Herziening beloningsbeleid sector Rijk per 1-1-1997

«Circulaire aan de ministers»

Datum: 14 oktober 1996

Nummer: AD96/U864

Departementsonderdeel: Directie Personeelsmanagement Rijksdienst

Inlichtingen bij: J.W. van Baarle

Doorkiesnummer: 070-3027661

Onderwerp: Herziening beloningsbeleid sector Rijk per 1-1-1997

Doelstelling: bekendmaken van beleid

Juridische grondslag: geen

Relatie met andere circulaires: 22 september 1995, AD95/U915, 9 september 1996, AD96/U767

Ingangsdatum: 1 januari 1997

Inleiding/managementinformatie

In mijn circulaire van 22 september 1995, kenmerk AD95/U915, kondigde ik onder meer aan dat ik bij afzonderlijke circulaire nog nadere informatie zou verstrekken over de wijzigingen in het beloningsbeleid per 1 januari 1997. Bij deze voldoe ik daaraan.

Met de wijziging van het beloningsbeleid per 1 januari 1997 wordt de ruimte voor het management om binnen de salarisschalen in individuele gevallen beloningsbeslissingen te kunnen nemen, vergroot. Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt dat aan de ambtenaar - indien en zolang hij uitstekend functioneert - ook een salaris kan worden toegekend dat hoger is dan het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal. In samenhang hiermee komt echter ten aanzien van de ambtenaren voor wie een salarisschaal geldt de functioneringstoelage als beloningsinstrument te vervallen. Voor ’lopende’ functioneringstoelagen, toegekend op grond van artikel 12b van het BBRA 1984 zal een overgangsvoorziening worden getroffen. Voor de toelagen, toegekend met toepassing van het tweede lid van artikel 12b, zal gelden dat deze kunnen blijven gelden tot het moment waarop het bevoegd gezag een nieuwe beslissing heeft genomen, doch uiterlijk tot 1 januari 2000. Hier dient het bevoegd gezag dus - eventueel - een afzonderlijke actie te ondernemen. Voor de toelagen, toegekend op grond van het eerste lid van artikel 12b, behoeft een afzonderlijke beslissing niet te worden genomen. Naar hun aard zullen deze toelagen immers in de loop van 1997 van rechtswege aflopen.

De herziening van het beloningsbeleid gaat gepaard met een herstructurering van de salarisschalen van het BBRA 1984. De ambtenaren worden per 1 januari 1997 ingepast in die nieuwe structuur. Bij die inpassing wordt uitgegaan van het salarisbedrag dat de ambtenaar op 1 januari 1997 zou hebben genoten indien geen herstructurering zou hebben plaatsgevonden. Indien in de voor de ambtenaar geldende geherstructureerde salarisschaal een gelijk salarisbedrag voorkomt, dan wordt hij daarop ingepast. Komt een gelijk salarisbedrag niet voor, dan wordt hij ingepast op het naasthogere bedrag daarvan. Omdat de opbouw van de nieuwe schalen (te weten het aantal salarisstappen) in veel gevallen anders is dan de opbouw van de huidige schalen, wijzigt in veel gevallen tevens het salarisnummer. Eén van de bijlagen bij deze circulaire bevat een schematisch overzicht van de inpassingen.

Op grond van de tot stand te brengen algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het BBRA 1984 zal de inpassing van de betrokkenen in de nieuwe structuur centraal in de geautomatiseerde salarisadministratie worden verwerkt. Hiervoor behoeven dus geen afzonderlijke maatregelen te worden getroffen door het management1. In dit kader wijs ik u tenslotte nog op het volgende.

De inpassing van de reeds in dienst zijnde personeelsleden in de nieuwe schalenstructuur vindt als regel plaats op de in deze circulaire aangegeven wijze. Dit laat uiteraard onverlet de mogelijkheid van het bevoegd gezag om in het kader van een beleid van bewust belonen eventueel een voor de ambtenaar gunstiger beslissing te nemen. Die beslissing dient dan uiteraard afzonderlijk aan betrokkene te worden kenbaar gemaakt.

A. Herziening beloningsbeleid

Met ingang van 1 januari 1997 zal de ruimte voor het management om binnen de BBRA-schalen in individuele gevallen beloningsbeslissingen te kunnen nemen, worden vergroot. Het criterium voor de toekenning van salaris zal naast de zwaarte van de functie de wijze van functioneren zijn. Deze herziening vereist een wijziging van het BBRA 1984. Voor een overzicht van de voorgenomen wijzigingen verwijs ik u naar de bijlage I. Zodra de desbetreffende algemene maatregel van bestuur tot stand is gekomen, zal ik u daarvan in kennis stellen. Vooruitlopend daarop deel ik u thans het volgende mee.

Voorgenomen wijzigingen van het BBRA 1984:

1. Wijziging van artikel 7

De wijziging van de eerste drie leden van dit artikel betreft een nadere formulering van de eisen waaraan de ambtenaar moet voldoen om in aanmerking te komen voor een verhoging van het salaris binnen de voor hem geldende salarisschaal. Op grond van het nieuwe eerste lid kan het salaris van de ambtenaar op basis van een in het algemeen jaarlijks door het bevoegd gezag te nemen beslissing worden verhoogd tot het naasthogere salarisbedrag indien hij in voldoende mate functioneert. Het tweede lid van dit artikel gaat de mogelijkheid bieden om - eventueel naast de in het eerste lid bedoelde jaarlijkse beslissing - het salaris te verhogen tot een in de schaal voorkomend hoger bedrag (deze verhoging is dus niet als regel beperkt tot het naasthogere bedrag) indien sprake is van een in meer dan voldoende mate functioneren door de ambtenaar. Bij een en ander dient het - zoals overigens ook thans reeds het geval is - te gaan om een bewuste beloningsbeslissing van het bevoegd gezag aan de hand van zijn oordeel over de mate waarin de ambtenaar functioneert.

Nieuw bij dit tweede lid van artikel 7 is de mogelijkheid dat zo’n salarisverhoging ook kan worden verleend indien daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere gronden, bijvoorbeeld uit hoofde van managementsoverwegingen, aanleiding bestaat.

Het derde lid van artikel 7 zal uitdrukkelijk bepalen dat salarisverhoging achterwege blijft indien de ambtenaar niet in voldoende mate functioneert.

2. Invoering van artikel 8

Als meest kenmerkende onderdeel van de herziening van het beloningsbeleid wordt een nieuw artikel 8 in het BBRA 1984 ingevoegd. Dit artikel zal de mogelijkheid bieden om aan de ambtenaar die het maximumbedrag van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt en naar het oordeel van het bevoegd gezag uitstekend functioneert een salaris toe te kennen dat uitgaat boven het maximumbedrag van die salarisschaal. Hierbij kan het maximumbedrag van de naasthogere salarisschaal echter niet worden overschreden. Met nadruk wordt erop gewezen dat het hier gaat om de toekenning van een salaris uit een hogere schaal, zonder dat die schaal aan de ambtenaar wordt toegekend. Dit betekent dat, ook indien niet het maximumsalaris uit de hogere schaal wordt toegekend, er geen recht bestaat op een verhoging van het salaris na ommekomst van een jaar. Met andere woorden, artikel 7, eerste lid, is op een dergelijke salarisverhoging niet van toepassing. Voor een verdere verhoging van het salaris is dan een afzonderlijke managementsbeslissing noodzakelijk. In het nieuwe artikel 8 zal overigens ook worden neergelegd dat de salarisverhoging kan worden ingetrokken indien het functioneren van de ambtenaar niet langer als uitstekend kan worden gekwalificeerd. Voor de ambtenaren voor wie schaal 18 van het BBRA 1984 geldt, zullen afzonderlijk drie salarisbedragen worden vastgesteld die - bij uitstekend functioneren - boven het maximum van de voor hen geldende schaal kunnen worden toegekend. Deze bedragen zijn per 1 januari 1997: f 14.398,00, f 14.710,00 en f 15.023,00. Ook hierbij geldt dat artikel 7, eerste lid, op een dergelijke toekenning niet van toepassing is.

3. Wijziging van artikel 12b/overgangsvoorziening functioneringstoelagen

In samenhang met deze wijzigingen zal artikel 12b van het BBRA 1984 zodanig worden gewijzigd, dat de daarin bedoelde functioneringstoelage niet meer kan worden toegekend aan de ambtenaar voor wie één van de achttien salarisschalen geldt. Bij de BBRA-wijziging zal in verband hiermee voor de reeds toegekende en nog voortdurende functioneringstoelagen voor deze ambtenaren een overgangsvoorziening worden getroffen. Deze voorziet erin dat de toelagen, toegekend op grond van het eerste lid van artikel 12b ook na 1 januari 1997 blijven gelden tot het moment waarop krachtens het besluit tot toekenning die toelage vervalt. Voorts wordt er daarbij in voorzien dat de toelagen, toegekend met toepassing van het tweede lid van artikel 12b ook na 1 januari 1997 blijven gelden tot het moment dat het bevoegd gezag met betrekking tot die toelage een nadere beslissing heeft genomen doch uiterlijk tot 1 januari 2000.

B. Inpassing in nieuwe salarisschalenstructuur per 1 januari 1997

De herziening van het beloningsbeleid gaat gepaard met een herstructurering van de salarisschalen van het BBRA 1984. Daarbij wordt tevens de zogenaamde vakvolwassenleeftijd verlaagd van 22 jaar tot 21 jaar en wordt de wachttijd van de diensttijduitlopen in de schalen 1 tot en met 5 beperkt tot telkens één jaar. De bestaande staffelingsaftrek voor de bepaling van de jeugdsalarissen die thans 10% per leeftijdsjaar bedraagt, wordt aangepast. Voor een 20-jarige wordt de aftrek 15%, voor een 19-jarige 25%, voor een 18-jarige 35% en voor de ambtenaar die jonger is dan 18 jaar 45%. Volledigheidshalve merk ik hierbij op dat de verlaging van de vakvolwassenleeftijd en de aanscherping van de staffelingsaftrek ook wordt toegepast ten aanzien van de jeugdigen die in aanmerking komen voor het minimumbedrag van de vakantie-uitkering. Als bijlage II voeg ik een overzicht van de geherstructureerde salarisschalen bij.

Vooruitlopend op de totstandkoming van bedoelde algemene maatregel van bestuur geef ik hieronder aan hoe de inpassing van de reeds in dienst zijnde personeelsleden in de nieuwe schalenstructuur zal plaatsvinden.

1. Inpassing in de nieuwe salarisschalen

Tengevolge van de herstructurering zal voor de ambtenaar niet een andere schaal komen te gelden dan reeds voor hem gold of zou gaan gelden per 1 januari 1997.

Bepalend voor de inpassing is het salaris dat voor de betrokkene in de voor hem van toepassing zijnde salarisschaal zou gelden per 1 januari 1997 indien niet van een herstructurering sprake zou zijn. Uitgaande van dat salarisbedrag vindt de inpassing in de nieuwe salarisschaal plaats op het in die nieuwe schaal voorkomende gelijke salarisbedrag. Komt in de nieuwe salarisschaal niet zo’n gelijk salarisbedrag voor, dan wordt betrokkene in de nieuwe schaal ingepast op het daaraan naasthogere bedrag.

Op deze algemene inpassingsregel zijn enkele uitzonderingen. Degenen die, zonder herstructurering, per 1 januari 1997 salarisnummer 1 uit de schalen 6 of 7 zouden bereiken, worden in de nieuwe structuur niet ingepast in salarisnummer 0 maar in salarisnummer 1.

De bij deze circulaire gevoegde bijlage III bevat per salarisschaal een schematisch overzicht van de inpassingen.

2. Aanpassing van het salarisnummer

In een relatief groot aantal gevallen gaat de inpassing in de nieuwe schalen gepaard met een aanpassing van het salarisnummer. In het als bijlage III bijgevoegde schematisch overzicht is in de laatste kolom aangegeven of zo’n aanpassing plaatsvindt. Deze aanpassing laat het tijdstip waarop de volgende periodieke salarisverhoging binnen de schaal kan worden verleend (de zogenaamde periodiekdatum) onverlet, behalve in een paar gevallen.

Voor degenen, die per 1 januari 1997 worden ingepast in salarisnummer 1 van schaal 5, en salarisnummer 2 van de schalen 6 en 7 (nieuwe structuur) wordt de datum waarop de eerstvolgende periodieke verhoging kan worden toegekend, collectief met 6 maanden vervroegd. Dit betekent dat zij in 1997 de eerstvolgende jaarlijkse verhoging een half jaar eerder verkrijgen, echter nooit eerder dan 1 januari 1997.

Bij de schalen bij 14, 15 en 16 kan zich de situatie voordoen dat thans (eventueel al verscheidene jaren) het maximumsalaris wordt genoten en de ambtenaar na de inpassing in de geherstructureerde schaal nog een periodieke verhoging kan verkrijgen. Als regel zal die volgende periodieke verhoging, waarbij dan het maximumsalaris van de schaal wordt verkregen, een half jaar na de herstructurering plaatsvinden, dus per 1 juli 1997. In deze gevallen zal dan - tenzij de periodiekdatum reeds op 1 juli ligt - wel sprake zijn van een wijziging van de periodiekdatum.

Ik wijs erop dat vorenstaande regels met betrekking tot een eerstvolgende periodieke salarisverhoging onverlet laat dat het management in het kader van bewust belonen hiervan in individuele gevallen in positieve zin kan afwijken met gebruikmaking van artikel 7, tweede lid, van het BBRA. De mogelijkheid van toepassing van dit artikellid is per 1 januari 1997 verruimd (extra salarisverhoging kan ook worden toegekend indien het bevoegd gezag meent dat daartoe aanleiding is op andere gronden dan het functioneren).

3. Uitkering-ineens van f 250,00

De ambtenaren die met ingang van 1 januari 1997 worden ingepast op een gelijk salarisbedrag dan wel op een bedrag dat maximaal 7 gulden bruto per maand meer bedraagt dan hetgeen zij zouden genieten indien er geen herstructurering zou hebben plaatsgevonden, komen in aanmerking voor een uitkering-ineens ter grootte van f 250,00. Deze uitkering wordt naar evenredigheid lager vastgesteld indien de ambtenaar een deeltijd-betrekking vervult. Ook indien sprake is van een nevenbetrekking, welke herleidbaar is tot een deeltijdbetrekking, vindt zo’n evenredige verlaging plaats. Voorts wordt de uitkering naar evenredigheid lager vastgesteld voor degenen die wegens bijzondere omstandigheden, zoals ouderschapsverlof, buitengewoon verlof, verlof in verband met ziekte of schorsing, slechts een deel van hun salaris genieten.

De uitkering-ineens zal in de maand januari 1997 worden uitbetaald. Deze uitkering is geen bezoldiging in de zin van het BBRA 1984. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze uitkering niet meetelt voor de berekening van de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering. Ook werkt deze uitkering-ineens niet door in de berekeningsgrondslag voor uitkeringen na ontslag zoals VUT-uitkering, wachtgeld, enz. De uitkering-ineens zal op de salarisspecificatie worden vermeld onder de titel ’conversietoeslag’.

Ik verzoek u met het vorenstaande rekening te houden, daaraan voor zover nodig uitvoering te geven, en

- indien van toepassing - betrokkenen tijdig van de voor hen van belang zijnde maatregelen in kennis te stellen.


’s-Gravenhage, 14 oktober 1996. De Minister van Binnenlandse Zaken,
voor deze,
de Directeur-generaal Management en Personeelsbeleid,
A.H.C. Annink.

1 Het is u wellicht bekend dat u voor uw mededeling hierover aan de ambtenaren gebruik kunt maken van een bijsluiter bij de salarisspecificatie welke in overleg met IVOP Informatievoorziening wordt ontworpen.

Bijlage I

Ontwerp van een besluit houdende in hoofdzaak de formalisering van enkele maatregelen uit de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk voor de contractperiode 1 april 1996 tot en met 31 maart 1997

Hoofdstuk I Wijzigingen van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (...)

Paragraaf 3

De herziening van het beloningsbeleid en de herstructurering van de salarisschalen per 1 januari 1997

Artikel VII

Het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, eerste lid, onder a en b, wordt de zinsnede ’22 jaar’ telkens vervangen door: 21 jaar.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met het derde lid komen te luiden:

1. Het salaris van de ambtenaar die nog niet het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, wordt jaarlijks verhoogd tot het in de schaal naasthogere bedrag, indien hij naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate functioneert.

2. Het salaris van de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan worden verhoogd tot een in de schaal vermeld hoger bedrag, indien hij naar het oordeel van het bevoegd gezag meer dan in voldoende mate functioneert dan wel indien daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere gronden aanleiding bestaat.

3. Indien de ambtenaar naar het oordeel van het bevoegd gezag niet in voldoende mate functioneert, blijft salarisverhoging achterwege.

2. In het vierde lid, onderdelen a en b, en in het zesde lid wordt de zinsnede ’22 jaar’ respectievelijk ’22e verjaardag’ vervangen door: 21 jaar respectievelijk 21e verjaardag.

3. Het zevende lid vervalt.

C

Ingevoegd wordt een nieuw artikel 8, luidend:

Artikel 8

1. Het salaris van de ambtenaar, bedoeld in artikel 5, eerste lid, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, kan worden verhoogd, indien hij naar het oordeel van het bevoegd gezag uitstekend functioneert.

2. Bij een salarisverhoging als bedoeld in het eerste lid wordt het salaris:

a. voor de ambtenaar voor wie één der salarisschalen 1 tot en met 17 van de bijlage B geldt, vastgesteld op een bedrag vermeld in de naasthogere salarisschaal, met dien verstande dat het maximum van die schaal niet wordt overschreden.

b. voor de ambtenaar, voor wie salarisschaal 18 van de bijlage B geldt, vastgesteld op één van de volgende bedragen:

f 14.398,00;

f 14.710,00;

f 15.023,00.

3. Indien het functioneren van de ambtenaar niet langer als uitstekend kan worden gekwalificeerd, kan het bevoegd gezag de toekenning van de salarisverhoging, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk intrekken.

D

Artikel 12b komt te luiden:

Artikel 12b

1. Indien de ambtenaar, bedoeld in artikel 4, eerste lid, naar het oordeel van het bevoegd gezag uitstekend functioneert, kan een toelage worden toegekend.

2. De toelage bedraagt ten hoogste 10% van het voor de ambtenaar geldende salaris.

3. Indien het functioneren van de ambtenaar niet langer als uitstekend kan worden gekwalificeerd, kan het bevoegd gezag de toekenning van de toelage, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk intrekken.

E

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede ’22 jaar’ vervangen door: 21 jaar.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Voor de ambtenaar die jonger is dan 21 jaar bedraagt de vakantieuitkering tenminste het in het tweede lid genoemde bedrag verminderd met

- 15% voor de ambtenaar die 20 jaar is;

- 25% voor de ambtenaar die 19 jaar is;

- 35% voor de ambtenaar die 18 jaar is;

- 45% voor de ambtenaar die jonger dan 18 jaar is,

met dien verstande dat het bedrag waarop hij alsdan aanspraak heeft bij een onvolledige werktijd of bij genot van slechts een gedeelte van zijn bezoldiging, op andere gronden dan vermeld in het vierde lid, naar evenredigheid wordt verminderd.

F

De bijlage B wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage III.

Artikel VIII

1. Onverminderd het bepaalde in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 wordt, in voorkomend geval onder aanpassing van het salarisnummer, het salaris van de ambtenaar voor wie op de dag voor de inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel F, reeds één der salarisschalen van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 gold, vastgesteld op het bedrag dat gelijk is aan het salaris dat voor hem zou hebben gegolden, indien de in artikel VII, onderdeel F, bedoelde vervanging van de bijlage B niet zou hebben plaatsgevonden.

2. In geval de in het eerste lid bedoelde vaststelling van het salaris niet kan plaatsvinden op een gelijk bedrag, wordt, in voorkomend geval onder aanpassing van het salarisnummer, het salaris van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, onverminderd het bepaalde in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vastgesteld op het naasthogere bedrag van het salaris dat voor hem zou hebben gegolden indien de in artikel VII, onderdeel F, bedoelde vervanging van de bijlage B niet zou hebben plaatsgevonden, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

3. Aan de ambtenaar voor wie ingevolge het eerste lid het salaris wordt vastgesteld op een gelijk bedrag dan wel ingevolge het tweede lid op een bedrag dat niet meer dan zeven gulden meer bedraagt dan het salaris dat voor hem zou hebben gegolden, indien de in artikel VII, onderdeel F, bedoelde vervanging van de bijlage B niet zou hebben plaatsgevonden, wordt een eenmalige uitkering toegekend van f 250,00. Voor de ambtenaar die op 1 januari 1997 een deelbetrekking vervult of een nevenbetrekking welke is te herleiden tot een deelbetrekking, wordt de uitkering in dezelfde verhouding lager vastgesteld als de aan de bedoelde betrekking verbonden bezoldiging zich verhoudt tot die, verbonden aan de betrekking met een volledige werktijd. Voor de ambtenaar, die op 1 januari 1997 wegens ziekte, schorsing of verlof anders dan wegens militaire dienst, een deel van zijn bezoldiging of loon geniet, wordt de uitkering naar evenredigheid op een lager bedrag vastgesteld.

4. Voor de ambtenaar voor wie, indien de in artikel VII, onderdeel F, bedoelde vervanging van de bijlage B niet zou hebben plaatsgevonden, met ingang van 1 januari 1997 een salaris zou hebben gegolden behorende bij salarisnummer 1 van schaal 6 of 7 van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt het salaris met ingang van 1 januari 1997, onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, vastgesteld op het salaris vermeld achter salarisnummer 1 van schaal 6 of 7.

5. De in het eerste, tweede en vierde lid bedoelde vaststelling van het salaris laat het tijdstip waarop aan de ambtenaar de volgende verhoging in de voor hem geldende schaal kan worden toegekend, behoudens het bepaalde in het zesde en zevende lid, onverlet.

6. Voor de ambtenaar voor wie ingevolge het bepaalde in het eerste en tweede lid met ingang van 1 januari 1997 het salaris komt te gelden dat is vermeld achter salarisnummer 1 van schaal 5 of salarisnummer 2 van schaal 6 of 7 van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt het tijdstip waarop hem de volgende verhoging in de voor hem geldende schaal kan worden toegekend, onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met zes maanden vervroegd.

7. Voor de ambtenaar voor wie ingevolge het tweede lid met ingang van 1 januari 1997 het salaris komt te gelden dat is vermeld achter salarisnummer 9 van schaal 14, 15 of 16 van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, wordt het tijdstip waarop hem de volgende verhoging in de voor hem geldende schaal kan worden toegekend, onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, gesteld op 1 juli 1997.

Artikel IX

1. Een toelage toegekend op grond van artikel 12b, eerste lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft ook na 31 december 1996 gelden tot het moment waarop krachtens het besluit tot toekenning de toelage vervalt.

2. Een toelage toegekend op grond van artikel 12b, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft ook na 31 december 1996 gelden tot het moment dat het bevoegd gezag met betrekking tot die toelage een nadere beslissing heeft genomen doch uiterlijk tot 1 januari 2000.

Nota van toelichting

Algemeen

(...)

De herziening van het beloningsbeleid en de herstructurering van de salarisschalen van het BBRA 1984 per 1 januari 1997

De herziening van het beloningsbeleid per 1 januari 1997 heeft als doel de ruimte voor het management om binnen de salarisschalen van het BBRA 1984 in individuele gevallen beloningsbeslissingen te kunnen nemen, te vergroten. Het criterium voor de toekenning van salaris zal, naast de zwaarte van de functie, de wijze van functioneren zijn. Dit nieuwe beloningssysteem wordt zodanig opgezet, dat individuele beloningsbeslissingen zoveel mogelijk via de salarislijn kunnen worden uitgevoerd. Hierbij wordt het mogelijk gemaakt, dat aan de ambtenaar, indien en zolang hij uitstekend functioneert, ook een salaris kan worden toegekend dat hoger is dan het maximumsalaris van de voor hem op grond van de functiezwaarte geldende salarisschaal.

In samenhang hiermee zal de functioneringstoelage, die thans kan worden toegekend op basis van artikel 12b van het BBRA 1984, vervallen voor de ambtenaren voor wie een salarisschaal (opgenomen in de bijlage B van het BBRA 1984) geldt. Deze functioneringstoelage blijft nog wel gelden voor de ambtenaar voor wie geen salarisschaal geldt, maar wiens ambt is ingedeeld in de bijlage A van het BBRA 1984.

Deze herziening van het beloningsbeleid impliceert een herstructurering van de salarisschalen. Bij deze herstructurering zullen de bestaande maximumbedragen van de schalen niet worden verlaagd. In de meeste gevallen zullen de aanvangssalarisbedragen wel worden verlaagd. De bij de invoering van deze herstructurering reeds in dienst zijnde ambtenaren zullen hiervan echter geen nadeel ondervinden. In samenhang met deze herstructurering zal voor de jeugdsalarissen en voor de aanspraak op het minimumbedrag van de vakantieuitkering de zgn. vakvolwassenleeftijd worden verlaagd van 22 naar 21 jaar en zal de wachttijd van de zgn. diensttijduitlopen in de schalen 1 tot en met 5 worden beperkt. In het kader van deze herstructurering wordt de bestaande staffelingsaftrek voor de bepaling van de jeugdsalarissen ter grootte van 10% voor elk leeftijdsjaar aangepast. Voor een 20-jarige bedraagt de aftrek 15%, voor een 19-jarige 25%, voor een 18-jarige 35% en voor de ambtenaar die jonger is dan 18 jaar 45%. In samenhang hiermee wordt deze aangepaste staffeling ook toegepast voor de jeugdigen die in aanmerking komen voor het minimumbedrag van de vakantie-uitkering.

(...)

Artikelsgewijs

(...)

Artikelen VII tot en met IX

Met name artikel VII heeft betrekking op de herziening van het beloningsbeleid en de herstructurering van de salarisschalen per 1 januari 1997. De wijziging bij dit artikel van artikel 6, eerste lid, en van artikel 7, vierde lid, van het BBRA 1984 houden verband met de in het algemene gedeelte van deze toelichting genoemde verlaging van de zgn. vakvolwassenleeftijd van 22 naar 21 jaar.

De wijziging van de eerste drie leden van artikel 7 van het BBRA 1984 bij artikel VII, onderdeel B, van bijgaand besluit houdt in hoofdzaak in een nadere formulering van de eisen waaraan de ambtenaar moet voldoen om in aanmerking te komen voor een verhoging van zijn salaris binnen de voor hem geldende salarisschaal. Het nieuwe eerste lid van artikel 7 houdt in dat het salaris van de ambtenaar, op basis van een in het algemeen jaarlijks door het bevoegd gezag te nemen beslissing, wordt verhoogd tot het naasthogere bedrag in de salarisschaal indien hij in voldoende mate functioneert. Op grond van het nieuwe tweede lid van artikel 7 kan - eventueel naast de in het eerste lid bedoelde jaarlijkse beslissing - het salaris binnen de geldende salarisschaal worden verhoogd (deze verhoging is niet beperkt tot het naasthogere bedrag) indien sprake is van een in meer dan voldoende mate functioneren door de ambtenaar. Het gaat hierbij dus - zoals ook thans overigens reeds het geval dient te zijn - om een bewuste beloningsbeslissing van het bevoegd gezag aan de hand van zijn oordeel over de mate waarin de ambtenaar functioneert. Nieuw bij dit tweede lid is de mogelijkheid dat zo’n salarisverhoging ook kan worden verleend indien daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere gronden, bijvoorbeeld uit hoofde van managementsoverwegingen, aanleiding bestaat.

Aangezien bij de herstructurering van de salarisschalen, die tot uitdrukking komt bij onderdeel F van artikel VII, de wachttijd van de zgn. diensttijduitlopen in de schalen 1 tot en met 5 wordt beperkt, en wel in die zin dat deze diensttijduitlopen thans kunnen worden beschouwd als normale periodieken binnen de desbetreffende salarisschaal, kan het zevende lid van artikel 7 van het BBRA 1984 vervallen. Dit wordt eveneens geregeld bij artikel VII, onderdeel B.

Onderdeel C van artikel VII bevat het meest kenmerkende onderdeel van de herziening van het beloningsbeleid. Op grond van het daarbij ingevoegde nieuwe artikel 8 in het BBRA 1984 kan, indien de ambtenaar naar het oordeel van het bevoegd gezag uitstekend functioneert, een salaris worden toegekend dat uitgaat boven het maximumbedrag van de aan de voor de ambtenaar geldende salarisschaal. Hierbij kan het maximumbedrag van de naasthogere salarisschaal echter niet worden overschreden. Indien salarisschaal 18 van toepassing is, kan het vaste salarisbedrag, opgenomen in bijlage A van het BBRA 1984, niet worden overschreden. Op grond van het derde lid van het nieuwe artikel 8 kan de salarisverhoging geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien het functioneren van de ambtenaar niet langer als uitstekend kan worden gekwalificeerd.

Door dit nieuwe beloningsinstrument kan de mogelijkheid van toekenning van een functioneringstoelage aan de ambtenaren voor wie een salarisschaal geldt, komen te vervallen. Hierop heeft de wijziging van artikel 12b van het BBRA 1984 bij artikel VII, onderdeel D, betrekking. Hierdoor blijft overigens de mogelijkheid van toekenning van een functioneringstoelage aan de ambtenaren voor wie niet een salarisschaal geldt, te weten voor de ambtenaren wier ambt is vermeld in de bijlage A van het BBRA 1984, bestaan.

Artikel VIII en artikel IX houden eveneens verband met de herziening van het beloningsbeleid per 1 januari 1997. Bij artikel VIII vindt de inpassing van de reeds in dienst zijnde ambtenaren plaats in de geherstructureerde salarisschalen, op een zodanige wijze dat ingaande 1 januari 1997 voor hen het salaris wordt vastgesteld op een gelijk bedrag als voor hen zonder deze herstructurering zou gelden, of, indien in de geherstructureerde schaal zo’n gelijk bedrag niet voorkomt, op het naasthogere bedrag. Deze inpassing houdt dus in dat de zittende ambtenaren niet op een lager salarisbedrag kunnen worden ingepast dan voor hen zou gelden indien de herstructurering niet zou plaatsvinden. Op deze algemene inpassingsregel zijn enkele uitzonderingen. Degenen die, zonder herstructurering, per 1 januari 1997 salarisnummer 1 uit de schalen 6 of 7 zouden bereiken, worden in de nieuwe structuur niet ingepast in salarisnummer 0 maar in salarisnummer 1.

Bij de inpassing in de nieuwe, geherstructureerde schalen, wordt in voorkomend geval tevens het salarisnummer aangepast. De inpassing in de nieuwe schalenstructuur brengt in het algemeen geen verandering aan in het tijdstip waarop het salaris van de ambtenaar in de voor hem geldende schaal kan worden verhoogd. Ook hier zijn echter enkele uitzonderingen. Voor degenen, die per 1 januari 1997 worden ingepast in salarisnummer 1 van schaal 5, en salarisnummer 2 van de schalen 6 en 7 (nieuwe structuur) wordt de datum waarop de eerstvolgende periodieke verhoging kan worden toegekend, collectief met zes maanden vervroegd. Dit betekent dat zij in 1997 de eerstvolgende jaarlijkse verhoging een half jaar eerder krijgen, echter nooit eerder dan 1 januari 1997. Ook bij de schalen 14, 15 en 16 doet zich een bijzondere situatie voor. Voor degenen die vanaf het maximum van één van de ’oude’ schalen 14, 15 en 16 worden ingepast in de geherstructureerde schalen 14, 15 en 16 wordt bepaald (zevende lid) dat het tijdstip waarop de volgende verhoging in de desbetreffende schaal kan worden toegekend - daarmee bereikt men dan het maximumsalaris van de schaal -, wordt bepaald op 1 juli 1997.

Daarbij zij erop gewezen dat vorenstaande regels met betrekking tot een eerstvolgende periodieke salarisverhoging onverlet laat dat het management in het kader van bewust belonen hiervan in individuele gevallen in positieve zin kan afwijken met gebruikmaking van artikel 7, tweede lid, van het BBRA 1984.

Bij dit artikel (derde lid) wordt voorts aan de ambtenaren die op een gelijk salarisbedrag worden ingepast dan wel op een bedrag dat maximaal zeven gulden meer bedraagt dan hetgeen zij zouden genieten indien er geen herstructurering zou hebben plaatsgevonden een eenmalige uitkering toegekend van f 250,00. Voor de ambtenaren die een lagere bezoldiging genieten in verband met bijvoorbeeld het vervullen van een deeltijdbetrekking of wegens bijzondere omstandigheden, zoals ouderschapsverlof, buitengewoonverlof, verlof in verband met ziekte of schorsing, wordt de uitkering evenredig lager vastgesteld.

Artikel IX houdt verband met de wijziging van artikel 12b van het BBRA 1984, op grond waarvan tot dusver een functioneringstoelage kon worden toegekend aan de ambtenaren voor wie een salarisschaal geldt. Dit artikel bevat de overgangsbepalingen voor de lopende functioneringstoelagen.

Bijlage II Schalen van het BBRA 1984 per 1 januari 1997 (herstructurering)

Bijlage III Schematisch overzicht van de inpassingen per 1 januari 1997 per salarisschaal in verband met de herstructurering van de salarisschalen van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 per die datum

Naar boven