Regeling plaatsingsprocedure P-Direkt

13 juni 2005

Nr. 2005-0000093931/ DGMOS/POIR/AV

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 4a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. P-Direkt: het onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat wordt belast met personeelsregistratieve en salarisadministratieve taken voor de sector Rijk;

b. leverend bevoegd gezag: het met betrekking tot de toepassing van dit besluit tot beslissen bevoegd gezag van een ministerie, met uitzondering van het Ministerie van Defensie, alsmede het bevoegd gezag van de bijzondere colleges;

c. bijzondere colleges: de Algemene Rekenkamer, het Kabinet der Koningin, de Kanselarij der Nederlandse Orden, de Nationale ombudsman en de Raad van State;

d. ambtenaar: de ambtenaar die is aangesteld in tijdelijke dienst voor een proeftijd en de ambtenaar aangesteld in vaste dienst op grond van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken;

e. P&S-medewerker: de ambtenaar, die als zodanig wordt aangewezen door het leverend bevoegd gezag;

f. herplaatsingskandidaat: de ambtenaar, bedoeld in artikel 49d of artikel 49e van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

g. IVOP: het onderdeel Informatievoorziening Overheidspersoneel van het Ministerie van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties;

h. fte: fulltime equivalent;

i. contingent: een deel van de formatie van P-Direkt uitgedrukt in aantal fte per functie;

j. actieve IAR: individuele arbeidsrelatie, zoals door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld;

k. O&F-rapport: het organisatie- en formatierapport van P-Direkt d.d. 8 november 2004;

l. sleutelfunctie: een functie die door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als zodanig is aangemerkt;

m. functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen;

n. uitwisselbare of vergelijkbare functie: een functie bij P-Direkt die in overwegende mate overeenkomt met een functie van een P&S-medewerker;

o. nieuwe functie: een functie bij P-Direkt die niet in overwegende mate overeenkomt met de functie van een P&S-medewerker;

p. sollicitant: de ambtenaar die aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kenbaar maakt in aanmerking te willen komen voor een functie bij P-Direkt waarvoor door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt geworven.

Artikel 2

Toepassingsbereik

Dit besluit is van toepassing op het plaatsen van ambtenaren op functies bij P-Direkt in het kader van de oprichting van P-Direkt.

Artikel 3

Sleutelfuncties

1. De artikelen 4 tot en met 15 zijn niet van toepassing op sleutelfuncties.

2. Voor sleutelfuncties wordt direct rijksbreed geworven, waarbij onder meer volledige geschiktheid en onmiddellijke inzetbaarheid als selectiecriteria worden gehanteerd.

3. De P&S-medewerker en de herplaatsingskandidaat, die aan de selectiecriteria voldoen, hebben bij gelijke geschiktheid voorrang boven andere sollicitanten, waarbij de P&S-medewerker voorrang heeft boven de herplaatsingskandidaat.

Artikel 4

Contingentering

1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verdeelt de formatie van P-Direkt, uitgezonderd de sleutelfuncties, in contingenten ten behoeve van ieder leverend bevoegd gezag waarbij ten behoeve van IVOP een eigen contingent wordt vastgesteld.

2. In afwijking van het eerste lid wordt ten behoeve van het bevoegd gezag van de bijzondere colleges geen eigen contingent vastgesteld.

3. De omvang van een contingent wordt bepaald op basis van de omvang van de organisatie van het leverend bevoegd gezag uitgedrukt in actieve IAR’s per 1 januari 2004.

4. Het aantal actieve IAR’s van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt verhoogd met het aantal actieve IAR’s van de bijzondere colleges.

5. In afwijking van het derde lid wordt de omvang van het contingent van IVOP zo bepaald dat de rekenkundige kans van een IVOP-fte op een plaats binnen het IVOP-contingent even groot is als de rekenkundige kans van een andere P&S-fte op een plaats binnen het desbetreffende contingent.

Artikel 5

Aanwijzing P&S-medewerker

1. Het leverend bevoegd gezag bepaalt welke ambtenaren binnen zijn gezagsbereik worden aangewezen als P&S-medewerker.

2. Het leverend bevoegd gezag informeert de ambtenaar over zijn aanwijzing tot P&S-medewerker.

Artikel 6

Functievergelijking

1. Het leverend bevoegd gezag besluit of de functie van een P&S-medewerker uitwisselbaar of vergelijkbaar is met een functie binnen het contingent.

2. Alvorens over de uitwisselbaarheid of vergelijkbaarheid te besluiten, stelt het leverend bevoegd gezag het bevoegde medezeggenschapsorgaan in de gelegenheid zijn opvatting kenbaar te maken.

3. Het leverend bevoegd gezag informeert de P&S-medewerker over de uitkomst van de functievergelijking.

Artikel 7

Belangstellingsinventarisatie

Het leverend bevoegd gezag stelt de P&S-medewerker in de gelegenheid zijn belangstelling kenbaar te maken voor maximaal drie functies binnen het contingent.

Artikel 8

Instellen plaatsingsteam

1. Het leverend bevoegd gezag stelt een plaatsingsteam in.

2. Het plaatsingsteam bestaat uit:

a. een voorzitter, voorgedragen door een ander leverend bevoegd gezag;

b. twee leden, werkzaam onder het gezagsbereik van het leverend bevoegd gezag;

c. een lid, voorgedragen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. Het bevoegde medezeggenschapsorgaan kan, afhankelijk van de praktijk bij het leverend bevoegd gezag, één van de twee leden, bedoeld in het tweede lid, onder b, voordragen, dan wel een waarnemer aanwezig laten zijn bij de bijeenkomsten van het plaatsingsteam.

4. Het plaatsingsteam wordt bijgestaan door een secretaris, voorgedragen door het leverend bevoegd gezag.

5. Het leverend bevoegd gezag benoemt de voorzitter, de leden en de secretaris van het plaatsingsteam.

6. Voor de voorzitter, de leden en de secretaris van het plaatsingsteam kan een plaatsvervanger worden benoemd.

Artikel 9

Taak en werkwijze plaatsingsteam

1. Het plaatsingsteam draagt de ambtenaar voor plaatsing voor aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. Het contingent, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en het besluit, bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn uitgangspunt voor het plaatsingsteam bij het opstellen van de voordracht.

3. Het plaatsingsteam stelt de ambtenaar die zijn belangstelling kenbaar heeft gemaakt voor een nieuwe functie in de gelegenheid zijn belangstelling voor de functie mondeling toe te lichten. Bij een gesprek is ten minste één lid van het plaatsingsteam aanwezig. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt.

4. Indien het plaatsingsteam voornemens is een ambtenaar niet of voor een andere functie voor te dragen dan waarvoor belangstelling is kenbaar gemaakt, wordt die ambtenaar in de gelegenheid gesteld zijn opvatting hierover kenbaar te maken.

Artikel 10

Plaatsingscriteria

De voordracht van het plaatsingsteam aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komt als volgt tot stand:

a. voor een uitwisselbare of vergelijkbare functie kan worden voorgedragen de P&S-medewerker wiens functie in overwegende mate overeenkomt met een functie binnen het contingent, mits het aantal functies binnen het contingent toereikend is. Indien het aantal functies binnen het contingent niet toereikend is, wordt indien bij het desbetreffende ministerie geen andere afspraken zijn gemaakt, de P&S-medewerker die de meeste jaren in overheidsdienst heeft doorgebracht als eerste voor de functie voorgedragen. Voor de berekening van het aantal in overheidsdienst doorgebrachte jaren wordt mede in aanmerking genomen tijd gewijd aan de verzorging van tot het huishouden van de P&S-medewerker behorende 0–4 jarige eigen, stief- of pleegkinderen, tot een maximum van in totaal zes jaren;

b. voor een nieuwe functie kan de P&S-medewerker worden voorgedragen, die geschikt is, dan wel binnen een redelijke termijn geschikt te maken is voor die functie;

c. indien voor een functie geen P&S-medewerker kan worden voorgedragen, kan voor die functie een ambtenaar afkomstig uit het gezagsbereik van het leverend bevoegd gezag worden voorgedragen die geschikt is, dan wel binnen een redelijke termijn geschikt te maken is voor die functie, waarbij een herplaatsingskandidaat voorrang heeft boven andere ambtenaren.

Artikel 11

Terugkeergarantie

1. Indien bij het plaatsingsteam gerede twijfel bestaat of een ambtenaar geschikt kan worden gemaakt voor een functie bij P-Direkt, kan het plaatsingsteam een ambtenaar bij P-Direkt voordragen onder advisering van een terugkeergarantie.

2. Een terugkeergarantie kan uitsluitend worden verleend indien de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het leverend bevoegd gezag en de ambtenaar dat overeenkomen.

3. Van terugkeer naar het leverend bevoegd gezag kan uitsluitend sprake zijn, indien de ambtenaar zes maanden na daadwerkelijke aanvang van zijn werkzaamheden bij P-Direkt aantoonbaar nog niet geschikt is voor de functie en ook niet geschikt is te maken.

4. De ambtenaar krijgt bij terugkeer de status van herplaatsingskandidaat.

Artikel 12

Voordracht

Het plaatsingsteam informeert de ambtenaar die zijn belangstelling voor een functie bij P-Direkt kenbaar heeft gemaakt, schriftelijk over het al dan niet voordragen voor een functie bij P-Direkt.

Artikel 13

Opstellen Personeelsplan P-⁠Direkt

1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt een personeelsplan op voor P-Direkt.

2. Bij het opstellen van het personeelsplan kan slechts worden afgeweken van de voordracht van een plaatsingsteam, indien een zwaarwegend dienstbelang zich tegen het volgen van de voordracht verzet.

Artikel 14

Vaststellen Personeelsplan P-⁠Direkt

1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeert de voorgedragen ambtenaar schriftelijk over zijn voornemen tot plaatsing, dan wel niet plaatsing.

2. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld zijn bedenkingen binnen 10 werkdagen kenbaar te maken bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. Het desbetreffende plaatsingsteam adviseert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op diens verzoek over de ingediende bedenkingen en hoort zonodig de ambtenaar.

4. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt het personeelsplan P-Direkt vast en zendt de voorgedragen ambtenaar een plaatsingsbesluit dan wel een besluit om hem niet te plaatsen. De voorgedragen ambtenaar in tijdelijke dienst voor een proeftijd ontvangt een aanstellingsbesluit.

Artikel 15

Vervulling overgebleven functies

Indien na vaststelling van het personeelsplan P-Direkt nog één of meer functies niet vervuld zijn, stelt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de functies open voor andere sollicitanten waarbij een P&S-medewerker, die geschikt of binnen een redelijke termijn geschikt te maken is voor de functie, voorrang heeft boven herplaatsingskandidaten en overige sollicitanten.

Artikel 16

Opnieuw beschikbare functies

Voor een functie uit het contingent, die voordat de betrokken functie bij P-Direkt operationeel wordt opnieuw voor vervulling beschikbaar is, kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, een nieuwe voordracht worden gedaan.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 7 juli 2004.

Artikel 18

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Regeling plaatsingsprocedure P-Direkt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

Op 4 juli 2003 heeft het kabinet besloten tot oprichting van P-Direkt als shared service center voor de sector Rijk van salarisadministratieve en personeelsregistratieve taken. Deze operatie vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. P-Direkt zal deel gaan uitmaken van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het vervullen van vacatures bij P-Direkt behoort om die reden tot de competentie van de Minister van BZK.

De oprichting van P-Direkt betekent een wijziging van de organisatiestructuur, de omvang en taakinhoud van het Ministerie van BZK. Het bereik van deze wijziging blijft beperkt tot het nieuwe onderdeel van het Ministerie van BZK: P-Direkt. Het betreft hier echter geen reorganisatie in de zin van artikel 49b, tweede lid, onder a, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) omdat er voor P-Direkt geen personele consequenties aan verbonden zijn. Bij P-Direkt zijn immers nog geen ambtenaren in vaste dienst, dan wel in tijdelijke dienst voor een proeftijd.

Het kabinetsbesluit heeft naast de oprichting van P-Direkt tevens tot gevolg dat bij de ministeries en de bijzondere colleges op termijn geen salarisadministratieve en personeelsregistratieve taken meer worden verricht. De ministeries en bijzondere colleges zijn zelf verantwoordelijk voor de overdracht van taken naar P-Direkt en de interne herschikking van overgebleven en nieuwe taken. Dit betekent dat het kabinetsbesluit voor de ministeries en bijzondere colleges een wijziging van de organisatiestructuur, de omvang en taakinhoud tot gevolg zal hebben, waaraan naar verwachting wel personele consequenties verbonden zullen zijn. Bij de ministeries en bijzondere colleges zullen arbeidsplaatsen vervallen. Binnen het door het leverend bevoegd gezag te bepalen bereik van de organisatieverandering(en) binnen het departement of bijzonder college zal moeten worden vastgesteld, of aan de wijziging personele consequenties verbonden zijn. Voornamelijk medewerkers met salarisadministratieve en personeelsregistratieve taken en deze medewerkers ondersteunende medewerkers (hierna P&S-medewerkers) zullen door het kabinetsbesluit worden getroffen.

Onder het gezagsbereik van de verschillende ministers en het bevoegd gezag van de bijzondere colleges zullen reorganisaties plaatsvinden. Hoewel de oprichting van P-Direkt en de reorganisaties bij de ministeries en bijzondere colleges het gevolg zijn van het kabinetsbesluit bestaat er in rechtspositionele zin geen relatie. De organisatieveranderingen kennen ieder een eigen bereik. Dit geldt ook voor de reorganisatie(s) bij het Ministerie van BZK en de oprichting van P-Direkt.

Om de overgang van medewerkers van de ministeries en de bijzondere colleges naar P-Direkt op een zorgvuldige wijze te laten plaatsvinden, heeft de Minister van BZK in het SOR op 7 juli 2004, afspraken gemaakt met de centrales van verenigingen van ambtenaren over het vervullen van de vacatures in het kader van de oprichting van P-Direkt. Het doel van de afspraken is:

1. een evenredige verdeling van de functies van P-Direkt over de ministeries;

2. een voorrangspositie voor P&S-medewerkers bij het vervullen van vacatures bij P-Direkt.

Deze afspraken zijn neergelegd in deze regeling. De Minister van BZK heeft hierbij gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 4a ARAR om regels ten aanzien van werving en selectie van rijksambtenaren voor vacatures bij de P-Direkt te stellen.

Deze regeling is een bijzondere regeling op het gebied van werving en selectie in het kader van de oprichting van P-Direkt. De bepalingen in deze regeling hebben – voor zover van belang – voorrang boven het bepaalde in het Besluit werving en selectie (AB85/U1833). Bovendien hebben de bepalingen in deze regeling voorrang boven het bepaalde in de circulaire Beleidsregels voor Vacaturevervulling door Herplaatsingskandidaten in de sector Rijk (PMR/AV 02/100674, 6 februari 2003).

Voor de praktische toepassing van deze regeling is door P-Direkt in goed overleg met de departementen een draaiboek opgesteld. .

Artikelsgewijs

Artikel 2

De regeling heeft betrekking op het vervullen van vacatures in het kader van de oprichting van P-Direkt. Bovendien is de regeling uitsluitend van toepassing op rijksambtenaren met een vaste aanstelling of met een tijdelijke aanstelling op proef. Een onderscheid tussen de tijdelijke aanstelling voor een proeftijd en andere tijdelijke aanstellingen is gerechtvaardigd, omdat anders dan bij andere tijdelijke aanstellingsgronden, de ambtenaar in tijdelijke dienst voor een proeftijd in beginsel het vooruitzicht heeft op een vaste aanstelling.

Artikel 3

Sleutelfuncties zijn functies die een bijzondere positie innemen in de nieuwe organisatie van P-Direkt ten opzichte van de overige functies. Voor het welslagen van het shared service concept is van belang dat deze functies worden vervuld door medewerkers die bij plaatsing volledig geschikt zijn voor de functie en onmiddellijk inzetbaar zijn. Alleen medewerkers die aan deze criteria voldoen, komen voor benoeming op een sleutelfunctie in aanmerking. De meest geschikte kandidaat zal worden benoemd. Indien kandidaten als even geschikt uit de selectie naar voren komen, wordt de volgende benoemingsvolgorde aangehouden: P&S-medewerkers, herplaatsingskandidaten en ten slotte overige kandidaten. Anders dan bij de overige functies van P-Direkt wordt voor sleutelfuncties direct rijksbreed geworven.

Op vacaturevervulling voor sleutelfuncties is het Besluit werving en selectie van 14 oktober 1985 van toepassing.

Artikel 4

De bijzondere colleges hebben geen eigen contingent, maar participeren in het contingent van de Minister van BZK. In het vierde lid is daarom bepaald dat de omvang van de bijzondere colleges wordt meegeteld bij de omvang van het Ministerie van BZK. De omvang van IVOP wordt daarentegen niet meegeteld bij de omvang van het Ministerie van BZK. Aangezien IVOP voor de gehele sector rijk de salarisverwerking verzorgt, is met de centrales van verenigingen van ambtenaren overeengekomen dat IVOP over een eigen contingent beschikt. Omdat IVOP in verhouding tot de ministeries relatief meer P&S-medewerkers heeft, is bovendien overeengekomen de omvang van het contingent van IVOP op een andere wijze vast te stellen. Uitgangspunt is dat de omvang van het contingent van IVOP zodanig moet zijn dat de kans van een P&S-medewerker van IVOP op plaatsing bij P-Direkt even groot is als de kans van de gemiddelde P&S-medewerker in de sector Rijk op plaatsing bij P-Direkt.

Artikel 5

De status van P&S-medewerker geeft toegang tot de plaatsingsprocedure met alle daarin opgenomen rechten en plichten. Het leverend bevoegd gezag bepaalt welke ambtenaar wordt aangewezen als P&S-medewerker. De instemming van de ambtenaar is daarbij niet vereist.

Tegen het aanwijzen van een ambtenaar als P&S-medewerker, dan wel tegen een weigering om een ambtenaar als P&S-medewerker aan te wijzen, kan in beginsel bezwaar worden gemaakt.

Artikel 6

Uit de uitkomst van de functievergelijking kan de P&S-medewerker afleiden of zijn functie in overwegende mate overeenkomt met een functie binnen het eigen contingent. Daarnaast kan uit de uitkomst van de functievergelijking per functie van P-Direkt worden vastgesteld of het aantal P&S-medewerkers (in fte), voor wie de functie vergelijkbaar of uitwisselbaar is, overeenkomt met het aantal beschikbare fte binnen het contingent.

De uitkomst van de functievergelijking bepaalt of de P&S-medewerker met of zonder nadere selectie voor een functie bij P-Direct in aanmerking kan komen. Een P&S-medewerker kan daarom in beginsel bezwaar maken tegen de uitkomst van de functievergelijking.

In het tweede lid wordt de ondernemingsraad nadrukkelijk betrokken bij de voorbereiding van de uitkomst van de functievergelijking.

Artikel 7

De belangstellingsinventarisatie geeft het bevoegd gezag en het plaatsingsteam informatie over de voorkeuren van medewerkers voor een functie binnen het contingent. De belangstellingsinventarisatie is een hulpmiddel voor het bevoegd gezag en het plaatsingsteam bij hun streven om zo mogelijk de P&S-medewerker te plaatsen overeenkomstig zijn voorkeuren. De belangstellingsinventarisatie heeft geen juridische status.

Artikel 8

De in het tweede lid opgenomen samenstelling stelt het plaatsingsteam in staat objectief en onafhankelijk van het leverend bevoegd gezag te adviseren over de voordracht. Om die reden wordt ook de medezeggenschap bij de totstandkoming van het advies over de voordracht betrokken. De medezeggenschap kan hierbij de rol van waarnemer vervullen, dan wel één van de twee leden werkzaam onder het gezagsbereik van het desbetreffende leverend bevoegd gezag voordragen. Het doel van het derde lid is de medezeggenschap de rol te laten vervullen, zoals gebruikelijk is bij plaatsingsteams in het kader van een reorganisatie binnen hun eigen organisatie.

In alle gevallen bestaat het plaatsingsteam uit een voorzitter en drie leden. De secretaris maakt geen deel uit van het plaatsingsteam.

Artikelen 9 en 10

Het plaatsingsteam heeft tot taak de voordracht op te stellen van plaatsing van medewerkers op functies binnen het eigen contingent. In deze artikelen zijn een aantal procedurele voorwaarden en plaatsingscriteria opgenomen die het plaatsingsteam bij het opstellen van de voordracht in acht moet nemen. Voor het overige heeft het plaatsingsteam ruimte om zelf invulling te geven aan zijn taak.

Bij functies die vergelijkbaar of uitwisselbaar zijn, stelt het plaatsingsteam vast of alle P&S-medewerkers voor wie de functie bij P-Direkt vergelijkbaar of uitwisselbaar is, kunnen worden geplaatst op de functie bij P-Direkt. Indien niet iedereen kan worden geplaatst, bepaalt het plaatsingsteam de onderlinge plaatsingsvolgorde van P&S-medewerkers met een vergelijkbare of uitwisselbare functie. Indien hierover bij een ministerie geen andere afspraken zijn gemaakt in het departementaal georganiseerd overleg is hierbij beslissend het aantal jaren dat de P&S-medewerker in overheidsdienst heeft doorgebracht.

Voor het aantal overheidsdienstjaren worden alle jaren die de P&S-medewerker heeft doorgebracht in overheidsdienst in aanmerking genomen. De tijd gewijd aan de verzorging van tot het huishouden van de ambtenaar behorende 0–4 jarige eigen, stief- of pleegkinderen, tot een maximum van in totaal zes jaren en de tijd doorgebracht in militaire dienst behoren hier ook toe.

Anders dan bij vergelijkbare en uitwisselbare functies, speelt bij het voordragen van een ambtenaar voor een nieuwe functie bij P-Direkt de geschiktheid van de ambtenaar een rol. Voor een nieuwe functie komt alleen een ambtenaar in aanmerking, die geschikt of binnen een redelijke termijn geschikt te maken is voor de functie. Het plaatsingsteam zal zich hierover een oordeel moeten vormen. Vervolgens zal het team moeten aangeven wat moet gebeuren voor het geschikt maken zowel door ambtenaar en door werkgever. Van de ambtenaar wordt verwacht, dat hij zijn volledige medewerking verleent aan het plaatsingsteam om zich een oordeel te kunnen vormen over zijn geschiktheid voor een nieuwe functie. Bij meerdere geschikte kandidaten voor een nieuwe functie geldt de volgende volgorde: eerst de P&S-medewerkers, dan de herplaatsingskandidaten en ten slotte de overige ambtenaren van het eigen departement of bijzondere college.

In het vierde lid van artikel 9 is de verplichting opgenomen de ambtenaar, die niet wordt voorgedragen en de ambtenaar die voor een andere functie wordt voorgedragen dan de functies waarnaar zijn belangstelling uitgaat, uit te nodigen voor een gesprek. Dit gesprek dient als toets voor het plaatsingsteam of alle nodige kennis omtrent relevante feiten en af te wegen belangen zijn vergaard. Bovendien is het zorgvuldig naar de ambtenaar om deze als plaatsingsteam te informeren over de inhoud voordat de voordracht aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt gezonden.

Artikel 11

In dit artikel wordt gewezen op de mogelijkheid een terugkeergarantie in het uiteindelijke plaatsingsbesluit op te nemen. Met een terugkeergarantie kan ook de ambtenaar, waarover twijfel bestaat of hij geschikt te maken is voor een functie bij P-Direkt, worden voorgedragen voor en benoemd op die functie. De ambtenaar kan in de periode van zes maanden laten zien dat hij geschikt of geschikt te maken is voor de functie. Indien de Minister van BZK kan aantonen dat de ambtenaar na die zes maanden nog niet geschikt is voor de functie en evenmin geschikt is te maken, keert de ambtenaar terug naar zijn eigen leverend bevoegd gezag.

Een ambtenaar is aantoonbaar niet geschikt of geschikt te maken indien blijkt dat de ambtenaar:

– niet voldoet aan de functie-eisen;

– is gewezen op welke punten hij niet voldeed aan de functie-eisen;

– naar verwachting niet binnen redelijke termijn kan voldoen aan de functie-eisen;

– voldoende in de gelegenheid is gesteld zich te verbeteren;

– voldoende is begeleid.

Bij terugkeer zal de ambtenaar de status van herplaatsingskandidaat verkrijgen, omdat de oude functie van de ambtenaar naar verwachting niet meer beschikbaar is. Voorwaarde voor het opnemen van een terugkeergarantie in het plaatsingsbesluit is dat alle partijen schriftelijk instemmen met de terugkeergarantie.

Artikel 12

Het plaatsingsteam draagt de ambtenaar voor aan de Minister van BZK. Dit zal uiteraard gemotiveerd moeten gebeuren.

Tegen de voordracht kan in beginsel bezwaar worden gemaakt door de ambtenaar.

De Minister van BZK heeft de volledige bevoegdheid om de ambtenaar een functie bij P-Direkt op te dragen. Dit geldt niet voor een ambtenaar in tijdelijke dienst voor een proeftijd. Een ambtenaar in tijdelijke dienst voor een proeftijd zal eerst door het leverend bevoegd gezag ontslagen moeten worden, om vervolgens door de Minister van BZK aangesteld te kunnen worden op een functie bij P-Direkt.

Dit artikel laat het leverend bevoegd gezag verder de ruimte om ambtenaren gelijktijdig, afzonderlijk, dan wel in groepen aan de Minister van BZK voor te dragen. Zo kan het leverend bevoegd gezag er bijvoorbeeld voor kiezen eerst de P&S-medewerkers aan de Minister van BZK voor te dragen en op een later tijdstip de andere ambtenaren. Uiteraard dient dit wel in goed overleg met de Minister van BZK te gebeuren.

Artikelen 13

Het Personeelsplan P-Direkt geeft inzicht welke ambtenaar op welke functie zal worden geplaatst. Uitgangspunt bij het opstellen van het personeelsplan is de voordracht van het plaatsingsteam. Alleen indien tegen de plaatsing van een ambtenaar aantoonbaar grote bezwaren bestaan uit oogpunt van bedrijfsvoering, kan van een voordracht worden afgeweken.

Artikel 14

In dit artikel is uitdrukkelijk bepaald dat de ambtenaar in de gelegenheid moet worden gesteld zijn bedenkingen tegen het besluit hem al dan niet te plaatsen kenbaar moet kunnen maken. Alle voorgedragen ambtenaren worden desgewenst mondeling of schriftelijk gehoord.

De Minister van BZK kan zich bij de behandeling van de bedenkingen van de ambtenaar laten adviseren door het plaatsingsteam dat de ambtenaar heeft voorgedragen. Het plaatsingsteam kan de ambtenaar ook namens de Minister van BZK horen. Een verplichting tot het inschakelen van het plaatsingsteam is er niet.

Met inachtneming van de bedenkingen neemt de Minister van BZK een definitief besluit tot al dan niet plaatsing van de ambtenaar. Een besluit tot niet plaatsen zal uiteraard moeten voldoen aan het motiveringsvereiste. De ambtenaar die niet wordt geplaatst, blijft de verantwoordelijkheid van het eigen bevoegd gezag.

De Minister van BZK draagt de ambtenaar in vaste dienst de functie bij P-⁠Direkt op met toepassing van artikel 57, tweede lid, onder b, ARAR. De instemming van de ambtenaar is hierbij niet nodig. De ambtenaar met een aanstelling in tijdelijke dienst voor een proeftijd ontvangt een aanstellingsbesluit van de Minister van BZK. Dit kan een aanstelling in tijdelijke dienst voor een proeftijd zijn (artikel 6, tweede lid, onder a, ARAR) of een aanstelling in vaste dienst (artikel 5 ARAR). Een vereiste voor aanstelling is wel dat de medewerker een ontslagverzoek indient bij het leverend bevoegd gezag. Een medewerker kan niet worden verplicht om een ontslagverzoek in te dienen.

Tegen het besluit om de ambtenaar al dan niet te benoemen op een functie bij P-Direkt is bezwaar mogelijk. Dit bezwaar heeft echter geen schorsende werking, waardoor de ambtenaar in afwachting van de beslissing op bezwaar de functie bij P-Direkt moet vervullen, indien dit aan de orde is.

Artikel 15

Dit artikel is van toepassing indien na de voordracht door het leverend bevoegd gezag bedoeld in artikel 12 nog functies bij P-Direkt onvervuld zijn. De Minister van BZK stelt deze vacatures op de binnen de rijksdienst gebruikelijke wijze open . Ook hier heeft de P&S-medewerker die solliciteert voorrang boven herplaatsingskandidaten en overige sollicitanten. De P&S-medewerker zal dan uiteraard wel aan de eis ‘geschikt of binnen een redelijke termijn geschikt te maken’ moeten kunnen voldoen. Ook hier zal als redelijke termijn in de regel een termijn van 6 maanden na daadwerkelijke start van de werkzaamheden bij P-Direkt worden gehanteerd. De selectie van kandidaten voor de overgebleven functies vindt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK plaats.

Artikel 16

Het leverend bevoegd gezag is bevoegd een ambtenaar voor te dragen in het geval een functie uit zijn contingent beschikbaar komt voor vervulling vóór de daadwerkelijke start van P-Direkt. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen indien de benoemde ambtenaar voor de daadwerkelijke start van P-Direkt ontslag wordt verleend of een andere functie wordt opgedragen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven