Regeling houdende regels met betrekking tot onderhoudserkenningen en erkenningen van geluidmeetorganisaties (Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008)

30 oktober 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/1429 Sector LUV

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 3.25 van de Wet luchtvaart en de artikelen 18, tweede lid, 19, tweede lid, onderdelen c en g, en 20, van het Besluit luchtvaartuigen 2008;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    autoriseringspersoneel:

    personeel dat door de houder van een erkenning volgens een door de Minister aanvaarde procedure is gemachtigd geluidsmeetrapporten af te geven nadat geluidsmetingen zijn verricht;

    certificeringspersoneel:

    personeel dat door de houder van een erkenning volgens een door de Minister aanvaarde procedure is gemachtigd luchtvaartuigen of onderdelen daarvan als geschikt voor gebruik te certificeren;

    ernstig defect of gebrek:

    defect of gebrek van zodanige aard, dat als gevolg hiervan de veilige uitvoering van de vlucht niet meer is gewaarborgd of een ernstige verwonding van een inzittende tot gevolg kan hebben of zijn leven in gevaar kan brengen;

    EZT:

    onderhoudstechnicus voor zweefvliegtuigen of motorzweefvliegtuigen, die door de Minister is erkend voor de werkzaamheden, die in het bewijs van erkenning zijn genoemd (erkend zweefvliegtechnicus);

    houder van een erkenning:

    natuurlijk of rechtspersoon, erkend door de Minister voor de werkzaamheden die zijn opgenomen in het bewijs van erkenning;

    kleine luchtvaart:

    luchtvaartuigen vallende onder verordening (EG) nr. 216/2008 en geclassificeerd als vliegtuigen met een maximaal toelaatbare startmassa van 5700 kg of minder, eenmotorige helikopters of ballonnen;

    kwaliteitssysteem:

    stelsel van vastgelegde bedrijfskundige procedures, regels en voorzieningen dat betrekking heeft op het productieproces en ten doel heeft te verzekeren dat de resultaten van het productieproces aan de vooraf gestelde eisen voldoen;

    kwaliteitsborging:

    het aantoonbaar op het vereiste peil houden van het kwaliteitssysteem;

    kwaliteitsborgingsfunctie:

    inspectie- en kwaliteitsorganisatie, aanvaard door de Minister voor het houden van toezicht en het beoordelen van de kwaliteit van de werkzaamheden, teneinde het vereiste kwaliteitsniveau te handhaven;

    luchtwaardigheidsgegevens:

    alle informatie die nodig is om ervoor te zorgen dat het luchtvaartuig of het onderdeel daarvan in een zodanige staat kan worden gehouden dat de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig of het goed functioneren van de operationele uitrusting of de nooduitrusting verzekerd is;

    Minister:

    Minister van Verkeer en Waterstaat;

    verordening (EG) nr. 216/2008: verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PbEU L 79).

  • 2. In deze regeling wordt onder productie mede verstaan: het verrichten van diensten.

HOOFDSTUK 2. EUROPESE ERKENNINGEN

Artikel 2

  • 1. De Minister kan op een aanvraag de volgende erkenningen afgeven:

    • a. een MTOA,

    • b. een POA,

    • c. een MOA,

    • d. een MOA-F, of

    • e. een CAMO-erkenning.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door de functionaris van het bedrijf, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door het bedrijf gevoerde beleid.

  • 3. Bij de aanvraag verstrekt de aanvrager naast de in de van toepassing zijnde Parts genoemde gegevens de volgende gegevens

    • a. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het Handelsregister; en

    • b. een zelfevaluatie, waarin is opgenomen op welke wijze de aanvrager aan de in de van toepassing zijnde regelgeving bedoelde eisen voldoet, en waar dit in het handboek staat beschreven.

Artikel 3

  • 1. Artikel 2 is van toepassing op de aanvraag voor een wijziging van een erkenning, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

  • 2. Bij wijziging wordt zo nodig een nieuw bewijs van erkenning afgegeven.

  • 3. Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 4

  • 1. Vanaf het tijdstip van schorsing van een erkenning mag de houder die bevoegdheden, waarop de schorsing van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. Om een schorsing op te heffen toont de houder aan, dat de redenen, die tot schorsing hebben geleid, zijn vervallen.

Artikel 5

  • 1. Vanaf het tijdstip van intrekking van een erkenning mag de houder die bevoegdheden, waarop de intrekking van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. De Minister neemt het bewijs van erkenning in en geeft, in geval van gedeeltelijke intrekking, een nieuw bewijs van erkenning af.

Artikel 6

De houder van een POA zal de te melden afwijkingen volgens 21 A.165(f)2 van Part 21 bij verordening (EG) 1702/2003 schriftelijk en onverwijld maar uiterlijk binnen 72 uur na constatering aan de Minister melden.

HOOFDSTUK 3. ERKEND INSPECTEUR

Artikel 7

Degene, die een aanvraag voor erkend inspecteur heeft ingediend, wordt erkend, nadat hij heeft aangetoond, dat hij:

  • a. aan de erkenningsvoorwaarden opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage A voldoet, en

  • b. wordt voorgedragen door de onderneming waarvoor hij werkzaamheden verricht.

Artikel 8

Bij de aanvraag voor erkenning als erkend inspecteur verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a. een korte levensbeschrijving van de aanvrager waarin in ieder geval opleiding, ervaring en vroegere functies zijn opgenomen;

  • b. een opgave van de werkzaamheden, welke de aanvrager zal gaan uitvoeren onder de erkenning;

  • c. een exemplaar van het handboek, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage A;

  • d. een exemplaar van te gebruiken modellen van de verklaringen van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen.

Artikel 9

Van de erkenning als erkend inspecteur wordt door de Minister een bewijs afgegeven, dat vermeldt tot welke datum de erkenning geldig is.

Artikel 10

  • 1. Ten aanzien van de verlenging van een erkend inspecteur zijn de artikelen 7 en 8 van toepassing, met dien verstande dat:

    • a. kan worden volstaan met aan te geven, welke veranderingen zich hebben voorgedaan ten aanzien van de gegevens, die voor de laatst verleende erkenning zijn ingediend; en

    • b. de erkende inspecteur gedurende de voorafgaande termijn van geldigheid van de erkenning, de werkzaamheden waarvoor hij is erkend, in voldoende mate heeft verricht.

  • 2. Teneinde de erkenning tijdig te kunnen verlengen, moet de aanvraag hiertoe uiterlijk acht weken, doch niet eerder dan twaalf weken voor de in artikel 9 bedoelde datum worden ingediend.

Artikel 11

  • 1. De erkende inspecteur deelt de Minister onverwijld iedere wijziging van de bij de laatst ingediende aanvraag verstrekte gegevens volgens artikel 8, aanhef en onder b tot en met d.

  • 2. De Minister kan voorwaarden stellen waaronder de in het eerste lid bedoelde wijzigingen worden geaccepteerd.

Artikel 12

  • 1. De erkenning als erkend inspecteur wordt gewijzigd, nadat door de houder van de erkenning is aangetoond, dat hij ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een erkenning als erkend inspecteur gestelde voorwaarden zal blijven voldoen.

  • 2. De artikelen 7 en 8 zijn van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

  • 3. Bij wijziging wordt zo nodig een nieuw bewijs van erkenning afgegeven.

  • 4. Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 13

  • 1. Vanaf het tijdstip van schorsing van de erkenning mag de houder die bevoegdheden waarop de schorsing van de erkenning als erkend inspecteur betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. Om een schorsing op te heffen wordt door de houder van de erkenning aangetoond dat de omstandigheden, die tot schorsing hebben geleid, zijn opgeheven.

Artikel 14

  • 1. Vanaf het tijdstip van intrekking van de erkenning mag de houder die bevoegdheden, waarop de intrekking van de erkenning als erkend inspecteur betrekking heeft, niet uitoefenen

  • 2. De erkend inspecteur is verplicht het bewijs van erkenning zo spoedig mogelijk aan de Minister te zenden.

  • 3. De Minister neemt het bewijs van erkenning in en geeft, in geval van gedeeltelijke intrekking, een nieuw bewijs van erkenning af.

Artikel 15

  • 1. Het handboek van de aanvrager bevat in ieder geval de informatie die is voorgeschreven in de bij deze regeling behorende bijlage A.

  • 2. De wijzigingen in het handboek worden zo spoedig mogelijk aan de Minister gezonden.

Artikel 16

De erkend inspecteur bewaart de verklaringen van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen met betrekking tot de door hem verrichtte werkzaamheden.

Artikel 17

Indien naar het oordeel van de Minister, een verbetering van het kwaliteitssysteem noodzakelijk is, treft de erkende inspecteur, met inachtneming van de door de Minister gegeven aanwijzingen, maatregelen ter verbetering van het kwaliteitssysteem.

HOOFDSTUK 4. ERKEND ZWEEFVLIEGTECHNICUS (EZT)

Artikel 18

Degene die een aanvraag voor een erkenning als EZT heeft ingediend wordt erkend, nadat hij door tussenkomst van de kwaliteitsborgingsfunctie heeft aangetoond, dat hij

  • a. aan de erkenningsvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage B voldoet, en

  • b. wordt voorgedragen door de zweefvliegclub waarvoor hij werkzaamheden gaat verrichten.

Artikel 19

Bij de aanvraag voor erkenning als EZT verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a. een korte levensbeschrijving van de aanvrager en de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie, waarin in ieder geval opleiding, ervaring en vroegere functies zijn opgenomen;

  • b. een afschrift van de overeenkomst met de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie;

  • c. een opgave van de werkzaamheden, welke de aanvrager zal uitbesteden aan derden;

  • d. een opgave van de werkzaamheden, welke de aanvrager zal gaan uitvoeren onder de erkenning;

  • e. een exemplaar van het handboek, bedoeld in bij deze regeling behorende bijlage B;

  • f. een exemplaar van te gebruiken modellen van het certificaat van vrijgave en het certificaat van vrijgave voor gebruik;

  • g. een evaluatieadvies van de kwaliteitsborgingsfunctie ten aanzien van de gevraagde erkenning.

Artikel 20

Van de erkenning als EZT wordt een bewijs afgegeven, dat vermeldt tot welke datum de erkenning geldig is.

Artikel 21

  • 1. Ten aanzien van de verlenging van een erkenning als EZT zijn de artikelen 18 en 19 van toepassing, met dien verstande dat:

    • a. kan worden volstaan met aan te geven, welke veranderingen zich hebben voorgedaan ten aanzien van de gegevens, die voor de laatst verleende erkenning zijn ingediend;

    • b. de EZT gedurende de voorafgaande termijn van geldigheid van de erkenning, de werkzaamheden waarvoor hij is erkend, in voldoende mate heeft verricht.

  • 2. Teneinde de erkenning tijdig te kunnen verlengen, moet de aanvraag hiertoe uiterlijk acht weken, doch niet eerder dan twaalf weken voor de in artikel 20 bedoelde datum worden ingediend.

Artikel 22

  • 1. De EZT deelt de Minister onverwijld iedere wijziging van de bij de laatst ingediende aanvraag verstrekte gegevens volgens artikel 19, aanhef en onder b tot en met f.

  • 2. De Minister kan voorwaarden stellen waaronder de in het eerste lid bedoelde wijzigingen worden geaccepteerd.

Artikel 23

  • 1. De erkenning als EZT wordt gewijzigd, nadat door tussenkomst van de kwaliteitsborgingsfunctie is aangetoond, dat de houder ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een erkenning als EZT gestelde voorwaarden zal blijven voldoen.

  • 2. De artikelen 18 en 19 zijn van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

  • 3. Bij wijziging wordt zo nodig een nieuw bewijs van erkenning afgegeven.

  • 4. Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 24

  • 1. Vanaf het tijdstip van schorsing mag de houder die bevoegdheden, waarop de schorsing van de erkenning als EZT betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. Om een schorsing op te heffen wordt aangetoond, dat de omstandigheden, die tot schorsing hebben geleid, zijn opgeheven.

Artikel 25

  • 1. Vanaf het tijdstip van intrekking mag de houder die bevoegdheden, waarop de intrekking van de erkenning als EZT betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. De EZT is verplicht het bewijs van erkenning zo spoedig mogelijk aan de Minister te zenden.

  • 3. De Minister neemt het bewijs van erkenning in en geeft, in geval van gedeeltelijke intrekking, een nieuw bewijs van erkenning af.

Artikel 26

  • 1. Het handboek van de aanvrager bevat in ieder geval de informatie die is voorgeschreven in de bij deze regeling behorende bijlage B.

  • 2. De wijzigingen in het handboek worden zo spoedig mogelijk aan de Minister gezonden.

Artikel 27

De EZT bewaart de volgende gegevens ten minste gedurende de aangegeven termijn:

  • a. de tekeningen, specificaties en overige gegevens met betrekking tot onderhoud uitgevoerde werkzaamheden aan luchtvaartuigen en onderdelen: twee jaren na beëindiging van de werkzaamheden;

  • b. de ontvangen certificaten van vrijgave voor gebruik en verklaringen van conformiteit voor materialen of onderdelen: twee jaren na verwerking ervan.

Artikel 28

  • 1. De EZT meldt een defect of gebrek zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 72 uur na constatering, schriftelijk aan de Minister.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een zo volledig mogelijke beschrijving van hetgeen werd gevonden en een opgave van de overige van belang zijnde gegevens.

  • 3. Indien er sprake is van een ernstig defect of gebrek meldt de EZT het ernstig defect of gebrek onmiddellijk aan de Minister.

Artikel 29

Indien naar het oordeel van de Minister, een verbetering van het kwaliteitssysteem noodzakelijk is, treft de EZT, met inachtneming van de door de Minister gegeven aanwijzingen, maatregelen ter verbetering van het kwaliteitssysteem.

HOOFDSTUK 5. BEDRIJFSERKENNINGEN OP BASIS VAN NEDERLANDSE EISEN

Artikel 30

  • 1. De Minister geeft op aanvraag een erkenning af nadat de aanvrager heeft aangetoond, dat:

    • a. hij aan de erkenningsvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage C bij deze regeling voldoet;

    • b. hij in Nederland is gevestigd.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door de functionaris van het bedrijf, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door het bedrijf gevoerde beleid.

Artikel 31

Bij de aanvraag verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a. een korte levensbeschrijving van de aanvrager, het hoofd van de kwaliteitsafdeling, de gemachtigden, alsmede overige leden van het personeel die met betrekking tot de erkenning van het bedrijf een belangrijke functie vervullen, waarin in ieder geval opleiding, ervaring en vroegere functies zijn opgenomen;

  • b. een globale opsomming van de werkzaamheden, die het bedrijf uitbesteedt aan andere bedrijven;

  • c. een opgave van de potentiële afnemers van de resultaten van het productieproces ten behoeve waarvan een erkenning wordt aangevraagd;

  • d. een exemplaar van het handboek, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage C;

  • e. een exemplaar van te gebruiken modellen van het certificaat van vrijgave en het certificaat van vrijgave voor gebruik;

  • f. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het Handelsregister;

  • g. een zelfevaluatie, waarin is opgenomen op welke wijze de aanvrager aan de in de van toepassing zijnde regelgeving bedoelde eisen voldoet, en waar dit in het handboek staat beschreven.

Artikel 32

Van de erkenning wordt een bewijs afgegeven, dat vermeldt tot welke datum de erkenning geldig is.

Artikel 33

  • 1. Ten aanzien van de verlenging van een erkenning zijn de artikelen 30 en 31 van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met aan te geven welke veranderingen zich hebben voorgedaan ten aanzien van de gegevens die voor de laatst verleende erkenning zijn ingediend.

  • 2. Teneinde de erkenning tijdig te kunnen verlengen, moet de aanvraag hiertoe uiterlijk acht weken, doch niet eerder dan twaalf weken voor de in artikel 32 bedoelde datum worden ingediend.

Artikel 34

  • 1. De houder van een erkenning bereidt wijzigingen in het functioneren van de organisatie zodanig voor en voert deze zodanig uit, dat het kwaliteitssysteem van de houder van de erkenning aantoonbaar in stand en effectief blijft.

  • 2. In de volgende gevallen moet de houder van een erkenning een aanvraag voor acceptatie van wijziging van de bij de oorspronkelijke aanvraag verstrekte gegevens indienen:

    • a. een belangrijke wijziging in het volume van de productie, ten behoeve waarvan het bedrijf is erkend;

    • b. een wijziging in het kwaliteitsbeleid;

    • c. een belangrijke wijziging van de organisatie;

    • d. een wijziging van de erkenningaanvrager, de leiding van de kwaliteitsafdeling of de technische leiding van het bedrijf;

    • e. een wijziging in de lijst van gemachtigden, tenzij anderszins met het bedrijf is overeengekomen;

    • f. een belangrijke wijziging in de toegepaste werkwijzen;

    • g. verandering in de behuizing en de uitrusting van het bedrijf.

Artikel 35

  • 1. Een aanvraag tot wijziging wordt door de Minister goedgekeurd nadat is aangetoond, dat het bedrijf ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een erkenning gestelde voorwaarden zal blijven voldoen.

  • 2. De artikelen 30 en 31 zijn van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

  • 3. Bij wijziging wordt zo nodig een nieuw bewijs van erkenning afgegeven.

  • 4. Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 36

  • 1. Vanaf het tijdstip van schorsing mag de houder die bevoegdheden, waarop de schorsing van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. Om een schorsing op te heffen wordt aangetoond, dat de omstandigheden, die tot schorsing hebben geleid, zijn opgeheven.

Artikel 37

  • 1. Vanaf het tijdstip van intrekking mag de houder die bevoegdheden, waarop de intrekking van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. De houder van de erkenning is verplicht het bewijs van erkenning zo spoedig mogelijk aan de Minister te zenden.

  • 3. De Minister neemt het bewijs van erkenning in en geeft, in geval van gedeeltelijke intrekking, een nieuw bewijs van erkenning af.

Artikel 38

  • 1. Het handboek van de aanvrager bevat in ieder geval de informatie die is voorgeschreven in de bij deze regeling behorende bijlage C.

  • 2. In door de Minister te bepalen gevallen beschikt de aanvrager over een centraal handboek. Het centrale handboek bevat de hoofdlijnen van en verwijzingen naar het handboek.

  • 3. De aanvrager zendt wijzigingen in het handboek zo spoedig mogelijk aan de Minister.

Artikel 39

De houder van een erkenning bewaart de volgende gegevens ten minste gedurende de aangegeven termijn:

  • a. de gegevens met betrekking tot onderhoud van onderdelen of producten: tien jaren na het beëindigen van de werkzaamheden;

  • b. de administratie betreffende de afgegeven certificaten van vrijgave en certificaten van vrijgave voor gebruik: tien jaren na de autorisatie daarvan;

  • c. de ontvangen certificaten van vrijgave voor gebruik of verklaringen van conformiteit voor materialen of onderdelen, welke van derden zijn betrokken: tien jaren na de verwerking van deze materialen of onderdelen.

Artikel 40

  • 1. De houder van een erkenning meldt ernstige tekortkomingen die tijdens het productieproces ontstaan, een ernstig defect of een ernstig gebrek zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 72 uur na constatering of het bekend worden ervan, schriftelijk aan de Minister.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een zo volledig mogelijke beschrijving van hetgeen werd gevonden en een opgave van de overige van belang zijnde gegevens.

  • 3. Indien er sprake is van direct gevaar voor het veilig gebruik of de inzittende, meldt de houder van een erkenning de tekortkoming, het ernstig defect of gebrek onmiddellijk aan de Minister.

Artikel 41

Indien naar het oordeel van de Minister een verbetering van het kwaliteitssysteem noodzakelijk is, treft de houder van een erkenning, met inachtneming van de door de Minister gegeven aanwijzingen, maatregelen ter verbetering van het kwaliteitssysteem.

HOOFDSTUK 6. ERKENDE GELUIDSMEETORGANISATIE

Artikel 42

  • 1. De aanvrager wordt erkend nadat deze naar het oordeel van de Minister genoegzaam heeft aangetoond, dat hij:

    • a. aan de erkenningsvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage D voldoet;

    • b. in Nederland is gevestigd.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door de functionaris van de organisatie, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door de organisatie gevoerde beleid.

Artikel 43

Bij de aanvraag verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a. een korte levensbeschrijving van de aanvrager, de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie, en het autoriseringspersoneel, waarin in ieder geval opleiding, ervaring en vroegere functies zijn opgenomen;

  • b. in het geval van een eenmansorganisatie, een afschrift van de overeenkomst met de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie;

  • c. een exemplaar van het handboek, bedoeld in artikel 16 van de bij deze regeling behorende bijlage D;

  • d. een exemplaar van te gebruiken modellen van het geluidsmeetrapport;

  • e. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het Handelsregister indien de organisatie aldaar is ingeschreven, of in het geval van een eenmansorganisatie, een uittreksel, niet ouder dan drie maanden uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

  • f. een zelfevaluatie, waarin is opgenomen op welke wijze de aanvrager aan de in de van toepassing zijnde regelgeving bedoelde eisen voldoet, en waar dit in het handboek staat beschreven.

Artikel 44

Van de erkenning wordt een bewijs afgegeven, dat vermeldt tot welke datum de erkenning geldig is.

Artikel 45

  • 1. Ten aanzien van de verlenging van een erkenning zijn de artikelen 42 en 43 van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met aan te geven, welke veranderingen zich hebben voorgedaan ten aanzien van de gegevens, die voor de laatst verleende erkenning zijn ingediend.

  • 2. Teneinde de erkenning tijdig te kunnen verlengen, moet de aanvraag hiertoe uiterlijk acht weken, doch niet eerder dan twaalf weken voor de in artikel 44 bedoelde datum worden ingediend.

Artikel 46

  • 1. De houder van een erkenning, niet zijnde een eenmansorganisatie, bereidt wijzigingen in het functioneren van de organisatie zodanig voor en voert deze op zodanige wijze uit, dat het kwaliteitssysteem van de houder van de erkenning aantoonbaar in stand en effectief blijft.

  • 2. De houder van een erkenning, niet zijnde een eenmansorganisatie, dient een aanvraag voor acceptatie van wijziging van de bij de oorspronkelijke aanvraag verstrekte gegevens in bij:

    • a. een wijziging in het kwaliteitsbeleid;

    • b. een belangrijke wijziging van de organisatie;

    • c. een wijziging van de erkenningaanvrager, of de leiding van de kwaliteitsafdeling;

    • d. een wijziging in de lijst van autoriseringspersoneel, tenzij anderszins met het bedrijf is overeengekomen;

    • e. een belangrijke wijziging in de toegepaste werkwijzen;

    • f. verandering in de meetuitrusting van het bedrijf;

    • g. de ingebruikname van een nieuwe geluidsmeetlocatie.

  • 3. De houder van een erkenning, zijnde een eenmansorganisatie, deelt de Minister onverwijld iedere wijziging mee van de bij de laatst ingediende aanvraag verstrekte gegevens volgens artikel 43, aanhef en onder b tot en met f.

  • 4. De Minister kan voorwaarden stellen waaronder de in het derde lid bedoelde wijzigingen worden geaccepteerd.

Artikel 47

  • 1. Een aanvraag tot wijziging, wordt door de Minister goedgekeurd, nadat is aangetoond, dat de organisatie ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een erkenning gestelde voorwaarden zal blijven voldoen.

  • 2. De erkenning als eenmansorganisatie wordt gewijzigd, nadat door tussenkomst van de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie is aangetoond, dat de houder ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een erkenning als geluidsmeetorganisatie gestelde voorwaarden zal blijven voldoen.

  • 3. De artikelen 42 en 43 zijn van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

  • 4. Bij wijziging wordt zo nodig een nieuw bewijs van erkenning afgegeven.

  • 5. Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk acht weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 48

  • 1. Vanaf het tijdstip van schorsing mag de houder die bevoegdheden, waarop de schorsing van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. Om een schorsing op te heffen wordt aangetoond, dat de omstandigheden, die tot schorsing hebben geleid, zijn opgeheven.

Artikel 49

  • 1. Vanaf het tijdstip van intrekking mag de houder de bevoegdheden, waarop de intrekking van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2. De houder van de erkenning is verplicht het bewijs van erkenning zo spoedig mogelijk aan de Minister te zenden.

  • 3. De Minister neemt het bewijs van erkenning in en geeft, in geval van gedeeltelijke intrekking, een nieuw bewijs van erkenning af.

Artikel 50

  • 1. Het handboek van de aanvrager bevat in ieder geval de informatie die is voorgeschreven in de bij deze regeling behorende bijlage D.

  • 2. De aanvrager zendt wijzigingen in het handboek zo spoedig mogelijk aan de Minister.

Artikel 51

De houder van een erkenning bewaart de volgende gegevens ten minste gedurende de aangegeven termijn:

  • a. de geluidsmeetrapporten en overige gegevens met betrekking tot de geluidsmetingen die hebben plaatsgevonden: twee jaren na de geluidsmeting;

  • b. de administratie betreffende de afgegeven geluidsmeetrapporten: twee jaren na de autorisatie daarvan.

Artikel 52

  • 1. De houder van een erkenning meldt een defect of een gebrek zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 72 uur na de ontdekking ervan, schriftelijk aan de Minister.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een zo volledig mogelijke beschrijving van hetgeen werd gevonden en een opgave van de overige van belang zijnde gegevens.

  • 3. Indien er sprake is van een ernstig defect of gebrek meldt de houder van de erkenning het ernstige defect of het ernstige gebrek onmiddellijk aan de Minister.

Artikel 53

Indien naar het oordeel van de Minister een verbetering van het kwaliteitssysteem noodzakelijk is, treft de erkende geluidsmeetorganisatie, met inachtneming van de door de Minister gegeven aanwijzingen, maatregelen ter verbetering van het kwaliteitssysteem.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 54

De Minister publiceert periodiek de volgende gegevens van de houders van een erkenning:

  • a. naam;

  • b. vestigingsplaats of -plaatsen;

  • c. omschrijving van de werkzaamheden, waarvoor de houder van een erkenning is erkend.

Artikel 55

De Regeling erkenningen luchtwaardigheid1 en de Regeling JAR-147 opleidingsinstellingen2 worden ingetrokken.

Artikel 56

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 57

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

BIJLAGE A. ERKENNINGSVOORWAARDEN VOOR EEN ERKEND INSPECTEUR

Artikel 1. De organisatiestructuur

De aanvrager beschikt over een beschrijving, inclusief een organisatieschema, waaruit de plaats van de aanvrager in de onderneming blijkt.

Artikel 2. Vakbekwaamheid

De aanvrager beschikt met betrekking tot het gebied van de werkzaamheden ten aanzien waarvan hij de erkenning aanvraagt, over:

  • a. een grondige kennis omtrent de door de EASA opgestelde codes, specificaties en procedures, welke in Nederland van toepassing zijn alsmede de door de Minister met betrekking tot de beoordeling van de luchtwaardigheid gestelde regelen en gegeven aanwijzingen, voor zover deze regelen en aanwijzingen voor hem van belang zijn, en

  • b. een gezond oordeel en bekleedt een onafhankelijke dan wel een voldoende verantwoordelijke positie op het bovengenoemde gebied.

Artikel 3. Ervaring

Ten einde een goede uitvoering van werkzaamheden te kunnen waarborgen, zal de aanvrager:

  • a. ten minste één jaar in goede samenwerking met de Inspectie Verkeer en Waterstaat aangelegenheden, direct verband houdende met de verkrijging van bewijzen van luchtwaardigheid van vliegtuigen, hebben behandeld;

  • b. indien de erkenning geen vliegproeven zal omvatten, ongeveer vijf jaren op het gebied, waarvoor hij de erkenning aanvraagt, dan wel op een aanverwant gebied, werkzaamheden hebben verricht, direct verband houdende met de verkrijging van bewijzen van luchtwaardigheid van vliegtuigen, of op een andere wijze hebben getoond, dat hij geschikt is voor die werkzaamheden;

  • c. indien de erkenning vliegproeven zal omvatten, ten minste houder zijn van een geldig vliegbewijs B3, waarin de bevoegdverklaring ‘blindvliegen' is gesteld; voorts moet de aanvrager tijdens vluchten, waarvan de gezamenlijke tijdsduur ten minste 2000 uren bedraagt, als houder van een vliegbewijs vliegtuigen hebben bestuurd, waarvan ten minste 100 uren in het tijdvak van twaalf maanden, onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag, en waarvan ten minste 100 uren een vliegtuig van het type, waarvoor hij de erkenning aanvraagt.

Artikel 4. Documentatie

De aanvrager beschikt op de werkplek over de van toepassing zijnde voorschriften, specificaties, normen en andere gegevens die ingevolge de aanwijzingen van de Minister van toepassing zijn op de certificatieprocessen.

Artikel 5. Kwaliteitssysteem

De aanvrager is verantwoordelijk voor een kwaliteitssysteem dat in ieder geval de volgende aspecten bevat:

  • a. de certificatieprocessen;

  • b. het documentatiebeheer;

  • c. de vrijgave van certificatiedocumentatie;

  • d. een doelmatige en deugdelijke technische administratie;

  • e. de kwaliteitsborging.

Artikel 6. De certificatieprocessen

De certificatieprocessen van de aanvrager waarborgen dat de werkzaamheden worden uitgevoerd, overeenkomstig de van toepassing zijnde specificaties, voorschriften en instructies zodat de resultaten van het certificatieproces aan een vooraf vastgestelde kwaliteit voldoen.

Artikel 7. Het documentatiebeheer

De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt dat de beschikbare documentatie wordt bijgehouden en actueel blijft.

Artikel 8. De vrijgave

  • 1. Het vrijgaveproces van de aanvrager waarborgt dat certificatiedocumentatie niet voor gebruik of toepassing worden vrijgegeven zonder een verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen.

  • 2. De verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen is slechts geldig indien het:

    • a. volledig leesbaar is,

    • b. tegen uitwissen is beveiligd, en

    • c. is ondertekend door de aanvrager.

  • 3. Het model van de verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen geeft in ieder geval in de Nederlandse of Engelse taal het volgende weer:

    • a. een verklaring luidende

      • 1°. ‘Verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen, afgegeven ingevolge machtiging op grond van het door de Minister van Verkeer en Waterstaat afgegeven bewijs van erkenning nr...’,

      • 2°. ‘Declaration of compliance with the airworthiness regulations, released in accordance with the approval by the Minister of Transport, Public Works and Water Management of the Netherlands ref approval no...’, of

      • 3°. een verklaring overeenkomstig sub 1° of 2°,

    • b. de naam van de houder van de erkenning, die op het bewijs van erkenning is vermeld;

    • c. het volgnummer van de verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen;

    • d. de certificatiedocumentatie waar de verklaring van overeenstemming voor wordt geautoriseerd;

    • e. een verklaring aan welke luchtwaardigheidseisen voldaan wordt;

    • f. het administratienummer waaronder nadere informatie over het eindproduct is te vinden;

    • g. op welke datum de verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen is getekend.

Artikel 9. Een doelmatige en deugdelijke technische administratie

De aanvrager zorgt voor een doelmatige en deugdelijke technische administratie met betrekking tot:

  • a. de afgegeven verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen;

  • b. de onderliggende certificatiedocumentatie waarvoor de verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen is afgegeven;

  • c. de meetgegevens omtrent op materialen, halfproducten, onderdelen en uitrustingsstukken toegepaste behandelingen, indien de beoordeling van de certificatiedocumentatie mede op grond van deze gegevens geschiedt.

Artikel 10. Kwaliteitsborging

  • 1. De aanvrager beschikt over de daartoe noodzakelijke gegevens, en stelt deze ter beschikking aan de kwaliteitsborgingsfunctie van het bedrijf waarbij hij werkzaam is, teneinde aan te kunnen tonen dat het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert.

  • 2. De aanvrager laat zijn functioneren regelmatig beoordelen door de kwaliteitsborgingsfunctie, de kwaliteitsborgingsfunctie ziet er in ieder geval op toe dat het kwaliteitssysteem wordt toegepast.

  • 3. Zodra blijkt, dat het kwaliteitssysteem tekortschiet, achterhaalt de aanvrager of de kwaliteitsborgingsfunctie de oorzaken daarvan, teneinde maatregelen ter verbetering te kunnen treffen. Indien nodig brengt de aanvrager de nodige wijzigingen aan in het kwaliteitssysteem.

Artikel 11. Handboek

Het handboek van de aanvrager bevat een beschrijving hoe hij aan de artikelen 4 tot en met 10 voldoet en een wijzigingsprocedure van het handboek.

BIJLAGE B. ERKENNINGSVOORWAARDEN VOOR EZT

Artikel 1. Vakbekwaamheid

De aanvrager beschikt over een geldig bewijs van bevoegdheid als onderhoudstechnicus, met de bevoegdverklaring(en) in overeenstemming met de aard van de werkzaamheden.

Artikel 2. Bedrijfsmiddelen

  • 1. De aanvrager beschikt over voldoende en doelmatige bedrijfsmiddelen, ten einde een goede uitvoering van de werkzaamheden te kunnen waarborgen.

  • 2. De aanvrager beschikt over bedrijfsmiddelen die het personeel en de producten en onderdelen beschermen tegen ongewenste invloeden van buitenaf.

  • 3. Indien bedrijfsmiddelen van derden worden gebruikt, zorgt de aanvrager dat hij:

    • a. beschikt over de bedrijfsmiddelen;

    • b. verantwoordelijk is voor de gang van zaken ten aanzien van deze bedrijfsmiddelen;

    • c. maatregelen kan treffen voor noodzakelijke verbeteringen.

Artikel 3. Documentatie

De aanvrager beschikt in de werkplaats over de van toepassing zijnde voorschriften, specificaties, normen en andere gegevens die ingevolge de aanwijzingen van de Minister van toepassing zijn op de materialen, onderdelen, producten en productieprocessen.

Artikel 4. Kwaliteitssysteem

De aanvrager is verantwoordelijk voor een kwaliteitssysteem dat in ieder geval de volgende aspecten bevat:

  • a. het kwaliteitsbeleid;

  • b. de productieprocessen;

  • c. het documentatiebeheer;

  • d. de deugdelijkheid van meet- en beproevingsmiddelen;

  • e. de deugdelijkheid van materialen, onderdelen en producten;

  • f. de vrijgave van onderdelen en producten;

  • g. de melding van defecten en gebreken;

  • h. een doelmatige en deugdelijke technische administratie;

  • i. de kwaliteitsborging.

Artikel 5. Het kwaliteitsbeleid

  • 1. Het door de aanvrager vastgesteld kwaliteitsbeleid bestaat uit doelstellingen, wegen en middelen, en prioriteiten, dat leidt tot een beleidsprogramma teneinde te waarborgen dat de resultaten van het productieproces voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteit.

  • 2. Het kwaliteitsbeleid is gericht op het voorkomen van onbedoelde afwijkingen in het functioneren van de EZT.

Artikel 6. De productieprocessen

De aanvrager waarborgt dat de werkzaamheden tijdens het productieproces worden uitgevoerd, overeenkomstig de van toepassing zijnde specificaties, voorschriften en instructies, met gebruikmaking van de van toepassing zijnde bedrijfsmiddelen zodat de resultaten van het productieproces aan een vooraf vastgestelde kwaliteit voldoen.

Artikel 7. Het documentbeheer

De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt dat de beschikbare documentatie wordt bijgehouden en actueel blijft.

Artikel 8. De meetapparatuur en beproevingsmiddelen

De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt dat de meet- en beproevingsmiddelen in deugdelijke toestand worden gehouden.

Artikel 9. De deugdelijkheid van materialen en producten

  • 1. De aanvrager beschikt over een systeem dat de deugdelijkheid waarborgt van elders betrokken materialen en onderdelen.

  • 2. De aanvrager beschikt over een systeem dat zeker stelt dat materialen, halffabrikaten, en onderdelen, die in eerste instantie zijn afgekeurd, nader worden beoordeeld, en bij definitieve afkeur uit het productieproces worden verwijderd.

Artikel 10. De vrijgave

  • 1. Het vrijgaveproces van de aanvrager waarborgt dat materialen, onderdelen en producten waarop de erkenning betrekking heeft, die bestemd zijn om in luchtvaartuigen te worden gebruikt of door derden te worden verwerkt, niet voor gebruik of verwerking worden vrijgegeven zonder een certificaat van vrijgave dan wel certificaat van vrijgave voor gebruik.

  • 2. De aanvrager waarborgt dat luchtvaartuigen, waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voor gebruik worden vrijgegeven zonder een certificaat van vrijgave voor gebruik.

  • 3. Het certificaat van vrijgave dan wel het certificaat van vrijgave voor gebruik is slechts geldig indien het:

    • a. volledig leesbaar is,

    • b. tegen uitwissen is beveiligd, en

    • c. is ondertekend door de aanvrager.

  • 4. Het model van het certificaat van vrijgave voor gebruik geeft in ieder geval in de Nederlandse of Engelse taal het volgende weer:

    • a. een verklaring luidende

      • 1°. ‘Certificaat van vrijgave voor gebruik, afgegeven ingevolge de bevoegdheid op grond van het door de Minister van Verkeer en Waterstaat afgegeven bewijs van erkenning nr...’,

      • 2°. ‘Certificate of release to service, released in accordance with the approval by the Minister of Transport, Public Works and Water Management of the Netherlands ref approval no...’, of

      • 3°. een verklaring overeenkomstig sub 1° of 2°;

    • b. de naam van de houder van de erkenning, die op het bewijs van erkenning is vermeld;

    • c. het volgnummer van het certificaat van vrijgave dan wel certificaat van vrijgave voor gebruik;

    • d. het eindproduct waar het certificaat van vrijgave dan wel certificaat van vrijgave voor gebruik voor wordt geautoriseerd;

    • e. een verklaring dat het eindproduct voldoet aan de eisen, bedoeld in de Regeling onderhoud luchtvaartuigen;

    • f. het administratienummer waaronder nadere informatie over het eindproduct is te vinden;

    • g. door wie en op welke datum het certificaat van vrijgave voor gebruik is getekend.

Artikel 11. Een doelmatige en deugelijke technische administratie

De aanvrager zorgt voor een doelmatige en deugdelijke technische administratie met betrekking tot:

  • a. de gegevens omtrent de uitgevoerde inspecties, keuringen en beproevingen;

  • b. de meetgegevens omtrent op materialen, halfproducten, onderdelen en uitrustingsstukken toegepaste behandelingen, indien de beoordeling ervan mede op grond van deze gegevens geschiedt;

  • c. de bedrijfs- en opslagtijden van die stoffen, materialen, onderdelen en uitvoeringsstukken, waarbij deze tijden een belangrijke rol spelen.

Artikel 12. Kwaliteitsborging

  • 1. De aanvrager beschikt over de daartoe noodzakelijke gegevens, en stelt deze ter beschikking aan de kwaliteitsborgingsfunctie, teneinde aan te kunnen tonen dat het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert.

  • 2. De aanvrager laat zijn functioneren regelmatig beoordelen door de kwaliteitsborgingsfunctie.

  • 3. Zodra blijkt, dat het kwaliteitssysteem tekortschiet, achterhaalt de aanvrager of de kwaliteitsborgingsfunctie de oorzaken daarvan, teneinde maatregelen ter verbetering te kunnen treffen.

  • 4. Indien nodig brengt de aanvrager de nodige verbeteringen aan in het kwaliteitssysteem.

Artikel 13. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de kwaliteitsborgingsfunctie

  • 1. Teneinde een goede uitvoering te geven aan het kwaliteitsbeleid, bedoeld in artikel 5, sluit de aanvrager een overeenkomst met een voor de Minister acceptabele organisatie voor de uitvoering van de kwaliteitsborgingsfunctie.

  • 2. Deze overeenkomst bevat tenminste de volgende aspecten:

    • a. de kwaliteitsborgingsfunctie ondersteund de aanvrager bij de ontwikkeling en invoering van het kwaliteitsbeleid, bedoeld in artikel 5;

    • b. de kwaliteitsborgingsfunctie ziet er in ieder geval op toe dat het kwaliteitssysteem wordt toegepast;

    • c. de kwaliteitsborgingsfunctie vervult zijn taken onafhankelijk van de met de directe uitvoering van de werkzaamheden belaste personen.

  • 3. De uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie is voor de Minister acceptabel indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a. kennis en ervaring op het gebied van auditeren;

    • b. kennis van de Nederlandse regelgeving op het gebied van onderhoud aan luchtvaartuigen;

    • c. technisch inhoudelijke kennis van zweefvliegtuigen.

Artikel 14. Handboek

Het handboek van de aanvrager bevat een beschrijving hoe hij aan de artikelen 2 tot en met 13 voldoet alsmede een wijzigingsprocedure van het handboek.

BIJLAGE C. ERKENNINGSVOORWAARDEN VOOR EEN ERKEND BEDRIJF

Artikel 1. De organisatiestructuur

  • 1. Voor zover de aanvrager deel uitmaakt van een grotere onderneming, beschikt de aanvrager over beschrijving, inclusief een organisatieschema, waaruit de plaats van de aanvrager in de grotere onderneming blijkt.

  • 2. De aanvrager beschikt over een beschrijving, inclusief een organisatieschema, van de interne organisatie.

  • 3. De aanvrager beschikt over een beschrijving van alle van belang zijnde functies binnen de interne organisatie. De functiebeschrijvingen geven de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden weer.

Artikel 2. Personeelscapaciteit

  • 1. De aanvrager zorgt voor voldoende en bekwaam personeel voor het:

    • a. uitvoeren van werkzaamheden;

    • b. uitoefenen van toezicht op de werkzaamheden;

    • c. autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik.

  • 2. Het personeel dat door de aanvrager wordt gemachtigd tot het autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik behoeft de instemming van de Minister.

  • 3. Het bedrijf machtigt geen personen tot het autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik, die de kwaliteitsborging bedoeld in artikel 16 uitvoeren.

Artikel 3. Bedrijfsmiddelen

  • 1. De aanvrager beschikt over voldoende en doelmatige bedrijfsmiddelen, ten einde een goede uitvoering van de werkzaamheden te kunnen waarborgen.

  • 2. De aanvrager beschikt over bedrijfsmiddelen die het personeel en de producten en onderdelen beschermen tegen ongewenste invloeden van buitenaf.

  • 3. Indien bedrijfsmiddelen van derden worden gebruikt, zorgt de aanvrager dat hij:

    • a. beschikt over de bedrijfsmiddelen;

    • b. verantwoordelijk is voor de gang van zaken ten aanzien van deze bedrijfsmiddelen;

    • c. maatregelen kan treffen voor noodzakelijke verbeteringen.

Artikel 4. Documentatie

De aanvrager beschikt in het bedrijf, daar waar deze voor de uitvoering van de werkzaamheden benodigd zijn, over de van toepassing zijnde voorschriften, specificaties, normen en andere gegevens, die ingevolge de aanwijzingen van de Minister van toepassing zijn op de materialen, onderdelen, producten en productieprocessen.

Artikel 5. Kwaliteitssysteem

  • 1. De aanvrager is verantwoordelijk voor een kwaliteitssysteem dat in ieder geval, voor zover van toepassing op de aanvrager, de volgende aspecten bevat:

    • a. het kwaliteitsbeleid;

    • b. de opleiding, kwalificatie en ervaring van het personeel;

    • c. de productieprocessen;

    • d. het documentatiebeheer;

    • e. de deugdelijkheid van meet- en beproevingsmiddelen;

    • f. de deugdelijkheid van materialen, onderdelen en producten;

    • g. de opslag van materialen, onderdelen en producten;

    • h. de identificatie en traceerbaarheid van materialen, onderdelen en producten;

    • i. de vrijgave van onderdelen en producten;

    • j. de melding van defecten en gebreken;

    • k. een doelmatige en deugdelijke technische administratie;

    • l. de kwaliteitsborging;

    • m. beheersing van de invloed van economische en commerciële factoren op de kwaliteit.

  • 2. Elk lid van het personeel wordt in kennis gesteld van en in staat gesteld om naar behoefte kennis te nemen van het kwaliteitssysteem.

  • 3. Wijzigingen in het kwaliteitssysteem worden tijdig bekendgemaakt aan het bij de wijziging betrokken personeel.

Artikel 6. Kwaliteitsbeleid

  • 1. Het door de aanvrager vastgestelde kwaliteitsbeleid bestaat uit doelstellingen, wegen en middelen, en prioriteiten, dat leidt tot een beleidsprogramma teneinde te waarborgen dat de resultaten van het productieproces voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteit.

  • 2. Het kwaliteitsbeleid is gericht op het voorkomen van onbedoelde afwijkingen in het functioneren van het bedrijf.

  • 3. Het kwaliteitsbeleid is bekend bij en wordt uitgevoerd door het personeel.

  • 4. Het kwaliteitsbeleid wordt periodiek door de aanvrager getoetst op blijvende geschiktheid.

Artikel 7. De opleiding, kwalificatie en ervaring van het personeel

  • 1. Indien de aanvrager zorgt dat het personeel door een opleiding de vereiste kennis, bedrevenheid en ervaring krijgt voor uitvoerende, leidinggevende of toezichthoudende taken, beschikt de aanvrager over een beschrijving van de opleiding.

  • 2. De beschrijving bevat informatie over ten minste de volgende elementen:

    • a. de opleidingsstructuur en -programma's;

    • b. de voorwaarden tot toelating;

    • c. de beoordelingsmethode van gemaakte vorderingen;

    • d. de wijze van examinering.

  • 3. De aanvrager administreert met een bewijs van bekwaamheid, of anderszins, ieder lid van het personeel, dat direct verantwoordelijk is voor of belast is met:

    • a. de uitvoering van werkzaamheden;

    • b. het toezicht houden op werkzaamheden;

    • c. de uitvoering van werkzaamheden, die aangemerkt zijn als bijzondere werkwijze.

  • 4. De aanvrager administreert met een machtiging, of anderszins, ieder lid van het personeel, dat belast is met: het autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik.

  • 5. De beschrijving bevat tevens een omschrijving van de te hanteren regeling voor toetsing en periodieke hertoetsing van de bekwaamheden en een beschrijving van de organisatie van het toezicht op die regeling.

Artikel 8. De productieprocessen

De aanvrager waarborgt dat:

  • a. de werkzaamheden tijdens het productieproces worden uitgevoerd, overeenkomstig de van toepassing zijnde specificaties en voorschriften en instructies, met gebruikmaking van de van toepassing zijnde bedrijfsmiddelen;

  • b. de halffabrikaten in de diverse stadia van de productie aan de daaraan gestelde eisen voldoen;

  • c. de materialen, onderdelen en producten bij aflevering voldoen aan de desbetreffende specificaties of tekeningen.

Artikel 9. Het documentatiebeheer

De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt, dat de beschikbare documentatie wordt bijgehouden en actueel blijft.

Artikel 10. De meet- en beproevingsmiddelen

  • 1. De aanvrager beschikt over voldoende en geschikte meet- en beproevingsmiddelen, zodat materialen, halffabrikaten, onderdelen en producten met de vereiste nauwkeurigheid gemeten, getest en beproefd kunnen worden.

  • 2. De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt dat de meet-, en beproevingsmiddelen in aantoonbaar deugdelijke toestand worden gehouden.

  • 3. Calibraties en ijkingen worden zodanig verricht zodat de metingen tot de nationale standaards herleidbaar zijn.

  • 4. Meet- en beproevingsmiddelen die niet aan de eisen voldoen, worden gescheiden gehouden van goede middelen en als zodanig geïdentificeerd.

Artikel 11. De deugdelijkheid van toegeleverde materialen, onderdelen en producten en uitbestede werkzaamheden

  • 1. De aanvrager beschikt over een systeem dat de deugdelijkheid waarborgt van elders betrokken materialen, onderdelen en producten, en uitbestede werkzaamheden.

  • 2. De aanvrager beschikt over een systeem dat zeker stelt dat materialen, halffabrikaten, en onderdelen, die in eerste instantie zijn afgekeurd, nader worden beoordeeld, en bij definitieve afkeur uit het productieproces worden verwijderd.

Artikel 12. De opslag van materialen en producten

De aanvrager zorgt voor een goede opslag van en een goede handelwijze met materialen, halffabrikaten, onderdelen en producten, zodat:

  • a. wanneer de maximaal toelaatbare opslagtermijn verstreken is, deze materialen, halffabrikaten, onderdelen en producten niet worden vrijgegeven voor verwerking;

  • b. afgekeurde en ongekeurde exemplaren gescheiden worden gehouden van goedgekeurde exemplaren;

  • c. exemplaren die vanuit een productieafdeling in opslag worden genomen op kwaliteit beoordeeld en geïdentificeerd worden.

Artikel 13. De identificatie en traceerbaarheid van materialen, onderdelen en producten

  • 1. De aanvrager zorgt ervoor dat belangrijke materialen, onderdelen en producten op systematische wijze worden gemerkt, opdat deze in elk stadium van de productie, alsmede na aflevering, te identificeren zijn en de herkomst daarvan is na te gaan.

  • 2. De aanvrager zorgt ervoor afgekeurde materialen, onderdelen en producten zodanig te identificeren, dat deze duidelijk te onderscheiden zijn van overige exemplaren.

  • 3. De aanvrager zorgt ervoor dat door het bedrijf vervaardigde onderdelen en producten ten minste voorzien zijn van de volgende gegevens:

    • a. het kenmerk van de fabrikant;

    • b. de type-, model- of specificatieaanduiding;

    • c. het serienummer of de datum van vervaardiging.

Artikel 14. De vrijgave

  • 1. Het vrijgaveproces van de aanvrager waarborgt dat materialen, onderdelen en producten waarop de erkenning betrekking heeft, die bestemd zijn om in luchtvaartuigen te worden gebruikt of door derden te worden verwerkt, niet voor gebruik of verwerking worden vrijgegeven zonder een certificaat van vrijgave dan wel certificaat van vrijgave voor gebruik.

  • 2. De aanvrager waarborgt dat luchtvaartuigen, waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voor gebruik worden vrijgegeven zonder een certificaat van vrijgave voor gebruik.

  • 3. Het certificaat van vrijgave dan wel het certificaat van vrijgave voor gebruik is slechts geldig indien het:

    • a. volledig leesbaar is,

    • b. tegen uitwissen is beveiligd, en

    • c. is ondertekend door een door de aanvrager overeenkomstig artikel 7, vierde lid, gemachtigd personeelslid.

  • 4. Het is de in het vorige lid bedoelde personen niet toegestaan een certificaat van vrijgave dan wel een certificaat van vrijgave voor gebruik te ondertekenen, zonder zich op redelijke wijze van de juistheid van de te ondertekenen verklaring te hebben overtuigd.

  • 5. Het model van het certificaat van vrijgave voor gebruik geeft in ieder geval in de Nederlandse of Engelse taal het volgende weer:

    • a. een verklaring luidende

      • 1°. ‘Certificaat van vrijgave voor gebruik, afgegeven ingevolge de bevoegdheid op grond van het door de Minister van Verkeer en Waterstaat afgegeven bewijs van erkenning nr...’,

      • 2°. ‘Certificate of release to service, released in accordance with the approval by the Minister of Transport, Public Works and Water Management of the Netherlands ref approval no...’, of

      • 3°. een verklaring overeenkomstig sub 1° of 2°,

    • b. de naam van de houder van de erkenning, die op het bewijs van erkenning is vermeld;

    • c. het volgnummer van het certificaat van vrijgave dan wel certificaat van vrijgave voor gebruik;

    • d. het eindproduct waar het certificaat van vrijgave voor gebruik voor wordt geautoriseerd;

    • e. een verklaring dat het eindproduct voldoet aan de eisen, bedoeld in de Regeling onderhoud luchtvaartuigen;

    • f. het administratienummer waaronder nadere informatie over het eindproduct is te vinden;

    • g. door wie en op welke datum het certificaat van vrijgave voor gebruik is getekend.

Artikel 15. Een doelmatige en deugdelijke technische administratie

  • 1. De aanvrager zorgt voor een doelmatige en deugdelijke technische administratie met betrekking tot:

    • a. de afgegeven certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik;

    • b. de meetgegevens omtrent tijdens de productie toegepaste behandelingen, indien de beoordeling ervan mede op grond van deze gegevens geschiedt;

    • c. de gegevens omtrent de uitgevoerde werkzaamheden, keuringen en beproevingen en de wijze van uitvoering;

    • d. de verwerking van materialen en onderdelen, teneinde deze in elk stadium van de werkzaamheden te kunnen identificeren en opsporen en na aflevering de herkomst ervan te kunnen vaststellen;

    • e. de bedrijfs- en opslagtijden van die materialen en onderdelen, waarbij deze tijden een belangrijke rol spelen.

  • 2. De gegevens worden tegen uitwissen beveiligd, vastgelegd en opgeslagen door daartoe bevoegd personeel. Bij mutaties van gegevens wordt de identiteit van degene die de wijziging invoert, eenduidig vastgelegd.

  • 3. De technische administratie is voorzien van een systeem om fouten te kunnen constateren en tijdig te corrigeren.

Artikel 16. De kwaliteitsborging

  • 1. De aanvrager beschikt over een kwaliteitsafdeling die erop toeziet dat het kwaliteitsbeleid wordt toegepast.

  • 2. De kwaliteitsafdeling vervult haar taak onafhankelijk van de met de directe uitvoering van de werkzaamheden belaste afdelingen.

  • 3. De aanvrager en in het bijzonder de kwaliteitsafdeling beschikt, teneinde te verzekeren en aan te kunnen tonen dat het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert, over daartoe noodzakelijke gegevens.

  • 4. De kwaliteitsafdeling beoordeelt regelmatig het functioneren van de organisatie. Indien naar het oordeel van de Minister de aard of omvang van de aanvrager zich hier niet voor leent, kan deze beoordeling worden uitbesteed aan derden, mits de door de Minister ter zake gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.

  • 5. Indien blijkt dat het kwaliteitssysteem tekortschiet, achterhaalt de aanvrager de oorzaken daarvan of laat deze achterhalen, teneinde maatregelen ter verbetering te kunnen treffen.

  • 6. Indien daar aanleiding toe is, brengt de aanvrager de nodige verbeteringen aan in het kwaliteitssysteem.

  • 7. De kwaliteitsafdeling beschikt over een doelmatige en deugdelijke uitrusting voor de uitvoering van haar taak.

  • 8. De kwaliteitsafdeling beschikt ten minste over de bevoegdheid om de autorisatie van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik te verhinderen of ongedaan te maken.

Artikel 17. Handboek

  • 1. Het handboek van de aanvrager bevat een beschrijving hoe hij aan de artikelen 1 tot en met 16 voldoet, waarbij de productieprocessen, zoals bedoeld in artikel 16, vanaf de voorbereiding tot en met de aflevering, zowel in hoofdlijnen als daar waar nodig tot in gedetailleerde werkinstructies zijn beschreven.

  • 2. Tevens bevat het handboek van de aanvrager het volgende:

    • a. de kennisgevingsprocedure van organisatorische wijzigingen aan de Minister

    • b. een overzicht van het personeel, dat belast is met het autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik;

    • c. en overzicht van de derden, die worden ingeschakeld bij de productie;

    • d. de wijzigingsprocedure van het handboek.

BIJLAGE D. ERKENNINGSVOORWAARDEN VOOR EEN ERKENDE GELUIDSMEETORGANISATIE

Artikel 1. De organisatiestructuur

  • 1. Voor zover de aanvrager deel uitmaakt van een grotere onderneming, beschikt de aanvrager over een beschrijving, inclusief een organisatieschema, waaruit de plaats van de aanvrager in de grotere onderneming blijkt.

  • 2. De aanvrager beschikt over een beschrijving, inclusief een organisatieschema, van de interne organisatie.

  • 3. De aanvrager beschikt over een beschrijving van alle van belang zijnde functies binnen de interne organisatie. De functiebeschrijvingen geven de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden weer.

Artikel 2. Personeelscapaciteit

  • 1. De aanvrager zorgt voor voldoende en bekwaam personeel voor het:

    • a. uitvoeren van werkzaamheden;

    • b. uitoefenen van toezicht op de werkzaamheden;

    • c. afgeven van geautoriseerde geluidsmeetrapporten.

  • 2. De organisatie machtigt geen personen tot het autoriseren van geluidsmeetrapporten, die de kwaliteitsborging, bedoeld in artikel 13, uitvoeren.

Artikel 3. Bedrijfsmiddelen

  • 1. De aanvrager beschikt over voldoende en doelmatige bedrijfsmiddelen ten einde een goede uitvoering van de werkzaamheden te kunnen waarborgen.

  • 2. De aanvrager beschikt over bedrijfsmiddelen die het personeel en de geluidsmeetapparatuur beschermen tegen ongewenste invloeden van buitenaf.

  • 3. Indien bedrijfsmiddelen van derden worden gebruikt, zorgt de aanvrager dat hij:

    • a. beschikt over de bedrijfsmiddelen;

    • b. verantwoordelijk is voor de gang van zaken ten aanzien van deze bedrijfsmiddelen;

    • c. maatregelen kan treffen voor noodzakelijke verbeteringen.

Artikel 4. Documentatie

De aanvrager beschikt in de organisatie, daar waar deze voor de uitvoering van de werkzaamheden benodigd zijn, over de van toepassing zijnde voorschriften, specificaties, normen en andere gegevens.

Artikel 5. Kwaliteitssysteem

  • 1. De aanvrager is verantwoordelijk voor een kwaliteitssysteem dat in ieder geval, voor zover van toepassing op de aanvrager, de volgende aspecten bevat:

    • a. het kwaliteitsbeleid;

    • b. de opleiding, kwalificatie en ervaring van het personeel;

    • c. het meetproces;

    • d. het documentatiebeheer;

    • e. de deugdelijkheid van meetapparatuur;

    • f. de autorisatie van geluidsmeetrapporten;

    • g. een doelmatige en deugdelijke technische administratie;

    • h. de kwaliteitsborging;

    • i. beheersing van de invloed van economische en commerciële factoren op de kwaliteit.

  • 2. Elk lid van het personeel wordt in kennis gesteld van en in staat gesteld om naar behoefte kennis te nemen van het kwaliteitssysteem.

  • 3. Wijzigingen in het kwaliteitssysteem worden tijdig bekendgemaakt aan het bij de wijziging betrokken personeel.

Artikel 6. Kwaliteitsbeleid

  • 1. Het door de aanvrager vastgestelde kwaliteitsbeleid bestaat uit doelstellingen, wegen en middelen, en prioriteiten, die leiden tot een beleidsprogramma teneinde te waarborgen dat de resultaten van het geluidsmetingproces voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteit.

  • 2. Het kwaliteitsbeleid is gericht op het voorkomen van onbedoelde afwijkingen in het functioneren van de organisatie.

  • 3. Het kwaliteitsbeleid is bekend bij en wordt uitgevoerd door het personeel.

  • 4. Het kwaliteitsbeleid wordt periodiek door de aanvrager dan wel in het geval van een eenmansorganisatie door de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie getoetst op blijvende geschiktheid.

Artikel 7. De opleiding, kwalificatie en ervaring van het personeel

  • 1. Indien de aanvrager zorgt dat het personeel door een opleiding de vereiste kennis, bedrevenheid en ervaring heeft voor uitvoerende, leidinggevende of toezichthoudende taken, beschikt de aanvrager over een beschrijving van de opleiding.

  • 2. De aanvrager administreert met een machtiging, of anderszins, ieder lid van het personeel, dat belast is met het autoriseren van geluidsmeetrapporten.

  • 3. De beschrijving bevat tevens een omschrijving van de te hanteren regeling voor toetsing en periodieke hertoetsing van de bekwaamheden en een beschrijving van de organisatie van het toezicht op die regeling.

Artikel 8. Het geluidsmeetproces

De aanvrager waarborgt dat de werkzaamheden tijdens het geluidsmeetproces worden uitgevoerd, overeenkomstig de van toepassing zijnde voorschriften en instructies, met gebruikmaking van de van toepassing zijnde bedrijfsmiddelen.

Artikel 9. Het documentatiebeheer

De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt dat de beschikbare documentatie wordt bijgehouden en actueel blijft.

Artikel 10. De identificatie en traceerbaarheid van meetapparatuur

  • 1. De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt, dat de meet- en beproevingsapparatuur in aantoonbaar deugdelijke toestand wordt gehouden.

  • 2. Calibraties en ijkingen worden zodanig verricht dat de metingen tot de nationale standaards herleidbaar zijn.

  • 3. Meet- en beproevingsapparatuur die niet aan de eisen voldoet, wordt gescheiden gehouden van goede apparatuur en als zodanig geïdentificeerd.

Artikel 11. De geluidsmeetrapporten

  • 1. Het geluidsmeetrapport is slechts geldig indien het:

    • a. volledig leesbaar is,

    • b. tegen uitwissen is beveiligd, en

    • c. is ondertekend door een door de aanvrager overeenkomstig artikel 7, tweede lid, gemachtigd personeelslid.

  • 2. Het is de in het vorige lid bedoelde personen niet toegestaan een geluidsmeetrapport te ondertekenen, zonder zich op redelijke wijze van de juistheid van het te ondertekenen rapport te hebben overtuigd.

  • 3. Het geluidsmeetrapport houdt in:

    • a. een verklaring luidende:

      • 1°. Geluidsmeetrapport, afgegeven op grond van het door de Minister van Verkeer en Waterstaat afgegeven bewijs van erkenning nr. …..;

      • 2°. Report on noise measurement test released in accordance with the approval by the Minister of Transport, Public Works and Water Management of the Netherlands ref. Approval no ..…;

    • b. de naam van de houder van de erkenning, die op het bewijs van erkenning is vermeld;

    • c. het volgnummer van het geluidsmeetrapport;

    • d. door wie en op welke datum het geluidsmeetrapport is getekend;

    • e. het meetresultaat;

    • f. de autorisatie van het betrokken personeelslid;

    • g. de beschrijving van het luchtvaartuig;

    • h. volgens welke meetmethode gemeten is;

    • i. equivalente meetmethoden;

    • j. de correctieberekeningen.

Artikel 12. Een doelmatige en deugdelijke technische administratie

  • 1. De aanvrager zorgt voor een doelmatige en deugdelijke technische administratie met betrekking tot:

    • a. de afgegeven geluidsmeetrapporten;

    • b. de meetgegevens omtrent tijdens het proces toegepaste behandelingen, indien de beoordeling ervan mede op grond van deze gegevens geschiedt;

    • c. de gegevens omtrent de uitgevoerde metingen en de wijze van uitvoering;

  • 2. De gegevens worden, tegen uitwissen beveiligd, vastgelegd en opgeslagen door daartoe bevoegd personeel. Bij mutaties van gegevens, wordt de identiteit van degene die de wijziging invoert, eenduidig vastgelegd.

Artikel 13. De kwaliteitsborging bij een organisatie niet zijnde een eenmansorganisatie

  • 1. De aanvrager beschikt over een kwaliteitsafdeling, die erop toeziet dat het kwaliteitsbeleid wordt toegepast.

  • 2. De kwaliteitsafdeling vervult haar taak onafhankelijk van de met de directe uitvoering van de werkzaamheden belaste afdelingen.

  • 3. De aanvrager en in het bijzonder de kwaliteitsafdeling beschikt, teneinde te verzekeren en aan te kunnen tonen dat het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert, over daartoe noodzakelijke gegevens.

  • 4. De kwaliteitsafdeling beoordeelt regelmatig het functioneren van de organisatie. Indien naar het oordeel van de Minister de aard of omvang van de aanvrager zich hier niet voor leent, kan deze beoordeling worden uitbesteed aan derden, mits de door de Minister ter zake gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.

  • 5. Indien blijkt dat het kwaliteitssysteem tekortschiet, achterhaalt de aanvrager de oorzaken daarvan, of laat deze achterhalen, teneinde maatregelen ter verbetering te kunnen treffen.

  • 6. Indien daar aanleiding toe is, brengt de aanvrager de nodige verbeteringen aan in het kwaliteitssysteem.

  • 7. De kwaliteitsafdeling beschikt over een doelmatige en deugdelijke uitrusting voor de uitvoering van haar taak.

  • 8. De kwaliteitsafdeling beschikt ten minste over de bevoegdheid om de autorisatie van geluidsmeetrapporten te verhinderen of ongedaan te maken.

Artikel 14. Kwaliteitsborging bij een eenmansorganisatie

  • 1. De aanvrager beschikt over de daartoe noodzakelijke gegevens, en stelt deze ter beschikking aan de kwaliteitsborgingsfunctie, teneinde aan te kunnen tonen dat het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert.

  • 2. De aanvrager laat zijn functioneren regelmatig beoordelen door de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie.

  • 3. Zodra blijkt dat het kwaliteitssysteem tekortschiet, achterhaalt de aanvrager of de kwaliteitsborgingsfunctie de oorzaken daarvan, teneinde maatregelen ter verbetering te kunnen treffen.

  • 4. Indien nodig brengt de aanvrager de nodige verbeteringen aan in het kwaliteitssysteem.

Artikel 15. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie bij een eenmansorganisatie

  • 1. Teneinde een goede uitvoering te geven aan het kwaliteitsbeleid, bedoeld in artikel 6, sluit de aanvrager een overeenkomst met een organisatie voor de uitvoering van de kwaliteitsborgingsfunctie, die tenminste aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a. kennis en ervaring op het gebied van auditeren;

    • b. kennis van de Nederlandse regelgeving op het gebied van geluid in de luchtvaart;

    • c. technisch inhoudelijke kennis van geluidscertificatiemetingen aan luchtvaartuigen.

  • 2. Deze overeenkomst bevat met betrekking tot de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie tenminste de volgende aspecten:

    • a. hij ondersteunt de aanvrager bij de ontwikkeling en invoering van het kwaliteitsbeleid, bedoeld in artikel 6;

    • b. hij ziet er in ieder geval op toe dat het kwaliteitssysteem wordt toegepast;

    • c. hij vervult zijn taken onafhankelijk van de met de directe uitvoering van de werkzaamheden belaste personen.

Artikel 16. Handboek

  • 1. Het handboek van de aanvrager bevat een beschrijving hoe hij aan de artikelen 1 tot en met 15 voldoet, waarbij de totstandkoming van het geluidsmeetrapport vanaf de voorbereiding tot en met de aflevering, zowel in hoofdlijnen als daar waar nodig tot in gedetailleerde werkinstructies is beschreven.

  • 2. Tevens bevat het handboek van de aanvrager:

    • a. de kennisgevingsprocedure van organisatorische wijzigingen aan de Minister;

    • b. een overzicht van het personeel, dat belast is met het autoriseren van geluidsmeetrapporten;

    • c. de wijzigingsprocedure van het handboek.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling maakt onderdeel uit van een aantal aanpassingen in de Nederlandse regelgeving met betrekking tot de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen, die zijn ingegeven door de Europese regelgeving op dit gebied. De regeling heeft betrekking op alle bestaande erkenningen betreffende werkzaamheden die verband houden met de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen of onderdelen daarvan. Een aantal van deze erkenningen is gebaseerd op Europese regelgeving. Voor het overige betreft de regeling erkenningen die zijn gebaseerd op de Nederlandse regelgeving, waarvan de erkenningsvoorwaarden, de inhoudelijke eisen, zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlagen A tot en met C.

Voor wat betreft de Europese erkenningen geldt het volgende.

Teneinde gemeenschappelijke regels met betrekking tot de veiligheid van de luchtvaart te verzekeren heeft de Europese Unie bij verordening (EG) nr. 1592/20021, onlangs vervangen door verordening (EG) nr. 216/20082, regels gegeven met betrekking tot de luchtwaardigheid. De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft in dat verband een tweetal uitvoeringsverordeningen vastgesteld, te weten: verordening (EG) nr. 1702/20033 en verordening (EG) nr. 2042/20034.

In de wet van 5 juli 2006 tot wijziging van de Wet luchtvaart5 zijn een groot aantal artikelen uit hoofdstuk 3 van de Wet luchtvaart in verband met de eerdergenoemde Europese regelgeving gewijzigd. Deze wijzigingen hebben gevolgen gehad voor het Besluit luchtvaartuigen. Daarnaast hebben de twee uitvoeringsverordeningen geleid tot aanpassing van het Besluit luchtvaartuigen. Gelet op de omvang van de vereiste wijzigingen is gekozen voor het integraal herzien en opnieuw vaststellen van het Besluit luchtvaartuigen. Het Besluit luchtvaartuigen 2008 (Stb. 2008, 190) is op 4 juni 2008 in werking getreden.

In het Besluit luchtvaartuigen 2008, waar onderhavige regeling op is gebaseerd, wordt een nadere uitwerking gegeven van de bepalingen in de Wet luchtvaart betreffende de nationaliteit en inschrijving van luchtvaartuigen, aanvullende type-certificaten, bewijzen van luchtwaardigheid, geluidsdocumenten en erkenning van luchtvaarttechnische bedrijven. Het besluit geeft een nadere invulling van de procedurele en administratieve handelingen om de diverse luchtwaardigheidsdocumenten te verkrijgen. In de van toepassing zijnde ministeriële regelingen wordt waar nodig daar nader uitwerking aan gegeven. Voor wat betreft erkenningen wordt daar in onderhavige regeling uitvoering aan gegeven.

In verband hiermee heeft ten opzichte van de oude Regeling erkenningen luchtwaardigheid een groot aantal bepalingen wijzigingen ondergaan. Voor wat betreft de nationale erkenningen hebben geen ingrijpende wijzigingen plaatsgevonden. Er zijn daarnaast enkele terminologische aanpassingen doorgevoerd. Ten opzichte van de oude regeling is voor wat betreft de Europese erkenningen voorts van de gelegenheid gebruik gemaakt, omwille van de leesbaarheid, de structuur herzien.

Aangezien voor wat betreft de nationale erkenningen geen wijzigingen zijn opgetreden in de nationale regelgeving heeft geen toename van de administratieve lasten terzake plaatsgevonden. Voor wat betreft de Europese erkenningen zijn in het Besluit luchtvaartuigen 2008 de administratieve lasten reeds in kaart gebracht. Onderhavige regeling brengt geen extra administratieve lasten met zich mee.

Artikelgewijs

Artikel 1

Ten opzichte van de oude Regeling erkenningen luchtwaardigheid hebben de begripsbepalingen enkele wijzigingen ondergaan: begrippen die reeds in het Besluit luchtvaartuigen 2008 zijn gedefinieerd komen niet meer terug in het artikel.

Artikel 2 tot en met 6

Deze bepalingen maken deel uit van hoofdstuk 2 betreffende erkenningen gebaseerd op Europese regelgeving. Het betreft hier erkenningen van trainingsorganisaties voor onderhoudspersoneel, productiebedrijven, onderhoudsbedrijven en onderhoud managementbedrijven, waarvan de inhoudelijke vereisten zijn opgenomen in de eerdergenoemde verordeningen. Vanwege de rechtstreekse werking van de verordeningen worden deze eisen niet opgenomen in de nationale regelgeving. De verordeningen laten echter de procedurele inkleding geheel over aan de lidstaten. Ingevolge artikel 20 van het Besluit luchtvaartuigen 2008 worden de procedures betreffende de erkenningen bij ministeriële regeling vastgelegd en uitgewerkt. Bovengenoemde bepalingen in onderhavige regeling bevatten dan ook enkel procedurele regels ten aanzien van deze erkenningen.

Zo geldt voor de in artikel 2, eerste lid, genoemde erkenningen dat zowel bij de initiële aanvraag voor een erkenning als bij de aanvraag van een substantiële wijziging van de erkenning, naast de inhoudelijk ingevolge de verordeningen (in de zogenoemde Parts) verplicht over te leggen informatie, een zelfevaluatie dient te worden overgelegd. Deze verplichting geldt overigens ook voor nationale erkenningen.

Voor alle erkenningen geldt dat deze zelfevaluatie er primair toe dient om de aanvrager zelf een beeld te laten krijgen of aan de erkenningvoorwaarden wordt voldaan. Wanneer de aanvrager uit de zelfevaluatie concludeert dat nog niet aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan hier voor het indienen van de aanvraag actie op worden ondernomen. Eventuele vertraging in de behandeling van de aanvraag kan zo voorkomen worden. De zelfevaluatie geeft daarnaast een goed beeld aan de Minister hoe het bedrijf tegen het eigen functioneren aankijkt.

In de zelfevaluatie wordt per (sub)artikel van de van toepassing zijnde regelgeving kort beschreven hoe aan dit (sub)artikel wordt voldaan en waar dit in het handboek is beschreven. Een duidelijke en volledige manier om dit te doen kan een tabel zijn, waarin in de eerste kolom alle (sub)artikelen uit de regelgeving zijn opgenomen, een tweede kolom met de korte beschrijving hoe wordt voldaan en een derde kolom met de verwijzing naar het handboek waar een en ander beschreven staat.

De aanvrager dient zich er bewust van te zijn dat de van toepassing zijnde regelgeving in Europees verband veelal meer is dan alleen de (sub)artikelen die in het desbetreffende (sub-) part beschreven zijn. Zo zijn voor een Maintenance Organisation Approval (MOA) niet alleen de (sub)artikelen uit Part 145 van toepassing, maar ook de algemene onderhoudsvoorwaarden uit Part M (verordening (EG) nr. 2042/2003) zoals artikel M.A.304 Gegevens voor modificaties en reparaties of heel subpart E Onderdelen.

De schorsings- en intrekkingsgronden voor wat betreft de Europese erkenningen staan opgenomen in verordening (EG) nr. 2042/2003. De verordening bepaalt dat de nationale bevoegde autoriteit, in Nederland is dat de Minister (de Inspectie Verkeer en Waterstaat), bevoegd is de erkenning te schorsen dan wel in te trekken.

Artikelen 7 tot en met 17

Deze artikelen betreffende de erkend inspecteur hebben ten opzichte van de oude regeling geen wijzigingen ondergaan. Ook de erkenningsvoorwaarden zoals opgenomen in bijlage A zijn ongewijzigd gebleven.

De erkend inspecteur is werkzaam in een bedrijf dat luchtvaartuigen of onderdelen daarvan inspecteert in verband met de luchtwaardigheidseisen. De erkenning ‘erkend inspecteur’ houdt de bevoegdheid in om te verklaren dat bepaalde certificatiedocumentatie in overeenstemming is met de luchtwaardigheidseisen. In de erkenning worden de exacte werkzaamheden van de inspecteur vermeld. Hiertoe wordt een bewijs afgegeven dat vermeldt tot wanneer de erkenning geldig is. Wijzigingen van de gegevens dient de inspecteur door te geven aan de Minister. De door hem opgestelde verklaringen dient hij te bewaren.

De aanvraag voor een erkenning ‘erkend inspecteur’ wordt ingediend door de kandidaat ‘erkend inspecteur’. Teneinde een erkenning ‘erkend inspecteur’ te verkrijgen dient de aanvrager aan te tonen dat hij wordt voorgedragen door de onderneming waar hij werkt en dat voldaan is aan de in bijlage A genoemde erkenningsvoorwaarden.

Een erkend inspecteur kan op grond van de nationale regelgeving slechts werkzaamheden verrichten die niet door de Europese regelgeving wordt afgedekt. Dit betreft keuringswerkzaamheden voor luchtvaartuigen genoemd in bijlage II bij verordening (EG) nr. 216/2008 (de zogenoemde Annex II luchtvaartuigen of niet-EASA-luchtvaartuigen, luchtvaartuigen waar de Europese verordeningen niet op van toepassing zijn) en het bijwonen van testen om zeker te stellen dat deze conform de voorschriften worden uitgevoerd en een verklaring dienaangaande uit op te stellen. Dit behelst dus geen oordeel of het testresultaat zelf aan de luchtwaardigheidseisen voldoet.

Artikelen 18 tot en met 29

De bovengenoemde artikelen betreffen de Erkend Zweefvliegtechnicus (EZT). Ook hier hebben ten opzichte van de oude regeling geen wijzigingen plaatsgevonden. De erkenningvoorwaarden zijn opgenomen in bijlage B. Ook deze zijn ongewijzigd gebleven.

Met een zweefvliegtechnicusbevoegdheid mag regulier onderhoud aan zweefvliegtuigen worden verricht. Voor groot onderhoud en complexe werkzaamheden is echter een aanvullende erkenning nodig, de EZT. De aanvraag voor een EZT wordt ingediend door de kandidaat EZT.

De EZT zal op termijn op Europees niveau worden geregeld. Tot die tijd zal de nationale regelgeving van toepassing zijn op deze erkenning.

Artikel 30 tot en met 41

Deze bepalingen inzake nationale bedrijfserkenningen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige regeling. De erkenningsvoorwaarden zijn opgenomen in bijlage C. Ook deze zijn ongewijzigd gebleven.

Het aantal Annex II luchtvaartuigen waarvoor conform de nationale regelgeving voor de uitvoering van werkzaamheden een nationale erkenning als bedrijf noodzakelijk is, is beperkt. Tevens kunnen Europese erkenningen op het gebied van luchtwaardigheid uitgebreid worden met het nationale privilege gelijksoortige werkzaamheden aan Annex II luchtvaartuigen uit te mogen voeren. De noodzaak voor een onderhavig erkenning is dus slechts beperkt aanwezig. Om slechts daar waar noodzakelijk is, het voor zowel aanvrager als de Minister belastende proces van een erkenningsaanvraag te doorlopen, vraagt de Minister in afwijking van alle andere erkenningen een opgave van de potentiële afnemers van de resultaten van het productieproces ten behoeve waarvan een erkenning wordt aangevraagd.

Artikel 42 tot en met 53

Deze bepalingen betreffende de erkende geluidsmeetorganisatie zijn ongewijzigd gebleven in vergelijking tot de vorige regeling. De erkenningsvoorwaarden in bijlage D zijn evenmin gewijzigd.

Ingevolge artikel 3.25 van de Wet luchtvaart is het in beginsel verboden zonder erkenning werkzaamheden met betrekking tot de luchtwaardigheid te verrichten. Het is echter niet verboden zonder erkenning werkzaamheden met betrekking tot de geluidsproductie, zoals het doen van geluidsmetingen, ter verrichten. Wel verleent de Minister op aanvraag een erkenning onder meer voor geluidmeetbedrijven ten behoeve van de afgifte van geluidsmeetrapporten, wanneer de aanvrager aan bepaalde eisen voldoet. Een geluidsmeetrapport, dat binnen Nederland door een niet erkend bedrijf wordt opgesteld, zal in de praktijk alleen geaccepteerd worden, wanneer de Minister bij de geluidsmetingen ten behoeve van dat rapport vertegenwoordigd is geweest.

In het geval van een eenmansorganisatie is de aanvrager zelf de functionaris van het bedrijf, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door het bedrijf gevoerde beleid (artikel 42). In het geval van een eenmansorganisatie zal de aanvrager dezelfde zijn als degene die tot autoriseren bevoegd is.

Een afschrift van de overeenkomst met de kwaliteitborgingsfunctie is slechts noodzakelijk bij een eenmansorganisatie die deze functie extern inhuurt. Een zelfevaluatie dient te worden ingediend bij een eerste afgifte of een wijziging van de erkenning (artikel 43).

Artikel 55

Alle erkenningen van bedrijven en organisaties die te maken hebben met de initiële en blijvende luchtwaardigheid van luchtvaartuigen zijn in deze regeling opgenomen. Omdat ook in Europees verband de (Maintenance Training Organisation Approval (MTOA) binnen verordening (EG) nr. 2042/2003 gecombineerd is met de MOA en de erkenning voor een Continuing Airworthiness Management Organisation (CAMO-erkenning) is er voor gekozen om ook de opleidingsorganisatie voor onderhoudspersoneel in deze regeling op te nemen: één ministeriële regeling waar alle procedurele aspecten van erkenningen uit verordeningen (EG) nr. 1702/2003 en (EG) nr. 2042/2003 zijn opgenomen. De voorloper van Part 147 was JAR 147 waarvan de implementatie was opgenomen onder het Besluit Bewijzen van Bevoegdheid voor de luchtvaart, in de Regeling JAR-147 opleidingsinstellingen.

Gelet op het voorgaande is deze regeling dan ook ingetrokken.

BIJLAGE A

Artikel 5

Het kwaliteitssysteem van de aanvrager kan geïntegreerd zijn in het kwaliteitssysteem van de organisatie waarbij de aanvrager werkzaam is, mits de genoemde aspecten adequaat zijn geregeld in het kwaliteitssysteem.

Artikel 10

Ook voor de in artikel 10 van bijlage A genoemde kwaliteitswaarborging van de werkzaamheden van de aanvrager wordt gebruik gemaakt van de kwaliteitswaarborgingsfunctie van de organisatie waar de aanvrager werkzaam is. De beoordeling van het functioneren van de aanvrager door middel van audits en dergelijke zal door de organisatie worden uitgevoerd, als onderdeel van het geïntegreerde kwaliteitssysteem.

Artikel 11

Het handboek van de aanvrager vermeld in artikel 11, kan geïntegreerd zijn in het handboek van de organisatie waarbij de aanvrager werkzaam is, mist de aanvrager beschikt over een overzicht van de relevante delen.

BIJLAGE B

De kwaliteitsborgingsfunctie bij de EZT’ers wordt uitgevoerd door het Kwaliteitsinstituut van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart, de KNVvL. Ook anderen kunnen daarvoor ingeschakeld worden, mits die aan de gestelde voorwaarden voldoen.

Artikel 3

De in artikel 3 van de bijlage genoemde aanwijzingen van de Minister ten aanzien van de benodigde documentatie zijn te vinden in de Regeling onderhoud luchtvaartuigen, Bijzondere Luchtwaardigheidsaanwijzingen (BLA’s) en de Onderhoudsaanwijzingen voor Luchtvaartmaterieel (OAL’s). Onder de van toepassing zijnde documentatie wordt dus mede verstaan de onderhoudsvoorschriften van de fabrikanten van de te onderhouden luchtvaartuigen of onderdelen daarvan, als ook de eigen handboeken.

Artikel 9

De EZT kan de in artikel 9 genoemde waarborg invullen door ervoor te zorgen dat de toegeleverde materialen en producten worden geleverd met een certificaat van vrijgave of een overeenkomstige verklaring afgegeven door een ander erkend bedrijf, of EZT.

BIJLAGE C

Artikel 1

De organisatiestructuur zal ook de eventuele buitenlandse vestigingen van de houder van de erkenning omvatten.

Artikel 3

Doelmatige bedrijfsmiddelen die de producten beschermen tegen ongewenste invloeden van buitenaf, betekent dus ook een doelmatige ruimte en doelmatige hulpmiddelen voor een deugdelijke opslag, onderlinge afscheiding en bescherming van materialen, halffabrikaten, onderdelen en uitrustingsstukken.

Artikel 4

Aanwijzingen van de Minister ten aanzien van de benodigde documentatie zijn te vinden in de Regeling onderhoud luchtvaartuigen, BLA’s en OAL’s. Onder de van toepassing zijnde documentatie wordt dus mede verstaan de onderhoudsvoorschriften van de fabrikaten van de te onderhouden luchtvaartuigen of onderdelen daarvan, als ook de eigen handboeken.

Artikel 7

Het administreren van het desbetreffende personeel kan tevens middels bijvoorbeeld een personeelsregister of de personeelsfiles, waardoor aantoonbaar is dat het personeel op de juiste plaat wordt ingezet.

Bijzondere werkwijze zijn die werkzaamheden die complex zijn of waarvan de resultaten achteraf niet of niet volledig door middel van proeven kunnen worden vastgesteld.

Artikel 11

Het bedrijf kan deze waarborg invullen door ervoor te zorgen dat de toegeleverde materialen en producten, of worden geleverd met een certificaat van vrijgave of een overeenkomstige verklaring afgegeven door een ander erkend bedrijf, of worden goedgekeurd door het erkende bedrijf zelf, op grond van een ingangscontrole en het kwaliteitssysteem van de toeleverancier, dat van toepassing is op de desbetreffende order. Dit kwaliteitssysteem moet aansluiten bij dat van het erkende bedrijf.

Artikel 12, onder c

Onderdelen of halffabrikaten die tijdelijk in opslag worden opgenomen om in een later stadium verwerkt te worden, moeten voorzien zijn van een identificatie en voor het in opslag nemen op kwaliteit worden gecontroleerd zodat in elk stadium van het productieproces de traceerbaarheid is gegarandeerd, en de scheiding in goedgekeurde en niet gekeurde dan wel afgekeurde exemplaren doorgevoerd kan worden.

BIJLAGE D

In bijlage D staan de erkenningsvoorwaarden opgenomen waaraan de erkende geluidsmeetorganisatie moet voldoen. De organisatiestructuur zal in voorkomende gevallen ook de buitenlandse vestigingen van de houder van de erkenning omvatten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.


XNoot
1

Stcrt. 2001, 198: laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 10 juni 2007 (Stcrt. 110).

XNoot
2

Stcrt. 2001, 28; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 22 augustus 2003 (Strct. 215).

XNoot
1

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (PbEG L 240).

XNoot
2

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PbEU L 79).

XNoot
3

Verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PbEU L243).

XNoot
4

Verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L315).

XNoot
5

Wet van 5 juli 2006 tot wijziging van de Wet luchtvaartter uitvoering van een viertal verordeningen van de Europese Unie op het terrein van luchtvaartuigen en de verzekering daarvan, passagiersrechten en beperking aansprakelijkheid van de luchthavencoördinator (Stb 2006, 359).

Naar boven