Wijziging enige ministeriële regelingen en een beleidsregel in verband met inwerkingtreding vereenvoudiging Arbeidstijdenwet

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 mei 2007, tot wijziging van enige ministeriële regelingen en een beleidsregel in verband met de inwerkingtreding van de vereenvoudiging van de Arbeidstijdenwet

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3:2, derde lid, 8:1, eerste lid, 10:5 en 10:7 van de Arbeidstijdenwet en artikel 3.1:2, eerste en vierde lid, van het Arbeidstijdenbesluit;

Besluit:

Artikel I

Artikel 1.2, vierde lid, onder b, van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving komt te luiden:

b. de Arbeidstijdenwet: de artikelen 3:3, eerste lid, 4:1, vijfde lid, en 8:2, eerste en tweede lid;.

Artikel II

Bijlage 1 bij Regeling registratie arbeidstijden mijnbouw wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel III

Artikel 1:1 van de Nadere regeling kinderarbeid wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder a, vervalt ‘1.37’.

2. Aan het derde lid wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma toegevoegd: alsmede bij werkzaamheden waarbij op grond van artikel 1.37 van het Arbeidsomstandighedenbesluit voor jeugdige werknemers bijzondere vereisten zijn gesteld.

Artikel IV

In bijlage 2 Lijst met direct beboetbare feiten bij de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit wordt in onderdeel d ‘tussen 23.00 uur en 06.00 uur’ vervangen door: tussen 21.00 uur en 06.00 uur.

Artikel V

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 mei 2007.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.P.H. Donner.

Bijlage

Bijlage I behorende bij artikel 1 van de Regeling registratie arbeidstijden mijnbouw

SC80598-1.gif

Toelichting bij het registratieformulier

Standaardgegevens ter identificatie van werknemer/zelfstandige/werkgever

Werknemer/Zelfstandige/Adres/Woonplaats/Geboortedatum/Nationaliteit/Functie:

Hier wordt ingevuld naam werknemer of zelfstandige waar dit formulier betrekking op heeft.

Werkgever/Vestigingsplaats/Adres/Tel. nr.:

Hier wordt aangegeven voor welke werkgever men werkzaam is.

Arbeidstijdpatroon:

Hier wordt het arbeidstijdpatroon van de werknemer ingevuld, bijvoorbeeld:

Arbeidstijdenwet (ATW), niet-bestendig en -regelmatig Arbeidstijdenbesluit (ATB) enz.

Maand en jaar:

Hier wordt de desbetreffende maand en het jaar ingevuld.

Gegevens met betrekking tot de arbeidstijd

(kolom 1) Datum:

Hier wordt de datum ingevuld (1, 2, 3, enz.).

(kolom 2) Dag van de week:

Hier wordt de dag ingevuld (ma. di. wo. enz).

(kolom 3) Locatie/Installatie/Andere arbeidsplaatsen:

Hier wordt ingevuld de naam van de locatie c.q. installatie of andere arbeidsplaats waar de arbeid is verricht.

Indien het arbeidstijdpatroon (niet -regelmatig en -bestendig) inhoudt dat zowel onshore als offshore wordt gewerkt, dan wordt hier aangegeven op welke installaties, locaties of andere arbeidsplaatsen (bv. shop) wordt gewerkt.

(kolom 4) Consignatiedienst ja/nee:

Hier wordt aangegeven of de werknemer geconsigneerd is geweest.

Indien de werknemer geconsigneerd is geweest geeft u in kolom 8 de gewerkte uren aan en in kolom 16 een duidelijke argumentatie hiervoor.

Consignatie is de tijd tussen twee opeenvolgende diensten of tijdens een pauze waarin de werknemer uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden zo snel mogelijk de nodige werkzaamheden te verrichten.

Voorbeeld: op mijnbouwinstallaties kunnen specialisten in verband met onvoorziene omstandigheden hun dagelijkse rust onderbreken om werkzaamheden te verrichten, bijvoorbeeld ‘de medic’.

(kolom 5) Aanvang werktijd:

Hier wordt het tijdstip aangegeven waarop de werknemer begint te werken.

Woon-werkverkeer wordt niet als arbeidstijd gezien, helikoptervluchten van de wal naar het platform vallen onder woon-werkverkeer. De arbeidstijd begint bij de aanvang van de eerste dienst.

Werk-werkverkeer is wel werktijd (belangrijk voor werknemers die op één dag op meerdere installaties/locaties werken).

(kolom 6) Einde werktijd:

Hier wordt het einde van de arbeidstijd ingevuld.

Aanvang en einde werktijden worden aangegeven volgens het systeem van 24 uur (bijvoorbeeld 06.00 of 18.00 uur). Het registreren van aanvang- en eindtijden zijn voor onshore ook van belang om te bepalen of iemand in een nachtdienst heeft gewerkt. Is uw arbei dstijdpatroon op de ATW gebaseerd dan gelden voor nachtarbeid de specifieke bepalingen van artikel 5:8 ATW. Werkt u in een regelmating of niet-regelmatig arb eidstijdpatroon volgens de ATB, dan geldt er in geval van nachtarbeid alleen de beperking van het aantal nachtdiensten zoals bepaald in lid 8 en 9 van artikel 5:8 ATW. Er is sprake van een nachtdienst als u meer dan 1 uur werkt tussen 00:00 en 06:00 uur.

(kolom 7) Uren voor trainingen aan wal:

Hier worden de uren ingevuld die besteed worden door offshore/onshore- werknemers werkzaam in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon (ATB) aan verplichte trainingen op de wal bij trainingsinstituten.

Voor werknemers werkzaam in een niet bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon ATB geldt dat trainingen tijdens de normale arbeidstijd moeten worden gevolgd. Offshore/onshore werknemers werkzaam in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon (ATB) mogen deze trainingen bijwonen in de dagen dat men rust heeft, tot een maximum van 20 dagen per jaar. Deze uren hoeven niet meegerekend te worden in kolom 14, totaal gewerkte uren, maar u moet wel in de gaten houden dat op jaarbasis de trainingsdagen c.q. uren gecompenseerd worden, d.w.z. de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd over een jaar blijft maximaal 40 uur, waarbij de trainingsdagen dezelfde status hebben als ziekte- of vakantiedagen. Zie ook toelichting bij kolom 13)

(kolom 8) Gewerkte uren bij consignatie:

Hier worden de uren ingevuld per oproep. De arbeidstijd vangt aan op het moment van oproep en bedraagt minimaal een 1/2 uur. Indien binnen een 1/2 uur na beëindiging van de arbeidstijd die voortvloeit uit een oproep, opnieuw een oproep wordt gedaan is de tussenliggende tijd arbeidstijd.

Bij consignatie is de maximale arbeidstijd 13 uur per 24 uur, waarbij het totaal aantal uren arbeid per week niet meer mag bedragen dan 85 uur. Dit betekent dat, indien er een 12-uur- dienstrooster is, waarvan er 11 uur werkelijk gewerkt wordt, er nog 2 uur per 24 uur, met een maximum van 85 uur per week, besteed kan worden aan consignatie.

(kolom 9) Inkorten rusttijd:

Indien er gebruik wordt gemaakt van inkorten rusttijd moet dat hier door middel van een X of de J van ja worden ingevuld. Bij de kolom opmerkingen (kolom 16) wordt de aanvangstijd en eindtijd ingevuld, zodat zichtbaar is of men 8 uur aangesloten rust heeft genoten.

De inkorting van de aaneengesloten dagelijkse rusttijd tot 8 uur houdt niet in dat men 16 uur arbeid mag verrichten. De maximale arbeidstijd per dienst blijft 12 uur (ATW) of 11 uur (ATB). De inkorting van de dagelijkse rust maakt het alleen mogelijk dat de te werken uren kunnen worden verspreid over een diensttijd van 16 uur.

(kolom 10) Overwerk:

Indien als gevolg van onvoorziene situaties of werkzaamheden die geen uitstel dulden (artikel 5:10 ATW of artikel 4.3:1 ATB) het noodzakelijk is geweest tijdens een dienst langer te werken dan het maximum van 11 uur (ATB) of 12 uur (ATW), worden deze extra uren hier ingevuld. Deze extra uren moeten wel gecompenseerd worden, zodat de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd niet boven het gestelde maximum uitkomt.

(kolom 11) Uren voor oefeningen

(geldt alleen voor werkzaamheden verricht volgens de arbeidstijdpatronen van het Arbeidstijdenbesluit):

Hier worden de uren ingevuld die aan oefeningen zijn besteed buiten de normale dienst.

Offshore alsmede onshore wordt eenmaal in de twee weken ten behoeve van de voorbereiding op noodsituaties een uur besteed aan oefeningen, waarvoor de arbeidstijd met 1 uur mag worden verlengd c.q. de rusttijd met 1 uur worden ingekort. Voor sommige werknemers, namelijk degene die op dat moment hun dienst nog niet hadden beëindigd, vallen deze oefeningen dus in de normale dienst en worden hier niet opgenomen.

(kolom 12) Gewerkte uren in het buitenland:

Hier worden de uren ingevuld tijdens welke de werknemer gedurende het tijdvak waarop dit formulier betrekking heeft in het buitenland werkzaamheden heeft verricht, omdat deze uren ook meetellen voor de vaststelling van de werkelijk gewerkte uren volgens de ATW/ATB.

De werknemer verstrekt aan de in Nederland gevestigde werkgever uit eigen beweging tijdig de voor de naleving van de arbeidstijden nodige inlichtingen.

(kolom 13) Overigen:

Uren i.v.m. ziekte, vakantie, calamiteiten-/kortverzuimverlof (o.g.v. Wet arbeid en zorg), ondernemingsraadwerk, of i.v.m. de vervulling van een door de wet of overheid opgelegde verplichting, tellen voor de berekening van de gemiddelde arbeidstijd per week mee als arbeidstijd. In deze situaties wordt het aantal uren geteld dat de persoon gewerkt zou hebben als hij niet ziek geworden was of geen vakantie e.d. opgenomen had. Deze uren worden hier ingevuld. In kolom 16 wordt aangegeven waarvoor men deze uren heeft gebruikt.

(Let wel: vrije dagen als gevolg van werktijdverkorting of anderszins opgebouwde vrije tijd – ADV-dagen bijvoorbeeld –, kraamverlof, kortdurend zorgverlof, langdurende zorgverlof of ouderschapssverlof tellen niet mee als arbeidstijd).

Voorbeeld.

Indien een werknemer, bijvoorbeeld werkzaam in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon (ATB), een week ziek is tijdens zijn 14 dagen offshore, wordt voor de berekening van zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd deze week beschouwd als een gewerkte week.

Hoe wordt het aantal uren van deze week berekend? Voor een werknemer in een regelmatig en bestendig arbeidstijdpatroon is duidelijk te bepalen hoeveel uren hij gewerkt zou hebben als hij niet ziek zou zijn geworden. Bij werknemers in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon kunnen zich situaties voordoen, waarin vooraf niet duidelijk is hoeveel uur arbeid een werknemer zou hebben verricht. Voor dergelijke situaties kan gerekend worden met een arbeidstijd per dag van 8 uur.

In een dergelijk geval is het toegestaan dat de werknemer, na zijn periode van ziekte, tijdens zijn eigenlijke (oorspronkelijk ingeroosterde) rusttijd van 14 dagen weer aan het werk gaat. Omdat de uren die hij gewerkt zou hebben indien hij niet ziek geworden was meetellen als arbeidstijd, is het mogelijk dat in dat geval zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd per 16 weken boven de 40 uur uitkomt. In dergelijke gevallen zal SODM niet handhavend optreden wanneer op jaarbasis het gemiddelde van 40 uur arbeid (vakantie en ziekte uren dus meegerekend) niet wordt overschreden.

Een werknemer die lid is van een ondernemingsraad, mag zijn OR-werk doen bovenop zijn twaalfuursdienst, zolang de gemiddelde 40-urige werkweek, berekend over een periode van 16 weken, niet wordt overschreden. Evenzo mogen OR-werkzaamheden uitgevoerd worden in de `week af', met inachtneming van de 40-urige werkweek.

(kolom 14) Totaal gewerkte uren:

Hier worden het totaal aantal uren opgegeven waarin arbeid is verricht. Dus het totaal van de kolommen 8, 9, 11, 12 en 13.

(kolom 15) Onafgebroken rusttijd:

Hier wordt het aantal uren ingevuld tussen twee opeenvolgende diensten.

(kolom 16) Opmerkingen:

Hier worden eventuele opmerkingen ingevuld, zoals bijv. reden consignatie, welke veiligheidstraining is gevolgd (kolom 7), compensatie, vakantie, ziekte, aard van de overmacht, enz.

Toelichting

Artikel I

In de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving wordt in artikel 1.2, vierde lid, onder b, de directeur van de Arbeidsinspectie aangewezen als de ambtenaar die ontheffing kan verlenen van het verbod op kinderarbeid. Deze nadere aanwijzing was gebaseerd op het tweede lid van artikel 3:3 van de Arbeidstijdenwet (ATW). Als gevolg van de wijziging van deze wet per 1 april 2007, is deze bepaling na deze datum opgenomen in het eerste lid van artikel 3:3 ATW. Middels de wijziging van artikel I wordt de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving dienovereenkomstig aangepast.

Artikel II

In het eerste en vierde lid van artikel 3.1:2 van de Arbeidstijdenwet wordt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheid geboden om nadere regels te stellen m.b.t. de registratie van arbeids- en rusttijden van werknemers in de mijnbouw, in het bijzonder van hen die werkzaam zijn in een zogenaamd niet-bestendig en -regelmatig arbeidspatroon. Hierop is de Regeling registratie arbeidstijden mijnbouw gebaseerd. Bijlage 1 van deze regeling geeft een model-registratieformulier en een toelichting daarbij. Deze toelichting bevat verwijzingen naar zowel de Arbeidstijdenwet als naar de specifieke regeling voor arbeid in de mijnbouw (§ 5.14 Arbeidstijdenbesluit). Als gevolg van de wijziging van deze wet en het Arbeidstijdenbesluit per 1 april 2007 dienden deze verwijzingen aangepast te worden. Artikel II voorziet hierin middels een herziene bijlage 1.

Artikel III

De Nadere regeling kinderarbeid is bij Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 maart 2007 (Stcrt. 64) tot wijziging van de Nadere regeling kinderarbeid in verband met de vereenvoudiging van de Arbeidstijdenwet met ingang van 1 april 2007 aangepast. Daarbij is in artikel 1:1, tweede lid, onder a, per abuis artikel 1.37 van het Arbeidsomstandighedenbesluit in de opsomming van artikelen opgenomen waarbij geen sprake is van arbeid van lichte aard. Dit heeft tot ongewenst gevolg dat kinderen vanaf 14 jaar in het kader van een stage geen enkele arbeid met of aan mechanische arbeidsmiddelen mogen verrichten. Voor 1 april 2007 was dit wel toegestaan. Deze omissie wordt met deze wijziging van de Nadere regeling kinderarbeid hersteld. Artikel 1.37 is thans toegevoegd aan het derde lid van artikel 1:1. Dit alles heeft tot gevolg dat kinderen tijdens een stage, mits er sprake is van adequaat deskundig toezicht, met of aan mechanische arbeidsmiddelen mogen werken. Buiten een stage blijft deze arbeid voor kinderen van 13, 14 en 15 jaar verboden.

Artikel IV

Abusievelijk is in bijlage 2 (Lijst met direct beboetbare feiten) bij de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit, van 5 april 2007 (Stcrt. 76), ten aanzien van kinderarbeid door kinderen van 13 tot en met 15 jaar als direct beboetbaar feit opgenomen het verrichten van arbeid tussen 23.00 uur en 06.00 uur. Dit moet, conform oude Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit, van 7 september 2004 (Stcrt. 174), zijn tussen 21.00 uur en 06.00 uur. Een beleidswijziging is op dit punt niet beoogd. Deze omissie wordt thans hersteld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner

Naar boven