TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
In artikel 48, tweede en derde lid, van de Pensioenwet (verder ‘Pw’) en artikel 59, tweede en derde lid van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling (verder ‘Wvb’) is bepaald dat informatie over de toeslagverlening in ieder geval moet plaatsvinden
via een kwalitatieve en beeldende maatstaf, die de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening afzet tegen
de prijsstijging.
Deze bepaling is bij amendement (Kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 83) aan de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling toegevoegd. Getuige de toelichting heeft het amendement
tot doel ‘bij wet vast te leggen dat de informatieverstrekking aan de (potentiële) deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
over de toeslagverlening eerlijk, toegankelijk en begrijpelijk is’.
Toeslagverlening is een belangrijk onderdeel van de pensioenregeling. De hoogte van de toeslagverlening bepaalt immers in
welke mate de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenuitkering worden aangepast aan de prijsontwikkeling.
Het belang van toeslagverlening is verder toegenomen nu het aandeel van voorwaardelijke geïndexeerde middelloonregelingen
ver de overhand heeft boven eindloonregelingen.
In overleg met experts van individuele pensioenuitvoerders en met communicatiedeskundigen en een designbureau is ‘een kwalitatieve
en beeldende maatstaf’ ontwikkeld, het toeslagenlabel:
– die ‘deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden inzicht geeft in de mate en zekerheid waarmee hun pensioenregeling
inflatiebestendig is’, en
– welke ‘gebaseerd is op de continuïteitsanalyse’.
Deze invulling volgt uit (de toelichting bij) het bovengenoemde amendement.
Het eerdere conceptlabel (met bootjes) is zowel kwalitatief als kwantitatief getest. Uit die kwantitatieve test bleek dat
het ondanks een beeldende maatstaf toeslagverlening voor mensen nog steeds een moeilijk te begrijpen onderwerp is.
Dit onderzoeksresultaat was voor een aantal organisaties van pensioenuitvoerders vervolgens aanleiding om alsnog met een alternatief
te komen.
Het alternatief is ook kwantitatief getest in verschillende varianten en uit die test is gebleken dat het alternatieve label
met muntjes beter begrepen werd dan het label met bootjes.
Omdat ook het alternatieve label volledig voldoet aan de bedoeling van het amendement en aan de uitgangspunten voor een ontwerp
van het label, wordt via deze regeling het alternatieve label met muntjes ingevoerd.
De ontwikkelde maatstaf wordt in deze regeling ‘het toeslagenlabel’ genoemd.
Uitgangspunten bij het ontwerp zijn:
– Voldoen aan de wettelijke eisen (verwachte toeslagverlening volgt uit de continuïteitsanalyse, moet worden afgezet tegen de
prijsstijgingen en zowel verwachting ten aanzien van de toeslagverlening als de zekerheid daarvan wordt weergeven in de beeldende
maatstaf).
– Onderscheidendheid van het label.
– Een duidelijk communicatiemiddel.
Tussen deze uitgangspunten is een balans gezocht. Dit heeft geleid tot het volgende toeslagenlabel (hier weergegeven voor
één mogelijke situatie):

Deze afbeelding in alle verschillende varianten zal in alle varianten op de website van de Autoriteit Financiële Markten te
vinden zijn.
Het toeslagenlabel moet worden gecommuniceerd op alle momenten waarop op grond van de artikelen 21 en 38 tot en met 45 van
de Pw en de artikelen 48 tot en met 56 van de Wvb informatie over de toeslagverlening moet worden verstrekt.
2. Technische aspecten van het toeslagenlabel
De verschillende onderdelen in het label
– De cumulatieve groeivoet van het prijsindexcijfer, afgebeeld via de vier muntjes aan de linkerkant in de zwarte kolom, is
voor beide dimensies het referentiepunt. Dit is de cumulatieve minimale verwachtingswaarde voor de groeivoet van het prijsindexcijfer
van 2%, zoals bepaald in artikel 1, onderdeel a, van de Regeling parameters pensioenfondsen. Mogelijk zal dit percentage in
de Regeling parameters pensioenfondsen in de toekomst eens worden gewijzigd. De onderhavige regeling voorziet erin dat het
eventuele nieuwe percentage dan ook voor het vaststellen van het toeslagenlabel moet worden gehanteerd.
– De middelste stapel muntjes in de afbeelding geeft aan wat de toeslagverlening is zoals die in de komende 15 jaar verwacht
kan worden op basis van een continuïteitsanalyse (artikel 22 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen), het
tijdelijke rekeninstrument voor de fondsen of het rekeninstrument voor verzekeraars. Het gaat daarbij om de verwachtingswaarde
van de uitkomsten van alle mogelijke scenario’s die in de continuïteitsanalyse, respectievelijk het rekeninstrument, worden
doorgerekend.
– Als het economisch tegenzit, door bijvoorbeeld een hoge inflatie of tegenvallende rendementen, is er mogelijk minder ruimte
voor de toeslagverlening (bijvoorbeeld door lagere dekkingsgraden bij fondsen). De muntjes in de rechterkant van de afbeelding
tonen de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, en maken daarmee duidelijk welk risico verbonden is aan de verwachtingen
ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening. Het geeft een beeld van de onzekerheid die samenhangt met de verwachte toeslagverlening.
Categorie-indeling
Het toeslagenlabel kent voor zowel de verwachting als het risico vijf verschillende standen, dat wil zeggen vijf categorieën.
Deze categorieën worden afgezet tegen de stijging van de prijzen in de komende 15 jaar.
Zowel de verwachte toeslagverlening als de toeslagverlening in een pessimistisch scenario worden berekend op basis van het
pensioenresultaat.
Het pensioenresultaat wordt definieerd als:

Feitelijk geeft het pensioenresultaat in een percentage weer welk deel van de huidige koopkracht over 15 jaar nog aanwezig
is in het pensioen dat dan is opgebouwd of wordt uitgekeerd, uitgaande van de verwachte toeslagverlening afgezet tegen de
veronderstelde groeivoet van het prijsindexcijfer.
De verwachte toeslagverlening wordt bepaald als de verwachtingswaarde van de verdeling van uitkomsten op basis van het pensioenresultaat
(d.i. de waarde die deze stochastische variabele ‘gemiddeld genomen' zal aannemen).
De toeslagverlening in een pessimistisch scenario wordt bepaald als het 5%-risicopercentiel van de verdeling van uitkomsten
op basis van het pensioenresultaat.
De in deze regeling opgenomen categorie-indeling is tot stand gekomen op basis van berekeningen over de hoogte van de verwachte
toeslagverlening en de toeslagverlening onder minder gunstige omstandigheden (5% en 10% percentiel), zoals pensioenuitvoerders
die vóór 1 april 2008 moesten aanleveren bij De Nederlandsche Bank NV (DNB). Op deze wijze kon een zorgvuldige categorie-indeling
worden gemaakt, waardoor het label voldoende onderscheidend is. Immers, als alle toeslagverleningen van de verschillende pensioenregelingen
in dezelfde categorie zouden vallen, dan geeft het label geen inzicht in de kwaliteit van de toeslagverlening in een bepaalde
pensioenregeling ten opzichte van andere pensioenregelingen. Evenmin wordt dan duidelijk dat er aan de verwachting voor de
toeslagverlening risico’s verbonden zijn.
De percentages van de categorieën geven, populair gezegd, de verwachte stijging van de pensioenen weer ten opzichte van de
verwachte stijging van de prijzen:
– Vijf muntjes, de hoogste categorie, is voor de pensioenregelingen waarin de verwachte toeslagverlening in de komende 15 jaar
meer dan 110% van de cumulatieve verwachte prijsstijging zal bedragen;
– Vier muntjes is aan de orde wanneer de verwachte toeslagverlening van een pensioenregeling minder dan 110% maar ten minste
97% van de cumulatieve verwachte prijsstijging bedraagt;
– De verwachte toeslagverlening van een pensioenregeling krijgt drie muntjes wanneer deze minder dan 97% maar ten minste 90%
van de cumulatieve verwachte prijsstijging bedraagt;
– Bij twee muntjes is dat minder dan 90% maar ten minste 80% van de cumulatieve verwachte prijsstijging, en
– Eén muntje, de laagste categorie, geeft aan dat de verwachte toeslagverlening in de komende 15 jaar minder dan 80% van de
cumulatieve verwachte prijsstijging zal bedragen.
Ter vergelijking: als er 15 jaar geen toeslag wordt verleend, dan bedraagt het pensioenresultaat circa 74% bij een inflatie
van 2%. De koopkracht van het pensioen is in dat geval dus met ongeveer een kwart gedaald.
Risicomaat
In zowel de continuïteitsanalyse, het tijdelijke rekeninstrument voor fondsen, als het rekeninstrument voor verzekeraars wordt
voor het pessimistische scenario gerekend met als risicomaat het 5%-percentiel van alle uitkomsten. Dit houdt in: de uitkomst
waarvan op voorhand met 95% zekerheid, gegeven alle aannames, kan worden gesteld dat de werkelijke uitkomst hier boven zal
liggen.
Er is gekozen voor 5% omdat dit, zoals bleek in de eerder genoemde berekeningen, het meest onderscheidende label oplevert.
Bovendien sluit dit aan op de in de tot 1 januari 2009 van kracht zijnde Toeslagenmatrix (Staatscourant 2007, 246, pag. 32)
opgenomen verplichting om deelnemers te informeren over het feit dat ‘de verhoging per jaar kan verschillen, maar dat de deelnemer
bijna altijd x% ontvangt’. Die x% is ook gekoppeld aan de risicomaat van het 5%-percentiel.
Vaststelling van het label
De pensioenuitvoerder stelt zelf het juiste toeslagenlabel (de juiste hoeveelheid muntjes voor zowel de verwachting in de
normale situatie als de verwachting in een pessimistisch scenario) vast. Een fonds (een ondernemings-, bedrijfstak- of beroepspensioenfonds)
maakt daarvoor gebruik van de continuïteitsanalyse bedoeld in artikel 22, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
Fondsen die nog geen continuïteitsanalyse hebben uitgevoerd, kunnen gebruik maken van het tijdelijke rekeninstrument, dat
beschikbaar gesteld wordt via www.toezicht.dnb.nl.
Rekeninstrument voor verzekeraars
Indien de pensioenregeling wordt uitgevoerd door een verzekeraar, wordt voor de selectie van de juiste categorieën in het
label gebruik gemaakt van het rekeninstrument voor verzekeraars. Dit instrument is door verzekeraars op te vragen bij het
Verbond van Verzekeraars.
Het rekeninstrument voor verzekeraars mag ook worden gebruikt als een pensioenregeling wordt uitgevoerd door een fonds als
dat fonds volledig herverzekerd is bij een verzekeraar.
In tegenstelling tot het rekeninstrument voor fondsen (tijdelijk, omdat alle fondsen een stochastische continuïteitsanalyse
moeten gaan uitvoeren), heeft het rekeninstrument voor verzekeraars een permanent karakter.
Het in opdracht van de verzekeraars ontwikkelde instrument, zoals dat in februari 2008 is geoperationaliseerd, kan alleen
worden gewijzigd na instemming met de wijziging door DNB en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Actualiseren van het toeslagenlabel: fondsen
Op grond van het Besluit Financieel toetsingkader pensioenfondsen moeten fondsen ten minste iedere 3 jaar een nieuwe continuïteitsanalyse
uitvoeren, en tussentijds als er naar de mening van DNB sprake is van aanzienlijke wijzigingen in de huidige of verwachte
financiële positie van het fonds.
Aangezien het bepalen van de juiste categorie in het toeslagenlabel voor fondsen gekoppeld is aan de continuïteitsanalyse,
betekent dit dat ten minste iedere 3 jaar het label moet worden geactualiseerd aan de hand van de uitgevoerde continuïteitsanalyse.
Het vaststellen van het label aan de hand van de ten minste driejaarlijkse continuïteitsanalyse zou er toe kunnen leiden dat
er maximaal bijna drie jaar zit tussen het moment van vaststelling van het label door het ene fonds ten opzichte van een ander
fonds, omdat de ten minste driejaarlijkse continuïteitsanalyse niet noodzakelijk door alle fondsen in dezelfde jaren wordt
uitgevoerd.
In drie jaar kunnen er grote wijzigingen optreden in de financiële wereld, waarin de fondsen zich bevinden. Bijvoorbeeld lagere
of hogere beurskoersen (en daarmee mogelijk lagere dekkingsgraden) zullen een effect hebben op het label.
Daarom wordt in deze regeling bepaald dat alle fondsen jaarlijks moeten beoordelen of hun toeslagenlabel(s) moet(en) worden
geactualiseerd. Een jaarlijkse beoordeling door alle fondsen verbetert de vergelijkbaarheid van het toeslagenlabel van de
verschillende fondsen.
Om deze jaarlijkse beoordeling mogelijk te maken zonder een jaarlijkse continuïteitsanalyse, moet in de ten minste driejaarlijkse
continuïteitsanalyse – voor zover die door fondsen ten behoeve van het toeslagenlabel wordt uitgevoerd – niet alleen worden
uitgegaan van de feitelijke dekkingsgraad.
In de continuïteitsanalyse moet ten behoeve van de vaststelling van het toeslagenlabel ook vanuit een aantal fictieve dekkingsgraden
worden gerekend. Het gaat daarbij om stappen van 5 procentpunt fictieve dekkingsgraad tussen het minimaal vereist eigen vermogen
en de dekkingsgraad waarbij de toeslagen volledig afgefinancierd zouden zijn. Indien de afstand tussen de laatste stap en
het vereist eigen vermogen geen 5 procentpunt bedraagt, moet de omvang van deze laatste stap op de feitelijke afstand worden
vastgesteld.
Met behulp van de fictieve dekkingsgraden kunnen fondsen vervolgens op grond van hun actuele feitelijke dekkingsgraad ieder
jaar beoordelen of een aanpassing van het toeslagenlabel noodzakelijk is, zonder dat zij ieder jaar een nieuwe continuïteitsanalyse
hoeven uit te voeren.
Een aanpassing van het toeslagenlabel is noodzakelijk als de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op peildatum 31 december
van enig jaar gelegen fictieve dekkingsgraad – zoals die in de laatste continuïteitsanalyse is gebruikt – een andere is dan
de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op 31 december van het voorgaande jaar gelegen fictieve dekkingsgraad.
Stel: de feitelijke dekkingsgraad op 31 december 2008 bedraagt 118% en de feitelijke dekkingsgraad op 31 december 2007 was
127%. Er is eerder een continuïteitsanalyse vanuit fictieve dekkingsgraden van 105%, 110%, 115%, 120%, 125%, etc. doorgerekend.
De fictieve dekkingsgraad van 120% ligt dan het dichtste bij de feitelijke dekkingsgraad van 118% op 31 december 2008, terwijl
de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op 31 december 2007 (127%) gelegen fictieve dekkingsgraad 125% was. De toe te passen
fictieve dekkingsgraad per 31 december 2007 (125%) is dus een andere dan de toe te passen fictieve dekkingsgraad per 31 december
2008 (120%).
Er moet voor de invulling van het toeslagenlabel voor 2009 dan worden uitgegaan van de verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening
in een pessimistisch scenario, die naar voren komen uit de continuïteitsanalyse vanuit de fictieve dekkingsgraad van 120%.
Fondsen die nog gebruik maken van het tijdelijke rekeninstrument voor fondsen hoeven geen fictieve dekkingsgraden te berekenen.
Zij moeten dit instrument jaarlijks hanteren om de berekeningen ten behoeve van het toeslagenlabel te maken. Het hanteren
van fictieve dekkingsgraden door fondsen die gebruik maken van het tijdelijke rekeninstrument is ingewikkelder dan het jaarlijks
uitvoeren van de berekening.
Fondsen die al een continuïteitsanalyse hebben gedaan vóór de inwerkingtreding van deze regeling moeten de uitgevoerde analyse
uitbreiden met de fictieve dekkingsgraden of eenmalig een nieuwe continuïteitsanalyse doorvoeren ten behoeve van het toeslagenlabel.
Fondsen moeten het toeslagenlabel dus actualiseren bij iedere nieuwe continuïteitsanalyse zoals die op grond van artikel 22
van het Besluit financieel toetsingkader pensioenfondsen moet worden gedaan en bij iedere ingrijpende wijziging van de pensioenregeling
met gevolgen voor het toeslagenlabel waarvoor ze dan ook een continuïteitsanalyse moeten uitvoeren.
Fondsen beoordelen verder jaarlijks, als er in dat jaar geen continuïteitsanalyse is uitgevoerd, aan de hand van de hiervoor
vermelde systematiek met fictieve dekkingsgraden of actualisering van het toeslagenlabel nodig is.
Actualiseren van het toeslagenlabel: verzekeraars
Voor de verzekeraars geldt dat zij aan de hand van het rekeninstrument iedere drie jaar het toeslagenlabel voor alle pensioenregelingen
moeten actualiseren en bij iedere ingrijpende wijziging van een pensioenregeling die gevolgen heeft voor het toeslagenlabel.
Deze afwijkende regeling ten aanzien van de regeling bij fondsen heeft een aantal redenen:
– Verzekeraars voeren geen continuïteitsanalyse uit, maar moeten wel een toeslagenlabel communiceren. Om toch berekeningen uit
te voeren waarop dat label kan worden gebaseerd, is het rekeninstrument voor verzekeraars ontwikkeld. En net als bij de continuïteitsanalyse
is besloten tot een ten minste driejaarlijkse berekening ter actualisering van het label.
– De schommelingen in de toeslagverlening zijn bij verzekeraars minder hevig en dus is ook het belang van een jaarlijkse actualisering
geringer. Verzekeraars rekenen met een vaste rekenrente en er bestaat voor de toeslagverlening bij verzekeraars geen relatie
met de dekkingsgraad. Dat wil overigens niet zeggen dat beleggingsresultaten bij verzekeraars helemaal geen invloed hebben
op de toeslagverlening.
En anders dan bij fondsen waar meestal sprake is van een jaarlijks bestuursbesluit over de toeslagverlening, is bij verzekerde
regelingen de inhoud van het langer lopende contract van belang.
In verband met de administratieve lasten die samenhangen met het grote aantal verzekerde regelingen waarvoor een beoordeling
zou moeten worden gemaakt, wordt bij de verzekeraars afgezien van een jaarlijkse beoordeling of actualisering van het toeslagenlabel
nodig is.
3. Gebruik van het toeslagenlabel
In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, is
aangegeven dat de informatie over toeslagverlening in ieder geval betrekking moet hebben op het ambitieniveau. Dit betekent
dat wanneer geen sprake is van een ambitie om toeslagen te verlenen, dit expliciet aan de deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden moet worden gemeld.
Artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, bepaalt
dat de informatieverstrekking over de toeslagverlening betrekking heeft op onder andere de verwachtingen ten aanzien van de
toekomstige toeslagverlening. Met het communiceren van het toeslagenlabel en de relevante teksten uit de toeslagenmatrix wordt
hieraan voldaan.
Het toeslagenlabel geeft informatie over de verwachte toeslagverlening en niet over het ambitieniveau. Dit onderscheid is
ook terug te vinden in de toeslagenmatrix:
Het toeslagenlabel moet bij alle pensioenovereenkomsten worden gecommuniceerd, tenzij toeslagen naar de aard van de pensioenregeling
niet aan de orde zijn of toeslagverlening expliciet is uitgesloten.
Eindloonregelingen en het label
Bij een eindloonregeling in de opbouwfase wordt geen toeslagenlabel gecommuniceerd.
Er is daar namelijk door de aard van de pensioenregeling geen sprake van toeslagverlening.
Premie- en kapitaalovereenkomsten en het label
In premie- en kapitaalovereenkomsten, waar de pensioengerechtigde op pensioendatum vaak de keuze heeft om met het kapitaal
een levenslange pensioenuitkering te kopen die gelijk blijft, of een uitkering die nog zal stijgen, is geen sprake van een
toeslag als bedoeld in artikel 13 PW (zie ook Kamerstukken II 2007/08, 31 226, nr. 7, blz. 17). Er hoeft bij deze pensioenovereenkomsten dan ook geen label te worden gecommuniceerd.
Dit geldt voor alle premie- en kapitaalovereenkomsten met uitzondering van die premieovereenkomsten waarin onmiddellijke aankoop
van een pensioenaanspraak plaatsvindt en voor de vrijwillige premieovereenkomsten bij fondsen die bij einde deelneming worden
omgezet in een pensioenaanspraak die gelijk behandeld wordt met de basispensioenregeling (artikel 120, tweede lid, onderdeel
b, PW en artikel 118, onderdeel b Wvb).
Toeslagenmatrix: toeslagencategorieën A en B en het label
Als toeslagcategorie A of B uit de toeslagenmatrix van toepassing is, maakt de aard van de pensioenregeling het niet onmogelijk
om toeslagen te verlenen. Evenmin wordt het verlenen van toeslagen expliciet uitgesloten.
Zowel bij toeslagcategorie A als bij toeslagcategorie B is er een mogelijkheid dat in de komende 15 jaar één of meerdere toeslagen
verleend zullen worden. Daarom moet in deze gevallen wel een toeslagenlabel worden gecommuniceerd.
Er hoeft op grond van de toeslagenmatrix geen berekening met behulp van een continuïteitsanalyse of met het (tijdelijke) rekeninstrument
te worden gemaakt om de verwachte toeslagverlening te bepalen, omdat er geen (doelgericht) toeslagbeleid is. Overigens betekent
dit niet dat dergelijke fondsen de continuïteitsanalyse achterwege kunnen laten. Deze is immers nodig voor de beoordeling
van de financiële opzet van het fonds.
In geval van toeslagcategorie A en B zal vaak op voorhand vaststaan dat de verwachte toeslagverlening nul is. In dat geval
is een dergelijke berekening niet zinvol.
Indien een fonds of een verzekeraar ervoor kiest om voor de indeling van het toeslagenlabel geen berekeningen te maken, heeft
dat automatisch tot gevolg dat zowel de verwachte toeslagverlening als de toeslagverlening in een pessimistisch scenario in
categorie 5 van het toeslagenlabel terecht komen. Er wordt dan immers niet door middel van een continuïteitsanalyse of het
(tijdelijke) rekeninstrument aangetoond dat de verwachte toeslagverlening wellicht toch hoger uitkomt dan de toeslagcategorie
uit de matrix op voorhand doet vermoeden.
Geen toeslagenlabel, dan een voorgeschreven tekst
In de gevallen waarin niet met behulp van een label wordt gecommuniceerd, moet in de plaats van het label een tekst worden
opgenomen.
De gevallen waarin dit aan de orde is en de teksten die dan moeten worden gebruikt, zijn opgenomen in bijlage 1b. De teksten
zijn beoordeeld op begrijpelijkheid.
Van deze teksten mag alleen worden afgeweken na toestemming van de Autoriteit Financiële Markten.
Iedere toeslagenregeling zijn eigen toeslagenlabel, maar in de communicatie slechts één label en eventueel een voorgeschreven
tekst
Voor iedere pensioenregeling of deel van de regeling met een eigen toeslagenregeling moet een toeslagenlabel worden vastgesteld.
In verband met de behoefte aan begrijpelijk en toegankelijk communiceren, is het echter niet wenselijk dat deelnemers worden
geconfronteerd met meerdere labels. Daarom zal in alle vormen van informatieverstrekking (bijvoorbeeld startbrief en UPO)
slechts één label worden gecommuniceerd. In deze paragraaf wordt een aantal van die situaties behandeld.
Wanneer meerdere toeslagenlabels van toepassing zijn, dan zal een label dat niet in de communicatie wordt opgenomen worden
vervangen door een voorgeschreven tekst. Deze teksten zijn opgenomen in artikel 4c. Ook hier mag de pensioenuitvoerder uitsluitend
na toestemming van de AFM een afwijkende tekst communiceren.
In het geval dat meerdere labels van toepassing zijn, wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer, gewezen deelnemer
of pensioengerechtigde één label verstrekt en wel het label zoals in artikel 4c is bepaald met daarbij eventueel de voorgeschreven
tekst. Daarnaast wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde vermeld dat
deze op verzoek het niet in deze informatieverstrekking opgenomen toeslagenlabel kan ontvangen.
Verschillende toeslagverlening per pensioensoort
Het toeslagenlabel moet worden gecommuniceerd voor alle pensioensoorten waar sprake is van een toeslag, dus zowel voor ouderdomspensioen
als voor nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen.
Wanneer er sprake is van een verschillend toeslagbeleid voor de verschillende pensioensoorten, moet aan de deelnemers en gewezen
deelnemers het label worden gecommuniceerd van de toeslagverlening op het ouderdomspensioen. Voor de deelnemer zal dat het
label zijn dat hoort bij de actieve opbouw van ouderdomspensioen, voor de gewezen deelnemer het label van de toeslagverlening
op het ouderdomspensioen aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. De pensioengerechtigden ontvangen het label dat hoort
bij de pensioensoort waarvoor zij een uitkering ontvangen.
Een voorbeeld: een deelnemer wordt gedeeltelijk arbeidsongeschikt, maar blijft ook actieve deelnemer en bouwt verder pensioen
op in de regeling. Deze deelnemer zal dan jaarlijks een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ontvangen met daarin het label behorend
bij de opbouw van het ouderdomspensioen. Wanneer deze deelnemer ook een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, is hij voor
dat deel pensioengerechtigde. Daarvoor ontvangt deze deelnemer dan jaarlijks informatie met het label dat hoort bij het ingegane
arbeidsongeschiktheidspensioen.
Meerdere toeslagenregelingen in één pensioenregeling
In geval van een pensioenregeling waarbij meerdere toeslagenregelingen gelden (bijvoorbeeld looninflatie tot een bepaalde
grens en daarboven prijsinflatie), geldt dat de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden het toeslagenlabel
te zien krijgen van het basisdeel van de pensioenregeling.
In dit geval wordt in de pensioencommunicatie aan de deelnemers naast het toeslagenlabel ook opgenomen:
‘U hebt een loon dat hoger is dan €…. Het pensioen dat u opbouwt over het deel boven €… wordt <niet/minder/anders> aangepast
aan de stijging van de prijzen. (als minder of anders: Dat deel van het pensioen wordt <wijze van indexatie>’). Dit ziet u
niet terug in het plaatje’.
In de informatieverstrekking aan de gewezen deelnemer en pensioengerechtigde wordt in dit geval naast het toeslagenlabel opgenomen:
‘Het pensioen dat u hebt opgebouwd in aanvulling op het basisdeel van de pensioenregeling wordt <niet/minder/anders> aangepast
aan de stijging van de prijzen. (als minder of anders: Dat deel van het pensioen wordt <wijze van indexatie>’). Dit ziet u
niet terug in het plaatje’.
Mocht de scheiding tussen de verschillende toeslagenregelingen anders worden bepaald dan door een salarisgrens, dan is dat
een bijzonder geval waarbij na toestemming van de AFM een andere tekst kan worden gecommuniceerd.
Verschillend toeslagbeleid voor deelnemers enerzijds en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden anderzijds
Indien in een pensioenregeling er een verschillend toeslagbeleid is voor deelnemers en inactieven (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden),
moet voor deelnemers in de pensioencommunicatie naast het opnemen van het label een zin worden opgenomen:
‘Uw pensioen wordt op een andere manier aangepast aan de stijging van de prijzen, als u niet meer meedoet aan deze pensioenregeling
of als u al pensioen krijgt. Uw opgebouwde pensioen wordt dan <wijze van indexatie>. Dit ziet u niet terug in het plaatje’.
Zo’n zin biedt betere informatie voor alle deelnemers die nog meer dan 15 jaar moeten werken tot aan pensioendatum dan het
plaatsen van ook het label voor pensioengerechtigden. Het label geeft immers slechts de verwachting voor de komende 15 jaar.
Alle deelnemers, dus ook degene die kort bij de pensioendatum zitten of overwegen van baan te veranderen, kunnen verzoeken
het niet verstrekte toeslagenlabel dat hoort bij de toeslagverlening aan inactieven te mogen ontvangen.
Voor afwijking van teksten toestemming AFM vereist
Als uitgangspunt geldt dat de voorgeschreven teksten uit artikel 4c en bijlage 1b moeten worden gebruikt.
De regeling laat echter ruimte om in bijzondere gevallen een afwijkende tekst te gebruiken. Dit kan nodig zijn, wanneer zich
in de praktijk een situatie voordoet die niet één op één is onder te brengen in één van de situaties uit bijlage 1b of wanneer
een situatie niet aansluit op de in artikel 4c voorgeschreven teksten.
De pensioenuitvoerder moet van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toestemming krijgen voor het afwijken van in deze regeling
voorgeschreven tekst en voor de tekst die de pensioenuitvoerder ter vervanging daarvan wil communiceren. Op deze manier wordt
gewaarborgd dat deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zoveel mogelijk uniform en op begrijpelijke wijze worden
geïnformeerd.
4. Vormvereisten toeslagenlabel
Het toeslagenlabel vormt een nieuw onderdeel van de al uitgebreide pensioencommunicatie en geeft informatie over de toeslagverlening.
Over toeslagverlening moet op grond van de wetgeving in iedere geval via de startbrief, het uniform pensioenoverzicht (UPO)
en de voorgeschreven informatieverstrekking aan de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners worden gecommuniceerd.
Het toeslagenlabel dient dus in deze informatieverstrekking te worden opgenomen.
Overzicht van de momenten waarop welk toeslagenlabel moet worden gecommuniceerdAan wie / welk label Wanneer | Deelnemer | Gewezen deelnemer/pensioengerechtigde (inactieven) | Welk label |
|---|
1. | toetreding tot de pensioenregeling | In startbrief (art. 21, lid 1 PW) | | Label deelnemer |
2. | voorafgaand aan deelneming aan vrijwillige pensioenregeling | In informatie over vrijwillige regeling (art. 45, lid 1 PW) | | Label deelnemer (behorend bij de vrijwillige pensioenregeling) |
3. | wijziging van de toeslagverlening in een pensioenovereenkomst | In informatie over wijziging (art. 21, lid 2 PW) | | Nieuw label deelnemer |
4. | beëindiging van de deelneming | In informatie over de beëindiging (art. 39, lid 1 PW) | | Label inactieven |
5. | jaarlijks aan deelnemers | In UPO (art. 38, lid 1 en 2 PW) | | Label deelnemer |
6. | bij pensioeningang | | In informatie over pensioeningang (art. 43, lid 1 PW) | Label inactieven |
7. | jaarlijks aan pensioengerechtigde | | In jaarlijkse informatie (art. 44, lid 1 PW) | Label inactieven |
8. | binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid aan de pensioengerechtigde | | In informatie over wijziging toeslagbeleid (art. 44, lid 2 PW) | Nieuw label inactieven |
9. | eens per 5 jaar aan gewezen deelnemers | | In periodieke informatie (art. 40, lid 1 PW) | Label inactieven |
10. | binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid aan de gewezen deelnemer | | In informatie over wijziging toeslagbeleid (art. 40, lid 2 PW) | Nieuw label inactieven |
11. | bij scheiding (aan gewezen partner met aanspraak op bijzonder partnerpensioen) | | In informatie over bijzonder partner-pensioen (art. 41, lid 1 PW) | Afhankelijk van de pensioenregeling |
12. | eens per 5 jaar aan gewezen partner | | In periodieke informatie over bijzonder partner-pensioen (art. 42, lid 1 PW) | Afhankelijk van de pensioenregeling |
13. | binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid aan de gewezen partner | | In informatie over wijziging toeslagbeleid (art. 42, lid 2 PW) | Afhankelijk van de pensioenregeling, het nieuwe label |
14. | waardeoverdracht | In informatie o.g.v. artikel 20 Besluit PW en Wvb | | Label deelnemer van de nieuwe pensioenregeling (zie ook punt 4) |
Alle varianten (verschillende hoeveelheden muntjes voor verwachting en risico) van het toeslagenlabel worden via de website
van AFM aan de pensioenuitvoerders beschikbaar gesteld: www.afm.nl.
Er mag in alle pensioencommunicatie waarin het toeslagenlabel wordt opgenomen, niet worden afgeweken van de labels zoals deze
te vinden zijn op de website van AFM. De pensioenuitvoerders hoeven enkel het juiste toeslagenlabel te selecteren en in de
pensioencommunicatie te verwerken.
In het geval van het UPO moet het toeslagenlabel worden geplaatst in het cijfermatige deel van het UPO dat gaat over toeslagverlening.
Voor alle andere momenten en pensioencommunicatie waarin het toeslagenlabel zal worden opgenomen, gelden geen voorschriften
over de plaats ervan.
5. Toezicht
In artikel 36, eerste en tweede lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, is
bepaald dat de AFM toezicht houdt op de naleving van regels gesteld bij of krachtens onder andere artikel 48 Pw en artikel
59 Wvb.
In de onderhavige wijziging van de Ministeriële regeling wordt ook een taak neergelegd bij DNB. Deze toezichthouder dient
toe te zien op het ten behoeve van het toeslagenlabel ontwikkelde rekeninstrument van de verzekeraars evenals op het tijdelijke
rekeninstrument voor de fondsen. Ook zal DNB toezien op de onderliggende berekeningen voor het toeslagenlabel, zoals die met
genoemde instrumenten of de continuïteitsanalyse worden gemaakt.
Artikel 36 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zal hierop worden aangepast.
Het gebruikelijke toezichtsinstrumentarium is ook op onderhavige bepalingen met betrekking tot het toeslagenlabel van toepassing.
Extra regels zijn niet nodig.
6. Evaluatie
De mogelijkheid wordt opengehouden om het toeslagenlabel verder te verbeteren. Daarom zal het toeslagenlabel, zoals toegezegd
in de brief van 14 april 2008 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer, in 2011 worden geëvalueerd.
7. Administratieve lasten
De regeling leidt tot een toename van de administratieve lasten voor de pensioenuitvoerders met naar schatting in totaal €
120.000 per jaar.
De toename vloeit voort uit het moeten maken van extra berekeningen in het kader van de continuïteitsanalyse door fondsen,
het toepassen van het rekeninstrument door verzekeraars en het toezicht dat door DNB wordt uitgeoefend.
8. Tijdstip van inwerkingtreding
De verplichting het toeslagenlabel op te nemen in de voorgeschreven informatieverstrekking treedt op 1 januari 2009 in werking.
Vooruitlopend op deze inwerkingtreding vindt publicatie in Staatscourant plaats opdat de pensioenuitvoerders voldoende tijd
hebben hun pensioencommunicatie aan te passen.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, B en C, zijn in het algemeen deel van de toelichting toegelicht.
Bijlage 1b, gebaseerd op artikel 4c, bevat teksten die worden gebruikt in situaties waarbij geen toeslagenlabel wordt verstrekt,
bijvoorbeeld in geval van een eindloonregeling aan deelnemers omdat daar geen sprake is van een toeslag. Omdat hierbij geen
sprake is van een ‘beeldende en kwalitatieve maatstaf’ als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van de Pensioenwet en artikel
59, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling kan het voorschrijven van deze teksten niet worden gebaseerd
op de genoemde bepalingen. Op grond van de artikelen 21 en 38 tot en met 45 van de Pensioenwet en 48 tot en met 56 van de
Wet verplichte beroepspensioenregeling kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de
informatie over toeslagverlening. Op grond van deze artikelen zal alsnog een grondslag worden gemaakt in het Besluit uitvoering
Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling waardoor bij Ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over
de informatieverstrekking over toeslagverlening. Zodra het Besluit is aangepast is daarmee de grondslag gegeven.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner.