19 december 1996
nr. WDB96/645M
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken/Directie Wetgeving Directe Belastingen
De Staatssecretaris van Financiën,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken A.G.M. van de Vondervoort;
Gelet op artikel 18, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken;
Besluit:
Artikel I
De Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet Waardering onroerende zaken1 wordt als volgt gewijzigd.
A. In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht.
1. Onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid komt de aanhef te luiden: Bij de bepaling van de waarde wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van:.
2. In onderdeel a wordt na ’cultuurgrond’ ingevoegd: , voor zover die niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen.
3. In onderdeel b wordt na ’landgoed’ ingevoegd: dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden,.
4. In onderdeel d wordt ’vaarwegen’ vervangen door: waterwegen.
5. Na onderdeel e wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:
f. waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning.
6. Na de als eerste lid aangeduide bestaande tekst wordt toegevoegd:
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt onder landbouw verstaan landbouw in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Pachtwet.
B. In artikel 4 wordt ’Wet Waardering onroerende zaken’ vervangen door: Wet waardering onroerende zaken.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken behoeft enige uitbreiding en aanpassing.
Met de wijziging van onderdeel a van artikel 2, dat ziet op het buiten aanmerking laten bij de waardebepaling van ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, wordt de waarde van de ondergrond van gebouwde eigendommen niet buiten aanmerking gelaten bij de waardebepaling in het kader van de Wet waardering onroerende zaken. Het waardegegeven van de ondergrond speelt een rol bij het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de omslagen ter zake van gebouwde onroerende zaken als bedoeld in de Waterschapswet. In dit verband is ter verduidelijking een tweede lid aan artikel 2 toegevoegd, aangevende dat het begrip landbouw dezelfde betekenis heeft als bedoeld in de Pachtwet.
Ingevolge artikel II van de Wet van 16 november 1995, houdende wijziging van de Natuurschoonwet 1928 en de Gemeentewet (verruiming fiscale faciliteiten ten behoeve van de aanleg van bossen) (Stb. 582) is artikel 220d van de Gemeentewet gewijzigd in die zin dat de mogelijkheid tot rangschikking van landgoederen onder de Natuurschoonwet 1928 zich niet uitstrekt tot de Gemeentewet. Onderdeel b van artikel 2 van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken is daarmee in overeenstemming gebracht in dier voege dat voor in de Gemeentewet niet gefacilieerde landgoederen het waardegegeven beschikbaar is.
Aan artikel 2 is onderdeel f toegevoegd opdat bij de waardebepaling de waarde van waterverdedigingswerken buiten aanmerking wordt gelaten. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging in de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet Wet waardering onroerende zaken (kamerstukken II 1996/97, 25 037, nr. 3, blz. 23).