TOELICHTING
Algemeen
Bij de Algemene wet erkenning EG- beroepskwalificaties van 6 december 2007 (Stb. 2007, 530), hierna te noemen de wet, is de Europese richtlijn nr. 2005/36/EG van 7 september 2005 (PbEU L 255) betreffende de erkenning
van EG-beroepskwalificaties, hierna te noemen de richtlijn, grotendeels geïmplementeerd.
De richtlijn heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in de Europese Unie, de EER-staten
(IJsland, Noorwegen, Liechtenstein) en Zwitserland te vergemakkelijken, in die zin dat migrerende beroepsbeoefenaars die hun
beroepskwalificaties in een EU-lidstaat, EER-staat of Zwitserland hebben behaald toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde
beroep in een andere EU-lidstaat, EER-staat of Zwitserland.
Bij de richtlijn zijn de drie voormalige richtlijnen betreffende het algemeen stelsel van beroepskwalificaties (richtlijn
nr. 89/48/EEG, richtlijn nr. 92/51/EEG; richtlijn nr. 99/42/EEG) en een twaalftal sectorale richtlijnen in één richtlijn ondergebracht.
In de richtlijn en de wet is in grote lijnen het stelsel van automatische erkenning gehandhaafd voor de beroepen waarvoor
bij sectorale richtlijnen de inhoud en duur van de vereiste opleidingen zijn gecoördineerd. In de individuele gezondheidszorg
betreft het de gereglementeerde beroepen van apotheker, arts, tandarts, verloskundige en verpleegkundige. Daarnaast is het
algemeen stelsel van erkenning van diploma’s gehandhaafd, in die zin dat onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie,
van de EER-staten of Zwitserland in beginsel als geschikt worden beschouwd om een beroep uit te oefenen in een andere staat
dan waar de daarvoor vereiste opleiding is afgerond, zonder dat de opleidingseisen voor dat beroep van tevoren zijn geharmoniseerd.
In de individuele gezondheidszorg vallen de krachtens artikel 34 van de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG) aangewezen beroepen, onder dit algemene stelsel. Het algemene stelsel is ook van toepassing op de in artikel 3 van
de Wet BIG genoemde beroepen van fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut en op de beroepen apotheker, arts,
tandarts, verloskundige en verpleegkundige ingeval de beroepsbeoefenaar niet voldoet aan de eisen voor automatische erkenning.
In het kader van het algemene stelsel kunnen compenserende maatregelen zoals een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid,
worden ingezet om de wezenlijke verschillen tussen de door de migrant gevolgde opleiding en de opleidingsvereisten van de
ontvangende lidstaat te overbruggen.
In de richtlijn en in de wet is een flexibel regime opgenomen voor tijdelijke en incidentele dienstverrichting. Of er sprake
is van tijdelijke of incidentele dienstverrichting zal per geval beoordeeld worden en is afhankelijk van de duur, frequentie,
regelmaat en continuïteit van de verrichting. Volgens jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (C–215/01 Schnitzer)
mag bij toepassing van deze criteria geen sprake zijn van een stabiele en permanente verbinding met de economie van de ontvangende
staat. Tijdelijke of incidentele dienstverrichting is mogelijk zonder een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties.
Wel kan van de dienstverrichter gevraagd worden zich vooraf te melden. Bij beroepen in de individuele gezondheidszorg kan
een lidstaat ook vooraf de beroepskwalificaties van de dienstverrichter controleren voor zover de automatische erkenning niet
van toepassing is, ter voorkoming van ernstige schade aan de gezondheid als gevolg van ontoereikende kwalificaties van de
dienstverrichter.
In dat geval heeft de dienstverrichter het recht om aan te tonen dat hij de ontbrekende kennis en vaardigheden reeds heeft
verworven.
Op grond van artikel 33, eerste lid, van de wet stelt de minister die het aangaat nadere regels voor de aanvraag tot erkenning
van beroepskwalificaties, de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid. Op grond van artikel 33, tweede lid, van de wet
stelt de minister die het aangaat nadere regels voor te overleggen verklaringen en documenten ingeval van tijdelijke en incidentele
dienstverrichting. De onderhavige regeling voorziet in deze nadere regels voor de gereglementeerde beroepen in de individuele
gezondheidszorg, te weten:
– de in artikel 3 van de Wet BIG genoemde beroepen:
apotheker, arts, fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, tandarts, verloskundige en verpleegkundige.
– de krachtens artikel 34 van de Wet BIG aangewezen beroepen:
apothekersassistent, diëtist, ergotherapeut, huidtherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, optometrist, orthoptist,
podotherapeut, radiotherapeutisch laborant, radiodiagnostisch laborant, tandprotheticus en verzorgende in de individuele gezondheidszorg.
Op grond van artikel 33, derde lid, van de wet zijn de colleges van de beroepsorganisaties, als bedoeld in artikel 14, tweede
lid, onderdeel e, van de Wet BIG, bevoegd tot het treffen van nadere regels als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel
33 van de wet, voor de onder hen ressorterende specialismen.
Administratieve lasten
Deze regeling heeft geen effect voor administratieve lasten.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Een betrokken staat betreft de lidstaten van de Europese Unie en de staten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte (Liechtenstein, Noorwegen, IJsland) en Zwitserland.
Artikel 2
Artikel 2 behelst de procedure voor een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties met betrekking tot gereglementeerde
beroepen in de individuele gezondheidszorg, die onder het algemeen stelsel vallen. Dit zijn de op basis van artikel 34 van
de Wet BIG aangewezen beroepen en de in artikel 3 van de Wet BIG genoemde beroepen van fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog
en psychotherapeut. Daarnaast is het algemeen stelsel van toepassing op de beroepen van apotheker, arts, tandarts, verloskundige
en verpleegkundige ingeval de beroepsbeoefenaar niet in aanmerking komt voor automatische erkenning van beroepskwalificaties
op basis van de coördinatie van de minimum opleidingseisen. Voor de beroepsbeoefenaren die in aanmerking komen voor automatische
erkenning van hun getuigschrift, geldt de procedure zoals opgenomen in artikel 8 van het Besluit buitenslands gediplomeerden
volksgezondheidt en in de Regeling aanwijzing buitenlandse diploma’s volksgezondheid.
Een aanvraag tot een erkenning van beroepskwalificaties op het gebied van gereglementeerde beroepen in de individuele gezondheidszorg,
wordt ingediend bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg te Den Haag (CIBG).
Het CIBG besluit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de aanvraag, na een eventueel advies van Commissie
buitenslands gediplomeerden volksgezondheid.
In het tweede lid is aangegeven welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. Hierbij is grotendeels aangesloten
bij artikel 13 van de wet.
Artikel 2, tweede lid, onderdeel h, betreft de migrerende beroepsbeoefenaar die in bezit is van een opleidingtitel die is
behaald in een derde land en die erkend is door het bevoegd gezag van een van de lidstaten van de Europese Unie, EER-staten
of Zwitserland. De migrerend beroepsbeoefenaar dient in dat geval naast zijn getuigschrift een verklaring te overleggen, waaruit
blijkt dat het bevoegd gezag van de betrokken staat het getuigschrift heeft erkend met inachtneming van de minimum opleidingseisen
en waaruit blijkt dat drie jaar ervaring is opgedaan in het betrokken beroep in een van de vermelde staten.
Artikel 3
Om te kunnen beoordelen of een van de situaties als vermeld in artikel 11, eerste lid, van de wet zich voordoet, te weten:
* ingeval de door de migrerende beroepsbeoefenaar gevolgde opleiding korter is dan die vereist in het onvangende land,
* ingeval de door de migrerende beroepsbeoefenaar gevolgde opleiding vakken bevat die wezenlijke verschillen vertonen met de
vakken van de in het ontvangende land vereiste opleiding,
* dan wel ingeval het in Nederland gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet
bestaan in hetzelfde beroep in de betrokken staat van oorsprong, wordt advies ingewonnen bij de Commissie buitenslands gediplomeerden
volksgezondheid (hierna te noemen de commissie). In dit artikel is aangegeven waarop het advies van de commissie betrekking
heeft; namelijk of en zo ja welke van de situaties, zoals hiervoor vermeld, van toepassing is en of de aanvrager beroepservaring
aan moet tonen, een proeve van bekwaamheid of een aanpassingsstage af moet leggen. De commissie adviseert daarnaast over de
inhoud van de compenserende maatregelen en over de vraag of na het afleggen daarvan de wezenlijke verschillen in voldoende
mate zijn gecompenseerd.
Artikel 4
Artikel 4 geeft uitvoering aan het bepaalde in artikel 41, zesde lid, van de Wet BIG. In dat artikel is bepaald dat de buitenslands
gediplomeerde geen keuze toekomt tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid in de bij ministeriële regeling
aangewezen gevallen. Op grond van het onderhavige artikel 4 komt de migrerende beroepsbeoefenaar die het beroep van apotheker,
arts, tandarts, verloskundige of verpleegkundige in Nederland uit wil oefenen en die niet in aanmerking komt voor een automatische
erkenning, geen keuze toe tussen een aanpassingsstage en proeve van bekwaamheid. Deze beroepsbeoefenaars moeten op grond van
deze regeling een aanpassingsstage doorlopen van ten hoogste drie jaar. De reden van de uitsluiting van het keuzerecht is
dat er voor deze beroepen geen adequate proeve beschikbaar is. Een aanpassingsstage, waarbij ook praktijkervaring wordt opgedaan,
is voor de vermelde beroepen beter toegespitst om de wezenlijke verschillen in de opleidingen te overbruggen. Na het afronden
van een aanpassingsstage, valt te verwachten dat de migrerend beroepsbeoefenaar op een verantwoorde wijze zijn beroep in het
Nederlandse zorgstelsel zal kunnen uitoefenen.
Artikel 5
Bij brieven van 15 mei 2008 (Kamerstukken I 2007/08, 31059, D) en 15 mei 2008 (Kamerstukken II, 2007/08, 31059, nr. 10) heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Eerste en Tweede Kamer een lijst gezonden van alle gereglementeerde
beroepen waarop per beroep is aangegeven of bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting een melding vooraf in de zin van
artikel 23 van de wet is vereist.
Artikel 5 bevat een nadere regeling voor de procedure van deze melding voor de in artikel 3 van de Wet BIG genoemde beroepen
van apotheker, arts, fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, tandarts, verloskundige en verpleegkundige.
In het onderhavige artikel 5 is ook een plicht tot melding opgenomen voor de beroepen apotheker, arts, tandarts, verloskundige
en verpleegkundige die in aanmerking komen voor automatische erkenning op basis van de in titel III, hoofdstuk III van de
richtlijn bedoelde minimumopleidingseisen. Reden hiertoe is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg in het kader van haar
toezichthoudende taak moet kunnen nagaan of de betrokken beroepsbeoefenaar al dan niet op tijdelijke of incidentele basis
werkzaam is in het Nederlandse zorgstelsel en aan de vereiste beroepskwalificatie voldoet.
De melding vindt plaats bij het CIBG te Den Haag. Voor wat betreft de te overleggen documenten is zoveel mogelijk aangesloten
bij artikel 23 van de wet.
Het bewijs onder punt d betreft een bewijs van inschrijving in een beroepsregister ingeval dat in het land van herkomst aanwezig
is. Het document onder punt e betreft een verklaring van de betrokken bevoegde autoriteit van het land van herkomst waaruit
blijkt dat de migrant niet op grond van een rechterlijke, tuchtrechterlijke, of bestuursrechtelijke beslissing het recht op
de uitoefening van het betrokken beroep geheel, gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend is verloren.
De colleges van de beroepsorganisaties, die belast zijn met regelgeving inzake erkenning als specialist, zijn voor de onder
hen ressorterende specialismen, bevoegd tot het treffen van een nadere regeling voor de procedure van de melding.
Artikel 6
Bij de regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen (Stcrt. 30 januari 2008, nr. 21) zijn de beroepen aangegeven
waarbij ingeval van tijdelijke en incidentele dienstverrichting een controle vooraf kan plaatsvinden. In de individuele gezondheidszorg
betreft het de beroepen apotheker, arts, tandarts, verloskundige en verpleegkundige, die niet in aanmerking komen voor erkenning
op basis van de coördinatie van de minimumopleidingseisen en voor de fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut.
In artikel 6 zijn de procedure en voorwaarden voor de controle nader uitgewerkt.
Op grond van artikel 27 van de wet zal controle als ook het opleggen van compenserende maatregelen slechts in uitzonderlijke
gevallen kunnen plaatsvinden, te weten ingeval ontoereikende beroepskwalificaties van de dienstverrichter leiden tot ernstige
schade voor de volksgezondheid of veiligheid van een patiënt. Hierover wint de Minister advies in van de commissie. Indien
de commissie wezenlijke verschillen constateert tussen de beroepskwalificaties van de dienstverrichter en de in Nederland
vereiste opleiding voor de toelating tot het desbetreffende beroep en er om die reden sprake kan zijn van ernstige schade
aan de volksgezondheid, geeft de commissie de wijze aan waarop de dienstverrichter kan aantonen dat hij de ontbrekende kennis
en vaardigheden heeft verworven. Hierbij valt te denken aan een proeve van bekwaamheid.
De colleges van de beroepsorganisaties, die belast zijn met regelgeving inzake erkenning als specialist, zijn voor de onder
hen ressorterende specialismen bevoegd tot het treffen van een nadere regeling voor de procedure van de controle.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink.