Beleidsregel `Ontheffingsbeleid m.b.t. een bestaand zeegaand schip in gebruik voor bedrijfsmatige recreatie t.b.v. de sportvisserij'

31 maart 2004

nr. DS-201555/03

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,

Gelet op:

• artikel 5, tweede lid, van de Schepenwet;

• en artikel 7,derde lid, van de Richtlijn 98/18/EG van de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen;

Besluit:

Artikel 1

1. Om een bestaand schip waarvan de lengte tussen de loodlijnen ingevolge artikel 2, eerste lid, van Bijlage I, van het Schepenbesluit, 24 meter of meer bedraagt, en welke uitsluitend bestemd wordt voor gebruik als bedrijfsmatig zeegaand recreatie vaartuig ten behoeve van de sportvisserij en welk schip op de dag van de inwerkingtreding van de `Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart' (zijnde op17 augustus 2000) beschikte over een geldig Certificaat van Deugdelijkheid dan wel waarvoor op of voor deze datum aantoonbaar een aanvraag was ingediend teneinde het schip als zodanig te certificeren, ontheffing te verlenen van:

• het gestelde ten aanzien van de lekstabiliteit in Hoofdstuk II-2, Deel B, van de Bijlage bij de Richtlijn 2002/25, onder voorwaarde dat voldaan wordt aan de eisen voor de intacte stabiliteit als bedoeld in artikel 39 van het Schepenbesluit 1965;

• het gestelde ten aanzien van de constructieve brandbescherming in Hoofdstuk II-2 van de Bijlage bij de Richtlijn 2002/25 onder voorwaarde dat, tenminste voor het accommodatie gedeelte van de passagiers, voldaan wordt aan de eisen ten aanzien van de constructieve brandbescherming voor vrachtschepen als bedoeld in artikel 52 van het Schepenbesluit 1965 dan wel dat de vluchtwegen vanuit deze ruimten naar het open dek voldoende breed zijn en korter zijn dan 5 meter;

met dien verstande dat het schip alleen buitengaats mag varen:

1. bij een windkracht van 6Bf of minder;.

2. bij een significante golfhoogte van 2 meter of minder;

3. binnen een vaargebied behorende bij Klasse B van de Richtlijn zijnde 20 mijl uit de Nederlandse kust;

4. bij daglicht;

5. indien het schip van voldoende middelen is voorzien om een goede uitkijk te kunnen waarborgen;

6. binnen een vaargebied waarin op korte termijn kan worden beschikt over SAR faciliteiten en:

7. als het is uitgerust voor het GMDSS zeegebied A1.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een schip dat beschikt over nachtaccommodatie voor passagiers.

Rotterdam, 31 maart 2004.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.

Toelichting

In de Nederlandse kustwateren varen al vele jaren schepen onder Nederlandse vlag ten behoeve van de bedrijfsmatige recreatie voor de sportvisserij.

Het gaat hier om een 24-tal veelal kleinere, wat oudere ex vissersvaartuigen met een lengte van tenminste 24 meter (gemiddeld 33 meter lang) welke hun zeewaardigheid in de loop der jaren ruimschoots bewezen hebben (zie bijlage 1).

Deze schepen hebben qua constructie, intacte stabiliteit, technische inrichting en uitrusting zowel bij het uitoefenen van de vorige functie als de huidige functie voortdurend onder toezicht van de Divisie Scheepvaart van de Inspectie verkeer en Waterstaat (voorheen de Scheepvaartinspectie) gestaan.

Gezien het bouwjaar en het vaargebied van deze schepen zullen deze ingevolge artikel 6, onder lid f, van de Richtlijn 98/18/EG, formeel in 2007 en 2008 aan de voorschriften van de Richtlijnen aangepast moeten worden als `Bestaande schepen van klasse B'. Ook worden in de Richtlijn (art. 16, derde lid, Ch. II-2, Bijlage 1, van de Richtlijn) eerdere aanpassingen vereist voor bestaande schepen behorend tot klasse B.

Voor de in de bijlage genoemde 24 schepen is het economisch niet haalbaar om aan alle voorschriften van de Richtlijn m.b.t. de categorie `Bestaande schepen klasse B' te voldoen.

Deze 24 schepen voldoen evenwel qua sterkte, intacte stabiliteit, uitrusting, werktuigkundige installaties tenminste aan de Richtlijn 98/18/EG of bezitten een gelijkwaardig veiligheidsniveau.

Met betrekking tot de eisen voor `Bescherming tegen, opsporing en bestrijding van brand' (Hoofdstuk II-2 Bijlage 2 van de Richtlijn 98/18) voldoen de meeste schepen m.b.t. de verbouwde passagiersverblijven aan de huidige eisen voor constructieve brandbescherming voor `Bestaande schepen van Klasse B'.

M.b.t. de eisen voor lekstabiliteit voldoen de meeste schepen niet aan Richtlijnen 98/18/EG.

Ter compensatie voor het niet voldoen aan de eisen voor lekstabiliteit alsmede de vereiste aanpassingen voor uitsluitend `Bestaande schepen van Klasse B' voor 2007 en 2008 als gesteld de Richtlijn 98/18/EG, wordt voor een schip als genoemd in de bijlage en uitsluitend in gebruik voor de bedrijfsmatige recreatie voor de sportvisserij door toepassing van de volgende voorwaarden een overeenkomstig veiligheidsniveau gerealiseerd.

• Het schip vaart uitsluitend bij daglicht vanuit een haven waar naar het aan het einde van de dag weer terug keert;

• Het schip is voorzien van een goed werkende en goedgekeurde radar en de kapitein is in het bezit van het diploma `Radarwaarnemer';

• Het vaargebied is beperkt tot 20 mijl uit de Nederlandse kust (Klasse B als genoemd in de Richtlijn 98/18/EG) waarbij dit vaargebied als bekend terrein verondersteld mag worden voor de schipper en bemanning.

• Het schip maakt geen internationale reizen.

• Het schip is uitgerust voor het GMDSS zeegebied.

• De significante golfhoogte tijdens de vaart op zee mag niet meer bedragen dan 2 meter*.

• De windkracht mag niet meer bedragen dan 6Bf*.

• In het vaargebied dient op korte termijn beschikt te kunnen worden over adequate SAR faciliteiten zodat in geval van nood de hulp snel voorhanden is.

Ondanks dat het schip is voorzien van genoemde waarnemingsmiddelen om een goede uitkijk te kunnen waarborgen dient goedzeemanschap van de kapitein zorg te dragen opdat ook bij een verminderd zicht een veilige vaart te allen tijde gewaarborgd is.

Een schip dat is voorzien van nachtaccommodatie voor passagiers dient gezien de hogere risico's van het gewild of ongewild gebruik van dergelijke verblijven wel degelijk te voldoen aan alle veiligheidseisen van Richtlijn 98/19/EG.

Nieuwe schepen die worden aangemeld om de bedrijfsmatige recreatievaart voor de sportvisserij te gaan beoefenen en die geen internationale reizen maken, worden beschouwd als `Nieuw schip' ingevolge richtlijn 98/18/EG.

Deze beleidsregel is van tijdelijke aard daar een definitieve regeling hieromtrent opgenomen zal worden in de wijziging van de `Ministeriële Regeling zeegaande passagiersschepen in nationale vaart'.

* Volgens opgave van het Rijksinstituut voor Kust en Zee van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is in het vaargebied de kans op een significante golfhoogte van meer dan 2,5 meter minder dan 10% over de periode van een jaar bij een windsnelheid van 12,3 m/sec (gemiddelde van 6 Beaufort) hetgeen op basis van permanente meetstations langs de Nederlandse kust (5,5 - 22,5 mijl uit de kust) is vastgesteld. Daar de golfhoogte langs de Nederlandse kust sterk afhankelijk is van de windrichting is naast een windkracht beperking van maximaal 6 Beaufort en het vaargebied van 20 mijl ook een beperking van golfhoogte van maximaal 2 meter van toepassing.

Bijlage

Dit besluit betreft uitsluitend de volgende voor bedrijfsmatige recreatie en uitsluitend ten behoeve van de sportvisserij opererende schepen:

Scheepsnaam

Roepnaam

IMO-nr

B.jr.

Thuishaven

Brt ’69

Lengte ’69 (m)

SIRIUS

PHNO

5330163

1927

STELLENDAM

159

31,13

ESTRELLA

PDZN

8432962

1933

SCHEVENINGEN

306

56,77

MAARTJE

PFYG

8433057

1936

DEN OEVER

208

39,85

HENDRIK KARSSEN

PEQC

8432998

1939

DEN OEVER

149

35,2

MARIA

PFTN

5205435

1949

SCHEVENINGEN

154

32,28

BORNDIEP

PDFJ

8432936

1949

DEN HELDER

127

28,7

MARION

PFDF

5254448

1950

IJMUIDEN

147

27,69

AURORA

PCWV

8432924

1950

SCHEVENINGEN

172

33,67

MARSDIEP

PFWK

8433045

1950

DEN HELDER

127

28,7

DAGERAAD

PCCS

8928624

1950

LAUWERSOOG

152

29,03

FORTUNA

PEDJ

5127152

1954

SCHEVENINGEN

340

40,14

TENDER I

PHXT

8134039

1954

LAUWERSOOG

237

38,41

NESTOR

PGFJ

5249625

1955

DEN HELDER

273

37,03

MERCUUR

PEDP

8432974

1956

DEN OEVER

242

37,92

TRIP JUNIOR

PIAY

5119363

1957

SCHEVENINGEN

235

36,3

STELLA-BEL

PGCJ

5090567

1959

MAASSLUIS

102

24,16

MAARTJE

PFRI

7117400

1960

SCHEVENINGEN

119

28,25

TRIP SENIOR

PIBA

8433083

1964

SCHEVENINGEN

105

26,56

MAATJE ADRIANA

PFSE

8433019

1964

BRUINISSE

83

28,13

AQUARIUS

PCSL

8862636

1970

SCHEVENINGEN

331

35,9

NEELTJE JANS

PGFI

8134156

1972

VEERE

229

33,38

INGEBORG

PEWJ

7336537

1973

SCHEVENINGEN

210

31

MAATJE

  

1960

BRUINISSE

102

25,86

ARCHIMEDES

 

6509242

1964

DINTELOORD

128

27,69

Naar boven