Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2005, 100 pagina 19 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2005, 100 pagina 19 | beleidsregel |
Wettelijke grondslag: Arbeidstijdenwet, artikelen 10:5 en 10:7
Status: bekendmaking van het Beleid van de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de wijze van berekenen en opleggen van de bestuurlijke boete in het kader van de Arbeidstijdenwet en de daarop berustende bepalingen inzake het Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer)
Doelgroep: werkgevers, zelfstandig werkenden en werknemers
Ingangsdatum: het tijdstip met ingang waarvan de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet voor de in artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet bedoelde categorieën van arbeid in werking treedt
Inhoud: In deze beleidsregels maken de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekend op welke wijze het berekenen en opleggen van de bestuurlijke boete in het kader van de Arbeidstijdenwet en de daarop berustende bepalingen van het Arbeidstijdenbesluit vervoer waar het gaat om het wegvervoer plaatsvindt
Datum: 19 mei 2005
1. Bij de berekening van een boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet worden voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer’ die als bijlage 1 bij deze beleidsregels is gevoegd.
2. Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:
a. feiten waarvoor tijdens een bedrijfscontrole eerst een waarschuwing wordt gegeven, een preventief handhavingstraject wordt ingezet of een eis tot naleving wordt gesteld en pas in tweede instantie, nadat nogmaals is geconstateerd dat het betreffende wettelijke voorschrift niet is nageleefd of de betreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot boeteoplegging;
b. direct beboetbare feiten die worden genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.
3. Bij de toepassing van bijlage 2 wordt een onderscheid gemaakt tussen:
a. feiten welke tijdens een wegcontrole worden geconstateerd;
b. feiten welke tijdens een bedrijfscontrole worden geconstateerd.
4. In bijlage 2 wordt bij bedrijfscontroles aangegeven dat er bij rij- en rusttijden sprake is van een dubbele normovertreding, waarmee wordt bedoeld meer dan verdubbeling (bij rijtijden) en/of meer dan een halvering (bij rusttijden) van de wettelijke toegestane norm.
5. Deze beleidsregel is van toepassing op alle beboetbare feiten die als zodanig in de Arbeidstijdenwet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet.
1. Bij een wegcontrole wordt bij vaststelling van een of meer beboetbare feiten terzake van iedere bestuurder een boeterapport opgemaakt.
2. Bij een wegcontrole wordt bij vaststelling van een of meer beboetbare feiten terzake van een bijrijder een boeterapport opgemaakt.
1. De totale bij een boetebeschikking op te leggen boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere beboetbare feiten, uit de som van de per beboetbaar feit berekende boetebedragen.
2. De boete die per boetebeschikking aan een werkgever, een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn, of een werknemer kan worden opgelegd, bedraagt. minimaal € 22,–.
Na de Arbeidsomstandighedenwet 1998 kent de Arbeidstijdenwet met het totstandkomen van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet de bestuurlijke boete als sanctiemogelijkheid bij het niet naleven van de voorschiften die in de Arbeidstijdenwet zijn neergelegd. De bevoegdheid om een dergelijke boete op te leggen gebeurt door de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen aangewezen ambtenaar. Deze neemt daarbij de daarvoor uitgevaardigde beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer in acht waar het gaat om het wegvervoer.
Bij de besluitvorming in het kader van de boeteoplegging spelen uiteraard de in artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht neergelegde beginselen van zorgvuldigheid bij de besluitvorming, van de belangenafweging en van de evenredigheid.
Als de toepassing van onderhavige beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, dan geeft artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht aan dat van deze beleidsregel moet worden afgeweken. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om individuele omstandigheden met een zeer uitzonderlijk karakter (CRvB 5 september 2002, JB 2002, 338).
Eerste en tweede lid, onderdeel b
Het niet naleven van daartoe aangemerkte voorschriften van de Arbeidstijdenwet en de daarop gebaseerde besluiten levert een beboetbaar feit op. In een groot aantal situaties zal bij eerste constatering van een beboetbaar feit niet direct sprake zijn van een boeteoplegging, maar zal eerst een waarschuwing worden gegeven, een preventief handhavingstraject worden ingezet of een eis tot naleving worden gesteld waar het gaat om beleidsvoering. De beleidsregel boeteoplegging bevat nadere regels over de wijze waarop de boete wordt berekend. Bij deze beleidsregel behoren de volgende bijlagen:
1. Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer.
2. Lijst direct beboetbare feiten bestuurlijke boete wegvervoer.
De in bijlage 1 genoemde bedragen zijn gelijk aan de bedragen zoals vóór de invoering van de bestuurlijke boete door het Openbaar Ministerie gehanteerd conform de richtlijn Arbeidstijdenbesluit Vervoer (Stcrt. 2001, 133).
Een preventief handhavingstraject houdt onder meer in dat er voorlichting wordt gegeven over de wettelijke voorschriften en begeleiding wordt geboden om de naleving van de wettelijke voorschriften te verbeteren.
Het niet naleven van daartoe aangemerkte voorschriften van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer hoofdstuk wegvervoer, levert een beboetbaar feit op. Bij het wegvervoer kan wat betreft de controles een onderscheid worden gemaakt tussen weg- en bedrijfscontroles. In het derde lid van deze beleidsregel is aangegeven dat in bijlage 2 die betrekking heeft op de zogenoemde direct beboetbare feiten, een onderscheid wordt gemaakt tussen feiten die tijdens een wegcontrole en tijdens een bedrijfscontrole worden geconstateerd. Bij wegcontroles is daarbij het uitgangspunt dat alle overtredingen die langs de weg worden en kunnen worden geconstateerd een direct beboetbaar feit opleveren. Op dit beginsel is in bijlage 2 een aantal uitzonderingen gegeven. Bij bedrijfscontroles is de benadering in beginsel dat er geen direct beboetbare feiten zijn, behoudens de daarop gegeven uitzonderingen.
Doordat in het derde lid alleen wordt gesproken van bijlage 2 wordt daarmee impliciet aangegeven dat voor de berekening van de hoogte van de boete een dergelijk onderscheid tussen weg- en bedrijfscontroles niet van belang is.
In het vierde lid wordt aangegeven wat onder een zogenoemde dubbele normovertreding wordt verstaan. Aangegeven is dat met een dubbele normovertreding wordt bedoeld meer dan een verdubbeling (bij rijtijden) en/of meer dan een halvering (bij rusttijden) van de wettelijke toegestane norm.
Voorbeelden rij- en rusttijden bij vervoer waarop het Arbeidstijdenbesluit vervoer van toepassing is:
a. Tussen twee dagelijkse rusttijden is een totale rijtijd toegestaan van 9 uren. Deze rijtijd mag 2x per week 10 uren zijn (artikel 6 verordening EEG 3820/85).
Er is sprake van overtreding van de dubbele norm met betrekking tot de totale rijtijd, als deze totale rijtijd tussen twee dagelijkse rusttijden méér is dan 20 uren én er tevens sprake is van een dagelijkse ‘rusttijd’ van minder dan 4½ uren bij enkelbemande ritten en minder dan 4 uren bij dubbel bemande ritten.
b. Na 4½ uur rijden moet de bestuurder een onderbreking van tenminste 45 minuten in acht nemen, tenzij hij aan een rusttijd begint (artikel 7 verordening EEG 3820/85).
Er is sprake van overtreding van de dubbele norm met betrekking tot de ononderbroken rijtijd, als deze rijtijd méér bedraagt dan 9 uren
c. In elke periode van 24 uur geniet de bestuurder een dagelijkse rusttijd van tenminste 11 achtereenvolgende uren. Deze mag:
– 3x per week 9 uren zijn, of
– 12 uren waarvan één aaneengesloten periode van 8 uren, en de overige 4 uren verdeeld moeten zijn in maximaal twee tijdsblokken met een minimale tijdsduur van 1 uur (artikel 8, eerste lid, verordening EEG 3820/85).
Er is sprake van overtreding van de dubbele norm als de dagelijkse ‘rusttijd’ minder is dan 4½ uur.
d. Tijdens elke periode van 30 uur waarin het voertuig wordt bemand door ten minste twee bestuurders, moeten dezen elk een dagelijkse rusttijd van ten minste acht achtereenvolgende uren genieten (artikel 8, tweede lid verordening EEG 3820/85 ).
e. Er is sprake van overtreding van de dubbele norm als de dagelijkse ‘rusttijd’ minder is dan 4 uur.
Deze beleidsregel boeteoplegging geldt uitsluitend daar waar het gaat om de berekening van een boete voor beboetbare feiten die betrekking hebben op het wegvervoer. Daarbij is aangesloten bij de formulering die in artikel 7:2 Arbeidstijdenwet wordt gehanteerd. Voor andere sectoren dan het wegvervoer is een afzonderlijke beleidsregel boeteoplegging van toepassing. Een en ander brengt met zich dat de aard van de arbeid van doorslaggevende betekenis is voor de toepasselijkheid van de verschillende beleidsregels boeteoplegging.
Beleidsregel 2 is gericht op wegcontroles. Bij een wegcontrole kan/kunnen een of meer beboetbare feiten worden vastgesteld die zijn gepleegd door de bestuurder en zo mogelijk door de bijrijder.
Het eerste lid van deze beleidsregel geeft aan dat als er beboetbare feiten worden geconstateerd wat de bestuurder betreft er een boetrapport wordt opgemaakt.
Het tweede lid van deze beleidsregel schrijft hetzelfde voor voor de bijrijder. Het gaat dan om situaties waarbij beiden afzonderlijk beboetbare feiten plegen of hebben gepleegd.
Mochten beide personen aanwezig zijn in een motorrijtuig en beiden beboetbare feiten hebben gepleegd, dan kan worden volstaan met het opmaken van één boeterapport indien op voorhand duidelijk is dat de werkgever aansprakelijk is waar het gaat om de geconstateerde overtredingen.
Het eerste lid van deze beleidsregel geeft aan dat de op te leggen boete is samengesteld uit de som van de per beboetbaar feit berekende boetebedragen. Dat hangt samen met artikel 10:5, derde lid, Arbeidstijdenwet, dat wel het cumulatieartikel wordt genoemd. Het uitgangspunt van dit artikellid is dat de beboetbaar gestelde feiten gelden ten opzichte van elk persoon met of ten aanzien van wie het beboetbare feit is begaan en met betrekking tot elke dag in de loop waarvan dat beboetbare feit is begaan. Met andere woorden: voor de berekening van de hoogte van de totale boete in de boetebeschikking geldt het beginsel per man, per dag, per beboetbaar feit.
De hoogte van de totale boete per boeterapport is niet gemaximeerd. De achtergrond van deze keuze ligt in de doelstelling van de bestuurlijke boete in het Arbeidstijdenbesluit Vervoer. De voornaamste doelstelling is de verbetering van de verkeersveiligheid en om onveilige verkeerssituaties die ontstaan door te lang rijden en onvoldoende rusten te voorkomen. De belangen van andere verkeersdeelnemers betekenen dat de overtreding met inachtneming van de wettelijke maxima wordt beboet.
In het tweede lid van deze beleidsregel wordt aangegeven dat de minimale boete per boetebeschikking € 22,– bedraagt. Op het beginsel dat in het eerste lid van deze beleidsregel is neergelegd en dat inhoudt dat voor de berekening van de totale boete in de boetebeschikking wordt uitgegaan van het beginsel per man, per dag, en per beboetbaar feit wordt geen uitzondering gemaakt of nuancering aangebracht.
Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer
Nummering diverse wetgevingen:
A. Arbeidstijdenwet
B. Arbeidstijden besluit vervoer
Nummer | Wet | Artikel | Verwijzing naar | Omschrijving artikel | Bijzonderheden | Boete bedrag |
---|---|---|---|---|---|---|
B 2 4 1 (1) | ATB-v | 2.4:1 | Art. 4:3 ATW | Het niet bewaren van een deugdelijk registratie voor de duur van 52 weken | € 4400,– | |
B 2 4 2 (1) | ATB-v | 2.4:2 lid 1 | Het niet bij zich hebben van een werkmap | Werkmap vergeten | € 110,– | |
B 2 4 2 (2) | ATB-v | 2.4:2 lid 1 | Het niet bij zich hebben van een werkmap | Werkmap niet afgegeven | € 220,– | |
B 2 4 2 (3) | ATB-v | 2.4:2 lid 1 | Art 2.4:2 lid 3 irt Art 2 lid 2 Regeling werkmap | Het niet (bij zich) hebben van een geldige werkmap | Werkmap is niet geldig (1 jaar) | € 220,– |
B. 2.4:2 (4) | ATB-v | 2.4:2 lid 1 | Art 2.4:2 lid 3 irt Art 1 Regeling werkmap | De werkmap voldoet niet aan het voorgeschreven model | Afgescheurde kaft of nagemaakt | € 110,– |
B. 2.4:2 (5) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art 2 lid 1 Regeling werkmap | Het gebruiken van meerdere werkmappen bij 1 werkgever | € 110,– | |
B. 2.4:2 (6) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2.a regeling werkmap | Registratie uitgegeven/ingenomen werkmappen | € 220,– | |
B. 2.4:2 (7) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2 regeling werkmap gelet op het gestelde van de gebruiksaanwijzing voor de werkmap 3.1 | De bestuurder vult bij ingebruikname, zijn naam, voornamen, geboortedatum en adres niet in op de voorzijde van de werkmap. | € 110,– | |
B. 2.4:2 (8) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2 regeling werkmap gelet op het gestelde van de gebruiksaanwijzing voor de werkmap 3.2 | De bestuurder vult bij ingebruikname, op de voorzijde van de werkmap de eerste dag van gebruik niet in. | € 110,– | |
B. 2.4:2 (9) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2 regeling werkmap gelet op het gestelde van de gebruiksaanwijzing voor de werkmap 3.3 | De bestuurder vult bij een volle werkmap op de voorzijde van de werkmap de laatste dag van gebruik niet in. | € 110,– | |
B. 2.4:2 (10) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2 regeling werkmap gelet op het gestelde van de gebruiksaanwijzing voor de werkmap 4.1 | De bestuurder vult op de daarvoor bestemde plaats het weeknummer, de betreffende data en de naam en voorletters niet in. | € 110,– | |
B. 2.4:2 (11) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2 regeling werkmap gelet op het gestelde van de gebruiksaanwijzing voor de werkmap 4.2 | De bestuurder vult op de daarvoor bestemde plaats het kenteken niet in van het voertuig dat gebruikt wordt. | € 110,– | |
B. 2.4:2 (12) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2 regeling werkmap gelet op het gestelde van de gebruiksaanwijzing voor de werkmap 4.3 en 4.4 | De bestuurder vult de rusttijd, de rijtijd/wachttijd/tijd voor overige werkzaamheden en de pauzes in door een horizontale lijn in de betreffende vakken te plaatsen. Het begin en einde van de een registratie geeft de bestuurder aan door het plaatsen van een kruisje in het betreffende vlak. De bestuurder moet deze aantekeningen maken aan het begin en einde van elke periode waarop deze betrekking hebben | € 110,– | |
B. 2.4:2 (13) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2 regeling werkmap gelet op het gestelde van de gebruiksaanwijzing voor de werkmap 4.5 | De bestuurder vult bij bijzonderheden de volgende gegevens niet in: – de naam en voorletters van een tweede bestuurder – de gegevens van een andere dan aan de voorzijde van de werkmap geregistreerde werkgever indien hij op één dag voor één of meer werkgever tegelijkertijd optreedt alsmede de tijd die hij daar aan handelingen verricht voor elk van deze werkgevers – afwijkingen ten aanzien van de voorschriften kan hij hier verklaren – correcties ten aanzien van de gegevens in het overzicht (weekstaat) | € 110,– | |
B. 2.4:2 (14) | ATB-v | 2.4:2 lid 3 | Art. 2 regeling werkmap gelet op het gestelde van de gebruiksaanwijzing voor de werkmap 4.6 | De bestuurder ondertekent, na het afsluiten van de eerste werkdag van de betreffende week, het weekoverzicht niet op de daarvoor bestemde plaats | € 110,– | |
B 2 4 3 (1) | ATB-v | 2.4:3 lid 1 | Art. 14 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Het niet opgesteld hebben van een dienstrooster | € 4400,– | |
B 2 4 3 (2) | ATB-v | 2.4:3 lid 2 | Art. 4 lid 1 regeling Dienstrooster Art. 14 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Niet naleven voorschriften dienstrooster | Niet bevatten naam, standplaats en vastgesteld rooster | € 220,– |
B 2 4 3 (3) | ATB-v | 2.4:3 lid 2 | Art. 4 lid 1 regeling Dienstrooster Art. 14 lid 3 Ver.EEG 3820/85 | Niet naleven voorschriften dienstrooster | Gegevens bevatten niet de lopende week, voorgaande week en volgende week | € 220,– |
B 2 4 3 (4) | ATB-v | 2.4:3 lid 2 | Art. 4 lid 1 regeling Dienstrooster Art. 14 lid 4 Ver.EEG 3820/85 | Niet naleven voorschriften dienstrooster | Dienstrooster niet getekend door hoofd onderneming | € 220,– |
B 2 4 3 (5) | ATB-v | 2.4:3 lid 2 | Art. 1 regeling Dienstrooster | Niet naleven voorschriften dienstrooster | Niet inzenden dienstrooster MO | € 220,– |
B 2 4 3 (6) | ATB-v | 2.4:3 lid 2 | Art. 4 regeling Dienstrooster Art. 14 lid 5 Ver.EEG 3820/85 | Niet naleven voorschriften dienstrooster | Bij zich hebben dienstrooster/dienstregeling | € 220,– |
B 2 4 3 (7) | ATB-v | 2.4:3 lid 2 | Art. 4 lid 1 regeling Dienstrooster Art. 14 lid 6 Ver.EEG 3820/85 | Niet naleven voorschriften dienstrooster | Het niet bewaren van het dienstrooster na afloop van de betrokken periode van één jaar | € 4400,– |
B 2 4 4 (1) | ATB-v | 2.4:4 sub a | Misbruik controlemiddelen | Voor werkgever | € 1320,– | |
B 2 4 4 (2) | ATB-v | 2.4:4 sub b | Misbruik controlemiddelen | Voor werkgever | € 1320,– | |
B 2 4 4 (3) | ATB-v | 2.4:4 sub c | Misbruik controlemiddelen | Voor werkgever | € 1320,– | |
B 2 4 4 (4) | ATB-v | 2.4:4 sub d | Misbruik controlemiddelen | Voor werkgever | € 1320,– | |
B 2 4 4 (5) | ATB-v | 2.4:4 sub a | Misbruik controlemiddelen | Voor werknemer | € 440,– | |
B 2 4 4 (6) | ATB-v | 2.4:4 sub b | Misbruik controlemiddelen | Voor werknemer | € 440,– | |
B 2 4 4 (7) | ATB-v | 2.4:4 sub c | Misbruik controlemiddelen | Voor werknemer | € 440,– | |
B 2 4 4 (8) | ATB-v | 2.4:4 sub d | Misbruik controlemiddelen | Voor werknemer | € 440,– | |
B 2 4 5 (1) | ATB-v | 2.4:5 lid 1 | Art. 37 Regeling Controleapparaat | Controleapparaat | Niet zorgdragen dat het controleapparaat is voorzien van een installatieplaatje en verzegelingen | € 2200,– |
B 2 4 5 (2) | ATB-v | 2.4:5 lid 1 | Art. 37 Regeling Controleapparaat | Controleapparaat | Niet zorgdragen dat een controleapparaat is aangebracht | € 2200,– |
B 2 4 5 (3) | ATB-v | 2.4:5 lid 1 | Art. 38 onder a Regeling Controleapparaat | Controleapparaat | Het niet zorgdragen dat het controleapparaat binnen 2 jaar is onderzocht | € 110,– |
B 2 4 5 (4) | ATB-v | 2.4:5 lid 1 | Art. 38 onder b Regeling Controleapparaat | Controleapparaat | Het niet zorgdragen dat na verbreking van de verzegelingen de tachograaf is onderzocht | € 220,– |
B 2 4 5 (5) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 1 Ver.EEG 3821/85 | Controleapparaat | Constructie-, installatie-, gebruiks- en controle-eisen | € 2200,– |
B 2 4 5 (6) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 13 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik controleapparaat/bestuurderskaart | Toezicht werkgever | € 2200,– |
B 2 4 5 (7) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 14 lid 1 Ver.EEG 3821/85 | Het verstrekken van onvoldoende registratiebladen | € 220,– | |
B 2 4 5 (8) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 14 lid 1 Ver.EEG 3821/85 | Het verstrekken van niet goedgekeurde registratiebladen | € 110,– | |
B 2 4 5 (9) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 14 lid 1 Ver.EEG 3821/85 | Op verzoek geen printout kunnen maken | In geval van digitale tachograaf | € 220,– |
B 2 4 5 (11) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 1 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik van vuile of beschadigde registratiebladen | € 220,– | |
B 2 4 5 (11a) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 1 Ver EEG 3821/85 | Gebruik van vuile of beschadigde bestuurderskaart | € 220,– | |
B 2 4 5 (12) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het niet gebruik maken van een registratieblad | € 1100,– |
B 2 4 5 (12a) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik bestuurderskaart | Het niet gebruik maken van een bestuurderskaart | € 1100,– |
B 2 4 5 (13) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het voortijdig uit het controleapparaat nemen van registratieblad | € 1100,– |
B 2 4 5 (13a) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik bestuurderskaart | Het voortijdig uit het controleapparaat nemen van de bestuurderskaart | € 1100,– |
B 2 4 5 (14) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het niet zorgdragen voor handmatige registratie | € 220,– |
B 2 4 5 (15) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het niet zorgdragen dat het registratieblad tijdig wordt verwisseld | € 220,– |
B 2 4 5 (16) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 3 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het onjuist bedienen van de schakelorganen | € 220,– |
B 2 4 5 (17) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 3 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik bestuurderskaart | Het onjuist bedienen van de schakelorganen | € 220,– |
B 2 4 5 (18) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 3 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het niet zorgdragen voor de juiste tijdaanduiding op het registratieblad | € 220,– |
B 2 4 5 (19) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 5 bis Ver.EEG 3821/85 | Gebruik bestuurderskaart | Het niet invoeren van het land symbool | € 220,– |
B 2 4 5 (20) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 5 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het aanbrengen van gegevens op het registratieblad | € 220,– |
B 2 4 5 (21) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 6 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het kunnen aflezen van registraties op registratieblad zonder dat deze blijvend vervormd, beschadigd of verontreinigd | € 220,– |
B 2 4 5 (23) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 7 Ver.EEG 3821/85 | Gebruik registratieblad | Het niet bij zich hebben van de registratiebladen van de voorgaande dagen | € 550,– |
B 2 4 5 (25) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 7 Ver.EEG 3821/85 | Controle bestuurderskaart | Het niet bij zich hebben van de bestuurderskaart | € 550,– |
B 2 4 5 (27) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 7 Ver.EEG 3821/85 | Controle print outs | Het niet bij zich hebben van de printouts van de voorgaande dagen | € 550,– |
B 2 4 5 (28) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 8 Ver.EEG 3821/85 | Misbruik registratieblad bestuurderskaart/controleapparaat | Werkgever | € 1320,– |
B 2 4 5 (29) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 8 Ver.EEG 3821/85 | Misbruik registratieblad/bestuurderskaart/controleapparaat | Werknemer | € 440,– |
B 2 4 5 (30) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 15 lid 8 Ver.EEG 3821/85 | Voorziening controleapparaat | Werkgever/werknemer | € 1320,– |
B 2 4 5 (31) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 16 lid 1 Ver.EEG 3821/85 | Herstel controle apparaat | Het niet tijdig herstellen van een uitgevallen of gebrekkig werkend controleapparaat | € 220,– |
B 2 4 5 (32) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 16 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebrekkige werking controleapparaat | Bij het uitvallen van het controleapparaat niet aantekenen van gegevens | € 220,– |
B 2 4 5 (33) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 16 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebrekkige werking controleapparaat | Bij slechte werking bestuurderskaart niet afdrukken gegevens | € 220,– |
B 2 4 5 (34) | ATB-v | 2.4:5 lid 2 | Art. 16 lid 2 Ver.EEG 3821/85 | Gebrekkige werking controleapparaat | Bij verlies, diefstal, bestuurderskaart niet afdrukken gegevens | € 220,– |
B 2 5 1 (1) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 9 uren | € 110,– |
B 2 5 1 (2) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 8 uren | € 220,– |
B 2 5 1 (3) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 7 uren | € 440,– |
B 2 5 1 (4) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 6 uren | € 660,– |
B 2 5 1 (5) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 5 uren | € 880,– |
B 2 5 1 (6) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 4.5 uren | € 1100,– |
B 2 5 1 (7) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 4 uren | € 1320,– |
B 2 5 1 (8) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 3 uren | € 1540,– |
B 2 5 1 (9) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 2 uren | € 1760,– |
B 2 5 1 (10) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd | Het genieten van een te korte rusttijd bij één bestuurder < 1 uren | € 1980,– |
B 2 5 1 (11) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd dubbel bemand | Het genieten van een te korte rusttijd bij twee bestuurders < 8 uren | € 110,– |
B 2 5 1 (12) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd dubbel bemand | Het genieten van een te korte rusttijd bij twee bestuurders < 7 uren | € 220,– |
B 2 5 1 (13) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd dubbel bemand | Het genieten van een te korte rusttijd bij twee bestuurders < 6 uren | € 440,– |
B 2 5 1 (14) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd dubbel bemand | Het genieten van een te korte rusttijd bij twee bestuurders < 5 uren | € 660,– |
B 2 5 1 (15) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd dubbel bemand | Het genieten van een te korte rusttijd bij twee bestuurders < 4 uren | € 880,– |
B 2 5 1 (16) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd dubbel bemand | Het genieten van een te korte rusttijd bij twee bestuurders < 3 uren | € 1100,– |
B 2 5 1 (17) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd dubbel bemand | Het genieten van een te korte rusttijd bij twee bestuurders < 2 uren | € 1320,– |
B 2 5 1 (18) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rusttijd dubbel bemand | Het genieten van een te korte rusttijd bij twee bestuurders < 1 uren | € 1540,– |
B 2 5 1 (19) | ATB-v | 2.5:1 lid 4 | Art. 8 lid 3 Ver.EEG 3820/85 | Wekelijkse rust (diverse normen van toepassing) | Per uur te kort | € 110,– |
B 2 5 3 (1) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 10 uren | € 110,– |
B 2 5 3 (2) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 11 uren | € 220,– |
B 2 5 3 (3) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 12 uren | € 330,– |
B 2 5 3 (4) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 13 uren | € 440,– |
B 2 5 3 (5) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 14 uren | € 550,– |
B 2 5 3 (6) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 15 uren | € 660,– |
B 2 5 3 (7) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 16 uren | € 770,– |
B 2 5 3 (8) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 17 uren | € 880,– |
B 2 5 3 (9) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 18 uren | € 990,– |
B 2 5 3 (10) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 19 uren | € 1100,– |
B 2 5 3 (11) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Dagelijkse rijtijd | Het genieten van een te lange dagelijkse rijtijd > 20 uren | € 1320,– plus € 220,– per uur te lang |
B 2 5 3 (12) | ATB-v | 2.5:3 | Art. 6 lid 2 Ver.EEG 3820/85 | 2-wekelijkse rijtijd | per uur te lang | € 110,– |
B 2 5 4 (1) | ATB-v | 2.5:4 lid 4 | Art. 2.5:5 | Het verrichten van teveel nachtdiensten in een tijdvak van dertien weken | Per meer dienst | € 100,– |
B 2 5 4 (2) | ATB-v | 2.5:4 lid 4 | Art. 2.5:5 | Het verrichten van meer dan 20 uren elke periode van 2 weken tussen 00.00 uur en 06.00 uur | Per uur | € 100,– |
B 2 5 5 (1) | ATB-v | 2.5:5 lid 3 | Het verrichten van meer dan 42 maal in 13 weken en 140 maal in 52 weken arbeid in nachtdienst | Per meer dienst | € 100,– | |
B 2 5 5 (2) | ATB-v | 2.5:5 lid 3 | Het verrichten van meer dan 38 uren elke periode van 2 weken tussen 00.00 uur en 06.00 uur | Per uur | € 100,– | |
B 2 5 6 (1) | ATB-v | 2.5:6 lid 2 | Art. 7 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Ononderbroken rijtijd | Het verrichten van een te lange ononderbroken rijtijd > 4.5 uur | € 110,– |
B 2 5 6 (2) | ATB-v | 2.5:6 lid 2 | Art. 7 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Ononderbroken rijtijd | Het verrichten van een te lange ononderbroken rijtijd > 5.5 uur | € 220,– |
B 2 5 6 (3) | ATB-v | 2.5:6 lid 2 | Art. 7 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Ononderbroken rijtijd | Het verrichten van een te lange ononderbroken rijtijd > 6.5 uur | € 330,– |
B 2 5 6 (4) | ATB-v | 2.5:6 lid 2 | Art. 7 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Ononderbroken rijtijd | Het verrichten van een te lange ononderbroken rijtijd > 7.5 uur | € 550,– |
B 2 5 6 (5) | ATB-v | 2.5:6 lid 2 | Art. 7 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Ononderbroken rijtijd | Het verrichten van een te lange ononderbroken rijtijd > 8.5 uur | € 770,– |
B 2 5 6 (6) | ATB-v | 2.5:6 lid 2 | Art. 7 lid 1 Ver.EEG 3820/85 | Ononderbroken rijtijd | Het verrichten van een te lange ononderbroken rijtijd > 9 uur | € 1100,– plus € 220,– per uur te lang |
B 2 7 1 (1) | ATB-v | 2.7:1 | Het belonen van werknemer naar gelang de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen | tenzij deze beloningen de verkeersveiligheid niet in gevaar kunnen brengen | € 1100,– | |
B 2 7 2 (1) | ATB-v | 2.7:2 leden 1 en 2 | Vakbekwaamheid chauffeurs | Getuigschrift niet bij zich hebben (werknemer) | € 110,– | |
B 2 7 2 (2) | ATB-v | 2.7:2 leden 1 en 2 | Vakbekwaamheid chauffeurs | Niet in bezit getuigschrift | € 220,– | |
B 2 7 4 (1) | ATB-v | 2.7:4 lid 1 | Het verrichten van arbeid als bijrijder door jeugdige werknemer buiten Nederland. | € 110,– | ||
B 2 7 4 (2) | ATB-v | 2.7:4 lid 2 | Het niet toezien op het bezit van een verklaring, afgegeven door de Stichting landelijk orgaan Beroepsonderwijs, Transport en Logistiek, waaruit blijkt dat een jeugdige werknemer welke als bijrijder arbeid verricht aldaar is ingeschreven als leerling | € 110,– | ||
A 4 3 (1) | ATW | 4:3 lid 1 | Het niet voeren van een deugdelijke registratie door een werkgever en een persoon als bedoeld in artikel 2:7 lid 1, ter zake van de arbeids- en rusttijden welke het toezicht op de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen mogelijk maakt | € 4400,– | ||
A 5 4 (1) | ATW | 5:4 lid 3 | Het niet genieten van 13 vrije zondagen in elke periode van 52 achtereenvolgende weken (bestuurder en bijrijder van 18 jaar en ouder). | per zondag | € 110,– | |
A 5 10 7 (1) | ATW | 5:10 lid 7 | Dienst niet afgewisseld door een pauze | Conform beleidsregel ATW | ||
A 5 15 (2) | ATW | 5:15 lid 6 | Art. 5:15 lid 2 ATW | Samenloop | ||
A 5 15 (3) | ATW | 5:15 lid 6 | Art. 5:15 lid 3 ATW | Samenloop |
Lijst direct beboetbare feiten
– alle overtredingen terzake van arbeids-, rij- en rusttijden en ten aanzien van registratiemiddelen:
• het niet aanwezig zijn van registratie- en controlemiddelen,
• het misbruik van registratie- en controlemiddelen,
• het niet aangeven van ‘belangrijke gegevens’ op een registratiemiddel, waarmee wordt bedoeld die gegevens die achteraf eenvoudig kunnen worden gewijzigd.
– met uitzondering van :
• de wekelijkse onafgebroken rusttijd
• de tweewekelijkse rijtijd
• het niet door de bestuurder bij zich hebben van het getuigschrift vakbekwaamheid.
– vormvoorschriften bekwaamheidseisen in het wegvervoer die tijdens wegcontroles worden en kunnen worden geconstateerd.
– alle overtredingen terzake van rij- en rusttijden waarbij sprake is van een zogenoemde dubbele normovertreding
– het niet aanwezig zijn van registratie- en controlemiddelen
– het misbruik van registratie- en controlemiddelen
– het niet aangeven van ‘belangrijke gegevens’ op een registratiemiddel, met ‘belangrijke gegevens’ worden bedoeld die gegevens die achteraf zonder problemen kunnen worden gewijzigd.
– het niet hebben van de vereiste bewijzen van vakbekwaamheid,
– het vaststellen van structurele overtredingen op 10% of meer van de door de bestuurder gebruikte registratiemiddelen terzake in tenminste 11 gecontroleerde zogenoemde chauffeurswerkdagen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-100-p19-SC70070.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.