Regeling bevoegde en regionale autoriteiten Loodsplichtbesluit 1995

14 september 1995

Nr. J-13.630/95

Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 1, eerste lid, onderdelen a en c, en artikel 2, derde lid, van het Loodsplichtbesluit 1995, en op artikel 1, onderdeel a, van het Voorschriftenbesluit registerloodsen;

Besluit:

Artikel 1

De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het Loodsplichtbesluit 1995 is:

a. voor zover het betreft scheepvaartwegen in beheer bij het Rijk:

1°. de Commandant der Maritieme Middelen Den Helder, dan wel de officier die hem als zodanig vervangt, voor de scheepvaartwegen Schulpengat, Molengat, Rede van Den Helder, de Marinehaven Willemsoord, de Rijkszeehaven het Nieuwe Diep en de Veerhaven van Den Helder, waarvan de westelijke begrenzing wordt gevormd door een lijn door de geografische punten:

1°52°52’.90 NB, 04°42’.95 OL (licht-opstand ’Grote Kaap’);

2°52°52’.95 NB, 04°38’.00 OL;

3°52°54’.70 NB, 04°34’.80 OL;

4°52°56’.80 NB, 04°33’.90 OL;

5°53°00’.30 NB, 04°35’.45 OL;

6°53°03’.65 NB, 04°39’.35 OL;

7°53°03’.80 NB, 04°43’.45 OL (paal 15, Texel);

en waarvan de oostelijke begrenzing wordt gevormd door een lijn door de geografische punten:

8°53°01’.45 NB, 04°48’.75 OL;

9°53°00’.75 NB, 04°50’.80 OL;

10°52°59’.75 NB, 04°52’.35 OL;

11°52°59’.30 NB, 04°52’.65 OL;

12°52°58’.28 NB, 04°50’.00 OL;

13°52°57’.90 NB, 04°48’.18 OL;

2°. de Havenmeester van de gemeente Rotterdam, voor zover het betreft de scheepvaartwegen in beheer bij het Rijk benedenstrooms van kilometerraai 991,7 van de Nieuwe Maas en benedenstrooms van kilometerraai 998 van de Oude Maas;

3°. de Rijkshavenmeester Westerschelde, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, voor het gedeelte van de territoriale zee dat ligt binnen het gebied begrensd door een lijn die loopt van de positie 51°42’.6 NB, 03°41’.6 OL, naar 51°39’.1 NB, 03°19’.7 OL, vandaar naar 51°33’.7 NB, 03°10’.0 OL, vandaar naar 51°22’.4 NB, 02°58’.2 OL, en vandaar naar 51°22’.3 NB, 03°21’.8 OL, de Westerschelde en het kanaal van Gent naar Terneuzen, met inbegrip van de Axelse Sassing;

4°. de betreffende hoofdingenieur-directeur van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat voor de overige scheepvaartwegen.

b. voor zover het betreft scheepvaartwegen in beheer bij een ander openbaar lichaam: de ambtenaar die door het bestuur van het betreffende openbare lichaam wordt aangewezen voor de zorg voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer;

c. voor zover het betreft scheepvaartwegen niet in beheer bij enig openbaar lichaam: de ambtenaar die door het bestuur van de gemeente waarin de scheepvaartweg is gelegen wordt aangewezen voor de zorg voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer.

Artikel 2

De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Voorschriftenbesluit registerloodsen, is de in artikel 1 van deze regeling bedoelde functionaris, voor de aldaar genoemde scheepvaartwegen.

Artikel 3

De regionale autoriteit, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Loodsplichtbesluit 1995, is:

a. voor de regio Noord: de hoofdingenieur-directeur van de Directie Noord-Nederland van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat;

b. voor de regio Amsterdam-IJmond: de hoofdingenieur-directeur van de Directie Noord-Holland van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat;

c. voor de regio Rotterdam-Rijnmond: de functionaris, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, 2°;

d. voor de regio Scheldemonden: de functionaris, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, 3°.

Artikel 4

Door de bevoegde autoriteit wordt van de in artikel 2, tweede lid, van het Loodsplichtbesluit 1995 bedoelde bevoegdheid gebruik gemaakt ten aanzien van vaartuigen gebouwd of ingericht voor het winnen of vervoeren van zand, baggerspecie of grind, indien deze vaartuigen op een scheepvaartweg voor het aangegeven doel worden gebruikt, tenzij, naar het oordeel van de bevoegde autoriteit, wordt voldaan aan de volgende eisen:

a. ten aanzien van de bekendheid en bekwaamheid van de verkeersdeelnemer:

1°. voldoende kennis van de verkeersreglementering in het desbetreffende gebied;

2°. voldoende kennis van communicatieprocedures en vaardigheid in het communiceren in het desbetreffende gebied;

3°. voldoende geografische kennis van het desbetreffende gebied, met inbegrip van de topografie en de vaarwegmarkering;

4°. voldoende bekwaamheid in het navigeren en het manoeuvreren in het desbetreffende gebied, met inbegrip van bekendheid met de lokale verkeerssituatie; en

5°. voldoende ervaring met het varen in het desbetreffende gebied, blijkend uit de frequentie en regelmaat waarmee de desbetreffende scheepvaartweg is of zal worden bevaren;

b. ten aanzien van het vaartuig:

1°. voldoende geschiktheid voor het desbetreffende gebied uit een oogpunt van voorstuwing en manoeuvreerbaarheid; en

2°. geen structureel benodigde sleepbootassistentie.

Artikel 5

Na inwerkingtreding van deze regeling berusten de mandaat- en sub-mandaat-regelingen van de in artikel 1 van de regeling houdende aanwijzing van de bevoegde autoriteit voor het Loodsplichtbesluit en het Voorschriftenbesluit registerloodsen van 13 april 1994 (Stcrt. 73), nr. DGSM/J 30.561/95, genoemde functionarissen ten aanzien van de bevoegdheden die zij ontlenen aan het Loodsplichtbesluit en het Voorschriftenbesluit registerloodsen, op deze regeling, met dien verstande dat waar ’Loodsplichtbesluit’ is vermeld ’Loodsplichtbesluit 1995’ wordt gelezen.

Artikel 6

De regeling houdende aanwijzing van de bevoegde autoriteit voor het Loodsplichtbesluit en het Voorschriften-besluit registerloodsen van 13 april 1994 (Stcrt. 73), nr. DGSM/J 30.561/95, wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 1995.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bevoegde en regionale autoriteiten Loodsplichtbesluit 1995.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 14 september 1995. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.

Toelichting

Op 1 oktober 1995 treedt het Loodsplichtbesluit 1995 in werking. Dit besluit vervangt het Loodsplichtbesluit. De regeling houdende aanwijzing van de bevoegde autoriteit voor het Loodsplichtbesluit en het Voorschriftenbesluit registerloodsen van 13 april 1994 (Stcrt. 73), nr. DGSM/J 30.561/95, dient in verband hiermee te worden vervangen. De onderhavige regeling strekt daartoe.

De artikelen 1 en 2 van de onderhavige regeling zijn – afgezien van een enkele aangepaste verwijzing – volledig ontleend aan de regeling van 13 april 1994, die bij deze regeling wordt ingetrokken (artikel 6). Het Loodsplicht-besluit 1995 kent als nieuwe figuur de ’regionale autoriteit’. Deze is onder het nieuwe regime de centrale functionaris in het systeem voor houders van een verklaring van vrijstelling van de loodsplicht (zie artikel 6 van het Loodsplichtbesluit 1995 en het Besluit verklaringhouders Scheepvaartverkeers-wet, dat eveneens met ingang van 1 oktober 1995 in werking treedt). Als regionale autoriteit wordt, per regio als bedoeld in de Loodsenwet, één van de bevoegde autoriteiten in die regio aangewezen. De regionale autoriteiten worden aangewezen in artikel 3. Artikel 4 van deze regeling is gebaseerd op artikel 2, derde lid, van het Loodsplichtbesluit 1995, waarin is bepaald dat door de Minister van Verkeer en Waterstaat aanwijzingen worden gegeven ten aanzien van het opleggen van ad hoc-loodsplicht aan ter plaatse onbekende gezagvoerders van schepen die zand, baggerspecie of grind vervoeren. De in artikel 4 opgenomen criteria zijn opgesteld na overleg met de betrokken bevoegde autoriteiten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven