Het hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Gelet op artikel 2.16, eerste en tweede lid, van het Vissersvaartuigenbesluit
2002;
Besluit:
Artikel 1
Deze beleidsregel is van toepassing op vissersvaartuigen die zijn geregistreerd
in het register, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen.
Artikel 2
1. Een afvoersysteem als bedoeld in artikel 2.16, eerste en tweede lid,
van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 wordt in elk geval als efficiënt
aangemerkt indien het voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. aan de achterzijde van de visverwerkingsruimte is een dwarsscheeps
geplaatste afvoergoot met aan stuurboord- en bakboordzijde aangebrachte lensputten
die geschikt zijn voor het afvoeren van spoelwater en visafval, aan de voorzijde
kan worden volstaan met het aan stuurboord- en bakboordzijde aanbrengen van
een lensput;
b. op elke aan de achterzijde van de visverwerkingsruimte aangebrachte
lensput is een lenspomp van voldoende capaciteit aangesloten die geschikt
is voor het overboord pompen van het spoelwater en het visafval en deze lensputten
staan met elkaar in verbinding zodat elke lenspomp kan dienen als reserve
voor de andere pomp;
c. indien de afvoergoot is aangebracht in een dekgedeelte dat niet de
volle breedte van de visverwerkingsruimte beslaat, kan worden volstaan met
het aanbrengen van één lensput waarop ten minste twee onafhankelijke
lenspompen zijn aangesloten, die ieder geschikt en van voldoende capaciteit
zijn voor het overboord pompen van het spoelwater en het visafval;
d. de lensputten aan de voorzijde van de visverwerkingsruimte zijn aangesloten
op een afzonderlijke lenspomp;
e. de lensputten aan de voorzijde van een visverwerkingsruimte die is
gelegen boven een andere visverwerkingsruimte kunnen worden gelensd op de
lensputten van de onderste visverwerkingsruimte, mits hiermee rekening is
gehouden bij het bepalen van de capaciteit van de desbetreffende lenspomp
of lenspompen;
f. de persleidingen van de afzonderlijke lenspompen worden naar een zo
hoog mogelijk boven de hoogst gelegen lastlijn gelegen buitenboordsopening
gevoerd en zijn ter plaatse van de buitenboordsopening voorzien van een geschikte
schuifafsluiter die automatisch geopend of gesloten wordt bij het starten
respectievelijk het stoppen van de pomp;
g. de afvoergoot en de lensputten zijn voorzien van een rooster waarvan
de afmetingen van de openingen zijn aangepast aan de afmetingen van het visafval
dat door de op de lensputten aangesloten lenspomp kan worden verwerkt;
h. de toevoer van spoelwater kan altijd buiten de visverwerkingsruimte
worden afgesloten.
2. De afvoer van visafval door stortkokers met een directe verbinding
naar buitenboord is niet toegestaan.
Artikel 3
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze beleidsregel zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In verband met de veiligheid voor schip en bemanning dient het spoelwater
en het visafval op efficiënte wijze van werkdekken in gesloten bovenbouwen
afgevoerd te kunnen worden. Indien hieraan op de bovenstaande of daaraan gelijkwaardige
wijze uitvoering is gegeven, mag worden verondersteld dat het gewenste veiligheidsniveau
voldoende is gewaarborgd.
Deze beleidsregel is van toepassing op het beleid van de IVW/DS in Nederland.
Om die reden is het toepassingsbereik van deze beleidsregel beperkt zoals
in artikel 1 aangegeven. Zonder deze beperking zou de beleidsregel ook in
de Nederlandse Antillen en Aruba van toepassing zijn.