Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2022, 471 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2022, 471 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 4 oktober 2022, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4238597, gedaan mede namens Onze Minister voor Rechtsbescherming;
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 6, eerste lid, van de Wet tarieven in strafzaken;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 oktober 2022, nr. W16.22.00129/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 14 november 2022, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4297419, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Rechtsbescherming;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, wordt «€ 136,19» vervangen door «€ 142,75».
B
In artikel 3, eerste lid, wordt «€ 104,53» vervangen door «€ 109,56».
C
In artikel 4 wordt «€ 43,89» vervangen door «€ 55,–»
D
In artikel 6, aanhef, wordt «€ 136,19» vervangen door «€ 142,75».
E
Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a en c wordt «€ 136,19» vervangen door «€ 142,75».
2. In onderdeel b wordt «€ 104,53» vervangen door «€ 109,56».
F
In artikel 11, eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 3,17» vervangen door «€ 3,32».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 november 2022
Willem-Alexander
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Uitgegeven de achtentwintigste november 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Dit besluit regelt de verhoging van het minimumtarief voor tolken, waaronder tolken gebarentaal, zoals bepaald in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: Btis). In de Kamerbrieven van 13 april en 22 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 29 936, nrs. 63 en 65) is aangekondigd het minimumtarief voor tolken per 1 januari 2023 te verhogen van € 43,89 naar € 55,–. Daarnaast regelt dit besluit de jaarlijkse indexering van de tarieven, zoals bepaald in het Btis, voor de vergoedingen voor psychiaters en psychologen (Pro Justitia rapporteurs) voor de werkzaamheden die op grond van de Wet tarieven in strafzaken (hierna: Wtis) worden uitgevoerd.
Het Btis stelt regels over de vergoedingen die tolken ontvangen voor werkzaamheden in strafrechtelijke procedures. Deze regels zijn van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden die tolken verrichten in beroepsprocedures bij de bestuursrechter (artikel 8:36, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht). In het kader van het programma «Tolken in de toekomst», is gewerkt aan een verbeterde systematiek om o.a. te komen tot een volwassen markt voor tolkdiensten. Daarnaast wordt met de aanbestedingen ingezet op marktverbreding. Hierbij zijn onder meer per 1 juli 2020 de vaste uurtarieven voor tolken in het Btis vervangen door minimale uurtarieven (Stb. 2020, 220). Deze overgang biedt de zelfstandig werkende tolken de mogelijkheid om met intermediairs te onderhandelen over (hogere) tarieven, op basis van vraag en aanbod en de gevraagde expertise. Hiermee is het voor tolken beter mogelijk geworden om een passende vergoeding overeen te komen op basis van vraag en aanbod en eventuele kwalificaties en specialisaties van de tolk. Het invoeren van een minimumtarief diende tevens ter bescherming van de positie van tolken en vertalers, omdat het een ondergrens biedt voor een redelijke beloning, hetgeen uiteindelijk de continuïteit van de verlening van deze dienst eveneens ten goede komt. Sinds 1 juli 2020 worden er meer contracten voor de tolkdienstverlening aanbesteed en is dientengevolge in de praktijk een voorzichtige stijging waar te nemen van het aantal aanbieders die zich inschrijven op de tolkdienstverlening van de Rijksoverheid.
Tijdens het programma «Tolken in de toekomst» is er veel aandacht besteed aan de tarieven, omdat dit een belangrijke zorg was en is van de beroepsgroep. Voorheen was er namelijk voor een groot deel sprake van een vast tarief dat langere tijd niet was geïndexeerd. In de Kamerbrief van 7 december 2021 (Kamerstukken 2021/22, 29 936, nr. 61) is nogmaals stil gestaan bij de geschiedenis. Hoewel de informatie die zichtbaar werd uit de eerste contracten nog preliminair was en een te beperkt beeld gaf, leken de tarieven van de tolken gemiddeld genomen licht te stijgen en de marges van de intermediairs licht te dalen ten opzichte van de situatie voor de aanbestedingen. Desondanks kunnen er ook tolken zijn die er met de aanbestedingen niet op vooruit zijn gegaan aangezien uitgegaan is van een gemiddelde en sommige tolken reeds meer verdienden.
Tegelijkertijd is gebleken dat de implementatie van de stelselherziening uit het programma «Tolken in de toekomst» meer tijd vergt dan aanvankelijk werd gedacht. In afwachting van aanbestedingen, huurt een aantal organisaties daarom nog tolken rechtstreeks in. Voor die organisaties is het onuitvoerbaar gebleken om, vooruitlopend op de aanbestedingen, met individuele tolken over de vergoeding te onderhandelen.
Hierdoor groeien de vergoedingen voor tolken in de praktijk minder snel dan wenselijk werd geacht en ontvangt een aantal tolken nu tijdelijk nog het oude vaste tarief. Dat leidt ertoe dat een aantal van hen het werk voor de overheid op dit moment weigert, waarvan de uitvoering last ondervindt. Om de verwachtingen van de markt te sturen, is in de Kamerbrieven van 13 april en 22 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 29 936, nrs. 63 en 65) aangekondigd dat het minimumtarief voor tolken per 1 januari 2023 van € 43,89 naar € 55,– per uur wordt verhoogd. Die verhoging is met onderhavige wijziging van het Btis gerealiseerd.
De verhoging van het minimumtarief naar € 55,– per uur is mede gebaseerd op een studie van SEO Economisch Onderzoek (C. Behrens & B. Tieben, Economische effecten tolkenscenario’s, notitie SEO Economisch Onderzoek. Amsterdam 2022. De studie is openbaargemaakt als bijlage bij de eerdergenoemde Kamerbrief van 13 april 2022) (hierna: SEO). SEO concludeert dat een verhoging van het minimumtarief de beste mogelijkheid biedt om de positie van de tolken te verbeteren. Het gekozen bedrag van € 55,– per uur sluit aan op het bedrag dat SEO in de uitwerking van verschillende scenario’s heeft benoemd. Tevens sluit dit bedrag aan op de berekeningen die zijn gemaakt bij de begrotingsbehandeling 2022 naar aanleiding van een schriftelijke vraag van de vaste commissie Justitie en Veiligheid wat het geïndexeerde uurtarief voor tolken zou zijn. Desondanks is deze verhoging nadrukkelijk geen indexatie van het minimumtarief. In de praktijk kan, aan de hand van vraag en aanbod, een hoger tarief tot stand komen in de onderhandelingen tussen de intermediairs en de individuele tolk. Het minimumtarief is en blijft een bodembedrag. Het stelsel kan zich dus boven het nieuwe minimumtarief verder ontwikkelen. De tarieven worden tevens toegevoegd aan de monitoring om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de vergoedingen van intermediairs aan tolken.
Naast de verhoging van het minimumtarief per 1 januari 2023 is in de Kamerbrief van 22 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 29 936, nr. 65) aangekondigd dat het minimumtarief voor tolken uit het Btis vanaf 2024 jaarlijks zal worden geïndexeerd. Dit zal op eenzelfde wijze geschieden als voor de Pro Justitia rapporteurs. Op dit moment is de indexering geregeld in de contracten die tolken sluiten met de intermediairs en vindt deze op verschillende momenten plaats. Met een jaarlijkse indexering van het minimumtarief in het Btis wordt de indexering geüniformeerd, waardoor er in de praktijk geen verschillen meer ontstaan over het toepasselijke minimumtarief.
In dit besluit is geen verhoging van de minimale tarieven voor vertalers doorgevoerd (artikel 5 van het Btis). In navolging van de motie Van Nispen (Kamerstukken II 2021/22, 29 936, nr. 67) vindt op dit moment onderzoek plaats naar de vergoedingen voor vertalers. Afhankelijk van de resultaten uit dit onderzoek naar de vertaalmarkt zal bezien worden of nieuwe besluitvorming noodzakelijk is. De minister informeert in september 2022 de Tweede Kamer over de uitvoering van deze motie.
Sinds 1 januari 2018 worden de tarieven voor de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs jaarlijks geïndexeerd. Voor het kalenderjaar 2023 zijn de tarieven verhoogd met 4,813 % ten opzichte van de tarieven over het kalenderjaar 2022. Dit indexeringspercentage is gebaseerd op de loonontwikkeling in de publieke sector (Centraal Bureau voor de Statistiek, loonontwikkeling cao-sector overheid). Voor de indexering van het kalenderjaar 2023 is de loonontwikkeling in de periode van september 2021 tot en met september 2022 toegepast. Deze indexering is gerealiseerd door wijziging van het Btis.
De kosten van de deskundigen in strafzaken worden gefinancierd uit het budget gerechtskosten van het openbaar ministerie. Voor de betrokken organisaties (onder andere OM, Rechtspraak, rechtsbijstand, politie, IND) zal de tariefstijging van tolken opgevangen worden binnen de begroting van de betreffende organisaties.
De minimale uurtarieven voor tolken zijn opgenomen in artikel 4 van het Btis. In dit artikel is het oude minimale uurtarief van € 43,89 per uur verhoogd naar € 55,– per uur. De minimale vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor tolken in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van het Btis is ongewijzigd gebleven. Zowel voor het minimale uurtarief als voor de minimale vergoeding voor reis- en verblijfkosten geldt dat in de onderhandelingen tussen tolk en intermediair hogere vergoedingen kunnen worden afgesproken.
Met betrekking tot de vergoedingen voor Pro Justitia rapporteurs is het indexeringspercentage van 4,813 % toegepast op de volgende bedragen:
– De maximale vergoeding voor werkzaamheden van psychiaters en psychologen (artikelen 2, eerste lid, onderdelen a en b, en 3, eerste lid, Btis);
– De maximale vergoeding voor werkzaamheden van deskundigen voor wie in het Btis geen speciaal tarief is bepaald (artikel 6 Btis);
– De maximale vergoeding voor tijdverzuim van psychologen, psychiaters en deskundigen voor wie geen bijzonder tarief is bepaald (artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en c, Btis);
– De vergoeding voor reis- en verblijfkosten van psychiaters (artikel 11, eerste lid, onderdeel a, Btis).
Omdat er met betrekking tot de opdrachten voor Pro Justitia rapporteurs zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, Wtis enige tijd kan verstrijken vanaf het moment van aanvaarding van een opdracht en het afronden van de werkzaamheden, is in dit artikel verduidelijkt dat de nieuwe, geïndexeerde tarieven gelden voor opdrachten die op of na 1 januari 2023 zijn verstrekt. Het hogere minimumtarief voor tolken geldt onmiddellijk na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C.
Omdat dit besluit de indexering van de tarieven voor Pro Justitia rapporteurs voor het gehele kalenderjaar 2023 regelt en de nieuwe tarieven ingevolge artikel II gelden voor de opdrachten die op of na 1 januari 2023 zijn verstrekt, is het wenselijk dat dit besluit op 1 januari 2023 in werking treedt.
Met betrekking tot de verhoging van het minimumtarief voor tolken is het wenselijk dat dit besluit op 1 januari 2023 in werking treedt vanwege de uitvoerbaarheid in relatie tot reeds lopende overeenkomsten en reeds lopende aanbestedingen.
Deze nota van toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister voor Rechtsbescherming.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-471.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.