Wijziging Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer

Regeling van 1 december 2006, nr. HDJZ/S&W/2006-1685, Hoofddirectie Juridische Zaken, tot wijziging Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer in verband met stapsgewijs invoeren van de OV-chipkaart, wijziging van tarieven en vervanging van enkele vervoerbewijzen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 41, tweede lid, 42, eerste lid, en 43, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, van het Besluit personenvervoer 2000;

Besluit:

Artikel I

De Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel o, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. elektronisch vervoerbewijs: vervoerbewijs waarmee de reiziger zich na elektronische registratie toegang kan verschaffen tot het openbaar vervoer.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De Minister kan ambtshalve of op verzoek van een concessieverlener vaststellen dat door hem aangewezen nationale vervoerbewijzen niet geldig zijn voor een gebied waarbinnen het elektronisch vervoerbewijs in de plaats van de door hem aangewezen nationale vervoerbewijzen functioneert.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘in het eerste en derde lid’ vervangen door: in het eerste, derde en vierde lid.

C

In artikel 12 wordt ‘in artikel 6, eerste en derde lid’ vervangen door: in artikel 6, eerste, derde en vierde lid.

D

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De modellen voor een 2 strippenkaart opgenomen in onderdeel 1, subonderdelen a en aa, worden vervangen door de in bijlage 1 behorende bij deze regeling opgenomen modellen.

2. De modellen voor een 3 strippenkaart opgenomen in onderdeel 1, subonderdelen b en bb, worden vervangen door de in bijlage 2 behorende bij deze regeling opgenomen modellen.

3. De modellen voor een 8 strippenkaart en landelijke en stedelijke dagkaart opgenomen in onderdeel 1, subonderdelen c en cc, worden vervangen door de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen modellen.

4. De modellen voor een 15 strippenkaart 1. voltarief en 2. reductietarief opgenomen in onderdeel 1, subonderdelen d en dd, worden vervangen door de in bijlage 4 bij deze regeling opgenomen modellen.

5. De modellen voor een 45 strippenkaart opgenomen in onderdeel 1, subonderdelen e en ee, worden vervangen door de in bijlage 5 bij deze regeling opgenomen modellen.

6. De modellen voor een sterabonnement opgenomen in onderdeel 2 wordenvervangen door de in bijlage 6 bij deze regeling opgenomen modellen.

7. De modellen voor een OV-studentenkaart opgenomen in onderdeel 6 worden vervangen door de in bijlage 7 behorende bij deze regeling opgenomen modellen.

E

Bijlage 2 wordt vervangen door de bijlage 8 behorende bij deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de onderdelen D en E, die treden in werking treden met ingang van 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage 1

(2 strippenkaart)

stcrt-2006-239-p10-SC78058-1.gif

Bijlage 2

(3 strippenkaart)

stcrt-2006-239-p10-SC78058-2.gif

Bijlage 3

(8 strippenkaart)

stcrt-2006-239-p10-SC78058-3.gif

Bijlage 4

(15 strippenkaart)

1. voltarief

stcrt-2006-239-p10-SC78058-4.gif

2. reductietarief

stcrt-2006-239-p10-SC78058-5.gif

Bijlage 5

(45 strippenkaart)

stcrt-2006-239-p10-SC78058-6.gif

Bijlage 6

(sterabonnementen)

1. voltarief

stcrt-2006-239-p10-SC78058-7.gif

2. reductietarief

stcrt-2006-239-p10-SC78058-8.gif

Bijlage 7

(OV-studentenkaart)

stcrt-2006-239-p10-SC78058-9.gif

Bijlage 8

Bijlage 2, behorende bij artikel 5, tweede lid, van de Regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer

Tarieven nationale vervoerbewijzen per 1 januari 2007:

1. Voor strippenkaarten is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Kaartsoort

Vol tarief

Reductietarief

a. 2 strippen

€ 1,60

 

b. 3 strippen

€ 2,40

 

c. 8 strippen

€ 6,40

 

d. 15 strippen

€ 6,80

€ 4,50

e. 45 strippen

€ 20,10

 

2. Het reductietarief genoemd onder 1 is geldig voor kinderen, ouderen, voor houders van een OV-studentenkaart tijdens de periode waarin reizen met reductie is toegestaan, alsmede voor het vervoer van fietsen en levende dieren als bedoeld in artikel 46, derde lid, van het Besluit personenvervoer 2000.

3. Voor de landelijke dagkaart is het tarief vastgesteld op € 12,80.

4. Voor de stedelijke dagkaart is het tarief vastgesteld op € 6,40.

5. Voor abonnementen met een geldigheidsduur van een week is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Kaartsoort

Vol tarief

Reductietarief

a. 1 ster

€ 10,80

€ 7,15

b. 2 ster

€ 18,55

€ 12,25

c. 3 ster

€ 27,70

€ 18,30

d. 4 ster

 

€ 24,00

e. 5 ster

 

€ 30,05

f. 6 ster

 

€ 36,05

g. netabonnement

 

€ 42,30

6. Voor abonnementen met een geldigheidsduur van een maand is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Kaartsoort

Vol tarief

Reductietarief

a. 1 ster

€ 35,80

€ 23,60

b. 2 ster

€ 60,75

€ 40,10

c. 3 ster

€ 90,25

€ 59,60

d. 4 ster

€ 120,15

€ 79,30

e. 5 ster

€ 149,65

€ 98,75

f. 6 ster

€ 179,35

€ 118,35

g. netabonnement

€ 212,70

€ 140,35

7. Voor abonnementen met een geldigheidsduur van een jaar bedraagt het verschuldigde tarief tien maal het tarief dat de reiziger verschuldigd is voor een abonnement met de geldigheidsduur van een maand.

8. Het reductietarief voor de abonnementen geldt voor kinderen, jeugdigen, ouderen alsmede voor fietsen en levende dieren als bedoeld in artikel 46, derde lid, van het Besluit personenvervoer 2000.

9. Voor een combinatie-netabonnement met een geldigheidsduur van een dag is het tarief vastgesteld op € 5,00.

10. Voor combinatie-abonnementen met een geldigheidsduur van een maand is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Maandkaart

Tarief

a. 1 ster

€ 26,00

b. 2 ster

€ 39,00

c. 3 ster

€ 52,50

d. netabonnement

€ 64,00

11. Voor combinatie-abonnementen met een geldigheidsduur van een jaar is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Jaarkaart

Tarief

a. 1 ster

€ 279,50

b. 2 ster

€ 419,00

c. 3 ster

€ 548,50

12. Voor combinatie-netabonnementen met een geldigheidsduur van een jaar is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Stad/streekdeel

OV-jaarkaart

Tarief

a. 1 persoon

€ 504,00

b. 2 personen

€ 578,00

c. 3 personen

€ 602,50

d. 4 personen

€ 618,00

e. 5 personen

€ 630,50

f. 6 of meer personen

€ 642,50

g. bedrijven

€ 589,00

13. Voor de zomertoerpluskaart is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Zomertoerpluskaart

Tarief

a. 2 personen

€ 11,50

b. 3 personen

€ 16,50

14. Voor de OV-studentenkaart is een tarief verschuldigd van € 0,00.

15. Voor de zomerzwerfkaart is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Zomerzwerfkaart

Tarief

a. voltarief

€ 9,00

b. reductietarief

€ 6,00

16. Het reductietarief voor de zomerzwerfkaart geldt voor kinderen, ouderen alsmede voor fietsen en levende dieren als bedoeld in artikel 46, derde lid, van het Besluit personenvervoer 2000.

Toelichting

Algemeen

Deze wijziging van de Regeling nationale vervoerbewijzen ziet op een drietal onderdelen die hieronder artikelsgewijs worden toegelicht. De wijzigingen hebben onder meer betrekking op de invoering van het elektronisch vervoer bewijs, hier verder te noemen OV-chipkaart.

Op basis van afspraken die met de voor de exploitatie van het openbaar vervoer verantwoordelijke overheden en de OV-bedrijven zijn gemaakt is het de bedoeling de verplichting om reizigers met nationale vervoerbewijzen te accepteren met ingang van 1 januari 2009 op te heffen. Vooruitlopend hierop kan op basis van de door de genoemde overheden ingediende migratieplannen in bepaalde gebieden de verplichting al eerder worden opgeheven indien de OV-chipkaart daar is ingevoerd. Het voornemen is om begin 2007 deze verplichting op te heffen in de metro in Rotterdam, vervolgens eind 2007 in de Zuidvleugel van de Randstad (bestaande uit de provincie Zuid-Holland, de Stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden) en in de Amsterdamse metro en per 1 januari 2009 in heel Nederland.

Artikelsgewijs

Artikel I onderdeel B

De wijziging van artikel 6 houdt verband met de invoering van de OV-chipkaart. Zodra in een gebied de OV-chipkaart in nagenoeg alle voertuigen kan worden gebruikt, kan de verplichting om reizigers met geldige nationale vervoerbewijzen (strippenkaarten, abonnementen en dergelijke) te vervoeren worden opgeheven. De verplichting om reizigers met geldige nationale vervoerbewijzen te vervoeren is destijds in het leven geroepen om de kaartintegratie te waarborgen. De OV-chipkaart zal de kaartintegratie van de nationale vervoerbewijzen overnemen. De OV-chipkaarten worden door decentrale overheden en hun vervoerders ingevoerd, en kunnen in het gehele openbaar vervoer in Nederland worden gebruikt voor betaling en als vervoerbewijs. Tijdens de overgangsperiode naar de OV-chipkaart zullen tijdelijk twee kaartsystemen beschikbaar zijn. Het in de lucht houden van een systeem voor de OV-chipkaart en het bestaande systeem van de nationale vervoerbewijzen kost extra geld. De fase waarin twee kaartsystemen beschikbaar zijn zal, naar verwachting, op 1 januari 2009 in het hele land voorbij zijn. Dan is de OV-chipkaart het landelijk te gebruiken vervoerbewijs en zijn er geen nationale vervoerbewijzen meer nodig.

Het is mogelijk stapsgewijs het nationaal vervoerbewijs in een bepaald gebied of op een bepaalde lijn af te schaffen. Als dit wordt gedaan moet met de belangen van de reiziger rekening worden gehouden. Aan een dergelijke stapsgewijze afschaffing zijn voorwaarden verbonden.

De procedure om het nationaal vervoersbewijs in een bepaald gebied af te schaffen is besproken met vertegenwoordigers van de decentrale overheden, de vervoerders en de consumentenorganisaties. De procedure ziet er als volgt uit. Het bestuur van de betrokken decentrale overheid dient een onderbouwd verzoek tot ontheffing bij mij in. Daarin wordt op de volgende onderwerpen ingegaan:

– het OV-chipkaartsysteem is operationeel en stabiel;

– de distributie van OV-chipkaarten is geregeld;

– alle studenten hebben een OV-chipkaart;

– abonnementhouders die in het desbetreffende gebied reizen zijn overgegaan op een vervangende propositie of de mogelijkheid hebben om hun bestaande abonnement op de OV-chipkaart te laten plaatsen;

– er tijdig wordt gecommuniceerd, zodat de strippenkaarten kunnen worden opgebruikt;

– de meeste reizigers niet worden geconfronteerd met een grote kostenstijging, omdat ze verplicht zijn om met NVB én OV-chipkaart te reizen;

– er afspraken zijn met aangrenzende decentrale overheden en vervoerders over overstappende reizigers.

De Regionale consumentenoverleggen worden hierover door de verantwoordelijke overheid geraadpleegd.

Alvorens een besluit ten aanzien van het niet langer geldig laten zijn van het nationaal vervoerbewijs in een bepaald gebied te nemen zal getoetst worden of in voldoende mate voldaan is aan bovenstaande voorwaarden.

Artikel I onderdeel D (aanpassen modellen vervoerbewijzen)

Er komen nieuwe modellen voor de strippenkaarten en sterabonnementen. De lay-out van deze strippenkaarten en abonnementen wordt regelmatig gewijzigd om fraude met deze vervoerbewijzen tegen te gaan. Overigens blijven de modellen van de strippenkaarten uit 2006 nog wel geldig tot en met 12 maanden na de eerstvolgende tariefwijziging, dus tot en met 31 december 2007.

Zoals elk jaar gebruikelijk is, komen er ook nieuwe modellen voor de OV-studentenkaart. Dit is nodig om de controle op de geldigheid van deze vervoerbewijzen eenvoudig mogelijk te maken.

Artikel I, onderdeel E (verhoging tarieven)

De vernieuwde bijlage betreft een verhoging van de tarieven voor het regionale openbaar vervoer met ingang van 1 januari 2007. Over de vaststelling van de nieuwe tarieven is overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de decentrale overheden met bevoegdheden op het terrein van het openbaar vervoer, de vervoerbedrijven en de consumentenorganisaties. De tariefstijging van de voorverkoopstrippenkaarten en de abonnementen komt gemiddeld uit op 1,6%. De tarieven van de wagenverkoopstrippenkaarten worden niet in prijs verhoogd. Het reductiepercentage van de reductietarieven voor ouderen, kinderen van 4 tot en met 11 jaar en jeugdigen van 12 tot en met 18 jaar blijft gehandhaafd op 34%. Een tariefstijging van 1,6% is nodig om, gegeven de kostenontwikkeling en de effecten van vraaguitval, het bestaande vervoerproduct in stand te kunnen houden.

De wijziging van de regeling brengt geen extra administratieve lasten met zich mee voor betrokkenen. Immers de wijziging van artikel 6 maakt het mogelijk om toestemming aan de decentrale overheid te verlenen om het nationale vervoerbewijs niet geldig te laten zijn indien de decentrale overheid hierover afspraken heeft gemaakt met de vervoerder.

Het Overlegorgaan Personenvervoer heeft bij brief van 26 september 2006 medegedeeld dat het OPV geen opmerkingen heeft.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 2000, nr. 245; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 13 december 2005 (Stcrt. 2005, nr. 249).

Naar boven