Besluit van 4 december 2025 tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de verhoging van de vergoedingen en declareerbare uren voor Pro Justitia rapporteurs en de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs en van het minimumtarief voor tolken 2026 [KetenID WGK028160]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, van 26 september 2025, directie Wetgeving en Juridische zaken, nr. 6735021;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 6, eerste lid, van de Wet tarieven in strafzaken;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 november 2025, nr. W16.25.00290/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, van 28 november 2025, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 6888797;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt «€ 162,63» vervangen door «€ 184,42».

2. In het tweede lid wordt «drieëntwintig uur» vervangen door «zesentwintig uur» en wordt «dertig uur» vervangen door «drieëndertig uur».

3. In het derde lid wordt «zevenentwintig uur» vervangen door «dertig uur» en wordt «vierendertig uur» vervangen door «zevenendertig uur».

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «€ 124,82» vervangen door «€ 141,19».

2. In het tweede lid wordt «vijfentwintig uur» vervangen door «achtentwintig uur» en wordt «eenendertig uur» vervangen door «vierendertig uur».

3. In het derde lid wordt «negenentwintig uur» vervangen door «tweeëndertig uur» en wordt «vijfendertig uur» wordt vervangen door «achtendertig uur».

C

In artikel 4 wordt «€ 62,66» vervangen door «€ 64,66».

D

In artikel 6, aanhef, wordt «€ 162,63» vervangen door «€ 184,42».

E

Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen a en c wordt «€ 162,63» vervangen door «€ 184,42».

2. In onderdeel b wordt «€ 124,82» vervangen door «€ 141,19».

F

In artikel 11, eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 3,78» vervangen door «€ 3,90».

ARTIKEL II

Het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «zesentwintig uur» vervangen door «zevenentwintig uur» en wordt «drieëndertig uur» vervangen door «vierendertig uur».

2. In het derde lid wordt «dertig uur» vervangen door «eenendertig uur» en wordt «zevenendertig uur» vervangen door «achtendertig uur».

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «achtentwintig uur» vervangen door «negenentwintig uur» en wordt «vierendertig uur» vervangen door «vijfendertig uur».

2. In het derde lid wordt «tweeëndertig uur» vervangen door «drieëndertig uur» en wordt «achtendertig uur» vervangen door «negenendertig uur».

ARTIKEL III

  • 1. De in artikel I, onder A, eerste lid, B, eerste lid, D, E en F, vastgestelde tarieven gelden voor opdrachten die zijn verstrekt op of na 1 januari 2026.

  • 2. De in artikel I, onder A, tweede en derde lid, en onder B, tweede en derde lid, vastgestelde maximum aantallen uren die voor vergoeding in aanmerking komen, gelden voor opdrachten die zijn verstrekt op of na 1 januari 2026.

  • 3. De in artikel II vastgestelde maximum aantallen uren die voor vergoeding in aanmerking komen, gelden voor opdrachten die zijn verstrekt op of na 1 januari 2027.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2027.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 december 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A.C.L. Rutte

Uitgegeven de negende december 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: Btis) stelt regels voor tarieven voor vergoedingen voor onder meer Pro Justitia rapporteurs en tolken. Dit wijzigingsbesluit regelt een verhoging van de uurtarieven voor de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs en een verhoging van het maximale aantal uren dat bij het opstellen van rapportages voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast regelt dit besluit de jaarlijkse indexering van de tarieven voor de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs voor hun werkzaamheden, tijdverzuim en reis- en verblijfkosten, en voor tolken voor hun werkzaamheden. Sinds 1 juli 2025 is het mogelijk om de jaarlijkse indexering te regelen bij ministeriële regeling (zie de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 6, eerste en tweede lid, van de Wet tarieven in Strafzaken, en Stb. 2025, 124). Niettemin is de indexering per 1 januari 2026 toch bij deze algemene maatregel van bestuur geregeld. Hiervoor is gekozen om alle voornoemde wijzigingen in eenzelfde wijzigingsbesluit te kunnen opnemen. Dit komt de overzichtelijkheid en transparantie van wijzigingen in het Btis ten goede. Het voornemen bestaat om toekomstige wijzigingen die enkel het doorvoeren van de jaarlijkse indexering van de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs en het minimumtarief voor tolken betreffen bij ministeriële regeling te regelen.

2. Hoofdlijnen van het wijzigingsbesluit

2.1 Verhogingen tarieven en declareerbare uren voor Pro Justitia rapporteurs

Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) kan forensisch gedragsdeskundigen inschakelen indien onderzoek dient te worden gedaan naar de psychische gesteldheid van verdachten in een strafzaak. Deze forensisch gedragsdeskundigen worden ook wel Pro Justitia rapporteurs genoemd. Een Pro Justitia rapporteur is een psychiater of GZ-psycholoog die de NIFP-opleiding tot Pro Justitia rapporteur heeft gevolgd. Zij staan geregistreerd in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD).

Het NIFP kampt al geruime tijd met een tekort aan Pro Justitia rapporteurs. Hierdoor is het moeilijk om rapportageopdrachten adequaat te koppelen aan beschikbare rapporteurs. Dit leidt tot ertoe dat de doorlooptijden voor het opleveren van rapportages te lang zijn en dat minder rapportages kunnen worden opgeleverd dan gewenst. Het tekort aan rapporteurs wordt grotendeels veroorzaakt doordat de (wettelijke) vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs aanzienlijk lager liggen dan de tarieven in de private sector. Daarnaast is de zwaarte van de doelgroep en de complexiteit van de zaken in de afgelopen jaren toegenomen en is sprake van toenemende kwaliteitseisen die aan rapportages worden gesteld. Hierdoor is de druk op Pro Justitia rapporteurs toegenomen en is gebleken dat de declareerbare uren niet in verhouding staan tot de daadwerkelijk benodigde tijd voor het opstellen van een rapportage.

Gelet op het voorgaande is het uurtarief van Pro Justitia rapporteurs (naast de jaarlijkse indexering) verhoogd en is tevens het aantal declareerbare uren per rapportage omhoog gegaan. Het doel is om met de verhoging van de tarieven en de ophoging van het maximum aantal declareerbare uren een reële vergoeding te bieden aan Pro Justitia rapporteurs, zodat nieuwe rapporteurs aan het NIFP kunnen worden gebonden en bestaande rapporteurs behouden blijven. Het gevolg van deze ophoging is dat de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs meer marktconform worden. Daarmee wordt bijgedragen aan het streven om de structurele tekorten aan rapporteurs bij het NIFP te kenteren.

De maximum uurtarieven voor psychiaters zijn verhoogd met 9,89% ten opzichte van de tarieven over het kalenderjaar 2025 en de maximum uurtarieven voor psychologen zijn met 9,61% verhoogd ten opzichte van de tarieven over het kalenderjaar 2025.

Voorts is per 1 januari 2026 het maximum aantal declareerbare uren verhoogd met drie uur. Per 1 januari 2027 komt hier nog een extra declareerbaar uur bij. Een dergelijke aanpassing heeft in de afgelopen jaren niet of nauwelijks plaatsgevonden. Met de in dit besluit opgenomen verhoging wordt deze ontwikkeling van de afgelopen jaren voor een deel gecorrigeerd.

In de artikelsgewijze toelichting wordt met betrekking tot de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs uiteengezet op welke bedragen het verhogingspercentage is toegepast en wat het nieuwe maximum aantal te declareren uren is (Artikel I, onderdelen A, B, D, en E, en Artikel II).

2.2 Indexering vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs

Sinds 1 januari 2018 worden de tarieven voor de vergoedingen voor ProJustitia rapporteurs jaarlijks geïndexeerd. Voor het kalenderjaar 2026 is het indexeringspercentage 3,197%. Dit indexeringspercentage is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector (Centraal Bureau voor de Statistiek, loonontwikkeling cao-sector overheid). Voor de indexering van het kalenderjaar 2026 is de loonontwikkeling in de periode van september 2024 tot en met september 2025 toegepast. Deze indexering is gerealiseerd door wijziging van het Btis. Gebruikelijk is dat het indexeringspercentage wordt toegepast op de tarieven over het voorgaande kalenderjaar, in dit geval 2025. In verband met de aanvullende verhoging die per 1 januari 2026 voor de uurtarieven geldt, is echter eerst de aanvullende verhoging verrekend op de uurtarieven die golden per 1 januari 2025 en is vervolgens op dit verhoogde bedrag het indexeringspercentage toegepast.

In de artikelsgewijze toelichting wordt met betrekking tot de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs uiteengezet op welke bedragen het indexeringspercentage is toegepast (Artikel I, onderdelen A, B, D, E en F).

2.3 Indexering van het minimumtarief voor tolken

Ter verbetering van de algemene positie van tolken zijn per 1 juli 2020 de vaste uurtarieven voor tolken in het Btis vervangen door minimale uurtarieven (Stb. 2020, 220). Per 1 januari 2023 is het minimumtarief voor tolken verhoogd van € 43,89 naar € 55,– per uur. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting op het wijzigingsbesluit waarin deze verhoging is doorgevoerd (Stb. 2022, 471).

In de Kamerbrief van 22 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 29 936, nr. 65) heeft de (toenmalige) minister van Justitie en Veiligheid aangekondigd dat het minimumtarief voor tolken uit het Btis vanaf 2024 jaarlijks zal worden geïndexeerd. Tot 2024 werd de indexering geregeld in de contracten die tolken sluiten met de intermediairs en vond deze op verschillende momenten plaats. Met deze, vanaf 2024 jaarlijkse, indexering van het minimumtarief in het Btis is de indexering geüniformeerd, waardoor er in de praktijk geen verschillen meer ontstaan in het toepasselijke minimumtarief.

Voor het kalenderjaar 2026 zijn de tarieven verhoogd met 3,197% ten opzichte van de tarieven over het kalenderjaar 2025. Dit indexeringspercentage is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector (Centraal Bureau voor de Statistiek, loonontwikkeling cao-sector overheid). Voor de indexering van het kalenderjaar 2026 is de loonontwikkeling in de periode van september 2024 tot en met september 2025 toegepast. Deze indexering is gerealiseerd door wijziging van artikel 4 van het Btis (Artikel I, onderdeel C).

3. Financiële gevolgen

De kosten voor de Pro Justitia rapporteurs worden gefinancierd uit het budget gerechtskosten van het openbaar ministerie en uit het budget van het Directoraat-generaal Straffen en Beschermen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

De kosten voor tolken worden gefinancierd uit verschillende budgetten op de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid (onder meer gerechtskosten en toevoegingen rechtsbijstand).

De dekking van de verhoging van de tarieven van de Pro Justitia-rapporteurs is voorzien in de begroting van het Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving en het Directoraat-generaal Straffen en Beschermen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

De dekking van de indexering voor de Pro Justitia rapporteurs en tolken volgt uit de loon- en prijscompensatie die het ministerie van Justitie en Veiligheid vanuit het ministerie van Financiën ontvangt.

4. Advies en consultatie

Omdat het gaat om wijzigingen waarbij consultatie niet kan leiden tot aanpassing van het voorstel op essentiële punten, is ervoor gekozen het conceptbesluit niet te publiceren op www.internetconsultatie.nl. Om deze reden is het wijzigingsbesluit evenmin in een reguliere consultatieronde aan de gebruikelijke adviesinstanties voorgelegd. Voor wat betreft de indexering geldt dat dit een jaarlijks terugkerende aanpassing van de tarieven is, waarbij het te gebruiken indexeringspercentage afhankelijk is van de loonontwikkeling in de publieke sector. De aanvullende verhogingen (tarieven en declareerbare uren) zijn het gevolg van een hiervoor (beperkt) beschikbaar gesteld budget. De inzet van dit beschikbaar gestelde budget is besproken en afgestemd met het NIFP, de Dienst Justitiële Inrichtingen en het openbaar ministerie. Daarnaast is in het bijzonder het NIFP betrokken geweest bij het bepalen van de verdeling van het in te zetten budget. In voornoemde overleggen is de verdeling tussen de stijging van de tarieven en het aantal te declareren uren, zoals opgenomen in onderhavig besluit, overeengekomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

De maximale vergoeding van werkzaamheden verricht door psychiaters, opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, is verhoogd met 9,89% ten opzichte van de tarieven over het kalenderjaar 2025. Op dit verhoogde tarief is vervolgens het indexeringspercentage toegepast van 3,197% (dat is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector in de periode van september 2024 tot en met september 2025).

De maxima voor het aantal te declareren uren, opgenomen in artikel 2, tweede en derde lid, zijn telkens verhoogd met drie uur.

Onderdeel B

De maximale vergoeding van werkzaamheden verricht door psychologen, opgenomen in artikel 3, eerste lid, is verhoogd met 9,61% ten opzichte van de tarieven over het kalenderjaar 2025. Op dit verhoogde tarief is vervolgens het indexeringspercentage toegepast van 3,197% (dat is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector in de periode van september 2024 tot en met september 2025).

De maxima voor het aantal te declareren uren, opgenomen in artikel 3, tweede en derde lid, zijn telkens verhoogd met drie uur.

Onderdeel C

De minimale uurtarieven voor tolken zijn opgenomen in artikel 4 van het Btis. Met dit onderdeel is het oude minimale uurtarief van € 62,66 geïndexeerd naar het minimale uurtarief van € 64,66. Dit is gebeurd aan de hand van het indexeringspercentage van 3,197%, dat is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector in de periode van september 2024 tot en met september 2025.

De minimale vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor tolken in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van het Btis is ongewijzigd gebleven. Zowel voor het minimale uurtarief als voor de minimale vergoeding voor reis- en verblijfkosten geldt dat in de onderhandelingen tussen tolk en intermediair hogere vergoedingen kunnen worden afgesproken.

Onderdeel D

De maximale vergoeding van werkzaamheden verricht door deskundigen voor wie in het Btis geen speciaal tarief is bepaald (artikel 6) is verhoogd met 9,89% ten opzichte van de tarieven over het kalenderjaar 2025. Op dit verhoogde tarief is vervolgens het indexeringspercentage toegepast van 3,197% (dat is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector in de periode van september 2024 tot en met september 2025).

Onderdeel E
Subonderdeel 1

Op de maximale vergoeding voor tijdverzuim van psychiaters en deskundigen voor wie geen bijzonder tarief is bepaald (artikel 8, eerste lid, onderdelen a, en c) is eveneens het verhogingspercentage van 9,89% toegepast. Op dit verhoogde tarief is vervolgens het indexeringspercentage toegepast van 3,197% (dat is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector in de periode van september 2024 tot en met september 2025).

Subonderdeel 2

Op de maximale vergoeding voor tijdverzuim van psychologen (artikel 8, eerste lid, onderdeel b) is het verhogingspercentage van 9,61% toegepast. Op dit verhoogde tarief is vervolgens het indexeringspercentage toegepast van 3,197% (dat is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector in de periode van september 2024 tot en met september 2025).

Onderdeel F

Tot slot is de vergoeding voor reis- en verblijfkosten van psychiaters (artikel 11, eerste lid, onderdeel a, Btis) met het indexeringspercentage van 3,197% (dat is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector in de periode van september 2024 tot en met september 2025) verhoogd.

Artikel II

De maxima voor het aantal te declareren uren, opgenomen in artikel 2, tweede en derde lid, en artikel 3, tweede en derde lid, zijn telkens verhoogd met één uur.

Artikel III

Omdat er met betrekking tot de opdrachten voor Pro Justitia rapporteurs zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet tarieven in strafzaken enige tijd kan verstrijken vanaf het moment van aanvaarding van een opdracht en het afronden van de werkzaamheden, is in dit artikel verduidelijkt per wanneer de nieuwe tarieven en de nieuwe aantallen voor de maximaal te declareren uren gelden.

Eerste lid

In het eerste lid van artikel III is bepaald dat de in artikel I, onder A, eerste lid, B, eerste lid, D, E en F, vastgestelde tarieven gelden voor opdrachten die zijn verstrekt op of na 1 januari 2026.

Tweede en derde lid

Uit het tweede en derde lid van artikel III volgt per wanneer de in artikel I, onder A, tweede en derde lid, en onder B, tweede en derde lid, en artikel II vastgestelde maximum aantallen uren die voor vergoeding in aanmerking komen gelden. Voor de in artikel I, onder A, tweede en derde lid, en onder B, tweede en derde lid, vastgestelde maximum aantallen uren is dit 1 januari 2026 en voor de in artikel II vastgestelde maximum aantallen uren 1 januari 2027.

Artikel IV

In artikel IV is bepaald dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 januari 2026, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2027.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A.C.L. Rutte

Naar boven