Onteigening in de gemeenten Tytsjerksteradiel en Smallingerland

«Onteigeningswet»

Ombouw rijksweg 31

Besluit van 13 september 1999, nr. 99.004196 houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Beschikken bij dit besluit op het verzoek van de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat in de Directie Noord-Nederland, namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de ombouw tot dubbelbaans autoweg van het gedeelte Garyp-Nijega van rijksweg 31 (Zurich-Leeuwarden-Drachten), met bijkomende werken, in de gemeenten Tytsjerksteradiel en Smallingerland.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat a.i. heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 5 augustus 1999, nr. HKW/R 1999/7747, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken.

Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van 1 april 1999 tot en met 28 april 1999 op de secretarieën van de gemeenten Tytsjerksteradiel en Smallingerland ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 31 maart 1999, nr. 63, in het blad Actief van 31 maart 1999 en in de Drachtster Courant van 31 maart 1999. Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in het dorpshuis It Geahûs te Garyp op 3 mei 1999.

In genoemde kennisgeving zijn belanghebbenden voorts op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen.

De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt:

a. de heer S.R. de Boer, mede-eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 1;

b. de heer H. de Vries, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2 en 3;

c. de heer F. van der Bij, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 26, 27 en 28;

d. de heer D. Kloosterman, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 33;

e. mevrouw A. Kloosterman-Kooistra, vertegenwoordigd door de heer Kloosterman, eigenares van de onroerende zaak met het grondplannummer 34;

f. de heer H. van der Veen, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 34A;

g. de heer R.B. de Boer, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 58;

h. mevrouw A. Kloosterman-Wijmenga, vertegenwoordigd door de heer Kloosterman, mede-eigenares van de onroerende zaak met het grondplannummer 61;.

i. de heer C. van der Ploeg, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 63.

Overwegingen

Ingevolge voornoemd artikel 72a van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen.

Reclamanten geven in hun (gelijkluidende) zienswijze aan bezwaar te hebben tegen de vermelding van hun percelen in de lijst van te onteigenen onroerende zaken, omdat er naar hun mening nog niet voldoende is onderhandeld.

Ten aanzien hiervan kan worden opgemerkt, dat er voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure diverse malen contact met reclamanten is geweest ter zake van de minnelijke verwerving van de benodigde perceelsgedeelten. In de eerste plaats zijn betrokkenen aanwezig geweest bij de taxaties die hebben plaatsgevonden in de maanden november en december 1997. Vervolgens heeft men een schriftelijke aanbieding gehad (april/mei 1998), gevolgd door een aangepaste aanbieding in verband met de stijging van de grondprijzen (oktober 1998 tot en met maart 1999). Over deze aanbiedingen heeft reeds driemaal een gesprek plaatsgevonden met de namens de verzoeker om onteigening optredende grondaankoper, tweemaal tijdens de overhandiging van de schriftelijke aanbiedingen door deze grondaankoper aan betrokkenen en eenmaal tijdens een telefonisch contact. Onder de omstandigheid dat op basis van de aanbiedingen met reclamanten nog geen overeenstemming kon worden bereikt kon naar Ons oordeel in redelijkheid worden gestart met de administratieve onteigeningsprocedure, om zo te verzekeren dat de verzoeker om onteigening tijdig de beschikking verkrijgt over de benodigde gronden. Het overleg met reclamanten dient te worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet vooraf zal moeten gaan aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure, zal mogelijk tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden.

Overige overwegingen

Als onderdeel van de hoofdinfrastructuur vormt rijksweg 31 een belangrijke schakel in de verkeersafwikkeling tussen Friesland, andere delen van Nederland en het buitenland. Het gedeelte Garyp-Nijega van deze weg is in de 60-er jaren aangelegd als enkelbaans autoweg met één ongelijkvloerse aansluiting.

In 1991 hebben de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Commissaris der Koningin in de provincie Friesland en de burgemeesters van de gemeenten Leeuwarden, Tytsjerksteradiel en Smallingerland een overeenkomst gesloten, waarin (op basis van een geïntegreerd verkeers- en vervoersplan voor de corridor Leeuwarden-Drachten) onder meer afspraken zijn vastgelegd over de verdubbeling van rijksweg 31 tot een autoweg met 2x2 rijbanen voor het weggedeelte Leeuwarden-Nijega.

Op 28 mei 1998 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het tracébesluit voor de verdubbeling van rijksweg 31, gedeelte Leeuwarden-Nijega en de voltooiing van het knooppunt Ureterpvallaat vastgesteld. Tegen dit besluit zijn twee beroepen ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die betrekking hebben op het gedeelte van Garyp-Nijega van rijksweg 31. Op deze beroepen is nog niet beslist.

De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeenten Tytsjerksteradiel en Smallingerland wordt gevormd door de bestemmingsplannen ’Rijksweg 31’ van deze gemeenten.

Met de verdubbeling van rijksweg 31 wordt beoogd een aanzienlijke verbetering van de verkeersveiligheid tot stand te brengen en de economische positie van onder meer Leeuwarden, Drachten en noordoost Friesland te bevorderen. Voorzieningen die reeds zijn aangebracht ter verbetering van de concurrentiepositie van het openbaar vervoer zullen waar nodig aan de nieuwe situatie worden aangepast en geoptimaliseerd.

Het moet in het belang van de verbetering van de verkeersinfrastructuur en van de verbetering van de verkeersveiligheid noodzakelijk worden geacht, dat de Staat (Verkeer en Waterstaat) de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken.

De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijze wordt niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek, om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet te bevorderen, moet worden afgewezen.

Beslissing

Gelet op de onteigeningswet,

Gehoord de Raad van State, advies van 19 augustus 1999, nr. W09.99.0435/V, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 6 september 1999, nr. HKW/R 1999/8640, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken,

Hebben wij goedgevonden en verstaan:

Ten behoeve van de ombouw tot dubbelbaans autoweg van het gedeelte Garyp-Nijega van rijksweg 31 (Zurich-Leeuwarden-Drachten), met bijkomende werken, in de gemeenten Tytsjerksteradiel en Smallingerland zullen ten algemenen nutte en ten name van de Staat (Verkeer en Waterstaat) worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen welke ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet op de secretarieën van de gemeenten Tytsjerksteradiel en Smallingerland ter inzage hebben gelegen als:

stcrt-1999-191-p6-SC20664-1.gifstcrt-1999-191-p6-SC20664-2.gifstcrt-1999-191-p6-SC20664-3.gif

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden.

’s-Gravenhage, 13 september 1999.
Beatrix.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Publicatie ex artikel 9 van de Wet openbaarheid van bestuur. Op het advies van de Raad van State is van toepassing artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven