Wijziging Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992

25 april 2005

Nr. WV 2005/125 M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 9b, vierde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘8’ vervangen door: 8, 9b, vierde lid.

B

Na artikel 6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7

1. Het voldoen aan de in artikel 9b, tweede lid, van de wet vermelde voorwaarde dient te blijken uit de voor de auto verleende typegoedkeuring als bedoeld in artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994.

2. Indien voor de auto geen typegoedkeuring is verleend, dient het voldoen aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarde te blijken uit een voor de auto verleende individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van de Wegenverkeerswet 1994.

3. Bij de in het tweede lid bedoelde individuele keuring van de auto wordt door belanghebbende het goedkeuringsformulier, als bedoeld in bijlage X behorende bij richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PbEG L 76), overgelegd. Uit dit goedkeuringsformulier dient te blijken wat de gemeten emissie van deeltjes is.

4. Indien uit het goedkeuringsformulier zelf niet blijkt wat de gemeten emissie van deeltjes is, kan het aantonen daarvan geschieden door overlegging van het bij het goedkeuringsformulier behorende testrapport. Het testrapportnummer dient volledig overeen te komen met het nummer dat is vermeld op het goedkeuringsformulier.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.G. Wijn.

Toelichting

Inleiding

Met de onderhavige regeling wordt de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 aangepast. Deze wijziging houdt verband met de inwerkingtreding per 1 juni 2005 van artikel XIV, onderdeel A, van de wet van 16 december 2004, Stb. 653 (Belastingplan 2005).

Administratieve lasten

De wijzigingen vloeien voort uit het Belastingplan 2005. De effecten daarvan op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn al meegenomen bij de in de memorie van toelichting bij het betreffende wetsvoorstel vermelde effecten van de in het kader van dat voorstel voorgestelde maatregelen. De daar vermelde effecten zijn namelijk, conform de bestaande praktijk, inclusief de effecten van met de wetswijzigingen samenhangende lagere regelgeving (uitvoeringsbesluiten en uitvoeringsregelingen).

Artikel I, onderdeel A (artikel 1 Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992)

In artikel 1 van de Uitvoeringsregeling wordt een opsomming gegeven van de artikelen van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de wet) waaraan in de uitvoeringsregeling uitvoering wordt gegeven. Dit artikel wordt geactualiseerd als gevolg van de opname van een nieuw artikel 9b in de wet; zie artikel XIV, onderdeel A, van het Belastingplan 2005.

Artikel I, onderdeel B (artikel 7 Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992)

In het Belastingplan 2005 is een maatregel opgenomen ter stimulering van roetfilters in dieselauto’s. Het aanbrengen van roetfilters wordt gestimuleerd door via de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) een tegemoetkoming te geven in de meerkosten van een roetfilter. De stimuleringsregeling is opgenomen in artikel 9b van de wet. Als criterium voor het al of niet verlenen van de fiscale tegemoetkoming is in artikel 9b, tweede lid, van de wet gekozen voor een emissie van (roet)deeltjes van niet meer dan 5 milligram per kilometer.

In artikel 9b, vierde lid, is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel. De toevoeging van artikel 7 in de onderhavige uitvoeringsregeling strekt tot het vaststellen van deze nadere regels.

Artikel 7 van de uitvoeringsregeling betreft de wijze waarop moet blijken dat de auto voldoet aan vorenbedoelde emissiegrenswaarde. Dit artikel bepaalt dat het voldoen aan de in artikel 9b, tweede lid, van de wet vermelde voorwaarde dient te blijken uit een voor de auto verleende typegoedkeuring als bedoeld in artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van die wet. Laatstbedoeld geval doet zich voor indien voor de auto geen typegoedkeuring bestaat. De auto zal dan ter keuring moeten worden aangeboden bij een keuringstation van de RDW. Bij die keuring dient belanghebbende het in artikel 7, derde lid, van de uitvoeringsregeling bedoelde EG-goedkeuringsformulier (het zogenoemde emissiecertificaat) te overleggen, alsmede in voorkomend geval het in artikel 7, vierde lid, van de uitvoeringsregeling bedoelde testrapport. Vervolgens zal de belastingdienst de verschuldigde BPM berekenen met inachtneming van de uitkomsten van de keuring. Indien de auto voldoet aan de emissiegrenswaarde, zal de BPM-vermindering worden toegepast.

Artikel II (Inwerkingtreding)

De regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2005.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.G. Wijn

Naar boven