Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2025, 43 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2025, 43 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken van 9 december 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5985621, gedaan mede namens de Minister van Infrastructruur en Waterstaat;
Gelet op artikel 1065 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 januari 2025, no. W16.24.00354/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, van 11 februari 2025, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 6097826, uitgebracht mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit van 29 november 1996 ter uitvoering van artikel 1065 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 1996, 587) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, wordt «400 rekeneenheden» vervangen door «450 rekeneenheden» en wordt «1.400 rekeneenheden» vervangen door «1.576 rekeneenheden».
2. In het eerste lid, onderdeel a, onder 3°, wordt «1.400 rekeneenheden» vervangen door «1.576 rekeneenheden».
3. In het eerste lid, onderdeel a, onder 4° en 5°, en het tweede lid wordt «200 rekeneenheden» vervangen door «225 rekeneenheden».
4. In het derde lid wordt «400.000 rekeneenheden» vervangen door «450.400 rekeneenheden» en wordt «200.000 rekeneenheden» vervangen door «225.200 rekeneenheden».
B
In artikel 2, eerste lid, wordt «100.000 rekeneenheden» vervangen door «112.600 rekeneenheden» en wordt «2 miljoen rekeneenheden» vervangen door «2.252.000 rekeneenheden».
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt «800 rekeneenheden» vervangen door «900 rekeneenheden» en wordt «2.800 rekeneenheden» vervangen door «3.152 rekeneenheden».
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «2.800 rekeneenheden» vervangen door «3.152 rekeneenheden».
3. In het eerste lid, onderdelen d en e, wordt «400 rekeneenheden» vervangen door «450 rekeneenheden».
4. In het derde lid wordt «10 miljoen rekeneenheden» vervangen door «11.260.000 rekeneenheden».
5. In het vierde lid wordt «400 rekeneenheden» vervangen door «450 rekeneenheden».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 18 februari 2025
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener
Uitgegeven de vijfentwintigste februari 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Het op 27 september 2012 tot stand gekomen Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72) (hierna: het CLNI 2012) regelt de beperking van de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar van een binnenschip. Artikel 20, eerste lid, van het CLNI 2012 bepaalt dat de aansprakelijkheidsgrenzen uit de artikelen 6 tot en met 8 en 10 van het CLNI 2012 elke vijf jaar worden herzien in het licht van het jaarlijks gewogen gemiddelde van de procentuele stijging of daling van de consumptieprijsindex (hierna: de HICP). Als bij de evaluatie wordt vastgesteld dat de HCIP de tien procent heeft overschreden, worden de gewijzigde aansprakelijkheidsgrenzen door de depositaris (de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (hierna: CCR)) aan de Verdragsluitende Staten medegedeeld (zie artikel 20, lid 2, CLNI 2012). Hiervan is thans sprake. Dit besluit, aangeboden mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, zorgt ervoor dat de aansprakelijkheidsgrenzen worden aangepast overeenkomstig de mededeling van de depositaris.
De aansprakelijkheidsgrenzen zijn voor Nederland opgenomen in het Besluit van 29 november 1996 ter uitvoering van artikel 1065 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 1996, 587) (hierna: het Besluit bedragen). De aansprakelijkheidsgrenzen worden uitgedrukt in rekeneenheden. Deze rekeneenheden zijn de bijzondere trekkingsrechten, zoals gedefinieerd door het Internationale Monetaire Fonds (zie artikel 9 van het CLNI 2012). Eén rekeneenheid is thans ongeveer € 1,22 euro.
Uit de mededeling van de CCR volgt dat de huidige aansprakelijkheidsgrenzen met 12,6 procent moeten worden verhoogd en worden afgerond op gehele eenheden. De gewijzigde aansprakelijkheidsgrenzen zijn aangenomen op 1 juni 2024. Op grond van artikel 20, derde lid, van het CLNI 2012 wordt een wijziging negen maanden na de aanvaarding van kracht. Per 1 maart 2025 worden de aansprakelijkheidsgrenzen dus in overeenstemming met de mededeling van de CCR aangepast.
Het besluit zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor de regeldruk. Het CLNI 2012 bevat namelijk geen verplichting voor de scheepseigenaar om zijn aansprakelijkheid te beperken, maar biedt hem de mogelijkheid om dit te doen. Het besluit zal daarnaast naar verwachting hooguit beperkte gevolgen hebben voor de verzekeringspremies. Nederland is ten slotte slechts een klein onderdeel van de regio waarvoor een binnenschip verzekerd zal zijn.
ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Artikel 1 van het Besluit bedragen regelt de algemene aansprakelijkheidsgrenzen in geval er een fonds wordt gevormd voor vorderingen in verband met dood of letsel van personen (personenfonds) en schade aan zaken (zakenfonds), tenzij deze onder het passagiersfonds vallen (zie artikel 2 van het Besluit bedragen). Onderdeel A past de aansprakelijkheidsgrenzen aan.
Voor vorderingen in verband met dood of letsel wordt op grond van het artikel 1, eerste lid, van het Besluit bedragen het bedrag als volgt berekend:
– voor een schip bestemd voor het vervoer van personen of zaken 450 rekeneenheden per kubieke meter waterverplaatsing, onderscheidenlijk per ton laadvermogen van het schip, vermeerderd voor schepen voorzien van mechanische voortbewegingswerktuigen met 1.576 rekeneenheden voor elke kilowatt van het vermogen van de voortbewegingswerktuigen (onderdeel 1);
– voor een duw- of sleepboot 1.576 rekeneenheden voor elke kilowatt van het vermogen van de voortbewegingswerktuigen (onderdeel 2);
– voor een duwboot die gekoppeld is met duwbakken en voor een schip dat voorzien van mechanische voortbewegingswerktuigen andere met dit schip gekoppelde schepen voortbeweegt, moet het bedrag worden vermeerderd met 225 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing van de andere schepen, tenzij de duwboot of het schip hulp heeft verleend aan een of meer van de duwbakken of gekoppelde schepen (onderdeel 3).
Het besluit verhoogt tevens de bedragen opgenomen in artikel 1, tweede lid, van het Besluit bedragen. Het tweede lid bepaalt dat vermeerdering van het personenfonds van de duwboot of het voortbewegende schip (artikel 1, eerste lid, onder a, 4° en 5° van het Besluit bedragen) leidt tot vermindering van het personenfonds voor iedere aan de duwboot gekoppelde duwbak of ieder aan het voortbewegende schip gekoppelde schip. Deze vermeerdering en vermindering worden gewijzigd tot 225 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing.
In artikel 1, derde lid, van het Besluit bedragen is thans een minimumgrens opgenomen: het bedrag van het personenfonds bedraagt ten minste 400.000 rekeneenheden en dat van het zakenfonds 200.000 rekeneenheden. Ook deze aansprakelijkheidsgrenzen worden geïndexeerd (zie artikel 6, eerste lid, onder d, CLNI 2012). Dit leidt ertoe dat het minimumbedrag van het personenfonds niet minder kan zijn dan 450.400 rekeneenheden en het bedrag van het zakenfonds niet minder dan 225.200 rekeneenheden (onderdeel 4).
Artikel 2 van het Besluit bedragen regelt de aansprakelijkheidsgrens in geval er een passagiersfonds wordt gevormd (op grond van artikel 8 CLNI 2012). De aansprakelijkheidsgrens wordt verhoogd van 100.000 naar 112.600 rekeneenheden vermenigvuldigd met het aantal passagiers dat het schip gerechtigd is te vervoeren of het daadwerkelijke aantal passagiers dat werd vervoerd (eerste wijziging, onderdeel B). Verder wordt de minimumgrens van het passagiersfonds verhoogd van 2 miljoen rekeneenheden naar 2.252.000 rekeneenheden (tweede wijziging, onderdeel B).
Artikel 3 van het Besluit bedragen bepaalt hoe de aansprakelijkheidsgrens moet worden berekend als er een personenfonds en/of zakenfonds wordt gevormd en er sprake is van vorderingen wegens schade die uit het transport van gevaarlijke stoffen voortvloeit. Voor vorderingen wegens dergelijke schade moet ingevolge het CLNI 2012 een separaat fonds worden gevormd, waarvan de aansprakelijkheidsgrenzen tweemaal zo hoog zijn als de algemene grenzen ( artikel 7, eerste lid, CLNI 2012). Dit besluit verhoogt de grenzen in artikel 3, eerste lid, van het Besluit bedragen zodanig dat deze het dubbele zijn van de grenzen in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 5°, van het Besluit bedragen (onderdelen 1 tot en met 3).
Er geldt een minimumgrens van 10 miljoen rekeneenheden voor zowel het personen- als het zakenfonds in geval van schade door het transport van gevaarlijke stoffen. Deze minimumgrens wordt verhoogd naar 11.260.000 rekeneenheden (onderdeel 4).
De eventuele vermeerdering van het personenfonds van de duwboot of het voortbewegende schip, en de daarmee verbonden vermindering van het personenfonds voor iedere duwbak of ieder gekoppeld schip, wordt zodanig verhoogd dat deze het dubbele is van de grens in artikel 1, tweede lid, van het Besluit bedragen (onderdeel 5).
Artikel II bepaalt dat dit besluit alleen van toepassing is op aansprakelijkheid die voortvloeit uit ongevallen die hebben plaatsgevonden na inwerkingtreding van het besluit. Hiermee wordt aangesloten bij de overgangsregeling in de Wet van 22 maart 2017, houdende wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uitvoering van het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72) (Stb 2017, 161). Een dergelijke overgangsrechtelijke bepaling is nodig, omdat scheepseigenaren hun verzekerde som pas aanpassen vanaf het moment dat de wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen in werking is getreden. Het zou kunnen voorkomen dat een ongeval plaatsvindt voor inwerkingtreding van dit besluit, maar een beperkingsfonds wordt gevormd na inwerkingtreding. Het beperkingsfonds moet dan kunnen worden gevormd tot de oude aansprakelijkheidsgrenzen, aangezien de scheepseigenaar op het moment van het ongeval voor dit bedrag verzekerd was.
Dit besluit zal op 1 maart 2025 in werking treden. Op deze datum wordt de wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen van kracht voor de verdragsstaten.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-43.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.