Wijziging Bijdrageregeling leefbaarheid partiële GSB-steden
3 september 2003
Nr. GSB2003/U68115
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
Besluit:
Artikel I
De Bijdrageregeling leefbaarheid partiële GSB-steden wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel a, wordt `de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid'
vervangen door: de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.
B
In artikel 2, eerste lid, wordt de zinsnede `voor de periode 2000 tot
en met 2003' vervangen door: voor de periode 2000 tot en met 2004.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt `doelstelling' vervangen door: doelstellingen.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een
puntkomma worden vier onderdelen toegevoegd die luiden:
d. het bevorderen van een sluitende aanpak van sociale opvang en hulpverlening
gericht op overlastgevende personen, waaronder dak- en thuislozen, met gecompliceerde,
meervoudige problemen;
e. realisatie van toezicht op locaties met een verhoogd overlast- en/of
criminaliteitsrisico;
f. het verbeteren van de nazorg voor stelselmatige daders;
g. het ontwikkelen en uitvoeren van een gedegen veiligheidsanalyse, het
investeren in de regiefunctie van de gemeente, het verbeteren van de informatievoorziening
en het opstellen van veiligheidsarrangementen, in het bijzonder voor stationsgebieden
en andere gebieden ten behoeve van het openbaar vervoer.
D
Aan artikel 5 worden drie leden toegevoegd die luiden:
4. Met betrekking tot de doelstelling genoemd in artikel 4, onderdeel
d, omschrijft het gemeentebestuur de prestaties, bedoeld in het derde lid,
in het aantal te realiseren plaatsen in de maatschappelijke opvang binnen
de gemeente.
5. Met betrekking tot de doelstelling genoemd in artikel 4, onderdeel
e, omschrijft het gemeentebestuur de prestaties, bedoeld in het derde lid,
in:
a. het aantal regulier gemaakte instroom/doorstroombanen,
b. het aantal gerealiseerde aanvullende opleidingen voor toezichthouders
of
c. het aantal arbeidsmarkttoeleidingstrajecten voor toezichthouders.
6. Met betrekking tot de doelstelling genoemd in artikel 4 onderdeel f,
omschrijft het gemeentebestuur de prestaties, bedoeld in het derde lid, in:
de totstandkoming van een convenant tussen de bij de nazorg betrokken lokale
partijen, daarbij inbegrepen een vaststelling van de beginsituatie van het
aantal aangeboden nazorgtrajecten en afspraken over het aantal nazorgtrajecten
in de jaren 2005-2009.
E
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede `in vier jaarlijkse termijnen'
vervangen door: in vijf jaarlijkse termijnen.
2. Na het derde lid worden drie leden toegevoegd die luiden:
4. Indien het gemeentebestuur een aanvulling op het meerjarig ontwikkelingsprogramma
vaststelt ten behoeve van de realisering van de doelstelling als vermeld in
artikel 4, onderdeel d, ontvangt het gemeentebestuur, in afwijking van het
eerste lid, voor 1 oktober 2003 de bijdrage voor 2003, als vermeld in de bijlage
bij deze regeling. Het gemeentebestuur zendt daartoe de aanvulling op het
meerjarig ontwikkelingsprogramma uiterlijk 1 september 2003 aan de minister.
5. Indien het gemeentebestuur een aanvulling op het meerjarig ontwikkelingsprogramma
vaststelt ten behoeve van de realisering van de doelstelling als vermeld in
artikel 4, onderdeel e, ontvangt het gemeentebestuur, in afwijking van het
eerste lid, voor de jaartermijn 2003 voor 1 oktober 2003 een bijdrage. De
bijdrage bedraagt € 6.424 per regulier gemaakte instroom/doorstroombaan,
of arbeidsmarkttoeleidingstraject voor toezichthouders of het aantal gerealiseerde
aanvullende opleidingen voor toezichthouders, tot een maximum zoals vermeld
in de bijlage bij deze regeling. Het gemeentebestuur zendt daartoe de aanvulling
op het meerjarig ontwikkelingsprogramma uiterlijk 1 september 2003 aan de
minister. Indien een gemeentebestuur op basis van de prestaties ten behoeve
van de realisering van de doelstelling als vermeld in artikel 4, onderdeel
e, niet in aanmerking komt voor het maximumbedrag als vermeld in de bijlage
bij deze regeling, zal het resterende bedrag op basis van het bedrag per eenheid
en naar evenredigheid worden toegekend aan de gemeentebesturen die op basis
van de prestaties ten behoeve van de realisering van de doelstelling als vermeld
in artikel 4, onderdeel e, een hogere bijdrage hadden kunnen ontvangen dan
het maximumbedrag als vermeld in de bijlage bij deze regeling.
6. Met betrekking tot de doelstellingen genoemd in artikel 4, onderdelen
a tot en met c, ontvangt het gemeentebestuur voor het jaar 2004, onder voorwaarde
van een evenredige verhoging van de reeds in het bestaande meerjarig ontwikkelingsprogramma
opgenomen prestaties bedoeld in artikel 5, derde lid van deze regeling, een
bijdrage, als vermeld in de bijlage bij deze regeling. In deze bijdrage zijn
tevens begrepen de middelen ten behoeve van de doelstellingen, zoals genoemd
in artikel 4, onderdelen f en g.
F
In artikel 8, eerste lid, wordt `1 oktober 2004' vervangen door: 15 juli
2005.
G
De bijlage wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met
1 januari 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 3 september 2003.
De Minister voor Bestuurlijke
Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,Th. C. de Graaf.
Toelichting
Deze wijziging van de Bijdragerege-ling leefbaarheid partiële GSB-steden
is om twee redenen wenselijk.
In de eerste plaats is het wenselijk gebleken te blijven inzetten op de
verbetering van de leefbaarheid in de gemeenten, waarvoor de regeling is bedoeld.
De bestaande regeling betreft evenwel de periode tot en met het jaar 2003.
Om het beleid en de financiële bijdrage van de rijksoverheid te kunnen
continueren is een verlenging van de regeling noodzakelijk. Vooruitlopend
op een meer structurele voorziening in de vorm van wettelijke regeling is
vooralsnog gekozen voor een aanpassing van de huidige regeling. Immers, op
grond van artikel 17 van de Financiële Verhoudingswet dienen permanente
specifieke uitkeringen te zijn geregeld bij of krachtens de wet. Voor spoedeisende
specifieke uitkeringen, waar nog wordt gewerkt aan de voorbereiding van de
juridische grondslag, wordt hiervoor een uitzondering gemaakt (ministeriële
regeling), evenals voor tijdelijke specifieke uitkeringen (algemene maatregel
van bestuur). De verlenging houdt onder meer in dat uiterlijk 15 juli 2005
een verantwoording aan het Rijk dient te worden afgelegd door de gemeentebesturen
over de besteding van de bijdrage.
In de tweede plaats is het wenselijk om ter bevordering van de leefbaarheid
het aantal bestedingsdoeleinden verder te verruimen. Daartoe zijn de volgende
aanvullende outputdoelstellingen opgenomen:
- het bevorderen van een sluitende aanpak van sociale opvang en hulpverlening
gericht op overlastgevende personen, waaronder dak- en thuislozen, met gecompliceerde,
meervoudige problemen;
- de realisatie van toezicht op locaties met een verhoogd overlast- en/of
criminaliteitsrisico;
- het verbeteren van de nazorg voor stelselmatige daders;
- het ontwikkelen en uitvoeren van een gedegen veiligheidsanalyse, het
investeren in de regiefunctie van de gemeente, het verbeteren van de informatievoorziening
en het opstellen van veiligheidsarrangementen, in het bijzonder voor stationsgebieden
en andere gebieden ten behoeve van het openbaar vervoer.
De eerste doelstelling, het bevorderen van een sluitende aanpak van sociale
opvang en hulpverlening, vloeit voort uit het amendement-Rietkerk, dat door
de Tweede Kamer is aanvaard in het kader van de behandeling van de begroting
voor het jaar 2003 (kamerstukken II, 2002/03, 28 600 VII, nr. 20). Daarvoor
worden reeds per 2003 financiële middelen beschikbaar gesteld ten bedrage
van € 5 mln.
Voor de realisatie van toezicht op locaties met een verhoogd overlast-
en/of criminaliteitsrisico is eenmalig, afhankelijk van de door de steden
geformuleerde ambities op basis van de prestatie-indicatoren een bedrag per
eenheid beschikbaar à € 6.424 tot een maximum bedrag per stad
(zie hiervoor de bijlage). Indien niet het volledige beschikbare bedrag wordt
besteed, zal op basis van evenredigheid een herverdeling plaatsvinden ten
gunste van steden met een hoger ambitieniveau dan hun `trekkingsrechten'.
Artikel 5, derde lid, van de bijdrageregeling bepaalt dat het gemeentebestuur
ambities dient te formuleren op de gegeven doelstellingen.
Voor wat betreft de bevordering van een sluitende aanpak van sociale opvang
en hulpverlening gericht op overlastgevende personen (waaronder dak- en thuislozen)
met gecompliceerde meervoudige problemen ligt als indicator in de rede het
aantal plaatsen in de maatschappelijke opvang ten behoeve van deze personen.
Het gemeentebestuur geeft daarbij aan of een goed en eenduidig registratiesysteem
van de cliënten in de maatschappelijke opvang aanwezig is en wie hiervoor
verantwoordelijk is, of dit registratiesysteem het aantal overlastgevende
personen registreert en zo niet, hoe en wanneer een registratiesysteem gerealiseerd
kan worden. Als het gaat om de realisatie van toezicht op locaties met een
verhoogd overlast en/of veiligheidsrisico kunnen het aantal gerealiseerde
aanvullende opleidingen voor toezichthouders en/of het aantal arbeidsmarkttoeleidingstrajecten
voor toezichthouders prestatieindicatoren vormen. Als het gaat om de verbetering
van de nazorg voor stelselmatige daders vormen de volgende elementen daarvoor
indicatoren: de aanwezigheid van een convenant tussen alle bij de nazorg van
stelselmatige daders betrokken lokale partijen.
Een beperkt deel van deze bijdrage wordt verder besteed aan het ontwikkelen
en uitvoeren van een gedegen veiligheidsanalyse, investeren in de regiefunctie
van de gemeente, verbeteren van de informatievoorziening en voor het opstellen
van veiligheidsarrangementen voor stations- en OV-gebieden.
De beleidsinhoudelijke verantwoording van 2000 tot en met 2004 van deze
regeling vindt plaats in het kader van de verantwoording van de meerjarige
ontwikkelingsprogramma's. Voor het jaar 2004 wordt ook aangegeven in hoeverre
aan de randvoorwaarde van het bevorderen van het sluiten van veiligheidsarrangementen
met alle betrokken publieke en private partijen voor stations- en OV-gebieden.
Artikelgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel B
Hierbij krijgt de verlenging van de werkingsduur van de bijdrageregeling
gestalte. Zonder deze aanpassing zou de regeling niet meer van toepassing
kunnen zijn voor het jaar 2004 en eventueel volgende jaren.
Artikel I, onderdeel C
Dit onderdeel regelt de verbreding van de bestedingsdoelen van de regeling.
Artikel I, onderdeel D
Dit onderdeel behelst een aanvulling van artikel 5, waarmee de prestatieindicatoren
voor een aantal van de bestedingsdoelen worden bepaald.
Artikel I, onderdeel E
Hierbij wordt artikel 7 van de regeling aangepast. De aanpassing is noodzakelijk
om de extra middelen beschikbaar te kunnen stellen voor de jaren 2003 en 2004.
Voor de nieuwe bestedingsdoeleinden vereist dit een aanvulling van de ambities
van het ontwikkelingsprogramma. Voor de continuering van de financiële
middelen voor de reeds bestaande bestedingsdoelen vormt een evenredige verhoging
van de reeds voorgenomen prestaties het uitgangspunt. Daartoe is geen afzonderlijke
aanpassing of aanvulling van het reeds vastgestelde ontwikkelingsprogramma
vereist.
Artikel I, onderdeel F
Deze wijziging voorziet in verband met de verlenging van de werkingsduur
in een nieuwe verantwoordingsdatum.
Artikel II
Extra financiële middelen worden reeds beschikbaar gesteld voor prestaties
die in het jaar 2003 worden gerealiseerd. Om die reden geldt een terugwerkende
kracht tot 1 januari 2003.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
Th. C. de Graaf.
Bijlage Bijdrageregeling leefbaarheid partiële GSB-steden
Voor de doelstelling inzake de realisatie van toezicht op locaties met
een verhoogd overlast- en/of criminaliteitsrisico is, afhankelijk van de door
de steden geformuleerde ambities op basis van de outputindicatoren, eenmalig
een bedrag per eenheid beschikbaar à € 6.424 tot een maximum bedrag
per stad. Indien niet het volledig beschikbare bedrag wordt besteed, zal er
op basis van evenredigheid een herverdeling plaatsvinden ten gunste van steden
met een hoger ambintieniveau dan hun `trekkingsrechten'. Het normbedrag zal
hierbij niet veranderen.