Circulaire ontheffing van de bekwaamheidseis voor ambtenaren van politie en Koninklijke marechaussee

Aan: geadresseerde

Onderdeel: Bureau JBA

Contactpersoon: mw. mr. C.A.M. Boekestein-Klöckner

Doorkiesnummer(s): 070 – 370 65 24

E-mail: c.boekestein@minjus.nl

Datum: 21 september 2005

Kenmerk: 5372579/505

Bijzonderheden: aanvulling van de circulaire van 26 mei 2003, kenmerk 5228033/503

Aard circulaire: bekendmaking van beleid

Juridische achtergrond: art. 142 van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar en de Politiewet 1993

Geldig van/tot: 11 september 2005 tot en met 1 juni 2007

Onderwerp: ontheffing van de bekwaamheidseis voor ambtenaren van politie en Koninklijke marechaussee

1. Inleiding

In paragraaf 3.5, onderdeel a., van de Circulaire bekwaamheid en betrouwbaarheid buitengewoon opsporingsambtenaren d.d. 26 mei 2003, kenmerk 5228033/503 wordt de ontheffing van de bekwaamheidseis voor ambtenaren van politie en de Koninklijke Marechaussee beschreven.

In deze paragraaf wordt onder meer een aantal opleidingen beschreven die kunnen worden beschouwd als gelijkwaardig aan de algemene boa-opleiding dan wel die qua niveau uitstijgen boven de algemene boa-opleiding. Voorts wordt de ontheffing van de bekwaamheidseis geregeld voor ambtenaren van politie en de Koninklijke Marechaussee die hun executieve functie verruilen voor de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar. Als voorwaarde voor ontheffing van de bekwaamheidseis is gesteld dat betrokkene kort daarvoor een executieve functie heeft vervuld. De termijn waarbinnen na uitdiensttreding uit de executieve functie een boa-aanvraag dient te zijn ingediend, is gesteld op drie maanden.

In de praktijk is gebleken dat deze termijn van drie maanden te kort is; veel beoogd buitengewoon opsporingsambtenaren kunnen geen gebruik maken van de ontheffingsmogelijkheid, omdat er over het algemeen meer tijd is verstreken tussen de datum van uitdiensttreding en de datum van indiensttreding als buitengewoon opsporingsambtenaar bij de nieuwe werkgever. Gelet op het feit dat de betreffende opsporingsambtenaren een volledige politieopleiding hebben genoten en over het algemeen beschikken over een ruime werkervaring, acht ik het aannemelijk dat zij, zeker gedurende een aantal jaren, zonder problemen in een boa-functie kunnen werken. Derhalve heb ik de termijn van drie maanden verlengd naar vijf jaar, te rekenen vanaf het moment dat men de executieve status heeft neergelegd.

Deze circulaire dient te worden beschouwd als vervanging van paragraaf 3.5, onderdeel a., van de Circulaire bekwaamheid en betrouwbaarheid buitengewoon opsporingsambtenaren van 26 mei 2003.

2. Paragraaf 3.5, onderdeel a

Ad a: Genoten (politie)opleiding gelijkwaardig (gesteld) aan de boa-opleiding

In individuele gevallen kan bij een eerste aanvraag ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend indien één van de volgende getuigschriften wordt overgelegd:

– Politiediploma A of B;

– Diploma herziene primaire opleiding;

– Diploma primaire opleiding basispolitiezorg (POMP);

– Diploma primaire opleiding politiesurveillant;

– Diploma van één van de initiële politie-opleidingen van het LSOP;

– Diploma reservepolitie;

– Diploma vrijwillig ambtenaar van politie;

– Diploma surveillant van politie;

– Diploma opsporingsambtenaar Koninklijke Marechaussee;

– Diploma van de Nederlandse Politie Academie.

De geldigheidsduur van de ontheffing is maximaal vijf jaren na de datum waarop het betreffende getuigschrift is behaald. Daarna dient het reguliere boa-examen te worden afgelegd, dan wel te worden deelgenomen aan het (eigen) scholingstraject van de werkgever.

Tevens kan een éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing worden toegekend aan een (nieuw) voorgedragen functionaris, die beschikt over één van de hierboven genoemde getuigschriften, maar deze langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft behaald. Voorwaarde is dan wel, dat deze functionaris enige tijd daarvoor op basis van dit getuigschrift een executieve functie bij de politie of de Koninklijke Marechaussee heeft vervuld.

De termijn waarbinnen na de uitdiensttreding uit de executieve functie de aanvraag om te worden aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar moet worden ingediend, is vijf jaar. Deze éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing wordt geacht te zijn ingegaan op de dag waarop de aanvrager de executieve dienst heeft beëindigd.

Voorbeeld:

Een politieambtenaar verlaat de executieve functie op 01-01-2005. Deze persoon heeft tot 01-01-2010 ontheffing van de bekwaamheidseis, ongeacht het tijdstip van indiensttreding bij de boa-werkgever. Krijgt deze persoon eerst op 01-01-2007 een boa-werkgever, dan is de ontheffing van de bekwaamheidseis nog slechts drie jaar geldig. In dat geval wordt een akte van opsporingsbevoegdheid voor de beperkte periode verstrekt.

Voor opsporingsambtenaren die van een uittredingsregeling, zoals THOR, gebruik maken en derhalve hun executieve status behouden, geldt onverminderd de eis van het bekleden van een executieve functie. Als uitgangsdatum wordt de datum van het ingaan van de uittredingsregeling gehanteerd.

Bij de (nieuwe) aanvraag moet een kopie van het besluit waarbij iemand uit executieve dienst is ontslagen, worden gevoegd.

Aan vrijwillige ambtenaren van politie kan ontheffing van de bekwaamheideis worden verleend. De (beoogde) buitengewoon opsporingsambtenaar moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen:

– hij moet in het bezit zijn van het diploma reservepolitie/vrijwillig ambtenaar van politie;

– hij moet minimaal 125 uren per jaar daadwerkelijk als vrijwillige ambtenaar van politie worden ingezet;

– uit een door zijn mentor opgestelde en ondertekende verklaring dient te blijken dat hij/zij gemiddeld vier uur per maand deelneemt aan (bij)scholing.

– Deze verklaring dient alleen te worden overgelegd, indien het diploma reservepolitie/vrijwillig ambtenaar van politie langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag is behaald.

Daarnaast kan ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend aan politieambtenaren of opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee die naast hun functie de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar als nevenfunctie hebben, doch die langer dan vijf jaren geleden het betreffende diploma hebben behaald. Voor deze ontheffing wordt als voorwaarde gesteld dat de betrokkene in executieve dienst werkzaam is bij de politie of de status van opsporingsambtenaar heeft bij de Koninklijke Marechaussee.

De Minister van Justitie,
namens deze:
de Directeur-Generaal Rechtshandhaving, J. van der Vlist.

Naar boven