15 mei 2003
Nr. DS-200423/03
Inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Scheepvaart
Het hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Overwegende,
dat bepaalde ruimten aan boord van passagiersschepen, veerboten en zeilende
passagiersschepen voor de binnenvaart moeten zijn voorzien van een doelmatige,
automatisch werkende brandmeldinstallatie;
dat het Binnenschepenbesluit niet nader aangeeft wat onder een doelmatige,
automatisch werkende brandmeldinstallatie wordt verstaan;
dat in verband met de veiligheid van het schip en de opvarenden het noodzakelijk
wordt geacht nadere uitleg te geven aan voorschriften inzake doelmatige, automatisch
werkende brandmeldinstallaties aan boord van schepen voor de binnenvaart;
Gelet op artikel 9.08 van bijlage III van het Binnenschepenbesluit;
Besluit:
Artikel 1
Een brandmeldinstallatie wordt als doelmatig en automatisch werkend aangemerkt
wanneer deze voldoet aan Richtlijn nr.17 voor de Commissies van Deskundigen
ingevolge artikel 1.07 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995.
Artikel 2. Overgangsbepaling
Bestaande brandmeldinstallaties die bij het in werking treden van deze
beleidsregel zijn ingebouwd aan boord van schepen die zijn voorzien van een
certificaat van onderzoek, dan wel voldoen aan betreffende voorschriften van
door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen particuliere
instellingen, doch niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze
beleidsregel, kunnen blijvend worden aanvaard. Indien echter wijzigingen aan
bestaande brandmeldinstallaties worden aangebracht, voldoen de wijzigingen
aan de bepalingen van deze beleidsregel.
Artikel 3. Intrekking
De Beleidsregel eisen aan brandmeldinstallaties aan boord van passagiersschepen
voor de Rijn- en binnenvaart en van veerboten en zeilende passagiersschepen
voor de binnenvaart wordt ingetrokken.
Artikel 4. Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.
Artikel 5. Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel eisen aan brandmeldinstallaties
aan boord van passagiersschepen, veerboten en zeilende passagiersschepen voor
de binnenvaart.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Artikel 9.08 van bijlage III van het Binnenschepenbesluit bepaalt dat
in bepaalde gevallen aan boord van passagiersschepen, veerboten en zeilende
passagiersschepen een brandmeldinstallatie aanwezig moet zijn welke doelmatig
en automatische werkend is. Door middel van de onderhavige beleidsregel geeft
het hoofd van de Scheepvaartinspectie te kennen aan de hand van welke criteria
hij beoordeelt of een brandmeldinstallatie doelmatig en automatisch werkend
is. Indien de brandmeldinstallatie aan die criteria voldoet, mag degene die
gehouden is tot naleving van genoemd artikel, erop vertrouwen dat die installatie
doelmatig en automatische werkend is en dat naar behoren aan de verplichting
is voldaan.
De Beleidsregel eisen aan brandmeldinstallaties aan boord van passagiersschepen
voor de Rijn- en binnenvaart en van veerboten en zeilende passagiersschepen
voor de binnenvaart, nr. DGG/J-01/000100 van 4 januari 2001, wordt ingetrokken.
Deze beleidsregel was, in tegenstelling tot de onderhavige beleidsregel, tevens
van toepassing op passagiersschepen voor de Rijnvaart. Krachtens het Reglement
onderzoek schepen op de Rijn 1995 waren tot voor kort geen uitgewerkte voorschriften
voor brandmeldinstallaties vastgesteld. Bij besluit van 31 mei 2002 heeft
de Centrale Commissie voor de Rijnvaart betreffende voorschriften voor schepen
voor de Rijnvaart opgenomen als Richtlijn nr.17 voor de Commissies van Deskundigen
ingevolge artikel 1.07 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995.
De details van een installatie volgens deze richtlijn zijn nagenoeg identiek
aan die volgens de thans ingetrokken beleidsregel. Vanwege harmonisatie van
regelgeving is daarom voor brandmeldinstallaties op schepen voor de binnenvaart
nu aansluiting gezocht bij die voor schepen voor de Rijnvaart.