Opsporingsvergunning voor aardwarmte Naaldwijk

25 juni 2009

Nr. ET/EM / 9110710

De Minister van Economische Zaken,

Procesverloop

  • D.T.M. Grootscholten, handelend onder Fa. J. & D. Grootscholten, (hierna genoemd Grootscholten) heeft per schrijven van 28 augustus 2008, ontvangen op 2 september 2008, een aanvraag om een opsporingsvergunning voor aardwarmte voor de duur van 4 jaar ingediend, voor een gebied gelegen in de gemeente Westland, genaamd Naaldwijk, ingevolge artikel 6 van de Mijnbouwwet;

  • Naar aanleiding van de onderhavige aanvraag is in de Staatscourant van 7 oktober 2008 (Stcrt. 7-10-2008, nr. 194) een uitnodiging geplaatst voor het indienen van concurrerende aanvragen;

  • Binnen de periode van dertien weken na plaatsing van bovengenoemde uitnodiging in de Staatscourant is een concurrerende aanvraag ingediend door de gemeente Westland;

  • TNO Bouw en Ondergrond, adviesgroep EZ, heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken op 22 januari 2009 advies uitgebracht;

  • Staatstoezicht op de mijnen heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken op 26 januari 2009 advies uitgebracht;

  • Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland is op grond van artikel 16 van de Mijnbouwwet om advies gevraagd en heeft advies uitgebracht (kenmerk: PZH-2009-358823);

  • De Mijnraad heeft op 19 maart 2009 advies uitgebracht (kenmerk MIJN/9031620) op grond van artikel 105, derde lid, van de Mijnbouwwet.

Overwegingen:

  • Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt aangevraagd, geldt niet een door een ander gehouden opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte. Hiermee is voldaan aan artikel 7, eerste lid, van de Mijnbouwwet;

  • Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt aangevraagd, geldt niet een door een ander gehouden opslagvergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 7, tweede lid, van de Mijnbouwwet;

  • De technische en financiële mogelijkheden van de aanvragers (Grootscholten en de gemeente Westland), noch de wijze waarop aanvragers voornemens zijn de opsporing in het aangevraagde gebied te verrichten geven aanleiding tot het weigeren van de gevraagde vergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, van de Mijnbouwwet;

  • De aanvragers hebben niet onder een eerdere vergunning bij activiteiten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Mijnbouwwet, blijk gegeven van gebrek aan efficiëntie of verantwoordelijkheidszin. Hiermee is voldaan aan artikel 9, tweede lid, van de Mijnbouwwet;

  • Sodm adviseert het voorschrift op te nemen om op permanente basis een contactpersoon met de vereiste boortechnische en operationele ervaring beschikbaar te stellen, die in staat is de inspecteurs van Sodm informatie te verstrekken over technische aangelegenheden. Bovendien moet die persoon de bevoegdheid hebben om uitvoering te geven aan instructies van die inspecteurs;

  • TNO geeft aan dat het werkprogramma van Grootscholten concreter is dan dat van de gemeente Westland;

  • Het College van Gedeputeerde Staten vraagt in zijn advies aandacht voor het maken van onderlinge afspraken tussen de concurrerende aanvragers teneinde hun samenwerking te bevorderen voor een optimale benutting van het aardwarmtepotentieel. Tevens adviseert het college in de vergunning specifiek in te gaan op de vereiste putafwerking met het oog op een goede bescherming van de bodem tot en met het derde watervoerend pakket;

  • De Mijnraad adviseert de Minister van Economische Zaken de opsporingsvergunning te verlenen aan Grootscholten, omdat deze aanvrager de beste vooruitzichten biedt op concrete exploratieactiviteiten op een redelijke termijn, in beginsel voor een periode van maximaal vier jaar, nader te bepalen aan de hand van het tijdstip van de voorziene booractiviteit;

  • Gelet op de Mijnbouwwet en de uitgebrachte adviezen kan een vergunning voor de opsporing van aardwarmte onder het stellen van voorwaarden en beperkingen worden verleend.

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 6, 7, 9, 11, eerste tot en met derde lid, alsmede eerste volzin vierde lid, 12, 15, 16, 17, en 105, derde lid, van de Mijnbouwwet, alsmede artikel 1.3.1. van de Mijnbouwregeling.

Besluit:

Artikel 1

Aan D.T.M. Grootscholten (hierna te noemen de vergunninghouder) wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend.

Artikel 2

De vergunning geldt voor een gebied in de gemeente Westland, genaamd Naaldwijk, dat wordt begrensd door de volgende punten en de rechte lijnen daartussen:

Punt

X

Y

1

71927

447279

2

71154

446403

3

74020

443864

4

74777

444725

Bovenstaande coördinaten zijn weergegeven volgens het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoekmeting zoals vermeld in Artikel 1.2.2, onder a, van de Mijnbouwregeling (Stcrt. 19-12-2002, nr. 245).

Op basis van deze grensbeschrijving is de oppervlakte 4.43 km2.

Artikel 3

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van de op 2 september 2008 ontvangen aanvraag.

Artikel 4

De vergunninghouder draagt zorg voor zodanige putafwerking dat in elk geval sprake is van een goede bescherming van de bodem tot en met het derde watervoerend pakket.

Artikel 5

De vergunninghouder wijst tijdig voor de aanvang van de opsporingsactiviteiten een persoon aan met boortechnische en operationele ervaring, die leiding geeft aan boor- en aanverwante activiteiten en doet hiervan schriftelijk mededeling aan Staatstoezicht op de mijnen. Bovendien moet die persoon de bevoegdheid hebben om uitvoering te geven aan instructies van inspecteurs van Staatstoezicht op de mijnen. De vergunninghouder houdt Staatstoezicht op de mijnen van eventuele wijzigingen schriftelijk vooraf tijdig op de hoogte.

Artikel 6

De vergunninghouder neemt bij de uitvoering van het werkprogramma de volgende voorwaarden in acht:

  • binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning deelt de vergunninghouder schriftelijk mee aan de Minister van Economische Zaken, onder vermelding van tijdstip, geologische structuur en diepte, de plaats waar de boringen zullen worden verricht;

  • Uiterlijk in het derde jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning worden twee boringen (doublet) geplaatst.

Artikel 7

De vergunning treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

MT-lid directie Energiemarkt,

Y. Peters.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken (ALP: L/L204), Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven