Regeling houdende vrijstelling van enkele bepalingen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ten behoeve van particuliere geld- en waardetransportbedrijven (Regeling vrijstelling geld- en waardetransportbedrijven)

26 november 2008

Nr. CEND/HDJZ/2008-1599 sector AWW

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 147, tweede lid, en 150, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Aan particuliere geld- en waardetransportbedrijven als bedoeld in artikel 147, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is vrijstelling verleend van het bepaalde in de artikelen 10, 23, aanhef en onderdelen b, c, e en g, en 62 voor zover het betreft de verkeerstekens op de borden C1, C6, C7, C12, C17, C18, E2, E7, E8 en G7, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

  • 2. De vrijstelling wordt verleend onder de volgende voorschriften en beperkingen:

    • a. de veiligheid van het verkeer dient onder alle omstandigheden te worden gewaarborgd;

    • b. het verkeer dient zo weinig mogelijk te worden gehinderd, zo nodig dient daartoe het voor de uitoefening van de taak gebruikte voertuig te worden verplaatst;

    • c. van de vrijstelling mag alleen gebruik worden gemaakt, indien het vervoer betreft dat wordt verricht met materieel dat voldoet aan de eisen gesteld aan het gebruikte materieel in artikel 23, juncto bijlage 5, van de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

    • d. de vrijstelling beperkt zich tot gebieden waarvoor een verkeersbesluit tot plaatsing van de in het eerste lid genoemde verkeerstekens is genomen met het oog op bescherming van het winkelende publiek;

    • e. de vrijstelling geldt alleen ten behoeve van de dienstverlening op het gebied van geld- en waardetransport op locaties gelegen in de in onderdeel d bedoelde gebieden;

    • f. in de gebieden genoemd in onderdeel d dient stapvoets te worden gereden.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vrijstelling geld- en waardetransportbedrijven.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

Algemeen

Op 7 november 2008 is de wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard alsmede wijziging van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit, de Binnenschepenwet en de Wet wegvervoer goederen op enkele technische punten in werking getreden1. Met deze wet is een nieuw tweede lid aan artikel 147 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) toegevoegd, op grond waarvan de Minister van Verkeer en Waterstaat aan geld- en waardetransporteurs een vrijstelling kan verlenen van bepalingen in lagere regelgeving. Alle bedrijven die beschikken over de in artikel 3, aanhef en onder c, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus bedoelde vergunning kunnen op grond van het tweede lid van artikel 147 van de WVW 1994 van bepalingen in lagere regelgeving worden vrijgesteld. Op grond van artikel 147, tweede lid, van de WVW 1994 hebben de geld- en waardetransporten een status gekregen vergelijkbaar, maar niet gelijk aan die van de reeds in artikel 147, eerste lid, van de WVW 1994 genoemde ‘openbare of daarmee gelijk te stellen diensten’, dat wil zeggen: politie en dergelijke. Op grond van artikel 150 kunnen aan een dergelijke vrijstelling voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Met de onderhavige regelgeving wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid tot verlenen van de bovengenoemde vrijstelling. Doel van deze maatregel is om geld- en waardetransporten te onttrekken aan regelbevoegdheid door gemeenten, in casu de beperkingen die gemeenten stellen om de toegang tot hun winkelgebieden te reguleren op plaats en tijd. Gemeenten hanteren hiervoor stopverboden, inrijverboden en voetgangersgebieden. Middels zogenoemde venstertijden worden deze juridische beperkingen tijdelijk opgeschort ten behoeve van de bevoorrading van winkels en andere dienstverlening.

Wanneer geld- en waardevervoerders zich aan de venstertijden moeten houden, betekent dit een grotere voorspelbaarheid en daarmee een hoger overvalrisico. In de praktijk vragen de geld- en waardevervoerders daarom bij gemeenten een ontheffing aan, waardoor de beperkingen ten aanzien van stedelijke distributie niet voor hen gelden. Deze ontheffing wordt in de regel verleend op gronden van openbare orde en veiligheid. De transporteurs moeten deze ontheffing evenwel in elke gemeente apart, soms per voertuig en periodiek aanvragen. In gevallen waarin gemeenten niet door middel van venstertijden in uitzonderingen op de toegangsverboden voorzien, zijn zogenoemde geldlopers kwetsbaarder, omdat ze onbeschermd grotere afstanden moeten lopen. De onderhavige vrijstelling beoogt de bestaande praktijk, waarbij op grote schaal ontheffing wordt verleend ten behoeve van de veiligheid te vereenvoudigen, te bestendigen en te uniformeren.

De onderhavige regeling is voorgelegd aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer. Zij kunnen zich in de invulling van de vrijstelling vinden.

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

De maatregel levert de betrokken bedrijven een vermindering van de administratieve lasten en regeldruk op voor de geld- en waardetransporteurs, echter deze lasten bevinden zich op gemeentelijk niveau. Aangezien de geld- en waardetransporteurs nog steeds bij de gemeente langs zullen moeten voor pasjes en sleutels om de barrières door te kunnen komen, is er geen sprake van een omvangrijke vermindering van de administratieve lasten en bedrijfseffecten. Ten tijde van het indienen van het wetsvoorstel is in overleg met het Adviescollege toetsing administratie lasten (Actal) besloten dat berekening en toetsing van de administratieve lasten niet noodzakelijk is.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven