Behandeling asielaanvragen Tsjetsjenië

IND-werkinstructie nr. 238

Aan: Directeur Uitvoering; Regiodirecteuren IND; Hoofd APV;

c.c.: Hoofd DVB; Landsadvocaat; ACV; Ministerie van Buitenlandse Zaken/DPC

Van: Hoofddirecteur IND

Datum: 5 januari 2001

Vindplaats: EDS Raadplegen, trefwoord Tsjetsjenië, objecttype `Werkinstructie'

Onderwerp: Behandeling van asielaanvragen van vreemdelingen uit de Russische Federatie, deelrepubliek Tsjetsjenië

1. Inleiding

1.1 Achtergrond, geldigheid en verhouding tot bestaande werkinstructies

Op 29 juni 2000 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een ambtsbericht uitgebracht over de situatie in de noordelijke Kaukasus (EDS object id. 969001).

Naar aanleiding hiervan heb ik de volgende instructie vastgesteld.

1.2 Algemene uitgangspunten

In deze werkinstructie worden indicaties gegeven voor het verlenen van een A-status dan wel een vergunning tot verblijf om klemmende redenen van humanitaire aard. Deze indicaties zijn géén criteria: het enkel behoren tot de desbetreffende categorie impliceert niet dat per definitie statusverlening moet plaatsvinden.

De beoordeling of betrokkene in aanmerking komt voor een A-status of een vergunning tot verblijf vindt plaats ná vaststelling of de verklaringen geloofwaardig zijn. Bij de vaststelling van de geloofwaardigheid van de verklaringen speelt ook het toerekenbaar ontbreken van documenten een rol.

TBV 1999/3 is van toepassing op asielaanvragen met datum F vanaf 1 februari 1999 (op die datum trad de Wet Ongedocumenteerden in werking).

IND-Werkinstructie nr. 179 ('Bewijslast (ongedocumenteerde) asielzoeker inzake vaststelling reisroute') is van toepassing op asielaanvragen met datum F vóór 1 februari 1999.

Vervolgens dient de zwaarwegendheid van de gevreesde/te vrezen gebeurtenissen bij de beoordeling of tot statusverlening wordt overgegaan te worden betrokken. Bij een beroep op vluchtelingschap geldt in het bijzonder dat degenen van wie vervolging wordt gevreesd op de hoogte moeten zijn of kunnen geraken van de omstandigheden waarop de asielzoeker zich beroept.

Bij de beoordeling van de vraag of de asielzoeker hier te lande als vluchteling dient te worden toegelaten dan wel in aanmerking komt voor verlening van een vtv-humanitair dient de asielzoeker het tijdsverloop dat is gelegen tussen de gebeurtenissen die aanleiding vormden om het land van herkomst te verlaten en het moment van het daadwerkelijk vertrek te verklaren.

Tenslotte biedt IND-Werkinstructie nr. 148 ('Vrouwen in de asielprocedure') aanknopingspunten voor een genderinclusieve beoordeling van het relaas.

Alle aanvragen dienen te worden bezien op de contra-indicaties genoemd in IND-Werkinstructies nrs. 163 ('Toepassing art. 1F Vluchtelingenverdrag') en 164 ('Contra-indicaties in asielzaken').

2. Beoordeling van asielaanvragen van vreemdelingen afkomstig uit de Russische Federatie, deelrepubliek Tsjetsjenië.

2.1 Groeperingen die verhoogde aandacht vragen

2.1.1 Personen afkomstig uit de deelrepubliek Tsjetsjenië

Hoewel de politieke en mensenrechtensituatie in de deelrepubliek Tsjetsjenië zorgwekkend is, is deze situatie niet zodanig dat asielzoekers uit deze deelrepubliek zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt.

Om voor toelating als vluchteling in aanmerking te kunnen komen, dient betrokkene aannemelijk te maken, dat met betrekking tot hem persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin gerechtvaardigd is. Een beroep op de algemene situatie in Tsjetsjenië is derhalve niet voldoende om voor vluchtelingenschap in aanmerking te komen.

2.1.2 Dienstplichtigen en deserteurs

Het normale beleid is van toepassing.

Blijkens het ambtsbericht vallen dienstweigeraars en deserteurs uit het leger van de Russische Federatie ook ten tijde van het huidige conflict onder de normale wetgeving van de Russische Federatie. De strafmaten voor dienstweigering en desertie, zoals vermeld in het ambtsbericht van 31 januari 2000 (EDS object id. 950581, paragraaf 4.7.1 ab) zijn niet als onevenredig zwaar aan te merken. In dit verband wordt tevens verwezen naar een uitspraak van de Rechtseenheidskamer van 12 april 1995 (Antikian, EDS object id 368610).

2.2 Bijzondere aandachtspunten

In deze subparagraaf wordt ingegaan op meer algemene omstandigheden die van belang (kunnen) zijn bij de beoordeling of de asielzoeker in aanmerking komt voor een A-status of vergunning tot verblijf.

2.2.1 Verblijfsrechtelijke positie elders in de Russische Federatie

Zoals in paragraaf 4.1 staat aangegeven, geldt voor asielzoekers afkomstig uit de deelrepubliek Tsjetsjenië, die niet in het bezit zijn van een propiska voor elders in de Russische Federatie een uitstel-van-vertrekbeleid. Dit betekent dat ook aan asielzoekers die eerder elders in de Russische Federatie hebben verbleven, maar die het niet gelukt is om een propiska te bemachtigen, uitstel van vertrek dient te worden verleend.

Met betrekking tot die vreemdelingen die Tsjetsjenië reeds langere tijd hebben verlaten (bijvoorbeeld in verband met het vorige conflict in Tsjetsjenië 1994-1996) en sindsdien elders in de Russische Federatie hebben verbleven, dient goed te worden doorgevraagd naar de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling aldaar. Gelet op het feit dat het praktisch niet goed mogelijk is om langdurig zonder propiska (dus `illegaal') in de Russische Federatie te verblijven, zonder deel te nemen aan het maatschappelijk leven, is het niet aannemelijk te achten dat de betrokken vreemdeling zonder verblijfstitel langdurig (elders) in de Russische Federatie heeft verbleven. Hierbij dient de telefoonnotitie van 19 november 1999 (EDS object id. 944879) over de mogelijkheden tot (illegaal) verblijf in de Russische Federatie in aanmerking te worden genomen.

Hetgeen is vermeld in bovenstaande telefoonnotitie is niet van toepassing op die vreemdelingen die naar aanleiding van het laatste conflict (vanaf augustus 1999) Tsjetsjenië zijn ontvlucht. Uit bovengenoemd ambtsbericht komt immers naar voren dat zij veelal zijn opgevangen en in voorkomende gevallen zijn geregistreerd door de FMS.

Indien er sprake is van eerder (illegaal) verblijf elders in de Russische Federatie is het aan betrokkene om aannemelijk te maken dat serieuze pogingen zijn ondernomen om zich te laten registreren dan wel dat er sprake is van een acute vluchtsituatie met betrekking tot de plaats of het gebied waar hij verbleven heeft buiten Tsjetsjenië.

Betrokkene dient zijn verklaringen, dat hij geen propiska heeft kunnen bemachtigen gedurende zijn verblijf elders in de Russische Federatie zoveel mogelijk met documenten te onderbouwen.

Het bovenstaande kan alleen dan niet (subsidiair) worden tegengeworpen indien betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hij, ondanks serieuze pogingen daartoe, geen legale verblijfspositie of tijdelijke bescherming in de Russische Federatie heeft kunnen verkrijgen.

2.2.2 Wet ongedocumenteerden

Gezien hetgeen is gesteld in bovengenoemde telefoonnotitie van 19 november 1999 kan van betrokkene verwacht worden dat hij documenten overlegt die zijn verblijf in de Russische Federatie onderbouwen. Het toerekenbaar ontbreken van documenten kan in dit verband leiden tot kennelijke ongegrondverklaring van de asielaanvraag op grond van artikel 15c lid 1 onder f Vw.

2.2.3 Traumatabeleid

IND-Werkinstructie nr. 31 is van toepassing.

3. Procedurele aspecten

3.1 Algemeen

Bij de beoordeling van de aanvraag dient naast de gestelde etnische afkomst (etnische Tsjetsjenen) ook onderzocht te worden of betrokkene ook daadwerkelijk uit Tsjetsjenië afkomstig is (bijv. m.b.t. etnische Russen). Ook de verzamelde gegevens m.b.t. het vluchtrelaas dienen op geloofwaardigheid te worden getoetst. Voor de verificatie van deze gegevens is de informatie die EDS biedt van belang.

3.2 Taalanalyse

Als op basis van beschikbare informatie twijfel omtrent de herkomst bestaat, maar de herkomstcheck geen uitsluitsel heeft gegeven, kan het instrument van de taalanalyse worden gebruikt. Dit geldt ook als later in de procedure twijfel omtrent de herkomst ontstaat. De taalanalyse kan dienen als een instrument voor zowel bepaling als verificatie van de herkomst.

Voor meer informatie over de toepassing van het instrument taalanalyse wordt verwezen naar werkinstructie nr. 227

3.3 Onderzoek bij het ministerie van Buitenlandse Zaken

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven in beginsel onderzoek in de gehele Russische Federatie te kunnen verrichten, met uitzondering van de deelrepubliek Tsjetsjenië. Voor nadere informatie over de hiertoe voor te leggen vragen aan de landendesk Europa van de Gemeenschappelijke Kennisgroep (GKG) en/of het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt verwezen naar werkinstructie 221.

3.4 Onderzoek naar documenten

Onderzoek naar de echtheid van documenten kan worden uitgevoerd door Bureau Documenten Zwolle. Dit geldt voor alle brondocumenten.

U wordt met nadruk verzocht om (geboorte)akten met etnische vermelding `Tsjetsjeens' voor technisch onderzoek aan te bieden aan bureau Documenten IND te Zwolle.

Tevens heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken aangegeven onderzoek te kunnen verrichten naar documenten (zie par. 3.3).

3.5 Het stellen van vragen aan de Directie Beleid

Voor het stellen van informatievragen is IND-Werkinstructie nr. 221 ('Vragen stellen aan de Directie Beleid van het hoofdkantoor') van toepassing.

Vragen over de Russische Federatie en/of Tsjetsjenië kunnen conform hetgeen gesteld is in wi 221 aan de Gemeenschappelijke Kennisgroep (GKG) worden voorgelegd.

3.6 Rechterlijke procedures

Indien de vreemdeling beroep instelt tegen de beschikking in bezwaar, is de zogenoemde 'Zwolse methode' IND-werkinstructie nr. 88 van toepassing.

4. Terugkeer en verwijdering

4.1 Vvtv-beleid / uitstel-van-vertrekbeleid

Voor asielzoekers afkomstig uit de deelrepubliek Tsjetsjenië, die niet in het bezit zijn van een propiska voor elders in de Russische Federatie geldt een uitstel-van-vertrekbeleid. Dit is in de brief van 3 april jl. aan de Tweede Kamer bekendgemaakt (EDS object id. 953245).

4.2 Praktische aspecten terugkeer

Naar de Russische Federatie kan worden teruggekeerd.

4.3 Uitzettingsbeleid

Er zijn geen beperkingen ten aanzien van de uitzetting voor asielzoekers afkomstig uit Tsjetsjenië die in het bezit zijn van een propiska voor elders in de Russische Federatie.

Naar boven