TOELICHTING
Artikel 10, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden schrijft voor dat voor zover de kosten van het College
voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden betrekking hebben op de in artikel 4 bedoelde wettelijke taken,
zij worden gedekt uit door het college vast te stellen en in rekening te brengen tarieven voor in dit lid opgesomde taken.
In dit besluit zijn de tarieven opgenomen die het Ctgb in rekening brengt bij de toelatinghouders en aanvragers om een toelating
van een gewasbeschermingsmiddel of biocide dan wel een wijziging daarvan, te verkrijgen. Kosten van beleidsadvisering aan
de departementen en de afhandeling van bezwaar- en beroepsprocedures worden geheel in rekening gebracht bij de departementen
die als opdrachtgever optreden. De door het college vastgestelde tarieven behoeven de goedkeuring van de Minister.
Het vierde lid van artikel 10 van de wet verplicht ertoe dat de tarieven een rechtstreeks verband hebben met de in het eerste
lid genoemde activiteiten en niet meer belopen dan nodig is ter dekking van de gemaakte kosten die zijn toe te rekenen aan
de onderscheiden activiteiten. Het doorberekenen van deze kosten past binnen het in 1996 tot stand gekomen MDW-rapport ‘Maat
houden: een kader voor doorberekening van toelatings- en handhavingskosten’ (Kamerstukken II, 1996/97, 24036, nr. 22 en 64). Het college streeft doorlopend naar verbetering van de doelmatigheid en doeltreffendheid bij de taakuitoefening en beheersing
van de kosten.
Het tarievenbesluit volgt de structuur van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3 zien op gewasbeschermingsmiddelen respectievelijk biociden waarvan de werkzame stoffen opgenomen
zijn in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EG dan wel in bijlage I of IA bij Richtlijn 98/8/EG.
Hoofdstuk 4 ziet op bijzondere procedures voor aanvragen betreffende gewasbeschermingsmiddelen en biociden waarvan de werkzaam
stof nog niet in de bijlage(n) bij Richtlijn 91/414/EEG of Richtlijn 98/8/EG is opgenomen. Dit betreft de zogenaamde bestaande
stoffen.
Hoofdstuk 5 regelt enkele overige tarieven die betrekking hebben op gewasbeschermingsmiddelen en biociden zoals de jaarlijkse
vergoeding en de kosten van het inwinnen van inlichtingen omtrent proeven op gewervelde dieren.
De algemene kostenontwikkeling rechtvaardigt een indexering van de tarieven met gemiddeld 2,5%. Daarnaast is er sprake van
een aanpassing van het tarief van de jaarlijkse vergoeding die zich kenmerkt door enerzijds een daling van het tarief (opslag
voor de werkzaamheden t.b.v. de advisering over Europese stofbeoordelingen) voor gewasbescherming en anderzijds een stijging
van het tarief (opslag voor de werkzaamheden t.b.v. de advisering over Europese stofbeoordelingen) voor biociden. Tenslotte
zijn enkele tarieven meer in overeenstemming met elkaar gebracht en waar nodig bijgesteld op basis van nadere analyse en realisatie.
De vastgestelde tarieven gelden met ingang van 1 januari 2009.
Artikelsgewijs
Artikel 2
De aanvraagkosten dekken de gemiddelde tijd die beoordelaars en wetenschappelijk beoordelaars besteden aan de volledigheidsbeoordeling
van een aanvraag, inclusief de tijd die benodigd is voor een administratieve volledigheidsbeoordeling. Voorts dient de vergoeding
ter dekking van de kosten van de administratieve verwerking door de administratie en de afdeling DIV.
De aanvraagkosten en daarmee ook de tarifering voor het indienen van een aanvraag tot voorlopige toelating van een gewasbeschermingsmiddel
als bedoeld in artikel 34 van de wet, zijn gelijk aan de te maken kosten voor een aanvraag tot toelating als bedoeld in artikel
28 van de wet.
In artikel 35 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is geregeld dat een gewasbeschermingsmiddel door het college
op aanvraag van Onze Minister kan worden toegelaten. Dit artikel ziet op het gebruik van werkzame stoffen die niet met het
oog op het gebruik als gewasbeschermingsmiddel op de markt worden gebracht maar wel als zodanig worden aangewend. De daadwerkelijk
te maken kosten voor een aanvraag door Onze Minister zullen niet afwijken van de kosten te maken voor een aanvraag door een
toelatinghouder. Om die reden is het onder artikel 2 opgenomen aanvraagtarief verschuldigd.
Een administratieve wijziging betreft een wijziging waarvoor geen beoordeling behoeft te worden uitgevoerd, bijvoorbeeld een
wijziging van de naam van het middel, adreswijziging van de registratiehouder of wijzigingen in de tenaamstelling van de registratiehouder.
Artikel 3
In dit artikel is het tarief voor het samenvatten en evalueren per gegeven verbijzonderd. Uitsluitend de kosten van de werkzaamheden
die in het kader van een specifieke aanvraag zijn verricht, worden in rekening gebracht.
Het artikel bevat een tarief voor de bepaling van het Maximum Toelaatbaar Risico (MTR) vastgelegd. Dit MTR wordt in het kader
van een aanvraag bepaald of op verzoek (zie artikel 26). De MTR van een werkzame stof of één van zijn metabolieten, wordt
berekend op basis van eindpunten uit bij het Ctgb beschikbare ecotoxicologische studies. Bij het bepalen van de MTR kunnen
laboratoriumstudies, semi-veldstudies of veldstudies worden gebruikt. Voor de kosten van de verrichte werkzaamheden wordt
verwezen naar de in artikel 3 genoemde tarieven voor deze werkzaamheden Daarnaast wordt voor het afleiden van een MTR-bodem
en een MTR-water een tarief in rekening gebracht dat is gebaseerd op het gemiddelde bedrag dat het Ctgb hiervoor aan evaluerende
instanties bij wie de opdracht is uitgezet, betaalt.
Het artikel bevat voorts een tarief voor de bepaling van de Maximale Residu Limiet (MRL). Een MRL wordt per gewas(groep) afgeleid.
Een gewasgroep bestaat uit één gewas waarvoor een set van proeven is geleverd waarvan een MRL wordt berekend. Het betreft
alle individuele gewassen of een groep van gewassen waarvan de MRL uit één dataset kan worden geëxtrapoleerd.
Artikel 4
In dit artikel is een tarief voor het samenvatten en evalueren van de toelatingsaanvragen voor micro-organismen opgenomen.
Een afzonderlijk tarief is om de hierna volgende reden met ingang van 1 januari 2005 ingevoerd. Doordat bij het beoordelen
van micro-organismen, in vergelijking met chemische stoffen, uitgegaan wordt van een andere set aan gegevensvereisten (bijlage
IIB/IIIB), zal meer met statements/waivers gewerkt zal worden, alsmede het feit dat micro-organismen in de lidstaat al van
nature kunnen voorkomen zal het proces van samenvatten, beoordelen en besluitvormen minder uniform zijn dan het beoordelen
van chemische middelen. Ook per type micro-organisme kan de beoordeling er anders uitzien. De kosten van de beoordeling van
micro-organismen, plantenextract, feromoon dan wel een werkzame stof die hiermee vergelijkbaar is, zijn significant lager
dan de beoordelingen van chemische stoffen. Doordat de beoordelingswijze per (type) micro-organisme, plantenextract, feromoon
dan wel een werkzame stof die hiermee vergelijkbaar is belangrijk verschilt, ligt het in de rede niet één tarief op basis
van voorcalculatie in rekening te brengen. Het voorgaande leidt het college tot de conclusie dat in dit geval de kosten in
rekening worden gebracht op basis van de werkelijk gemaakte kosten. Een nadeel van deze benaderingswijze is dat van tevoren
niet bekend is welke kosten er aan een aanvraag zijn verbonden. Om aan dit nadeel tegemoet te komen zal de aanvrager op voorhand
worden geïnformeerd over de kosten van de aanvraag.
Artikel 12
Voor 2009 is een wijziging in de tariefstructuur voor de aanvraag tot vrijstelling voor proefdoeleinden met gewasbeschermingsmiddelen
doorgevoerd. Het toepasselijke tarief hangt af van de vraag of ontheffing van de voorwaarde dat de behandelde gewassen niet
in de voedselketen mogen komen is aangevraagd. Als ontheffing van deze voorwaarde is aangevraagd worden extra toxicologische
beoordelingen uitgevoerd. Het tarief stijgt trapsgewijs met het aantal gewassen waarvoor ontheffing van deze voorwaarde is
aangevraagd.
Artikel 13
Zie de toelichting bij artikel 2. Het aldaar gestelde geldt eveneens ten aanzien van een aanvraag tot voorlopige toelating
van een biocide als bedoeld in artikel 54 van de wet en een aanvraag van Onze Minister als bedoeld in artikel 55 van de wet.
Artikel 14
In dit artikel is het tarief voor het samenvatten en evalueren per gegeven verbijzonderd. Uitsluitend de kosten van de werkzaamheden
die in het kader van een specifieke aanvraag zijn verricht, worden in rekening gebracht.
Artikel 20
Artikel 121, eerste lid, van de wet ziet op gewasbeschermingsmiddelen en biociden die zogenaamde bestaande werkzame stoffen
bevatten en waarvan de werkzame stof ingevolge een communautaire maatregel wordt onderzocht voor opneming in bijlage I bij
Richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG. Deze aanvragen worden overeenkomstig de
in hoofdstukken 4 en 5 van de wet opgenomen bepalingen behandeld voorzover in paragraaf 2 van hoofdstuk 9 van de wet geen
andersluidende bepalingen zijn opgenomen.
Artikel 21
Artikel 121, eerste lid van de wet heeft betrekking op verschillende aanvragen met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen
en biociden op basis van nog niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG of bijlagen I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG opgenomen
stoffen. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan aanvragen tot afgeleide of parallelle toelating. Ook de tarieven voor
de beoordeling in het kader van artikel 122, eerste lid, van de wet van de onder artikel. 25d, zesde lid, onderdeel e, van
de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 , ingediende aanvragen tot verlenging van de toelating vallen onder artikel 22, derde lid
van dit besluit. Ingevolge artikel 122, tweede lid, van de wet worden de middelen immers slechts op de in het eerste lid van
artikel 122, van de wet bedoelde lijst geplaatst, indien het college van oordeel is dat het gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk
de biocide, aan artikel 121a voldoet.
Voor zover aan de orde, worden uitsluitend de kosten van de samenvattings- en evaluatiewerkzaamheden die in het kader van
een specifieke aanvraag zijn verricht, in rekening gebracht.
Artikel 22
Dit artikel ziet op besluitvorming op een aanvraag tot toelating van een gewasbeschermingsmiddel of biocide als bedoeld in
artikel 123, eerste lid van de wet, indien het belang van de landbouw of een andere economische sector dit vereist. Eén en
ander is uitgewerkt in artikel 36 van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
In het eerste lid en tweede lid zijn de kosten opgenomen die door de PD voor de beoordeling of er sprake is van een knelpunt
bij een gewasbeschermingsprobleem en door het RIVM voor de beoordeling of er sprake is van een knelpunt bij een biocideprobleem,
opgenomen. De kosten worden door de PD en het RIVM aan het Ctgb in rekening gebracht, die deze vervolgens doorbelast aan de
aanvrager.
Artikel 23
Dit artikel ziet op een aanvraag tot toelating van een gewasbeschermingsmiddel of biocide als bedoeld in artikel 121, eerste
lid van de wet, waarvan de werkzame stoffen zijn opgenomen in de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel
8, tweede lid, tweede alinea van Richtlijn 91/414/EEG of die voor gebruik bij biologische productiemethoden in aanmerking
komen als bedoeld in bijlage II, onderdeel B, bij Verordening 2092/91/EEG inzake biologische productiemethode en aanduidingen
dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen. Eén en ander is uitgewerkt in artikel 37 van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen
en biociden.
Artikel 24
Dit artikel ziet op de aanvraag tot toelating van een gewasbeschermingsmiddel of biocide als bedoeld in artikel 121, eerste
lid, van de wet, waarvan de samenstelling in vergelijking met een eerder besluit tot toelating is gewijzigd. Het college besluit
tot toelating indien het van oordeel is dat bij de gewijzigde samenstelling van dat middel sprake is van minder risico voor
mens, dier, plant of milieu of van een middel met een grotere werkzaamheid bij een voor mens, dier, plant of milieu vergelijkbaar
risico in vergelijking met de samenstelling van het reeds toegelaten middel. Een toelating tot herformulering kan alleen door
de houder van een toelating of een houder van een verklaring van toegang worden aangevraagd.
Artikel 25
Richtlijn 98/8/EG voorziet niet in een vereenvoudigde uitbreidingstoelating. Vereenvoudigde uitbreiding van de toelating van
biociden is derhalve alleen mogelijk op basis van het nationale toelatingsregime tijdens de overgangsperiode van Richtlijn
98/8/EG.
Artikel 26
Een verzoek tot vaststelling van een MTR voor een werkzame stof kan ook buiten het kader van een toelatingsaanvraag geschieden.
Het Ctgb gebruikt daarvoor alle beschikbare gegevens. Ook in dit geval staan de aard en de hoeveelheid van de studies niet
vast. Om die reden kan in principe dezelfde tariefstructuur worden gehanteerd als bij de vaststelling in het kader van een
toelatingsaanvraag.
Artikel 27
Een verzoek tot vaststelling van een MRL voor een werkzame stof kan ook buiten het kader van een toelatingsaanvraag geschieden.
Het Ctgb gebruikt daarvoor alle beschikbare gegevens. Ook in dit geval staan de aard en de hoeveelheid van de studies niet
vast. Om die reden kan de dezelfde tariefstructuur worden gehanteerd als bij de vaststelling in het kader van een toelatingsaanvraag.
De tariefstelling is voor beide situaties gelijk omdat de te verrichten werkzaamheden voor de bepaling van de MRL niet verschillen.
Artikel 28
Het artikel bevat een tarief voor een verzoek tot beoordeling van de technische werkzame stof afkomstig uit andere bronnen.
Vergelijkbare werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de ‘compliance check’ (eerste stap bij herregistratie) vallen
niet onder van het Tarievenbesluit.
Artikel 29
De peildatum voor de jaarlijkse vergoeding voor de registratie van een toegelaten gewasbeschermingsmiddel of biocide in een
kalenderjaar, is 1 februari van dat jaar. De houder van de toelating ontvangt in februari van dat jaar een rekening van het
Ctgb. De hoogte van de jaarlijkse vergoeding staat vast en varieert niet met het aantal maanden per jaar dat een middel is
toegelaten. De jaarlijkse vergoeding financiert de kosten voor het onderhouden van de toegelaten middelen, de kosten voor
het onderhouden van het toetsingskader en 50% van de kosten voor advisering van EU rapporten gewasbescherming en biociden.
Het tarief voor de jaarlijkse vergoeding is in 2009 ten opzichte van 2008 voor gewasbeschermingsmiddelen naar beneden bijgesteld
en voor biociden verhoogd. De hoogte van het tarief, en dan met name de opslag voor de werkzaamheden advisering van EU rapporten,
wordt jaarlijks bepaald aan de hand van de werkzaamheden en kosten die in enig jaar worden verwacht. Voor gewasbescherming
wordt in 2009 rekening gehouden met een afname van de werkzaamheden, voor biociden wordt rekening gehouden met een stijging
van deze werkzaamheden.
Artikel 30
Ingevolge artikel 8:3, tweede lid, Besluit Bestuursreglement regeling toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden Ctgb 2007 stelt het college een tarief vast voor de bemiddeling in het kader van een verzoek om uitwisseling
van dierproefgegevens. De uitwerking van de bemiddeling dient in de praktijk nog zijn neerslag te krijgen. Om die reden is
het thans nog niet mogelijk in een tarief te voorzien. De grondslag voor het in rekening brengen van het tarief is vooruitlopend
hierop wel vastgelegd.