Wijziging Subsidieregeling Stichting CAOP

25 november 2008

Nr. 2008-0000579903

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 12, 13, 14 en 15 van de Wet overige BZK-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling Stichting CAOP wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De subsidie bedraagt vanaf 2009 ten hoogste € 2.200.000,–.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. het verrichten van faciliterende werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van het overheidsbeleid inzake integriteitbevordering in de openbare sector of die dienstig zijn aan overheden die uitvoering geven aan de beleidsthema’s ‘Veilige Publieke Taak’, ‘Topinkomens’ en ‘Diversiteit’.

2. Aan het slot van het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De jaarlijkse afschrijvingskosten van bedrijfsmiddelen dienen in overeenstemming te zijn met de werkelijke gebruiksduur, die wordt gesteld op ten minste vijf jaar.

C

Artikel 4, derde lid, tweede volzin, komt te luiden:

De activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d, worden nader gespecificeerd en de omvang en het kwaliteitsniveau daarvan worden in het plan beschreven.

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Indien op 31 december 2010 de egalisatiereserve meer dan € 572.100,– bedraagt, kan de Minister bepalen dat het meerdere wordt teruggestort op de bankrekening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘2010’ telkens vervangen door: 2015.

E

In artikel 14 wordt na ‘2008’ ingevoegd: en 2013.

F

In artikel 18 wordt ‘1 januari 2011’ vervangen door: 1 januari 2015.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Algemeen

Aandacht voor de kwetsbaarheid van het openbaar bestuur is belangrijk. Een integere overheid is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed functioneren van overheidsorganisaties. Daarom wordt reeds langere tijd aan integriteitsbeleid op een breed front vorm en inhoud gegeven. Het vinden van de juiste balans tussen maatregelen van onderop en sturing van bovenaf (wet- en regelgeving) is daarbij altijd een kernpunt. Er is bewust gekozen voor een benadering waarin ruimte is voor eigen verantwoordelijkheid in plaats van een dwingend stelsel van regels. Zodoende is preventief integriteitsbeleid ontstaan voor de gehele openbare sector, waarin veel nadruk wordt gelegd op cultuuraspecten. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treedt daarbij op als coördinerend bewindspersoon. In die hoedanigheid acht ik het van belang dat de verschillende overheden, zoals gemeenten en provincies, worden gestimuleerd en gefaciliteerd bij het opzetten, implementeren en handhaven van integriteitsbeleid in de eigen organisatie.

Faciliterende werkzaamheden die in het verlengde liggen van het beleid behoeven echter niet noodzakelijkerwijs binnen de ministeriële organisatie plaats te vinden. Naast aandacht voor integriteit van het bestuur is ook ontlasting van bestuursdiensten en het beperken tot kerntaken immers belangrijk.

De ondersteuning en facilitering van overheidssectoren bij de opzet en implementatie van integriteitsbeleid, door het geven van voorlichting en organiseren van bijeenkomsten, workshops, lezingen en trainingen e.d., kan eveneens buiten de overheidsorganisatie plaatsvinden.

In dat verband is van belang dat het bestuur van de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP), die onder meer een platformfunctie vervult voor overheidswerkgevers en organisaties van werknemers in de publieke sector en jaarlijks een subsidie ontvangt voor haar activiteiten, onlangs besloten heeft facilitaire activiteiten te initiëren ten behoeve van integriteitbevordering in de openbare sector. Het centrum, dat de status heeft van een onafhankelijke stichting, gevormd door overheidswerkgevers- en werknemersorganisaties, verleent reeds facilitaire diensten voor de bij haar ondergebrachte Stichting Ien Dales Leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam. Deze stichting richt zich op onderzoek in relatie met de politieke en ambtelijke integriteit van de publieke dienst.

Om op adequate wijze invulling te kunnen geven aan zijn ambities op dit terrein, heeft het bestuur mij verzocht het subsidiebedrag dat de stichting reeds ontvangt voor andere activiteiten die in lijn met de doelstellingen van de stichting liggen, te verhogen. Ik heb besloten dit verzoek te honoreren. Bij dit besluit heeft onder meer meegewogen dat door in te gaan op het initiatief van het bestuur van het centrum tevens gevolg wordt gegeven aan de oproep aan lidstaten in het VN-verdrag tegen corruptie (Trb. 2005, 244), om integriteitbevorderende activiteiten zoveel mogelijk te doen uitvoeren door een onafhankelijke organisatie of instantie. Daarbij is tevens de mogelijkheid gecreëerd dat overheden die, in het kader van transparantie en efficiëntie van het bestuur en innovatie van de openbare sector uitvoering (als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van de Wet overige BZK-subsidies) geven aan beleidsthema’s zoals ‘Veilige Publieke Taak’, ‘Topinkomens’en ‘Diversiteit’ gebruik maken van faciliteiten die het CAOP biedt. De subsidie die het ministerie aan het CAOP verleent ten behoeve van de uitbreiding van activiteiten wordt verhoogd met € 513.800,– waardoor met ingang van 1 januari 2009 de jaarlijkse subsidie ten hoogste € 2.200.000 bedraagt.

De overige wijzigingen in de regeling, die hierna artikelsgewijs worden toegelicht, vloeien voort uit een aantal conclusies en aanbevelingen van een in augustus 2008 opgesteld evaluatierapport omtrent de bedrijfsvoering, de kwaliteit van de activiteiten, de productiviteit en het gevoerde financiële beleid bij het CAOP over de afgelopen jaren. Het rapport beoordeelt deze als positief.

Wijziging van de bestaande subsidieregeling die voor het CAOP geldt, vindt plaats met ingang van 1 januari 2009.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen B en C

In artikel 3, eerste lid, van de subsidieregeling worden de activiteiten genoemd ten behoeve waarvan de subsidie wordt verstrekt. In het eerste lid, onder a, gaat het om kosten die verband houden met een viertal bovensectorale, aan het sectormodel gerelateerde, commissies. Het eerste lid, onder b, betreft commissies die vóór de invoering van het sectorenmodel ten behoeve van bepaalde groepen van werknemers zijn ingesteld. De activiteiten, genoemd in het artikel 3, eerste lid, onderdelen c en d, dienen in activiteitenplannen nader te zijn gespecificeerd. In activiteitenplannen zal daarvan een nadere specificatie moeten worden gegeven, waarbij tevens dient te worden aangegeven wat de omvang en het kwaliteitsniveau zal zijn van de activiteiten die worden ondernomen. Deze aanvulling op het derde lid van artikel 4 is opgenomen om de door het CAOP uit te voeren activiteiten te binden aan kwaliteitsnormen. Daardoor kan tevens, tussentijds, vóór de in de regeling vastgestelde evaluatiemomenten, meer inzicht worden verkregen in de prijs/ kwaliteitsverhouding van de gesubsidieerde activiteiten.

Met de wijziging van het tweede lid van artikel 3 wordt de afschrijving van bedrijfsmiddelen van de overige infrastructurele kosten afgezonderd. Deze kosten dienen op een andere wijze berekend te worden dan ‘volgens de normen die in het maatschappelijke verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd’, zoals thans in de redactie van het tweede lid is te lezen.

Deze normstelling is te vaag. Het blijkt in de praktijk dat bij bedrijfsmiddelen waarop wordt afgeschreven, de feitelijke gebruiksduur meestal langer is dan de geschatte gebruiksduur. Rekening houdend hiermee, dient de afschrijving meer in overeenstemming te worden gebracht met de werkelijke gebruiksduur en wordt de minimale afschrijvingsduur gesteld op vijf jaar voor alle bedrijfsmiddelen.

Onderdeel D

De wijzigingen van artikel 8 houden verband met de invoering van een tussentijdse peiling in 2010 van de omvang van de egalisatiereserve en een eventuele terugstorting van subsidiegelden. In 2015, wanneer het subsidiebesluit expireert, zal wat de egalisatiereserve betreft een eindafrekening plaatsvinden.

Onderdelen E en F

Ingevolge het bepaalde in artikel 14 van deze subsidieregeling is in 2008 een evaluatie opgesteld over de voorgaande jaren, die niet alleen inzicht biedt in de ontwikkeling en de kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten, maar in de hele organisatie en alle andere activiteiten. Dit heeft over het geheel genomen geleid tot een positieve beoordeling. In verband daarmee, alsmede met het oog op de continuïteit van het CAOP, heb ik besloten de subsidieregeling, die op 1 januari 2011 zou komen te vervallen, te verlengen tot 1 januari 2015. In 2013 vindt op de voet van het gewijzigde artikel 14 opnieuw een tussentijdse evaluatie plaats als hiervoor omschreven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven