Wijziging Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid

Wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, en enkele andere regelingen, in verband met de invoering van de verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders

3 november 2005

Nr. HDJZ/AWW/2005-2029

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) en de artikelen 111, vierde lid, 130, 131, 132, 134 en 134a van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel I

De Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt ‘tweede lid, onderdeel a,’ vervangen door: tweede lid onderdeel a, of derde lid, onderdeel a,.

2. In onderdeel e wordt ‘tweede lid, onderdeel b,’ vervangen door: tweede lid, onderdeel b, of derde lid, onderdeel b,.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel i wordt ‘eerste of tweede lid’ vervangen door: eerste, tweede of derde lid.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. bij betrokkene wordt in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 915 μg/l, respectievelijk 2,1‰.

C

Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen b tot en met e tot c tot en met f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. bij betrokkene in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 570 μg/l respectievelijk 1,3‰,.

2. In onderdeel c wordt ‘eerste of tweede lid’ vervangen door: eerste, tweede of derde lid.

D

Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘tweede lid’ vervangen door: tweede of derde lid.

2. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot d tot en met g wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. betrokkene binnen een periode van vijf jaar meermalen is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede of derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 μg/l, respectievelijk 0,5‰.

3. In onderdeel d wordt ‘tweede lid’ vervangen door: tweede of derde lid.

4. In onderdeel f wordt ‘350 μg/l respectievelijk 0,8‰’ vervangen door: 220 μg/⁠l respectievelijk 0,5‰.

5. In onderdeel g wordt ‘tweede lid’ vervangen door: tweede of derde lid.

E

Artikel 13 vervalt.

F

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift ‘Bijlage 1’ wordt vervangen door: Bijlage 1 bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.

2. In onderdeel B, onder Drogerende stoffen, wordt in het onderdeel Alcohol, onderdelen b c, d en g, ‘tweede lid’ telkens vervangen door: tweede of derde lid.

3. In onderdeel B, onder Drogerende stoffen, wordt in het onderdeel Alcohol, onderdeel f, ‘350 μg/l, respectievelijk 0,8‰’ vervangen door: 220 μg/l, respectievelijk 0,5‰.

G

Bijlage 2 komt te luiden:

Bijlage 2 bij de Regeling maatregelenrijvaardigheid en geschiktheid

Model mededeling

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Divisie Vorderingen

Postbus 3012

2280 GA RIJSWIJK (ZH)

Regiopolitie/Openbaar Ministerie/CBR:

Afdeling/district:

Contactpersoon:

Adres:

Postcode + Plaatsnaam:

Telefoonnummer:

Ons kenmerk:

Mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

□ De korpschef, bedoeld in artikel 24, onderscheidenlijk artikel 38 van de Politiewet 1993 en de door hem voor dit doel aangewezen plaatsvervangers,

□ De commandant, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Politiewet 1993 en de door hem voor dit doel aangewezen plaatsvervangers,

□ De officier van justitie,

□ De directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, doet mededeling van het vermoeden dat de hierna genoemde houder van een rijbewijs (verder genoemd betrokkene) niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van categorie(ën)    /    /    /    /    van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven.

Gegevens betrokkene

Naam:

Voornamen:

Geslacht:

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Adres:

Postcode:

Woonplaats:

Rijbewijsgegevens

Rijbewijsnummer:

Afgifte autoriteit:

Afgegeven op:

Geldig tot:

Categorie(ën):    /    /    /    /    

Het vermoeden dat betrokkene niet beschikt over de vereiste geschiktheid is gebaseerd op de volgende, aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:

□ Bij betrokkene wordt een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰;

□ Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede of derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8‰;

□ Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede of derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

□ Betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid of derde lid, van de wet;

□ Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar tenminste viermaal aangehouden op verdenking vanovertreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

□ Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste tweemaal aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 8 van de wet, en heeft hierbij ten minste eenmaal geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel;

□ Uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholist is;

□ Bij betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehaltegeconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

□ Betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede of derde lid, van de wet.

Datum:

Ademalcoholgehalte:

Bloedalcoholgehalte:

Weigering:

Het vermoeden dat betrokkene niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid dan wel geschiktheid is gebaseerd op de volgende, niet aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:

Indien van toepassing:

Invordering als bedoeld in artikel 130, tweede en derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 heeft op grond van het volgende plaatsgevonden:

□ Betrokkene heeft een motorrijtuig bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol;

□ Betrokkene heeft een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig ondernomen;

□ Er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige;

□ Betrokkene heeft met een motorrijtuig tegen de rijrichting in gereden (spookrijden);

□ Betrokkene heeft binnen een periode van een jaar tenminste drie aanrijdingen veroorzaakt;

□ Betrokkene is rechtstreeks betrokken bij een aanrijding met duidelijke materiële dan wel letselschade en verklaart de aanrijding niet te hebben bemerkt;

□ Betrokkene is niet in staat het motorrijtuig in bedwang te houden;

□ Betrokkene heeft een aanrijding veroorzaakt door het intrappen van het onjuiste pedaal;

□ Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar tenminste viermaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

□ Bij betrokkene wordt een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 1090 µg/l respectievelijk 2,5‰;

□ Bij betrokkene wordt in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 915 µg/l, respectievelijk 2,1‰;

□ Betrokkene is bewust ingereden op een andere weggebruiker;

□ Betrokkene heeft drie maal als beginnende bestuurder een of meer van de strafbare feiten begaan die worden genoemd in bijlage 1, onderdeel IV, bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid en heeft ter zake van deze feiten tijdens of na de in artikel 1, onderdeel f, van die regeling genoemde termijn van vijf jaar voldaan aan de op grond van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden ter voorkoming van de strafvervolging of is ter zake van deze feiten tijdens of na de bedoelde termijn van vijf jaar onherroepelijk veroordeeld.

Overige:

□ Het rijbewijs is bij de mededeling gevoegd.

□ Betrokkene beheerst de Nederlandse taal (van belang voor de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer).

□ Betrokkene beheerst de volgende taal of talen (alleen invullen indien betrokkene de Nederlandse taal niet beheerst):

Aantal bijlage(n) meegestuurd:

Plaats:

Datum:

Handtekening:

Naam:

Functie:

Artikel II

In de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie A, de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie B, de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie C en de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie D wordt telkens in artikel 1, onderdeel a, ‘artikel 8, eerste en tweede lid’ vervangen door: artikel 8, eerste, tweede en derde lid.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 12 mei 2005, tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders (Stb. 283) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

Bij wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders (Stb. 2005, nr. 283) is de wettelijke toegestane alcohollimiet voor beginnende bestuurders verlaagd tot 0,2‰. (88 μg/l). Deze wet heeft consequenties voor de vorderingsprocedure, bedoeld in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994. De onderhavige wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid strekt ertoe de regeling hierop af te stemmen.

Aanleiding voor de maatregelen

Aanleiding voor de verlaging van de wettelijke alcohollimiet is dat uit onderzoek is gebleken dat de beginnende bestuurder relatief vaak bij ongevallen betrokken is. De effecten van alcohol kunnen door een meer ervaren bestuurder nog worden gecompenseerd door zijn ervaring en routine. Door hun gebrek aan ervaring is dit bij beginnende bestuurders veel minder het geval. Daarbij speelt ook nog een rol dat het bij de beginnende bestuurders veelal gaat om jongeren die zich ook nog wel eens aan bravouregedrag schuldig maken.

Bij een verlaagde alcohollimiet voor beginnende bestuurders ligt het voor de hand ook in het kader van de vorderingsprocedure de grenzen voor bepaalde maatregelen te verlagen voor de beginnende bestuurder. Beginnende bestuurders moeten immers eerder dan bestuurders met meer rijervaring worden aangemerkt als vermoedelijk ongeschikt tot het besturen van motorvoertuigen.

Begrip beginnende bestuurder

Iemand is een beginnende bestuurder gedurende de eerste vijf jaar na de datum waarop aan hem voor de eerste keer een rijbewijs is afgegeven, voor zover deze afgifte heeft plaatsgevonden op of na 30 maart 2002. Een bestuurder met een rijbewijs afgegeven op bijvoorbeeld 1 april 2002 valt derhalve nog tot 1 april 2007 onder de werking van de aangepaste regeling. Rijdt deze bestuurder bijvoorbeeld op een dag gelegen tussen de inwerkingtreding van deze regeling en 1 april 2007 (dat is het moment waarop sedert de afgifte van zijn rijbewijs vijf jaar zijn verstreken) met een adem- of bloedalcoholgehalte van ten minste 570 μg/l respectievelijk 1,3‰, dan geldt hij als beginnende bestuurder en komt hij op grond van het gewijzigde artikel 6 in aanmerking voor een onderzoek naar de geschiktheid. Zou hij dezelfde overtreding hebben begaan na 1 april 2007 (derhalve na het verstrijken van die periode van vijf jaar sedert de datum van eerste afgifte), dan zou diezelfde bestuurder in het kader van de vorderingsprocedure op grond van artikel 8 van deze Regeling in aanmerking komen voor een educatieve maatregel alcohol en verkeer. Hij geldt dan namelijk niet meer als beginnende bestuurder.

Handhaving en kosten

Wat betreft de handhaving is aangesloten bij het bestaande handhavingssysteem, waarbij de schriftelijke mededeling, ook in de aangepaste limieten die voor de beginnende bestuurders van toepassing zijn, wordt gedaan door de politie. De politie zal de bestuurders in de praktijk op het spoor komen tijdens (grootschalige) alcoholcontroles of naar aanleiding van aanrijdingen. Bij de melding zal de politie moeten aangeven dat het gaat om een beginnende bestuurder. Met name in de gevallen waarin sprake is van een alcohollimiet van meer dan 220 μg/l, respectievelijk 0,5‰, is het voor het CBR van belang om te weten of het gaat om een beginnende bestuurder of niet. Afhankelijk van dat gegeven zal betrokkene bijvoorbeeld eerder in aanmerking komen voor een onderzoek naar zijn geschiktheid.

De verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders kan leiden tot een toename van het aantal meldingen bij het CBR. Niet goed kan worden ingeschat om hoeveel gevallen het zal gaan. De extra kosten die een en ander met zich mee brengt, worden voor een deel gedragen door betrokkenen zelf en wel in die gevallen waarin betrokkenen in aanmerking komen voor een educatieve maatregel alcohol en verkeer. De kosten van eventuele onderzoeken komen voor rekening van de Staat.

Voorlichting

Rond het tijdstip van de inwerkingtreding van de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verlaging van de wettelijke alcohollimiet voor beginnende bestuurders en het onderhavige besluit (voorzien per 1 januari 2006), zal een publiekscampagne worden gehouden die zich expliciet op die verlaging zal richten. De voorlichting zal worden uitgevoerd onder de noemer van de eerder met succes uitgevoerde BOB-campagne. Hierbij zal expliciet aandacht worden besteed aan de categorie beginnende bestuurders. Daarnaast zal het CBR een folder uitreiken nadat betrokkene is geslaagd voor het rijexamen.

Bij de voorlichting aan de politie – een punt van voortdurende aandacht voor het CBR – zal uiteraard ook aandacht worden besteed aan de gevolgen van de verlaagde alcohollimiet voor de meldingen voor de vorderingsprocedure.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 1996, 81; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 maart 2005 (Stcrt. 55).

Naar boven