Beleidsregels van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 december 2008, nr. TRCJZ/2008/3638, houdende vaststelling van beleidsregels inzake dierenwelzijn

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 3, 5 en 8 van de Regeling dierenvervoer 2007, de artikelen 4, 5, 7 en 19 van het Varkensbesluit, de artikelen 6, 7 en 8 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn, artikel 106 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

HOOFDSTUK I DEFINITIES

Artikel 1 (definities)

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

HOOFDSTUK II TRANSPORT VAN DIEREN

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 2 (definities)

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. certificaat van goedkeuring;

certificaat van goedkeuring van het wegvervoermiddel als bedoeld in artikel 18 van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening 1255/97 (PbEU 2005 L 1);

b. getuigschrift van vakbekwaamheid;

getuigschrift van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 17, lid 2 van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening 1255/97 (PbEU 2005 L 1);

c. houder;

houder als bedoeld in artikel 2, onderdeel k, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening 1255/97 (PbEU 2005 L 1);

d. last onder dwangsom;

last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 van de Algemene Wet bestuursrecht;

e. organisator:

organisator als bedoeld in artikel 2, onderdeel q, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening 1255/97 (PbEU 2005 L 1);

f. transportverordening:

Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening 1255/97 (PbEU 2005 L 1);

g. vergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 10, eerste lid, of artikel 11, eerste lid, van de transportverordening;

h. vervoerder:

vervoerder als bedoeld in artikel 2, onderdeel x, van de transportverordening of de verantwoordelijke voor de desbetreffende vervoersonderneming;

i. verzamelcentrum;

verzamelcentrum als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de transportverordening;

j. verzorger:

verzorger als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de transportverordening.

Artikel 3 (categorieën overtredingen)

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt onderscheidt gemaakt in:

a. geringe overtredingen:

overtredingen van bepalingen van de transportverordening van voornamelijk administratieve aard welke geen gevaar opleveren voor het welzijn van de vervoerde of te vervoeren dieren;

b. overtredingen:

overtredingen van bepalingen van de transportverordening die niet zijn aan te merken als geringe of ernstige overtredingen;

c. ernstige overtredingen:

overtredingen van bepalingen van de transportverordening waarbij sprake is of is geweest van een ernstig risico voor de gezondheid van het dier en of ernstige aantasting van het welzijn van het dier.

Artikel 4 (hoogte dwangsommen)

De hoogte van de dwangsom wordt bepaald met inachtneming van de volgende categorieën:

  • a. de last onder dwangsom voor geringe overtredingen bedraagt € 3.000 per week totdat de overtreding is beëindigd, dan wel € 3.000 per begane overtreding, met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd van € 15.000;

  • b. de last onder dwangsom voor overtredingen bedraagt € 5.000 per week totdat de overtreding is beëindigd, dan wel € 5.000 per begane overtreding, met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd van € 25.000;

  • c. de last onder dwangsom voor ernstige overtredingen bedraagt € 10.000 per week totdat de overtreding is beëindigd, dan wel € 10.000 per begane overtreding, met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd van € 50.000.

Paragraaf 2 Vervoerders

Artikel 5 (geringe overtredingen)
  • 1. Na ten hoogste drie geringe overtredingen geeft de minister de vervoerder een schriftelijke waarschuwing waarbij wordt aangekondigd dat indien binnen 3 jaar opnieuw een soortgelijke geringe overtreding wordt begaan een last onder dwangsom zal worden opgelegd.

  • 2. Indien de vervoerder na een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid binnen drie jaar opnieuw een soortgelijke geringe overtreding begaat legt de minister de vervoerder een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel a.

  • 3. Indien de vervoerder binnen drie jaar nadat de laatste dwangsom als bedoeld in het tweede lid is verbeurd opnieuw een soortgelijke geringe overtreding begaat legt de minister de vervoerder een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.

  • 4. Indien een vervoerder binnen drie jaar na het begaan van een overtreding waarvoor een dwangsom is opgelegd dan wel verbeurd overeenkomstig het tweede of derde lid een niet soortgelijke geringe overtreding begaat geeft de minister de vervoerder in afwijking van het eerste lid onmiddellijk een schriftelijke waarschuwing als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6 (overtredingen)
  • 1. Na constatering van een overtreding geeft de minister de vervoerder een eerste schriftelijke waarschuwing.

  • 2. Indien de vervoerder binnen drie jaar na een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid opnieuw een overtreding begaat geeft de minister de vervoerder een tweede schriftelijke waarschuwing waarin wordt aangekondigd dat indien hij binnen drie jaar opnieuw een overtreding begaat een dwangsom wordt opgelegd als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.

  • 3. Indien de vervoerder binnen drie jaar na een waarschuwing als bedoeld in het tweede lid een overtreding begaat legt de minister een dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.

  • 4. Indien de vervoerder binnen drie jaar nadat de laatste dwangsom bedoeld in het derde lid is verbeurd een soortgelijke overtreding begaat legt de minister een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

  • 5. Indien de vervoerder binnen drie jaar nadat de last onder dwangsom bedoeld in het vierde lid is verbeurd een soortgelijke overtreding begaat schorst de minister de vergunning en kan hij een dwangsom opleggen als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

  • 6. In plaats van het opleggen of verbeuren van een dwangsom voor een overtreding als bedoeld in het derde of vierde lid kan de minister de vergunning van de vervoerder schorsen.

Artikel 7 (ernstige overtredingen)
  • 1. Indien de vervoerder een ernstige overtreding begaat schorst de minister de vergunning of legt hij een dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd van 20.000 Euro voor vervoerders welke over een vergunning beschikken.

  • 2. Indien een vervoerder binnen drie jaar nadat een ernstige overtreding is begaan als bedoeld in het eerste lid of de laatste dwangsom als bedoeld in het eerste lid is verbeurd opnieuw een ernstige overtreding begaat schorst de minister de vergunning.

  • 3. Indien binnen drie jaar nadat de schorsing bedoeld in het tweede lid is beëindigd de vervoerder opnieuw een ernstige overtreding begaat trekt de minister de vergunning in.

Paragraaf 3 Overige betrokkenen bij het vervoer van dieren

Artikel 8 (getuigschrift van vakbekwaamheid)
  • 1. Indien een chauffeur of verzorger een overtreding begaat geeft de minister de chauffeur of verzorger een eerste schriftelijke waarschuwing.

  • 2. Indien de chauffeur of verzorger binnen drie jaar na een overtreding bedoeld in het eerste lid opnieuw een overtreding begaat geeft de minister de chauffeur of verzorger een tweede schriftelijke waarschuwing waarin wordt aangekondigd dat indien binnen 3 jaar opnieuw een overtreding wordt begaan het getuigschrift kan worden ingetrokken.

  • 3. Indien de chauffeur of verzorger binnen drie jaar na een overtreding als bedoeld in het tweede lid opnieuw een overtreding begaat kan de minister het getuigschrift van de chauffeur of verzorger intrekken.

  • 4. Indien een chauffeur of verzorger een ernstige overtreding begaat kan de minister het getuigschrift van de chauffeur of verzorger onmiddellijk intrekken.

Artikel 9 (certificaat van goedkeuring van het vervoermiddel)
  • 1. Indien wordt geconstateerd dat een vervoermiddel waarvoor een certificaat van goedkeuring is afgegeven niet voldoet aan de eisen van de transportverordening maar deze gebreken op korte termijn kunnen worden verholpen, schorst de minister het certificaat van goedkeuring totdat de vervoerder de gebreken aantoonbaar heeft verholpen.

  • 2. Indien wordt geconstateerd dat een vervoermiddel ernstige gebreken of gebreken die niet op korte termijn kunnen worden verholpen vertoont trekt de minister het certificaat van goedkeuring onmiddellijk in.

Artikel 10 (verzamelcentra)
  • 1. Indien op een verzamelcentrum een geringe overtreding wordt begaan geeft de minister de exploitant van het verzamelcentrum schriftelijke waarschuwingen en legt hij de exploitant van het verzamelcentrum een dwangsom op overeenkomstig artikel 5.

  • 2. Indien op een verzamelcentrum een overtreding wordt begaan waarschuwt de minister de exploitant van het verzamelcentrum en legt hij de exploitant van het verzamelcentrum een dwangsom op overeenkomstig artikel 6.

  • 3. Indien op het verzamelcentrum een ernstige overtreding wordt begaan legt de minister aan de exploitant van het verzamelcentrum een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

Artikel 11 (houders)
  • 1. Indien de houder een geringe overtreding begaat geeft de minister de houder schriftelijke waarschuwingen en legt de minister de houder een last onder dwangsom op overeenkomstig artikel 5.

  • 2. Indien de houder een overtreding begaat waarschuwt de minister de houder en legt de minister de houder een last onder dwangsom op overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.

  • 3. Indien de houder een ernstige overtreding begaat legt de minister de houder een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

Artikel 12 (organisatoren)
  • 1. Indien een organisator een geringe overtreding begaat geeft de minister de organisator schriftelijke waarschuwingen en legt de minister de organisator een last onder dwangsom op overeenkomstig de bepalingen van artikel 5.

  • 2. Indien een organisator een overtreding begaat geeft de minister de organisator schriftelijke waarschuwingen en legt de minister de organisator een last onder dwangsom op overeenkomstig artikel 6.

  • 3. Indien de organisator een ernstige overtreding begaat legt de minister de organisator een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

Paragraaf 4 Procedurele bepalingen

Artikel 13 (bepaling aantal overtredingen)

Voor de bepaling van het aantal geringe overtredingen, overtredingen en ernstige overtredingen wordt uitgegaan van de overtredingen die door de bevoegde autoriteiten van Nederland of van een of meer andere lidstaten van de Europese Unie zijn geconstateerd.

Artikel 14 (opheffing schorsing)

Een schorsing wordt opgeheven indien de vervoerder een ten genoegen van de minister opgesteld protocol overlegt en dit protocol door de minister is goedgekeurd.

Artikel 15 (inhoud protocol)
  • 1. Een protocol, als bedoeld in artikel 14, bevat in ieder geval een beschrijving van:

    • a. de aard en de omstandigheden van de overtredingen;

    • b. de wijze waarop het voorkomen van de overtredingen is aangepakt;

    • c. de maatregelen die zijn genomen om overtredingen in de toekomst te voorkomen, en

    • d. een beschrijving van het algemene bedrijfsproces.

  • 2. Het protocol, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen ten hoogste drie weken na overlegging daarvan, door de minister beoordeeld.

Artikel 16 (bestuursdwang)

Onverminderd de bepalingen van deze beleidsregels zal de minister overgaan tot toepassen van bestuursdwang wanneer dit in het belang van het dierenwelzijn gerechtvaardigd is.

HOOFDSTUK III VARKENS

Artikel 17 (definities)

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. plateaustal:

een stal, waarin gebruiksvarkens beschikken over twee verblijfsniveaus en die voldoet aan de navolgende eisen:

  • 1°. de afstand van een plateau tot de vloer bedraagt minimaal 0,9 meter;

  • 2°. de afstand van het plateau tot het plafond bedraagt minimaal 0,9 meter met dien verstande dat de afstand tussen het plateau en het hoogste punt van het plafond tenminste 1,5 meter bedraagt;

  • 3°. een plateau is minimaal 4,0 meter lang, de breedte van het plateau bedraagt minimaal 1,1 meter en maximaal 1,5 meter;

  • 4°. een plateau bestaat uit kunststof of beton en is zodanig vervaardigd dat deze is afgestemd op de maximale gewichtsbelasting van de varkens en dat bevuiling van zich onder het plateau bevindende varkens zoveel mogelijk wordt voorkomen;

  • 5°. een plateau is voorzien van een deugdelijke balustrade;

  • 6°. een plateau is bereikbaar via een loopplank van tenminste 0,75 meter breed en zodanig geplaatst en ontworpen dat de varkens zonder veel moeite het plateau kunnen bereiken;

b. besluit:

Varkensbesluit;

c. regeling:

Vrijstellingsregeling dierenwelzijn.

Artikel 18 (trog)

  • 1. Bij gebruik van een zwevende trog waarvan de onderkant zich minimaal 20 centimeter boven de vloer bevindt, mag in de gevallen dat het varken ongehinderd met zijn kop onder de trog kan rusten, de ruimte onder de zwevende trog als vrije ruimte als bedoeld in artikel 7 van het besluit, worden meegerekend.

  • 2. Bij gebruik van een verzonken trog zonder obstakels mag van de vrije ruimte als bedoeld in artikel 7 van het besluit, 15 centimeter verzonken zijn.

Artikel 19 (plateaustal)

  • 1. Bij gebruik van een plateaustal mag de voor gebruiksvarkens beschikbare oppervlakte van een plateau als beschikbare oppervlakte als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het besluit, artikel 6, tweede lid, en artikel 8, tweede lid van de regeling, worden meegerekend.

  • 2. Bij gebruik van een plateaustal mag het dichte deel van de voor gebruiksvarkens beschikbare vloer van een plateau als het dichte deel van de beschikbare vloer als bedoeld in artikel 5, derde lid, van het besluit, en artikel 7, tweede lid, en artikel 8, derde lid, van de regeling, worden meegerekend.

Artikel 20 (stal)

Onder het begrip stal in artikel 19 van het besluit, wordt verstaan de kleinste eenheid waarin varkens kunnen worden gehuisvest.

HOOFDSTUK IV SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 21 (overgangsbepalingen)

De in deze beleidsregels gehanteerde verjaringstermijn van drie jaar loopt vanaf de eerste overtreding welke wordt begaan na 1 januari 2009.

Artikel 22 (intrekking beleidsregels)

De beleidsregels dierenwelzijn worden ingetrokken.

Artikel 23 (citeertitel)

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels dierenwelzijn 2009

Artikel 24 (inwerkingtreding)

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2009.

Deze beleidsregels zullen met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

I Aanleiding aanpassing beleidsregels

Voor het toezicht op de voorschriften neergelegd in de Verordening nr. (EG) 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (transportverordening) is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verantwoordelijk. Deze beleidsregels geven aan hoe de minister bestuurlijk zal optreden tegen overtredingen van deze voorschriften en uitvoering zal geven aan de bevoegdheden neergelegd in de artikelen 3, 5 en 8 van de Regeling dierenvervoer 2007. Voorts bevatten de beleidsregels enkele bepalingen waarin een nadere uitleg wordt gegeven van de verplichtingen uit de artikelen, 4, 5, 7 en 19 van het Varkensbesluit en de artikelen 6, 7 en 8 van de vrijstellingsregeling dierenwelzijn.

Aanleiding voor de vaststelling van deze beleidsregels is het rapport ‘Onderzoek VWA-rapport “Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten”’ van de heer Hoekstra van maart 2008 en het rapport ‘Het functioneren van de Voedsel en Warenautoriteit in de controle op slachthuizen en exportverzamelplaatsen’ van de heer Vanthemsche van juni 2008 waarin het bestaande handhavingsinstrumentarium voor de naleving van regelgeving met betrekking tot diertransporten ontoereikend werd geacht. In reactie1 op het onderzoeksrapport van de heer Vanthemsche is onder meer aangekondigd dat de toepassing van het bestaande handhavingsinstrumentarium zou worden verbeterd. Voorts heeft ook het in de praktijk geconstateerde gebrek aan proportionaliteit in het bestaande handhavingsbeleid aanleiding gegeven tot aanpassing van de bestaande beleidsregels.

II Systematiek van de beleidsregels voor het vervoer van dieren

Het uitgangspunt bij de bestuurlijke handhaving in deze beleidsregels is het inzetten van het instrument van de last onder dwangsom. Ingevolge artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een last onder dwangsom worden ingezet om een voortdurende overtreding te beëindigen door het opleggen van een last onder dwangsom per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd. Een tweede mogelijkheid is het voorkomen van herhaling van een overtreding door vaststelling van een dwangsom die zal worden verbeurd per overtreding van de last.

De last onder dwangsom zal worden ingezet ter voorkoming van nieuwe overtredingen en ter beëindiging van voortdurende overtredingen door vervoerders, houders, organisatoren en verzamelcentra. Slechts bij overtredingen waarbij het dierenwelzijn ernstig is geschaad en in de situatie waarin het instrument van de dwangsom niet effectief blijkt te zijn zal de vergunning van een vervoerder worden geschorst of ingetrokken.

In de beleidsregels zijn de overtredingen onderverdeeld naar gelang de ernst van de overtredingen in geringe overtredingen, overtredingen en ernstige overtredingen (artikel 3). Het vaste bedrag dat per overtreding kan worden verbeurd en het maximaal aantal te verbeuren dwangsommen is in de beleidsregels overeenkomstig in drie categorieën uitgesplitst (artikel 4). Dit sluit niet uit dat in de beschikking waarmee de last onder dwangsom wordt opgelegd voor een lager maximaal bedrag aan te verbeuren dwangsommen kan worden gekozen. Dit zal ertoe leiden dat eerder wordt overgegaan tot het opleggen van een last met een hogere dwangsom.

Zo kan bijvoorbeeld voor het begaan van een geringe overtreding een last onder dwangsom worden opgelegd van € 3.000 per keer met een maximum te verbeuren bedrag waarboven geen dwangsom meer mogelijk is van € 15.000. Nadat de dwangsom vijf keer is verbeurd is het bedrag van € 15.000 bereikt en zal een dwangsom van een hogere categorie worden opgelegd. Het is ook mogelijk in de beschikking waarmee de last onder dwangsom wordt opgelegd een dwangsom op te leggen van € 3.000 per keer met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer mogelijk is van € 9.000. Dit bewerkstelligt dat reeds na het verbeuren van drie keer € 3.000 een dwangsom van een hogere categorie kan worden opgelegd.

Uitgangspunt voor de geringe overtredingen en de overtredingen is dat eerst een last onder dwangsom wordt opgelegd die is voorgeschreven voor de overtredingen van de desbetreffende categorie. Nadat het maximale bedrag waarboven geen dwangsom meer kan worden verbeurd is verbeurd, wordt een last met een hogere dwangsom opgelegd van de eerst hogere categorie (bijvoorbeeld artikel 5, derde lid en artikel 6, vierde lid). Dit is noodzakelijk als de last met de lagere dwangsom onvoldoende preventief effect heeft gehad.

Bij overtredingen zal indien na het verbeuren van de tweede last onder dwangsom opnieuw een overtreding wordt begaan door een vervoerder de vergunning van deze vervoerder worden geschorst.

Voor de ernstige overtredingen zal bij vervoerders die over een vergunning beschikken slechts bij uitzondering met een last onder dwangsom worden gewerkt. Ernstige overtredingen rechtvaardigen een onmiddellijke schorsing nu deze ertoe leidt dat de vervoerder een protocol op dient te stellen waarin de maatregelen zijn opgenomen waarmee de vervoerder overtredingen in de toekomst wil of denkt te voorkomen.

Voor houders, organisatoren, verzamelcentra en vervoerders welke over afstanden korter dan 65 kilometer vervoeren is het niet mogelijk een vergunning te schorsen. Aan hen zal bij het constateren van een ernstige overtreding een last onder dwangsom worden opgelegd van de hoogste categorie. Indien een vervoerder nadat hij twee maal is geschorst opnieuw een ernstige overtreding begaat zal de vergunning worden ingetrokken.

De last onder dwangsom zal niet worden ingezet bij overtredingen begaan door chauffeurs en verzorgers. Indien deze personen meerdere overtredingen dan wel ernstige overtredingen begaan kan het getuigschrift van vakbekwaamheid worden ingetrokken. Het intrekken van een getuigschrift leidt ertoe dat de chauffeur en verzorger opnieuw een cursus zal moeten volgen ten aanzien van de omgang met dieren tijdens het transport teneinde opnieuw het getuigschrift te verkrijgen.

Deze beleidsregels laten onverlet dat bij het constateren van een ernstige overtreding de toezichthouders door middel van het toepassen van bestuursdwang direct een einde kunnen maken aan de overtreding (artikel 16). Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het vervangen van de chauffeur of verzorger, de overlading van de dieren op een ander vervoermiddel of de terugzending van de dieren naar de plaats van vertrek.

Ingevolge artikel 2, onderdeel kk, van het Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit zijn de inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit gemandateerd om namens de minister in plaats van de bestuursdwang van artikel 106 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht op te leggen. Het schorsen of intrekken van de vervoersvergunning of certificaat van goedkeuring van het vervoermiddel, of het intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid van de chauffeur of verzorger is ingevolge artikel 4a eveneens gemandateerd aan de VWA.

Deze beleidsregels beschrijven de bestuurlijke maatregelen welke kunnen worden genomen ter voorkoming van nieuwe overtredingen en het beëindigen van overtredingen. Deze maatregelen zijn reparatoir van aard en laten onverlet dat indien hiertoe aanleiding bestaat overtredingen van de transportverordening strafrechtelijk worden vervolgd.

Indien het handelen overeenkomstig deze beleidsregels gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen kan worden afgeweken van deze beleidsregels.

Ingevolge de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s dienen verzamelcentra over een erkenning te beschikken welke kan worden geschorst of ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de eisen neergelegd in deze regeling. Artikel 9 van de transportverordening maakt deel uit van deze eisen. Artikel 10 van deze beleidsregels laat onverlet dat de erkenning van het verzamelcentrum wordt ingetrokken indien hier ingevolge de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s aanleiding toe is.

III Artikelsgewijs

Artikel 3 aard en ernst van de overtredingen

Met dit artikel worden de overtredingen van de bepalingen van de transportverordening in 3 verschillende categorieën ingedeeld. Indien sprake is van overtredingen waarbij het dierenwelzijn niet in gevaar is zoals bij administratieve vergissingen is sprake van geringe overtredingen. Hieronder dient in ieder geval te worden begrepen het verkeerd invullen van de vervoersdocumenten waarneer dit geen gevolgen heeft voor het welzijn van de dieren.

Indien sprake is overtredingen waarbij sprake is of is geweest van een ernstig risico voor de gezondheid van het dier en of ernstige aantasting van het welzijn van het dier vallen deze in de categorie ernstige overtredingen. Onder deze categorie vallen ten minste grove overbelading waarbij sprake is van ernstig lijden van de dieren, een grove overschrijding van de rij- en rusttijden tijdens het vervoer en onvoldoende zorg tijdens de reis leidend tot ernstig lijden van de dieren.

De overtredingen die niet in de categorie ernstig of gering vallen worden gedefinieerd als overtredingen. Hierbij moet worden gedacht aan het niet tijdig retourneren van het reisjournaal, beperkte overbelading of het vervoeren van een dier dat niet vervoerd had mogen worden.

Artikel 4 hoogte van de dwangsom

Op basis van dit artikel wordt de hoogte van de dwangsommen bepaald. Gekozen is voor een onderverdeling in drie categorieën aansluitend bij de onderverdeling van de overtredingen in drie categorieën. Hierbij is in acht genomen dat de sanctie van dien aard dient te zijn dat recht wordt gedaan aan het reparatoire karakter van het gekozen sanctiemiddel en dat de zwaarte van het gekozen sanctiemiddel dusdanig is dat het geschonden belang zo snel mogelijk hersteld wordt. De hoogte van de dwangsommen is daarom afgestemd op de omzet die wordt behaald door vervoerders bij een lang transport. Met de dwangsommen genoemd in dit artikel wordt een gedeelte van deze omzet weggenomen waardoor naar verwacht een effectieve prikkel ontstaat om voortdurende of nieuwe overtredingen te voorkomen.

Artikel 5 lid 4 geringe overtredingen

Bij geringe overtredingen is het mogelijk dat na het begaan van een geringe overtreding een niet soortgelijke overtreding wordt begaan. Indien reeds een last onder dwangsom is opgelegd zal deze slechts kunnen worden verbeurd voor soortgelijke overtredingen en niet voor een overtreding die niet voldoet aan de omschrijving van de last. Indien overeenkomstig artikel 5 reeds een last onder dwangsom is opgelegd bewerkstelligt artikel 5, vierde lid dat bij een niet soortgelijke overtreding direct kan worden voorgenomen voor deze nieuwe geringe overtreding een last onder dwangsom op te leggen.

Artikel 6 overtredingen

Bij overtredingen zal nadat de laatste dwangsom van de hoogste categorie is verbeurd de vergunning van de vervoerder worden geschorst indien de vervoerder over een vergunning beschikt. Overeenkomstig artikel 5:24, vierde lid, van de Awb zal de vervoerder een termijn worden gegeven waarbinnen de tenuitvoerlegging van de schorsing kan worden voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Deze termijn geldt niet indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (5:24, vijfde lid Awb).

Voor vervoerders die slechts vervoeren over een afstand korter dan 65 km, waarvoor geen vergunning is vereist zal, indien de laatste last is verbeurd, een nieuwe last onder dwangsom kunnen worden opgelegd ingevolge artikel 6 vijfde lid.

In het geval waarbij wordt verwacht dat de vervoerder ondanks de schorsing toch dieren zal vervoeren dan wel een grote kans bestaat dat de vervoerder na het opheffen van de schorsing opnieuw een overtreding zal begaan kan tegelijkertijd met het schorsen een last onder dwangsom worden opgelegd (artikel 6, vijfde lid).

Er zijn in de praktijk ten minste twee soorten overtredingen mogelijk in deze categorie overtredingen, namelijk administratieve overtredingen met mogelijke gevolgen voor het dierenwelzijn of de gezondheid van het dier, en overtredingen waarbij het welzijn of de gezondheid van het dier is geschaad. Indien eenmaal twee waarschuwingen zijn gegeven en een last onder dwangsom is opgelegd voor bijvoorbeeld een administratieve overtreding is het mogelijk dat binnen drie jaar na de tweede waarschuwing ook een ander soort overtreding wordt begaan namelijk, een overtreding die het dierenwelzijn schaadt. Bij deze overtreding is het niet meer nodig eerst twee maal te waarschuwen maar kan gelijk een last onder dwangsom worden opgelegd overeenkomstig het derde lid. De vervoerder is immers al enkele malen gewaarschuwd.

Op basis van het zesde lid van artikel 6 blijft het mogelijk om in plaats van het opleggen van een last onder dwangsom de vergunning te schorsen nog voordat het maximale bedrag aan dwangsommen overeenkomstig het derde en vierde lid is verbeurd. Deze mogelijkheid eerder al een vergunning te schorsen wordt alleen toegepast in die gevallen waarin moet worden vastgesteld dat bij de desbetreffende vervoerder een last onder dwangsom niet effectief werkt.

Artikel 7 ernstige overtredingen

In beginsel wordt bij het constateren van een ernstige overtreding de vergunning van de vervoerder geschorst. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld gevallen waarin de vervoerder nog nooit eerder overtredingen heeft begaan dan wel indien sprake is van vervoerders die slechts over kleine afstanden vervoeren en dientengevolge niet over een vergunning behoeven te beschikken zal een last onder dwangsom worden opgelegd. Voor deze laatste vervoerders geldt dat het maximale bedrag aan dwangsommen zoals vastgesteld kan worden verbeurd, namelijk 50.000 Euro. Dit in afwijking van het in artikel 7, eerste lid, genoemde bedrag van 20.000 Euro.

In gevallen waarbij de kans op herhaling, dan wel het vervoeren van dieren in strijd met de schorsing van de vergunning zeer groot wordt geacht, zal een last onder dwangsom kunnen worden opgelegd tegelijkertijd met de schorsing van de vergunning. Met deze last onder dwangsom wordt tevens beoogd te voorkomen dat, nadat de schorsing is opgeheven opnieuw een overtreding zal worden begaan.

Artikel 10, 11 en 12 verzamelcentra, houders en organisatoren

Indien op een verzamelcentrum in strijd wordt gehandeld met artikel 3, artikel 5, eerste lid en artikel 9 van de transportverordening, indien door een houder in strijd wordt gehandeld met artikel 3, artikel 5, eerste lid, of artikel 8 van de transportverordening of indien door een organisator in strijd wordt gehandeld met artikel 5, derde en vierde lid van de transportverordening zal eveneens door middel van het opleggen van een last onder dwangsom naleving van de regelgeving worden afgedwongen.

Overeenkomstig de systematiek bij de vervoerders zal bij geringe overtredingen en overtredingen eerste een last onder dwangsom worden opgelegd. Na het verbeuren van de laatste dwangsom kan vervolgens een hogere dwangsom worden opgelegd.

Artikel 17 tot en met 20

De artikelen waarmee een nadere uitleg wordt gegeven van de verplichtingen van de artikelen 4, 5, 7, en 19 van het Varkensbesluit zijn niet gewijzigd ten opzichte van de beleidsregels dierenwelzijn geldend vóór 1 januari 2009.

Artikel 21

De verjaringstermijn voor de geringe overtredingen, overtredingen en ernstige overtredingen is gesteld op drie jaar. Hierbij is aangesloten bij artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht waarin de verjaring van overtredingen is neergelegd. De verjaringstermijn is ten opzichte van de ingetrokken beleidsregels verlengd met één jaar overeenkomstig de wijziging van het artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.


XNoot
1

Brief van 20 juni 2008, kamerstukken II 2007/2008, 26 991, nr. 205.

Naar boven