Regeling huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen 2007

Regeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 30 mei 2007, nr. DJZ2007044718, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende vermelding voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 van de inkomensklassen en de daarbij behorende basishuren, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, en vaststelling voor dat tijdvak van het percentage van de toetsrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, de financieringslastnorm, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van die wet, het percentage waarmee die financieringslastnorm ten hoogste kan worden vermeerderd, bedoeld in artikel 29, tweede lid, aanhef, van die wet, het bedrag van het toetsinkomen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a en b, van die wet, en de inkomensklassen, en de daarbij behorende toetsrente, maximale hypothecaire lening, financieringslastnorm en het percentage waarmee die financieringslastnorm ten hoogste kan worden vermeerderd, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, van die wet, en aanpassing voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 van de bedragen, genoemd in de artikelen 13, eerste lid, onderdelen a en b, en 20, eerste en tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, en de artikelen 8, eerste lid, 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, en 29, eerste lid, formule, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde, van de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 28 van die wet, en van de bedragen waaraan het rekeninkomen ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet, ten minste gelijk moet zijn (Regeling huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen 2007)

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Gelet op de artikelen 16, tweede lid, 27, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, van de Wet op de huurtoeslag, en de artikelen 26, tweede lid, 29, eerste, tweede, derde, vijfde en zevende lid, en 41, tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit en artikel II, eerste lid, van de wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (Stb. 734);

Besluit:

§ 1

Wijziging van de Wet op de huurtoeslag voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007

Artikel 1

De inkomensklassen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, zijn:

a. voor eenpersoonshuishoudens:

 

Ondergrens

Bovengrens

1

0

14425

2

14426

14450

3

14451

14675

4

14676

14900

5

14901

15125

6

15126

15350

7

15351

15575

8

15576

15800

9

15801

16025

10

16026

16250

11

16251

16475

12

16476

16700

13

16701

16925

14

16926

17150

15

17151

17375

16

17376

17825

17

17826

18275

18

18276

18725

19

18726

19175

20

19176

19625

21

19626

20075

22

20076

20300

b. voor meerpersoonshuishoudens:

 

Ondergrens

Bovengrens

1

0

18500

2

18501

18675

3

18676

18900

4

18901

19125

5

19126

19350

6

19351

19575

7

19576

19800

8

19801

20025

9

20026

20250

10

20251

20475

11

20476

20700

12

20701

20925

13

20926

21150

14

21151

21375

15

21376

21600

16

21601

22050

17

22051

22500

18

22501

22950

19

22951

23400

20

23401

23850

21

23851

24300

22

24301

24750

23

24751

25200

24

25201

25650

25

25651

26100

26

26101

26550

27

26551

27000

28

27001

27450

29

27451

27575

c. voor eenpersoonsouderenhuishoudens:

 

Ondergrens

Bovengrens

1

0

14225

2

14226

14450

3

14451

14675

4

14676

14900

5

14901

15125

6

15126

15350

7

15351

15575

8

15576

15800

9

15801

16025

10

16026

16250

11

16251

16475

12

16476

16700

13

16701

16925

14

16926

17150

15

17151

17375

16

17376

17825

17

17826

18250

, en

d. voor meerpersoonsouderenhuishoudens:

 

Ondergrens

Bovengrens

1

0

18375

2

18376

18450

3

18451

18675

4

18676

18900

5

18901

19125

6

19126

19350

7

19351

19575

8

19576

19800

9

19801

20025

10

20026

20250

11

20251

20475

12

20476

20700

13

20701

20925

14

20926

21150

15

21151

21375

16

21376

21825

17

21826

22275

18

22276

22725

19

22726

23175

20

23176

23625

21

23626

24075

22

24076

24275

Artikel 2

De basishuren, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, zijn:

a. voor eenpersoonshuishoudens:

 

Basishuur

1

€ 202,95

2

€ 208,34

3

€ 211,53

4

€ 217,35

5

€ 223,26

6

€ 229,25

7

€ 235,32

8

€ 241,49

9

€ 247,74

10

€ 254,07

11

€ 260,49

12

€ 267,00

13

€ 273,59

14

€ 280,27

15

€ 287,04

16

€ 297,35

17

€ 311,39

18

€ 325,79

19

€ 340,52

20

€ 355,60

21

€ 371,03

22

€ 382,82

b. voor meerpersoonshuishoudens:

 

Basishuur

1

€ 202,95

2

€ 210,45

3

€ 214,38

4

€ 218,84

5

€ 223,35

6

€ 227,91

7

€ 232,52

8

€ 237,18

9

€ 241,89

10

€ 246,65

11

€ 251,46

12

€ 256,32

13

€ 261,23

14

€ 266,19

15

€ 271,20

16

€ 278,81

17

€ 289,13

18

€ 299,65

19

€ 310,37

20

€ 321,29

21

€ 332,41

22

€ 343,72

23

€ 355,24

24

€ 366,96

25

€ 378,88

26

€ 391,00

27

€ 403,31

28

€ 415,83

29

€ 423,93

c. voor eenpersoonsouderenhuishoudens:

 

Basishuur

1

€ 201,13

2

€ 211,75

3

€ 219,55

4

€ 227,50

5

€ 235,60

6

€ 243,85

7

€ 252,25

8

€ 260,79

9

€ 269,48

10

€ 278,31

11

€ 287,29

12

€ 296,42

13

€ 305,70

14

€ 315,13

15

€ 324,70

16

€ 339,33

17

€ 358,80

, en

d. meerpersoonsouderenhuishoudens:

 

Basishuur

1

€ 199,32

2

€ 207,93

3

€ 211,81

4

€ 217,70

5

€ 223,68

6

€ 229,74

7

€ 235,88

8

€ 242,11

9

€ 248,42

10

€ 254,82

11

€ 261,31

12

€ 267,88

13

€ 274,53

14

€ 281,27

15

€ 288,10

16

€ 298,49

17

€ 312,65

18

€ 327,14

19

€ 341,98

20

€ 357,15

21

€ 372,67

22

€ 384,08

§ 2

Wijziging van de Wet op de huurtoeslag voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008

Artikel 3

In artikel 13, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt:

a. in onderdeel a ‘€ 615,01 per maand’ vervangen door ‘€ 621,78 per maand’ en

b. in onderdeel b ‘€ 339,08 per maand’ vervangen door: € 343,49 per maand.

Artikel 4

1. In artikel 20, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt ‘€ 339,08 per maand’ vervangen door: € 343,49 per maand.

2. In artikel 20, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt:

a. in onderdeel a ‘€ 485,33 per maand’ vervangen door ‘€ 491,64 per maand’ en

b. in onderdeel b ‘ € 520,12 per maand’ vervangen door: € 526,89 per maand.

§ 3

Wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007

Artikel 5

Het percentage van de toetsrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, bedraagt: 4,7.

Artikel 6

In artikel 29, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wet bevordering eigenwoningbezit wordt ‘€ 29 450’ vervangen door: € 29 775.

Artikel 7

De inkomensklassen, en de daarbij behorende maximale hypothecaire lening, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zijn:

a. voor een- en tweepersoonshuishoudens:

 

Inkomensklasse

Inkomensklasse

Maximale hypothecaire lening

Maximale hypothecaire lening

 

Ondergrens

Bovengrens

Ondergrens

Bovengrens

1

0

€ 16 499

0

€ 78 365

2

€ 16 500

€ 16 999

€ 78 369

€ 80 739

3

€ 17 000

€ 17 499

€ 84 022

€ 86 488

4

€ 17 500

€ 17 999

€ 89 586

€ 92 141

5

€ 18 000

€ 18 499

€ 95 038

€ 97 673

6

€ 18 500

€ 18 999

€ 99 164

€ 101 839

7

€ 19 000

€ 19 499

€ 103 065

€ 105 772

8

€ 19 500

€ 19 999

€ 106 091

€ 108 806

9

€ 20 000

€ 20 499

€ 109 775

€ 112 514

10

€ 20 500

€ 20 999

€ 112 849

€ 115 596

11

€ 21 000

€ 21 499

€ 115 939

€ 118 694

12

€ 21 500

€ 21 999

€ 118 699

€ 121 454

13

€ 22 000

€ 22 499

€ 121 813

€ 124 576

14

€ 22 500

€ 22 999

€ 124 582

€ 127 345

15

€ 23 000

€ 23 499

€ 127 720

€ 130 491

16

€ 23 500

€ 23 999

€ 130 496

€ 133 267

17

€ 24 000

€ 24 499

€ 133 273

€ 136 044

18

€ 24 500

€ 24 999

€ 136 049

€ 138 820

19

€ 25 000

€ 25 499

€ 138 826

€ 141 597

20

€ 25 500

€ 25 999

€ 141 602

€ 144 373

21

€ 26 000

€ 26 499

€ 145 214

€ 148 001

22

€ 26 500

€ 26 999

€ 148 858

€ 151 661

23

€ 27 000

€ 27 499

€ 152 101

€ 154 912

24

€ 27 500

€ 27 999

€ 155 801

€ 158 628

25

€ 28 000

€ 28 499

€ 159 534

€ 162 377

26

€ 28 500

€ 28 999

€ 162 841

€ 165 692

27

€ 29 000

€ 29 499

€ 166 163

€ 171 558

28

€ 29 500

€ 29 999

€ 171 558

€ 171 558

29

€ 30 000

€ 30 499

€ 171 558

€ 171 558

30

€ 30 500

€ 30 999

€ 171 558

€ 171 558

31

€ 31 000

€ 31 499

€ 171 558

€ 171 558

32

€ 31 500

€ 31 999

€ 171 558

€ 171 558

33

€ 32 000

€ 32 499

€ 171 558

€ 171 558

34

€ 32 500

€ 32 999

€ 171 558

€ 171 558

35

€ 33 000

€ 33 499

€ 171 558

€ 171 558

36

€ 33 500

€ 33 999

€ 171 558

€ 171 558

37

€ 34 000

€ 34 499

€ 171 558

€ 171 558

38

€ 34 500

€ 34 999

€ 171 558

€ 171 558

39

€ 35 000

€ 35 238

€ 171 558

€ 171 558

, en

b. voor een- en tweepersoonsouderenhuishoudens:

 

Inkomensklasse

Inkomensklasse

Maximale hypothecaire lening

Maximale hypothecaire lening

 

Ondergrens

Bovengrens

Ondergrens

Bovengrens

1

0

€ 16 499

0

€ 59 012

2

€ 16 500

€ 16 999

€ 59 016

€ 60 800

3

€ 17 000

€ 17 499

€ 63 809

€ 65 682

4

€ 17 500

€ 17 999

€ 68 497

€ 70 450

5

€ 18 000

€ 18 499

€ 73 346

€ 75 380

6

€ 18 500

€ 18 999

€ 78 059

€ 80 165

7

€ 19 000

€ 19 499

€ 82 916

€ 85 094

8

€ 19 500

€ 19 999

€ 87 292

€ 89 525

9

€ 20 000

€ 20 499

€ 91 137

€ 93 411

10

€ 20 500

€ 20 999

€ 95 062

€ 97 376

11

€ 21 000

€ 21 499

€ 98 730

€ 101 076

12

€ 21 500

€ 21 999

€ 102 117

€ 104 487

13

€ 22 000

€ 22 499

€ 105 553

€ 107 947

14

€ 22 500

€ 22 999

€ 109 398

€ 111 824

15

€ 23 000

€ 23 499

€ 114 046

€ 116 520

16

€ 23 500

€ 23 999

€ 118 791

€ 121 313

17

€ 24 000

€ 24 499

€ 123 632

€ 126 203

18

€ 24 500

€ 24 999

€ 128 570

€ 131 188

19

€ 25 000

€ 25 499

€ 133 202

€ 135 861

20

€ 25 500

€ 25 999

€ 137 915

€ 140 613

21

€ 26 000

€ 26 499

€ 143 125

€ 145 872

22

€ 26 500

€ 26 999

€ 148 007

€ 150 794

23

€ 27 000

€ 27 499

€ 151 667

€ 154 470

24

€ 27 500

€ 27 999

€ 155 359

€ 158 178

25

€ 28 000

€ 28 499

€ 159 084

€ 161 919

26

€ 28 500

€ 28 999

€ 162 383

€ 165 226

27

€ 29 000

€ 29 499

€ 166 163

€ 169 022

28

€ 29 500

€ 29 999

€ 171 558

€ 171 558

29

€ 30 000

€ 30 499

€ 171 558

€ 171 558

30

€ 30 500

€ 30 999

€ 171 558

€ 171 558

31

€ 31 000

€ 31 499

€ 171 558

€ 171 558

32

€ 31 500

€ 31 999

€ 171 558

€ 171 558

33

€ 32 000

€ 32 499

€ 171 558

€ 171 558

34

€ 32 500

€ 32 853

€ 171 558

€ 171 558

Artikel 8

De financieringslastnorm, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, bedraagt:

a. voor een- en tweepersoonshuishoudens:

 

Financieringslastnorm

1

23,3 %

2

23,3 %

3

24,5 %

4

25,6 %

5

26,6 %

6

27,1 %

7

27,5 %

8

27,6 %

9

27,9 %

10

28,0 %

11

28,1 %

12

28,1 %

13

28,2 %

14

28,2 %

15

28,3 %

16

28,3 %

17

28,3 %

18

28,3 %

19

28,3 %

20

28,3 %

21

28,5 %

22

28,7 %

23

28,8 %

24

29,0 %

25

29,2 %

26

29,3 %

27

29,4 %

28

29,6 %

29

29,7 %

30

29,9 %

31

30,0 %

32

30,1 %

33

30,2 %

34

30,3 %

35

30,3 %

36

30,3 %

37

30,3 %

38

30,3 %

39

30,3 %

, en

b. voor een- en tweepersoonsouderenhuishoudens:

 

Financieringslastnorm

1

17,8 %

2

17,8 %

3

18,9 %

4

19,9 %

5

20,9 %

6

21,8 %

7

22,7 %

8

23,4 %

9

23,9 %

10

24,4 %

11

24,8 %

12

25,1 %

13

25,4 %

14

25,8 %

15

26,4 %

16

27,0 %

17

27,6 %

18

28,2 %

19

28,7 %

20

29,2 %

21

29,8 %

22

30,3 %

23

30,5 %

24

30,7 %

25

30,9 %

26

31,0 %

27

31,2 %

28

31,4 %

29

31,5 %

30

31,7 %

31

31,8 %

32

32,1 %

33

32,3 %

34

32,5 %

Artikel 9

Het percentage, bedoeld in artikel 29, tweede lid, aanhef, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, waarmee de financieringslastnorm, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, ten hoogste kan worden vermeerderd, bedraagt:

a. voor een- en tweepersoonshuishoudens:

 

Opslagpercentage

1

6,26

2

6,26

3

6,26

4

6,26

5

6,26

6

6,26

7

6,26

8

6,26

9

6,26

10

6,26

11

6,26

12

6,26

13

6,26

14

6,26

15

6,26

16

6,26

17

6,26

18

6,26

19

6,26

20

6,26

21

6,26

22

6,26

23

6,26

24

6,26

25

6,26

26

6,26

27

6,26

28

6,26

29

5,90

30

5,11

31

4,45

32

3,80

33

3,17

34

2,56

35

2,06

36

1,58

37

1,11

38

0,65

39

0,21

, en

b. voor een- en tweepersoonsouderenhuishoudens:

 

Opslagpercentage

1

4,46

2

4,46

3

4,46

4

4,46

5

4,46

6

4,46

7

4,46

8

4,46

9

4,46

10

4,46

11

4,46

12

4,46

13

4,46

14

4,46

15

4,46

16

4,46

17

4,46

18

4,46

19

4,46

20

4,46

21

4,46

22

4,46

23

4,46

24

4,46

25

4,46

26

4,46

27

4,46

28

4,46

29

4,10

30

3,31

31

2,65

32

1,80

33

1,07

34

0,36

§ 4

Toekenning opvolgende eigenwoningbijdragen en bijzondere bijdragen

Artikel 10

Het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die wet laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde, is voor het tijdvak van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008:

a. voor een eenpersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van die wet: € 19 475;

b. voor een tweepersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van die wet: € 26 100;

c. voor een eenpersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel c, van die wet: € 17 400 en

d. voor een tweepersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, van die wet: € 22 775.

Artikel 11

Het bedrag, genoemd in artikel 9, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die wet laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde, is voor het tijdvak van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008:

a. voor een eenpersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van die wet, als de eigenaar-bewoner op de laatste dag van het eerste bijdragejaar van een driejaarstijdvak in de zin van die wet jonger is dan 65 jaar: € 21 125;

b. voor een eenpersoonshuishouden of een eenpersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel c, van die wet, als de eigenaar-bewoner op de laatste dag van het eerste bijdragejaar van een driejaarstijdvak in de zin van die wet 65 jaar of ouder is: € 36 125 en

c. voor een tweepersoonshuishouden of een tweepersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b onderscheidenlijk onderdeel d, van die wet, als de eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort op de laatste dag van het eerste bijdragejaar van een driejaarstijdvak in de zin van die wet 65 jaar of ouder is: € 50 000.

Artikel 12

Het bedrag waaraan het rekeninkomen ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die wet laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde, ten minste gelijk moet zijn, is per 1 juli 2007:

a. voor een eenpersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van die wet: € 13 125;

b. voor een tweepersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van die wet: € 16 575;

c. voor een eenpersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel c, van die wet: € 13 175 en

d. voor een tweepersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, van die wet: € 16 575.

Artikel 13

Het minimum-inkomensijkpunt, bedoeld in artikel 28 van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die wet laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde, is per 1 juli 2007:

a. voor een eenpersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van die wet: € 13 125;

b. voor een tweepersoonshuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van die wet: € 16 575;

c. voor een eenpersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel c, van die wet: € 13 175 en

d. voor een tweepersoonsouderenhuishouden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, van die wet: € 16 575.

Artikel 14

Het bedrag, genoemd in artikel 29, eerste lid, formule, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals die wet laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde, is voor het tijdvak van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008: € 116,46.

§ 5

Wijziging van de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007

Artikel 15

1. In de artikelen 3, onder a, aanhef, 4, onder a, aanhef, en 5, onder a, aanhef, van de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 wordt ‘meerpersoonshuishoudens’ vervangen door: tweepersoonshuishoudens.

2. In de artikelen 3, onder b, aanhef, 4, onder b, aanhef, en 5, onder b, aanhef, van de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 wordt ‘meerpersoonsouderenhuishoudens’ vervangen door: tweepersoonsouderenhuishoudens.

Artikel 16

Artikel 7 van de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 vervalt.

§ 6

Slotbepalingen

Artikel 17

De Regeling huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen 2006 en de regeling van 23 juni 2006 van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, houdende wijziging van de Regeling huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen 2006 (Stcrt. 123) worden ingetrokken.

Artikel 18

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2007.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 mei 2007.
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, C.P. Vogelaar.

Toelichting

Algemeen

Artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) bepaalt dat jaarlijks per 1 juli een aantal grootheden bij ministeriële regeling wordt aangepast. Ook wat betreft de Wet bevordering eigenwoningbezit (hierna: Wet BEW) dient jaarlijks een aantal parameters te worden aangepast, zowel aangaande de aanvragen om toekenning van een eigenwoningbijdrage op grond van de Wet BEW, zoals die geldt met ingang van 1 januari 2007, als ook aangaande de aanvragen om toekenning van een eigenwoningbijdrage en een bijzondere bijdrage ter tegemoetkoming in de kosten van het in eigendom verkrijgen van een woning op grond van de Wet BEW, zoals die laatstelijk vóór die datum luidde. Daartoe strekt deze regeling.

Daarbij dient ten aanzien van de Wht nog het volgende te worden opgemerkt. Per 1 september 2005 is voor de berekeningsjaren 2006 en volgende de (Aanpassingswet) Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in werking getreden. Dit houdt in dat alle inkomensgerelateerde parameters uit de Wht tegelijkertijd zullen worden aangepast aan het alsdan te hanteren actuele inkomen(sbegrip). Dientengevolge zijn de maximale inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, de verscheidene inkomensklassen op grond van artikel 16, vijfde lid, de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en de referentie-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wht per 1 januari 2006 gewijzigd en zullen deze vervolgens per de 1-januari-datum van elk jaar worden gewijzigd. De maximale vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wht, komen niet meer voor.

De in deze regeling opgenomen parameters uit de Wht, te weten de maximale huurgrenzen huurtoeslag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdelen a en b, de kwaliteitskortingsgrens, bedoeld in artikel 20, eerste lid, en de aftoppingsgrenzen, bedoeld in artikel 20, tweede lid, worden onveranderd per 1 juli van elk jaar aangepast.

Op 1 januari 2007 zijn de wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (Stb. 2006, 734) en de wet van 21 december 2006 tot wijziging van die wet (Stb. 2006, 735) in werking getreden. Mede in verband hiermee zijn per die datum een aantal grootheden bij ministeriële regeling vastgesteld. Voor al deze grootheden geldt dat deze niet per definitie elk jaar behoeven te worden aangepast. Bepaalde grootheden kunnen immers jaren van toepassing blijven. Een aanpassing zou bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden indien daartoe aanleiding bestaat als gevolg van de ontwikkeling van het rentetarief, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW. Voorts wordt in de onderhavige regeling nog een aantal bepalingen opgenomen die rechtstreeks verband houden met zogenoemde ‘oude’ aanvragen, zoals hiervoor reeds vermeld.

Voor een nadere toelichting hierop kan worden verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte van deze toelichting.

Artikelsgewijs

Artikelen 1 en 2

In de artikelen 1 en 2 zijn de inkomensklassen en de daarbij behorende basishuren op grond van artikel 16, tweede lid, van de Wht opgenomen. De inkomensklassen zijn laatstelijk op 1 januari 2007 op grond van artikel 16, vijfde lid, van de Wht herzien en blijven dus per 1 juli 2007 onveranderd. Bij elk van de inkomensklassen hoort een basishuur. De basishuur is het overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 van de Wht berekende bedrag van de normhuur verhoogd met (per 1 juli 2007) € 18,10. De normhuur voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 bedraagt € 184,85. De normhuren en het bedrag waarmee deze worden verhoogd (totaal de basishuur) worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. De nummers voor de verschillende inkomensklassen per huishouden (artikel 1) corresponderen met de betreffende nummers voor de verschillende basishuren per huishouden, genoemd in artikel 2.

Artikel 3

Met dit artikel is de maximale huurgrens huurtoeslag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wht, aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het jaar voorafgaande aan het zogenoemde berekeningsjaar, als in januari van dat berekeningsjaar in de Staatscourant bekendgemaakt, zijnde 1,1 procent (onderdeel a). Voorts is met dit artikel de maximale huurgrens (de ‘jongerengrens’), bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de Wht, aangepast met 1,3 procent (het percentage van de verwachte huurprijswijziging per 1 juli 2007, zijnde 1,1, plus de correctie op grond van artikel 27, eerste lid, tweede volzin, van de Wht, zijnde 0,2%) (onderdeel b).

Artikel 4

Met dit artikel zijn de kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, en de aftoppingsgrenzen, genoemd in artikel 20, tweede lid, van de Wht, aangepast met 1,3 procent (het percentage van de verwachte huurprijswijziging per 1 juli 2007, zijnde 1,1, plus de correctie op grond van artikel 27, eerste lid, tweede volzin, van de Wht, zijnde 0,2%).

Artikel 5

Artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW bepaalt dat het percentage van de toetsrente bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De toetsrente is mede bepalend voor het berekenen van de eigenwoningbijdrage. Afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde percentage aan toetsrente wordt de financieringslast bepaald. Voor het bepalen van het percentage van de toetsrente is gekozen voor het middelen van de rentepercentages van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek van tien jaar, rekening houdend met de Nationale Hypotheekgarantie en dit gemiddelde af te ronden op één cijfer achter de komma, zulks om een handzame toetsrente te kunnen hanteren.

Artikel 6

Artikel 41, tweede lid, van de Wet BEW bepaalt dat het bedrag, genoemd in artikel 29, tweede lid, onderdelen a en b, van die wet, met ingang van 1 juli wordt aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het peiljaar, als in januari volgend op het peiljaar in de Staatscourant bekendgemaakt, zijnde 1,1%. Artikel 6 van deze regeling strekt daartoe.

Artikel 7

Artikel 29, vijfde lid, van de Wet BEW bepaalt dat met het oog op de uitvoering van de Wet BEW bij ministeriële regeling de toetsinkomens in inkomensklassen worden verdeeld, waarbij de toetsrente, de maximale hypothecaire lening, de daarbij behorende financieringslastnorm en het daarbij behorende opslagpercentage worden opgenomen. Deze onderdelen zijn voor de berekening van de eigenwoningbijdrage van essentieel belang.

De van toepassing zijnde toetsrente en de tabellen betreffende de financieringslastnorm en het zogenoemde opslagpercentage zijn opgenomen in de artikelen 5, 8 en 9 van deze regeling. Voor de goede orde wordt hierbij nog opgemerkt dat de nummering in de tabel correspondeert met de nummering in de tabellen, zoals opgenomen in de artikelen 8 (de financieringslastnorm) en 9 (het opslagpercentage). Dat in de onderhavige tabel tevens de bij de betreffende inkomensklassen opgenomen maximale hypothecaire lening is vermeld, heeft slechts een informatief karakter.

Artikelen 8 en 9

Artikel 29, eerste lid, van de Wet BEW bepaalt dat de zogenoemde financieringslastnorm bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De financieringslastnorm is het gedeelte van de financieringslast (het te betalen bedrag aan rente over en aflossing van de hypothecaire lening, blijkens de geldleningsovereenkomst) dat per maand ten minste voor rekening van de eigenaar-bewoner blijft, uitgedrukt in een percentage van het toetsinkomen.

Artikel 29, tweede lid, aanhef, van de Wet BEW bepaalt dat bij ministeriële regeling een percentage wordt vastgesteld waarmee de financieringslastnorm ten hoogste kan worden vermeerderd. Dit percentage kan bij toetsingsinkomens van € 29.775 (terzake kan worden verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6) of meer zodanig worden vastgesteld dat een hypothecaire lening in de vorm van een annuïteitenhypotheek kan worden afgesloten ter hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet BEW. Dit zogenoemde opslagpercentage (als opslag boven op de financieringslastnorm) geeft in feite het uiteindelijke op grond van de Wet BEW subsidiabele leningsdeel aan. Met het opslagpercentage wordt bewerkstelligd dat een koopwoning met ten hoogste een koopsom van € 158.850 vermeerderd met 8% kan worden gekocht.

Artikelen 10, 11, 12, 13, 14 en 16

Indien een eerste aanvraag om een eigenwoningbijdrage op grond van de Wet BEW wordt ingediend na 1 januari 2007 zijn de parameters, bedoeld in de voorheen geldende artikelen 8, eerste lid (maximaal toegestaan inkomen), 9, eerste lid (maximaal toegestaan vermogen), 11, eerste lid (het bedrag waaraan het rekeninkomen ten minste gelijk moet zijn), 15, eerste lid (maximale koopsom en maximale hypothecaire lening), 28 (het minimum-inkomensijkpunt), 29, eerste lid, formule (normlast) en 31, eerste lid (maximale eigenwoningbijdrage), van de Wet BEW niet meer van toepassing. Voor de goede orde wordt hier nog vermeld dat de zogenoemde vangnetregeling per 1 januari 2007 eveneens is vervallen.

Indien een eerste aanvraag om een eigenwoningbijdrage dan wel in het kader van de vangnetregeling vóór 1 januari 2007 is ingediend, is zogenoemd overgangsrecht van toepassing. Artikel II, eerste lid, van de wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (Stb. 2006, 734) bepaalt dan ook dat indien op voet van de Wet BEW, zoals zij laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde, een eigenwoningbijdrage voor een driejaarstijdvak of een bijzondere bijdrage ter tegemoetkoming in de kosten van het in eigendom verkrijgen van een woning voor een tijdvak van ten hoogste zes maanden in de zin van die wet is toegekend, daaropvolgende eigenwoningbijdragen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a en b, en bijzondere bijdragen als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van die wet op aanvraag aan de betrokken eigenaar-bewoner in de zin van die wet worden toegekend op de wijze als in die wet voorzien indien aan die wet en de daarop berustende bepalingen wordt voldaan. In feite wordt hiermee bepaald dat ‘oude’ aanvragen ‘oud’ worden afgedaan.

Dit heeft vervolgens gevolgen voor de verscheidene hiervoor vermelde parameters. Wat betreft de parameters, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, 11, eerste lid, 28 en 29, eerste lid, formule, van de Wet BEW, zoals die laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidden, betekent dit dat deze blijvend per 1 juli van elk jaar zullen moeten worden aangepast. Dit houdt verband met het feit dat hierop jaarlijks wordt gecontroleerd.

Wat betreft de parameters, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 31, eerste lid, van de Wet BEW, zoals die laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidden, betekent dit dat deze pas na het betrokken vijftiende (driemaal een vijfjaarstijdvak) bijdragejaar dienen te worden aangepast. Nu een eerste aanvraag om een eigenwoningbijdrage of in het kader van de vangnetregeling kon worden aangevraagd in het kalenderjaar 2001, betekent dit dat met ingang van 1 juli 2016 deze parameters wederom dienen te worden aangepast op grond van de Wet BEW, zoals die laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde. Dit geldt mutatis mutandis voor de (in casu) per 1 januari 2007 geldende normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW, zoals die laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde, en het per die datum geldende normbedrag voor de spaarpremie, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van die wet.

In het hiernavolgende wordt, zoals ook uit het hiervoor vermelde blijkt, telkens verwezen naar de Wet BEW, zoals die laatstelijk vóór 1 januari 2007 luidde (hierna: Wet BEW oud).

Met de artikelen 10 en 11 zijn de norminkomens, genoemd in artikel 8, eerste lid, en de bedragen van het maximaal toegestaan vermogen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wet BEW oud gewijzigd.

De bedragen, bedoeld in artikelen 8, eerste lid, en 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wet BEW oud, voor alle huishoudcategorieën, zijn ten opzichte van de onafgeronde grenzen voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 conform artikel 41, eerste lid, van de Wet BEW oud voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 verhoogd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het peiljaar, als in januari volgend op het peiljaar in de Staatscourant bekendgemaakt, zijnde 1,1 procent.

De onafgeronde norminkomens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b (maximaal toegestaan inkomen bij een- en tweepersoonshuishoudens), de onafgeronde som van de bedragen, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b (maximaal toegestaan inkomen bij een- en tweepersoonsouderenhuishoudens, inclusief tegemoetkomingen), en de onafgeronde bedragen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wet BEW oud (maximaal toegestaan vermogen), zijn vervolgens naar boven afgerond op een veelvoud van € 25 (artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet BEW oud).

Een eigenwoningbijdrage als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet BEW oud wordt vervolgens niet toegekend als het rekeninkomen uitkomt boven de norminkomens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a of b, van de Wet BEW oud, of boven de som van de bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdelen c of d (norminkomens bij ouderenhuishoudens), en bedoeld in het tweede lid van dat artikel (tegemoetkomingen) (artikel 8, derde lid, van de Wet BEW oud).

Voorts wordt een eigenwoningbijdrage als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet BEW oud niet toegekend als het rekenvermogen uitkomt boven de bedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wet BEW oud, en bedoeld in onderdeel b van dat artikellid (artikelen 10 en 11).

Ingevolge artikel 41, vierde lid, van de Wet BEW oud dienen jaarlijks de minimum-inkomensijkpunten te worden vastgesteld. De basis voor deze bedragen wordt blijkens artikel 28 van de Wet BEW oud gevormd door bedragen die in de Wet werk en bijstand en de Algemene Ouderdomswet zijn opgenomen.

De onafgeronde minimum-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig artikel 41, vijfde lid, onder b, van de Wet BEW oud naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

Voor ouderen is daarenboven de ongewijzigde franchise van € 1675 voor alleenstaanden en € 1050 voor gehuwden bijgeteld (artikel 13).

Jaarlijks dienen de bedragen waaraan het rekeninkomen ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BEW oud ten minste gelijk dient te zijn, te worden vastgesteld. Deze bedragen zijn gelijk aan de minimum-inkomensijkpunten (artikel 12).

Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Wet BEW oud wordt het bedrag, genoemd in artikel 29, eerste lid, formule (minimum normlasten), van de Wet BEW oud aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het peiljaar, als in januari volgend op het peiljaar in de Staatscourant bekendgemaakt, zijnde 1,1 procent. Voormeld onafgerond bedrag is dienovereenkomstig aangepast en vervolgens overeenkomstig artikel 41, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet BEW oud naar boven afgerond op hele eurocenten (artikel 14).

Abusievelijk is in artikel 7 van de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 de hoogte van de minimum normlasten, bedoeld in artikel 29, eerste lid, formule, van de Wet BEW oud, vastgelegd voor het tijdvak dat loopt van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2016. Nu ook deze parameter jaarlijks wordt gecontroleerd, komt artikel 7 van die regeling te vervallen en wordt met artikel 14 van de onderhavige regeling de jaarlijkse aanpassing doorgevoerd (artikel 16).

Artikel 15

De wijzigingen in de artikelen 3, onder a, aanhef, en b, aanhef, 4, onder a, aanhef, en b, aanhef, en 5, onder a, aanhef, en b, aanhef, van de Regeling koopsubsidiegrenzen 2007 zijn redactioneel van aard.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C.P. Vogelaar

Naar boven