Wijziging Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer

Regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer in verband met een nieuwe verdeelsleutel

13 december 2007

Nr. HDJZ/S&W/2007-1681

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 4, derde lid, van het Besluit BDU verkeer en vervoer en artikel 10, derde lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

1. Het percentuele aandeel, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, van een uitkeringsontvanger is de uitkomst van de formule:

(WREGIO × OADREGIO)/(WTOTAAL × OADTOTAAL) × R × 100%

in welke formule voorstelt:

WREGIO:

het aantal woningen binnen de provincie of de plusregio

OADREGIO:

de omgevingsadressendichtheid binnen de provincie of de plusregio

WTOTAAL:

het aantal woningen binnen Nederland

OADTOTAAL:

de omgevingsadressendichtheid binnen Nederland

R:

de rekenfactor

2. De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van de omgevingsadressendichtheid en het aantal woningen, bedoeld in het eerste lid, worden ontleend aan de bij het Centraal Bureau voor de Statistiek daaromtrent beschikbare gegevens, naar de meest actuele stand op het moment van verstrekking van de brede doeluitkering, bedoeld in artikel 3 van de wet.

3. De rekenfactor, bedoeld in het eerste lid, heeft de waarde van de onderstaande tabel.

Uitkeringsontvanger

Rekenfactor

Stadsregio Amsterdam

1,080

Stadsregio Arnhem-Nijmegen

1,127

Stadsregio Eindhoven

0,679

Stadsregio Haaglanden

0,974

Stadsregio Rotterdam

1,300

Stadsregio Twente

0,818

Stadsregio Utrecht

1,065

Provincie Drenthe

1,331

Provincie Flevoland

1,275

Provincie Friesland

1,403

Provincie Gelderland

1,233

Provincie Groningen

1,179

Provincie Limburg

0,886

Provincie Noord-Brabant

0,707

Provincie Noord-Holland

0,544

Provincie Overijssel

0,923

Provincie Utrecht

0,852

Provincie Zeeland

1,296

Provincie Zuid-Holland

0,770

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Het absolute aandeel, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, van een uitkeringsontvanger, bedraagt voor de uitkeringsjaren 2008 tot en met 2010 het bij die ontvanger genoemde bedrag in de onderstaande tabel:

Uitkeringsontvanger

Bedrag 2008

(× 1000 euro)

Bedrag 2009

(× 1000 euro)

Bedrag 2010

(× 1000 euro)

Stadsregio Amsterdam

4457

-1523

-1523

Stadsregio Arnhem-Nijmegen

3382

6592

6592

Stadsregio Eindhoven

1941

1008

1008

Stadsregio Haaglanden

2132

1623

1623

Stadsregio Rotterdam

2524

2183

2183

Stadsregio Twente

2188

1243

1243

Stadsregio Utrecht

3161

1397

1397

Provincie Drenthe

7045

6220

3420

Provincie Flevoland

1474

469

469

Provincie Friesland

3850

1627

1627

Provincie Gelderland

4335

1838

1838

Provincie Groningen

4242

1610

1610

Provincie Limburg

4133

5005

5005

Provincie Noord-Brabant

4097

2381

2381

Provincie Noord-Holland

2571

1960

1960

Provincie Overijssel

5794

4531

4531

Provincie Utrecht

1756

1950

8172

Provincie Zeeland

2068

647

647

Provincie Zuid-Holland

3328

7233

7233

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

De rente, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet wordt berekend over het bedrag dat de uitkomst is van de volgende som:

Totaal reservering vorige jaren

-/- bestedingen lopend jaar ten behoeve van derden, voor zover deze nog niet in een jaarrekening zijn opgenomen

waarbij in deze som voorstelt:

Totaal reservering vorige jaren:

Het bedrag dat in de bijlage bij de jaarrekening ingevolge artikel 1 van de Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen is opgenomen bij de Brede doeluitkering verkeer en vervoer onder de indicator ‘eindsaldo/reservering vorig jaar’

Bestedingen lopend jaar ten gunste van derden:

Het bedrag dat in het jaar waarop de verantwoording door de provincie onderscheidenlijk de plusregio betrekking op heeft, door Gedeputeerde Staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur ingevolge artikel 2, tweede lid, en artikel 3 derde lid, van de wet, is verstrekt aan de rechtpersonen genoemd in de in de onderdelen a tot en met c van deze artikelen en tevens de verantwoording over deze verstrekte gelden door provincie en plusregio nog niet zijn meegenomen in de jaarrekening over het verantwoordingsjaar, maar in het jaar volgend op het verantwoordingsjaar.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Indien de minister toepassing geeft aan artikel 11, eerste lid, onder b, van de wet, verlaagt hij de uitkering voor het betreffende jaar uitkeringsjaar met € 150.000.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C. Huizinga-Heringa.

Toelichting

Doel van deze wijziging van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer is het invoeren van een nieuwe verdeelsleutel voor de brede doeluitkering verkeer en vervoer (hierna: BDU verkeer en vervoer). De nieuwe verdeelsleutel is aangekondigd bij de inwerkingtreding van de Wet BDU verkeer en vervoer op 1 januari 2005. De nieuwe verdeelsleutel, die de tijdelijke verdeelsleutel vervangt, heeft als kenmerk dat hij rekening houdt met de verschillen in dynamiek tussen de afzonderlijke provincies en plusregio’s en dat hij beleidsprioriteiten uit de Nota Mobiliteit accommodeert.

Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer vindt de verdeling over provincies en plusregio van het voor het totaal van de uitkeringen beschikbare bedrag plaats op grond van gebiedsgerichte structuurkenmerken. Op basis van deze structuurkenmerken wordt voor iedere provincie onderscheidenlijk voor iedere plusregio afzonderlijk het percentuele aandeel en het absolute aandeel berekend van het voor het totaal van de uitkeringen beschikbare bedrag. De nieuwe verdeelsleutel is uitsluitend van toepassing op de bepaling van het percentuele aandeel per provincie of plusregio en bestaat uit een formule op basis waarvan deze percentuele aandelen in een bepaald jaar kunnen worden berekend.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

In het eerste lid van artikel 2 is de formule opgenomen op grond waarvan de percentuele aandelen per provincie of plusregio worden berekend. De verdeelformule bestaat uit een combinatie van de structuurkenmerken woningen en omgevingsadressendichtheid (OAD) en een zogenoemde rekenfactor.

Onder woningen wordt in overeenstemming met de definitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek verstaan zelfstandige woonruimten. Hiermee vallen buiten de definitie wooneenheden (woonruimten met voor het wonen kenmerkende gemeenschappelijke voorzieningen, zoals studenten- en verpleegstersflats), recreatiewoningen en bijzondere woongebouwen (woonruimten bestemd voor de woongebouwen huisvesting van institutionele huishoudens zoals bejaardenoorden, verpleeghuizen en gezinsvervangende tehuizen).

Onder OAD wordt verstaan het gemiddelde aantal adressen per km dat een adres in zijn omgeving heeft. Als omgeving van een adres wordt een cirkel aangehouden met een straal van 1 kilometer rondom dat adres. Alleen fysieke adressen worden in de OAD betrokken. Brievenbusfirma´s die uitsluitend over een postbusnummer beschikken worden niet meegenomen.

Behalve uit de structuurkenmerken woningen en OAD bestaat de verdeelformule ook uit een zogenoemde rekenfactor. De rekenfactor is bedoeld om grote herverdeeleffecten tussen provincies en plusregio´s te voorkomen die het gevolg zouden zijn van toepassing van een nieuwe verdeelformule die enkel was gebaseerd op woningen en OAD. Te grote herverdeeleffecten zijn bestuurlijk ongewenst. Met behulp van de rekenfactor is het verschil voor de uitkering van de uitkeringsontvanger op grond van de oude, tijdelijke verdeelsleutel en de nieuwe verdeelsleutel nooit groter of kleiner dan 4%. De rekenfactor is gedurende vijf jaar constant. Na vijf jaar wordt de nieuwe verdeelsleutel geëvalueerd en zal de (waarde van de) rekenfactor opnieuw worden bezien.

Het percentuele aandeel is dynamisch van aard in die zin dat elk jaar voor iedere provincie en iedere plusregio aan de hand van de dan actuele cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek het percentage wordt berekend. Het percentage kan dus van jaar op jaar fluctueren.

In artikel 2, tweede lid, is opgenomen de bron van waaruit de gegevens omtrent woningen en OAD afkomstig zijn. Eveneens is in dit artikellid opgenomen de te hanteren peildatum voor de vaststelling van de waarde van deze gegevens. Voor zowel woningen als OAD geldt dat als peildatum wordt gehanteerd het meest recente tijdstip waarop de gegevens bij het Centraal Bureau voor de Statistiek beschikbaar zijn. Voor woningen is dit het jaar t-1. De uitkering voor het jaar 2008 is dus gebaseerd op het aantal woningen per 1 januari 2007. Voor de OAD is het meest recente tijdstip waarop de gegevens beschikbaar zijn het jaar t-2. De uitkering voor het jaar 2008 is dus gebaseerd op de OAD van 2006.

Onderdeel B

De nieuwe verdeelsleutel is uitsluitend van toepassing op de berekening van het percentuele aandeel, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet. Daarnaast wordt voor bepaalde provincies en plusregio’s ook nog het absolute aandeel berekend. Het absolute aandeel is het bedrag dat provincies en plusregio´s ontvangen bovenop het bedrag dat zij ontvangen dat met behulp van het percentuele aandeel wordt berekend.

Het absolute aandeel bestaat uit tijdelijke bijdragen die zijn opgenomen in de in artikel 3 opgenomen tabel. De absolute tabel is alleen bedoeld voor:

Bestaande en nieuwe afspraken met een tijdelijk karakter waarvoor al dan niet tijdelijk extra geld aan het voor het totaal van de uitkeringen beschikbare bedrag wordt toegevoegd;

Nieuwe afspraken met een structureel karakter die in afwachting van een periodieke herziening van de rekenfactor tijdelijk via de absolute tabel worden verrekend. Bij herziening van de rekenfactor worden deze bedragen van de absolute tabel versleuteld in het percentuele aandeel.

In het uitkeringsjaar 2008 wordt de absolute component gevormd door tijdelijke bedragen in verband met de invoering van de chipkaart, toegankelijkheid en kaartautomaten.

Onderdeel C

Artikel 4 verhelpt het probleem dat in de verantwoording die provincies en plusregio’s moeten overleggen op 15 juli van het jaar volgend op het uitkeringsjaar een ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer, een te hoge rente wordt berekend over de ten laste van de uitkering gereserveerde bedragen, omdat over het voorafgaande uitkeringsjaar sommige bedragen ten onrechte nog gemarkeerd zijn als reservering en niet als besteding. Daarmee is het saldo van gereserveerde bedragen ten laste van de uitkering in de verantwoording van provincies en plusregio’s te hoog en daarmee ook de op basis hiervan berekende rente.

Het bovenstaande probleem wordt veroorzaakt door het feit de verantwoording die provincies en plusregio’s over de BDU afleggen op 15 juli van het jaar volgend op het uitkeringsjaar middels de jaarrekening enkel betrekking heeft op dat deel van de BDU dat zij zelf besteed of gereserveerd hebben en niet over het deel van de BDU dat zij door middel van artikel 2 van de Wet BDU verkeer en vervoer verstrekt hebben aan derden, bijvoorbeeld aan een inliggende gemeente. Het deel van de BDU dat verstrekt is aan een derde, kan door de provincie respectievelijk de plusregio eerst worden verantwoord in het tweede jaar volgend op het uitkeringsjaar, omdat de gegevens dan eerst beschikbaar zijn. Dit brengt met zich mee dat de rentetoevoeging over de reserve in het jaar volgend op het uitkeringsjaar feitelijk te hoog is. Daarom wordt in het nieuwe artikel de mogelijkheid geboden weldegelijk rekening te houdend met de gemeentelijke besteding in het uitkeringsjaar.

Onderdeel D

Sinds de wijziging van artikel 5 van het Besluit BDU verkeer en vervoer in verband met de invoering van single-information en single audit voor specifieke uitkeringen (Stb. 2006, 328) hoeft over de BDU geen afzonderlijke verantwoording meer te worden afgelegd, maar is deze onderdeel van een bijlage bij de jaarrekening van provincies en plusregio’s. Daarmee kunnen de bijlagen I en II bij deze regeling aangaande het model voor het aanleveren van verantwoordingsinformatie en het controleprotocol, komen te vervallen. Wat niet vervalt is de bepaling dat de uitkering met € 150.000 wordt verlaagd, indien de financiële verantwoording niet wordt ingediend conform de daaraan bij of krachtens de wet gestelde eisen. De grondslag voor een dergelijke verlaging is opgenomen in artikel 11, eerste lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer. De aan de verantwoording gestelde eisen zijn opgenomen in artikel 5 van het Besluit BDU verkeer en vervoer en artikel 1 van de Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

Naar boven