Aanwijzingsregeling Halt-bureaus

6 juli 2007

De Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 48f, 48g, eerste en tweede lid en 48n van de Wet Justitie-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Als Halt-bureaus kunnen worden aangewezen, organisaties die voldoen aan in ieder geval de volgende eisen:

a. Een Halt-bureau voorziet in de coördinatie en uitvoering van Halt-afdoeningen en Stop-reacties.

b. Een Halt-bureau heeft haar werkzaamheden georganiseerd met inachtneming van de volgende uitgangspunten, ongeacht de vraag of het Halt-bureau al dan niet deel uitmaakt van een groter geheel:

– het Halt-bureau is vormgegeven als een intern en extern als zodanig herkenbare entiteit;

– het Halt-bureau kent een eigen beleidsplan en begroting en is in staat om gegevens inzake de bedrijfsvoering vast te leggen en te reproduceren die voldoen aan uitgangspunten die daarvoor sectoraal ten behoeve van onderlinge vergelijkbaarheid zijn gesteld;

– het Halt-bureau beschikt over een aparte administratie met betrekking tot de financiering van de Halt-afdoeningen en Stop-reacties en de verschillende producten die daaronder vallen;

– het Halt-bureau hanteert bij haar in- en externe presentatie daarvoor sectoraal overeengekomen formats en afspraken;

– het Halt-bureau gebruikt de door Stichting Halt Nederland verleende beeld- en woordmerken, geregistreerd bij het Benelux Merkenbureau onder nummers 0748935 en 0764330 ten name van Halt Nederland, op haar briefpapier en website. Het door het Halt-bureau verlenen van sublicenties is niet toegestaan. Bij beëindiging van de aanwijzing is het Halt-bureau verplicht het Halt-beeld- en woordmerk niet meer te gebruiken en het Halt-beeld- en woordmerk binnen 30 dagen van haar eigendommen te verwijderen en verwijderd te houden;

– het Halt-bureau stelt een leidinggevende aan voor wie deze functie de hoofdactiviteit vormt en die binnen budgettair gestelde kaders handelingsvrijheid heeft voor de uitvoering van het beleidsplan en voor de inrichting en de kwaliteit van de bedrijfsprocessen en wel zodanig dat het mogelijk is te voldoen aan sectoraal gemaakte afspraken;

– de leidinggevende van het Halt-bureau beschikt over mandaat van het bestuur van het Halt-bureau of de moederorganisatie waarvan het deel uitmaakt, om het Halt-bureau te vertegenwoordigen in de vergadering van directeuren;

– het Halt-bureau maakt gebruik van de ondersteuning van Stichting Halt Nederland en is daartoe bij Stichting Halt Nederland aangesloten. Het bestuur van het Halt-bureau neemt deel aan de vergadering van aangeslotenen. Het Halt-bureau voegt zich naar rechtsgeldig genomen besluiten van deze vergadering ter zake van een goede uitvoering van het jaarlijks beleidsplan van Stichting Halt Nederland;

– het Halt-bureau registreert de werkzaamheden met betrekking tot Halt-afdoeningen en Stop-reacties in het landelijk registratiesysteem van Stichting Halt Nederland.

Artikel 2

Een aanvraag om als Halt-bureau te worden aangewezen, dient te worden ingediend bij Onze Minister. Onze Minister kan aan Stichting Halt Nederland advies vragen ten behoeve van de beslissing op de aanvraag.

Artikel 3

1. Indien een Halt-bureau niet voldoet aan de gestelde eisen kan de aanwijzing voor een periode van 6 maanden worden opgeschort.

2. Indien een Halt-bureau na een periode van 6 maanden – gerekend vanaf de datum waarop de aanwijzing is opgeschort – nog steeds niet aan die eisen voldoet, kan de aanwijzing worden ingetrokken.

Artikel 4

In het geval van een voorgenomen opschorting of intrekking van de aanwijzing wordt Stichting Halt Nederland gehoord.

Artikel 5

1. Onze Minister kan inzage vorderen van gegevens en bescheiden van een Halt-bureau, voorzover dat voor de uitoefening van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

2. De leidinggevende van een Halt-bureau is verplicht desgevraagd informatie met betrekking tot de organisatie en werkzaamheden van het Halt-bureau aan Onze Minister te verstrekken.

Artikel 6

De aanwijzingsregeling Halt-bureaus van 23 december 2002 (Stcrt. 31 december 2002, nr. 249) wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingsregeling Halt-bureaus.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 juli 2007.
De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

Toelichting

Algemeen

In artikel 48g van de Wet Justitie-subsidies, tweede lid, is bepaald dat bij ministeriële regeling eisen kunnen worden gesteld aan het aanwijzen van een Halt-bureau en dat kan worden bepaald in welke gevallen de aanwijzing wordt opgeschort of ingetrokken. Het expliciet aanwijzen van een Halt-bureau en het stellen van eisen om voor aanwijzing in aanmerking te komen is van belang, omdat deze bureaus een wettelijke taak hebben. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Halt-afdoening, een afdoening als bedoeld in artikel 77e van het Wetboek van Strafrecht. Bovendien zijn zij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Stop-reacties, die een juridische basis hebben in de Aanwijzing 12-minners inclusief stop-reactie van het College van procureurs-generaal. Daarom dient te zijn gewaarborgd dat door deze bureaus Halt-afdoeningen en Stop-reacties worden uitgevoerd. Afgezien van de nadere eisen die aan een Halt-bureau worden gesteld, dient een Halt-bureau vanzelfsprekend ook te handelen conform de toepasselijke regelgeving, dat wil zeggen richtlijnen zoals vastgelegd in de Wet Justitie-subsidies, de afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht, de Ministeriële regeling Halt, het Besluit aanwijzing Halt-feiten en de Aanwijzing Halt-afdoening van het College van procureurs-generaal.

In 2003 heeft er een evaluatieonderzoek naar de financieringssystematiek voor de Halt-afdoeningen plaatsgevonden. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de Halt-bureaus op dat moment een grote diversiteit kenden in omvang en organisatievorm. Ongeveer de helft van de bureaus is op dat moment gemeentelijk georganiseerd, de overige bureaus maken deel uit van bureaus jeugdzorg, politie, een welzijnsorganisatie of kennen een zelfstandige stichtingsvorm. Vanaf januari 2005 heeft er vervolgens in de Halt-sector een herstructureringsproces plaatsgevonden, dat leidde tot een omvorming van de toen (in 2004) 58 Halt-bureaus naar een aantal van 18, waarbij voor wat betreft de reikwijdte en omvang, in grote lijnen is aangesloten bij de politieregio’s. Schaalvergroting werd noodzakelijk geacht om een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige uitvoering van de Halt-afdoening te kunnen (blijven) garanderen. Tevens diende de sectorale samenwerking, met in begrip van de rol van Stichting Halt Nederland, te worden verbeterd. Ook werd aanvulling van de eisen waaraan een Halt-bureau moet voldoen, met name voor wat betreft haar organisatie, noodzakelijk geacht.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De eisen die gesteld worden aan een Halt-bureau zijn opgenomen in artikel 1. Deze zijn, onder b, aangevuld met bepalingen omtrent de organisatie van een Halt-bureau.

Voorts zijn in artikel 1, onder b, nadere bepalingen opgenomen omtrent de verhouding van een Halt-bureau tot Stichting Halt Nederland. Op grond van artikel 48n van de Wet Justitie-subsidies kan de Minister van Justitie subsidie verlenen aan een rechtspersoon, die de activiteiten van de Halt-bureaus ondersteunt. In de Memorie van Toelichting van deze bepaling wordt aangegeven dat Stichting Halt Nederland als zodanige ondersteunende rechtspersoon fungeert.

Vervolgens wordt in artikel 1 onder b, bepaald dat er een vergadering van directeuren is en een vergadering van aangeslotenen. Beide vergaderingen oefenen de rechten uit die in de statuten van Stichting Halt Nederland aan deze vergaderingen zijn toegekend.

De vergadering van directeuren wordt gevormd door de leidinggevenden van de Halt-bureaus en de directeur van Stichting Halt Nederland, die voorzitter van deze vergadering is. De vergadering van directeuren:

1. keurt het jaarlijks beleidsplan van Stichting Halt Nederland goed, dat vervolgens ter vaststelling wordt voorgelegd aan het bestuur van Stichting Halt Nederland;

2. heeft het recht om drie van de gewone leden van het bestuur van Stichting Halt Nederland voor te dragen en

3. stelt nadere richtlijnen en bepalingen vast ter zake een doelmatige en doeltreffende uitvoering van het jaarlijks beleidsplan van Stichting Halt Nederland.

Een leidinggevende van een Halt-bureau kan zich incidenteel in de vergadering van directeuren laten vervangen. Het uitoefenen van rechten in de vergadering van directeuren is echter verbonden aan de functie van leidinggevende van het Halt-bureau en gaat niet automatisch over op diens vervanger. In het geval van duurzame verhindering en vervanging kan het bestuur van Stichting Halt Nederland op verzoek deze rechten voor een omschreven tijdsperiode toekennen aan een vervanger.

De vergadering van aangeslotenen wordt gevormd door vertegenwoordigers van de besturen van de Halt-bureaus en de voorzitter van Stichting Halt Nederland, die voorzitter van deze vergadering is. Deze jaarlijks gehouden vergadering geeft een algemeen oordeel over het gevoerde sectorbeleid en benoemt bestuurlijke kaders voor het te voeren beleid. Deze kaders hebben, indien dit wordt gewenst door de vertegenwoordigers van tweederde van de bij Stichting Halt Nederland aangesloten Halt-bureaus, een dwingend karakter voor de beleidsvorming van Stichting Halt Nederland. Het Halt-bureau dient zich vervolgens naar rechtsgeldig genomen besluiten van deze vergadering ter zake van een goede uitvoering van het jaarlijkse beleidsplan van Stichting Halt Nederland te voegen.

Artikel 2

In artikel 2 wordt geregeld dat een aanvraag om als Halt-bureau te worden aangewezen bij Onze Minister dient te worden ingediend. Onze Minister kan advies vragen aan Stichting Halt Nederland ten behoeve van de beslissing op de aanvraag. Door deze constructie wordt verzekerd dat kritisch wordt beoordeeld of de betreffende organisatie voldoet aan de gestelde eisen.

Artikel 3

Artikel 3 regelt welke sancties er staan op het niet voldoen aan de eisen die aan een Halt-bureau worden gesteld. Zo betekent het bepaalde in artikel 3 bijvoorbeeld dat het niet naleven van subsidiebepalingen, het tekortschieten van bedrijfsvoering of taakuitoefening een reden kan zijn voor opschorting of intrekking van de aanwijzing.

Artikel 4

De hier aan Stichting Halt Nederland toegekende rol, ligt in het verlengde en vloeit logischerwijs voort uit haar in artikel 2 toegekende taak om Onze Minister te adviseren om een organisatie al dan niet als Halt-bureau aan te wijzen.

Artikel 5

In artikel 5 is een algemeen inlichtingenrecht opgenomen. Hierdoor kan de Minister alle informatie vragen en krijgen die hij nodig acht. Een dergelijk algemeen inlichtingenrecht is gebruikelijk voor rechtspersonen die door het ministerie van Justitie worden gesubsidieerd. Overigens vloeit uit artikel 4:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht reeds voort dat de Halt-bureaus, als subsidieontvangers, een zodanig ingerichte administratie voeren, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan. Het tweede lid van deze bepaling regelt vervolgens een bewaarplicht van zeven jaar.

Artikelen 6 en 7

Met de inwerkingtreding van de onderhavige regeling wordt de Aanwijzingsregeling van 23 december 2002 ingetrokken.

Naar boven