordt vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlage 2.
E
Bijlage IV bij de regeling wordt vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlage 3.
ARTIKEL II
Het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling
blijft van toepassing op een akoestisch onderzoek dat reeds vóór dat tijdstip is ingesteld, tenzij het rapport over dat onderzoek
de keuze bevat voor toepassing van genoemde regeling, zoals deze luidt vanaf bedoeld tijdstip.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Den Haag, 17 augustus 2009
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.M. Cramer.
TOELICHTING
Algemeen
Het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (hierna: de regeling) wordt om de volgende redenen gewijzigd:
1. De implementatie van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten
op de interne markt (hierna: de dienstenrichtlijn).
2. De wet van 13 september 2007 (Stb. 349) tot wijziging van de Wet geluidhinder (hierna: de wet). Op basis van deze wet, die met ingang van 1 januari 2007 in werking
is getreden, wordt de regeling op een tweetal punten gewijzigd.
Het eerste punt houdt verband met de gewijzigde definitie van het begrip ‘wijziging van een spoorweg’ in artikel 1b, vierde
lid, van de wet.
Het tweede punt houdt verband met de in artikel 110g van de wet opgenomen cumulatieregeling.
3. De vernieuwde wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de tophoekcorrectie voor hoge schermen op wallen.
4. De ontwikkelingen met betrekking tot treinmaterieel, in het bijzonder het beschikbaar komen van emissiecijfers voor de categorie
‘stille goederentreinen’.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Met dit wijzigingsvoorstel wordt een wederzijdse erkenningsregeling geïntroduceerd voor gelijkwaardige meetmethoden uit andere
EU lidstaten. Daarmee worden de twee strijdigheden (artikel 2.3 en artikel 5.5) in overeenstemming gebracht met de dienstenrichtlijn.
Artikel I, onderdeel B
In het nieuwe artikel 4.7a is opgenomen hoe de gemiddelde geluidemissie over drie jaar van een spoorweggedeelte of een combinatie
van spoorweggedeelten moet worden bepaald. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 1b, vierde lid, onder a, van de wet.
Bovendien is aangegeven dat daarbij – in afwijking van de hoofdregel van artikel 1.3 van de regeling – het verschil niet moet
worden afgerond op het gehele getal maar op één cijfer achter de komma.
Artikel I, onderdeel C
Sinds de introductie van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 maken ook rekenregels voor cumulatie deel uit van
deze regeling.
In de praktijk is gebleken dat deze rekenregels bij de toepassing van de aftrek ingevolge artikel 100g van de wet aanpassing
behoeven. De uitkomst van de cumulatieberekening wekte in veel gevallen de indruk dat de cumulatie tot een aanmerkelijk hogere
geluidsbelasting leidde, omdat in deze rekenregels geen rekening is gehouden met die aftrek. Zo is het verschil van een weg
met een lagere snelheid met en zonder aftrek 5 dB. Zonder dat andere bronnen een effect hebben zou dat al suggereren dat cumulatie
5 dB zou opleveren en een wezenlijke rol zou moeten spelen binnen de besluitvorming over de toelaatbaarheid van een situatie.
De wijziging houdt in dat de geluidsbelasting vanwege alle betrokken geluidsbronnen wordt gecumuleerd zonder toepassing van
de aftrek ingevolge artikel 110g van de wet. Bij terugrekening naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer wordt op de gecumuleerde
waarde pas deze aftrek toegepast.
Artikel I, onder D
Bijlage III bij de regeling (standaard reken- en meetmethoden wegverkeerslawaai) is slechts op een klein punt gewijzigd.
In tabel 2.8 is de afbakening voor de toepassing van een tophoekcorrectie van 0 dB of 2 dB voor constructies bestaande uit
schermen op wallen aangepast. Eis voor de toepassing is dat voor de toepassing van een correctie van 0 dB het scherm ten minste
even hoog als de onderliggende wal moet zijn.
Met het oog op de huidige praktijksituaties, waarbij hogere schermen op wallen worden geplaatst dan voorheen gebruikelijk,
heeft TNO recent aangegeven dat er geen aanleiding is een correctie van 2 dB toe te passen voor situaties waarin de hoogte
van het scherm boven het grondlichaam groter is dan 3,5 meter. Tabel 2.8 is daarom zo gewijzigd dat voor gecombineerde wal/schermconstructies
de eis van ten minste de helft van de hoogte voor het scherm niet meer geldt voor schermen die hoger zijn dan 3,5 meter om
een tophoekcorrectie van 0 dB toe te passen.
Deze wijziging geldt niet alleen voor schermen langs wegen maar ook voor schermen langs spoorwegen. Daarom is in bijlage IV
(standaard reken- en meetmethoden spoorweglawaai) tabel 5.4 overeenkomstig aangepast.
Artikel I, onder E
Naast de hiervoor beschreven wijziging van bijlage IV in verband met de tophoekcorrectie is deze bijlage nog op een tweetal
punten gewijzigd.
De grootste wijziging betreft de emissie van het spoorwegmaterieel. Daarbij heeft een actualisatie plaatsgevonden van de categorie-indeling.
Bij de actualisatie is in de eerste plaats bezien wat het huidige in omloop zijnde materieel is. De reeds eerder opgenomen
elf categorieën zijn op zich in stand gebleven, maar de indeling van treintypen over die categorieën is wel gewijzigd. Ook
was er aanleiding van enkele categorieën de aanduiding te wijzigen. In de tweede plaats zijn ook de meest recent bekende emissiemetingen
aan treinmaterieel betrokken. Dit heeft voor de meeste emissiekarakteristieken van de categorieën geen wijziging opgeleverd.
Wel wordt er nu een onderscheid gemaakt in de emissie bij snelheden onder en boven de 160 km/h voor categorie 9: schijf+blokgeremd
hogesnelheidsmaterieel. Daarnaast is de emissie van de eerder gereserveerde categorieën 10 en 11 voor respectievelijk lightrailmaterieel
en goederenmaterieel met alternatieve blokremmen ingevuld. De laatste categorie betreft het veelal als stille goederentreinen
aangeduide materieel.
De andere wijziging betreft de spoorspecifieke geluidsisolatie. Nieuw is paragraaf 5.8 waarin de bepaling van de spoorspecifieke
geluidsisolatie is opgenomen. Dit heeft ook tot enkele kleine aanpassingen in paragraaf 5.7 en een vernummering van bestaande
paragrafen 5.8 en 5.9 geleid.
Artikel II
In dit artikel is geregeld dat bij akoestische onderzoeken die zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van de onderhavige
wijziging van de regeling de uitvoerder van het akoestisch onderzoek de keuze heeft om:
– het akoestisch onderzoek af te ronden op basis van het ongewijzigde Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, of
– het akoestisch onderzoek uit te voeren en af te ronden op basis van het gewijzigde Reken- en meetvoorschrift geluidhinder
2006.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.M. Cramer.