Besluit van 19 november 2025 tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met het invoeren van het burgerservicenummer en de voorzieningen van de digitale overheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES) [KetenID WGK026949]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 juli 2025, nr. 2025-0000412986;

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 8, vijfde lid, 16, eerste lid, en 22, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de artikelen 10, tweede lid, 11, derde lid, en 30a, derde lid, van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES, de artikelen 1.10, 2.84, tweede lid, j° 2.7, tweede lid, 2.37c, vierde lid, en 3.12, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen en artikel 3, tweede en derde lid, van de Wet digitale overheid;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 2025, nr. W04.25.00187/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 november 2025, nr. 2025-0000637378;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit burgerservicenummer wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, onderdeel c, en 3, onderdeel b, wordt na «het college van burgemeester en wethouders» ingevoegd «of het bestuurscollege».

B

In artikel 1, onderdeel c, wordt «artikel 8, vierde en vijfde lid, van de wet» vervangen door «artikel 8, vijfde en zesde lid, en artikel 22, tweede lid, in samenhang met artikel 8, vijfde en zesde lid, van de wet».

C

In artikel 3, onderdeel g, wordt «of een college van burgemeester en wethouders» vervangen door «of van een college van burgemeester en wethouders of een bestuurscollege».

D

In de artikelen 9, tweede lid, en 10 wordt na «een college van burgemeester en wethouders» ingevoegd «of een bestuurscollege».

E

In de artikelen 10, 11, eerste lid, en 12, eerste lid, wordt «artikel 8 van de wet» vervangen door «artikel 8 of artikel 22 van de wet».

F

In bijlage 2, onder l, en bijlage 3, onder m, wordt «artikel 2.59 of artikel 2.81, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen» vervangen door «artikel 2.59, artikel 2.81, tweede lid, of artikel 2.84, eerste lid, onderdeel b, onder 3o, van de Wet basisregistratie personen».

ARTIKEL II

Het Besluit basisadministraties persoonsgegevens BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16, derde lid, wordt «artikel 27a, eerste lid, van de wet» vervangen door «artikel 27b, eerste lid, van de wet».

B

Artikel 18 komt te vervallen.

C

Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden: «Hoofdstuk IV. Toezicht, overgangs- en slotbepalingen».

D

Na artikel 32 wordt in hoofdstuk 4 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33

  • 1. De onderzoeken, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de wet, geschieden jaarlijks, uiterlijk op een door Onze Minister vast te stellen tijdstip.

  • 2. De uitvoering van deze onderzoeken geschiedt met behulp van een door Onze Minister beschikbaar gesteld evaluatie-instrument.

  • 3. Onze Minister verstrekt ten behoeve van het onderzoek door een bestuurscollege aan het college een op de ingezetenen van het openbaar lichaam betrekking hebbend overzicht van aandachtspunten.

  • 4. De uittreksels, bedoeld in artikel 30a, tweede lid, van de wet, bevatten de geaggregeerde resultaten van het onderzoek. Bij regeling van Onze Minister wordt voor de verschillende typen uittreksels het aggregatieniveau bepaald.

  • 5. De uittreksels worden jaarlijks uiterlijk op een door Onze Minister vast te stellen tijdstip verzonden.

  • 6. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de uitvoering van de onderzoeken en de inhoud van de uittreksels.

E

In bijlage I wordt «ID-nummer» vervangen door «burgerservicenummer» en «ID-nummers» door «burgerservicenummers».

F

In bijlage II, onder A, komt onderdeel «3.» te vervallen, onder vernummering van «4.» tot «3.».

ARTIKEL III

Het Besluit basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 28e, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a,» ingevoegd «artikel 2.69, eerste lid, onderdeel a, of artikel 2.84, eerste lid, onderdeel a,»

2. In onderdeel a, onder 3°, wordt na «niet-ingezetene» ingevoegd «of het adres bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, en tweede lid, van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES».

3. In onderdeel b wordt «en artikel 2.69, eerste lid, onderdeel b, van de wet» vervangen door «artikel 2.69, eerste lid, onderdeel b, en artikel 2.84, eerste lid, onderdeel b, van de wet».

B

Aan hoofdstuk 2 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

Afdeling 3. Ingezetenen van een openbaar lichaam

Artikel 36a
  • 1. De in artikel 2.84, eerste lid, onderdeel a, van de wet bedoelde algemene gegevens over ingezetenen van een openbaar lichaam zijn als zodanig nader bepaald in de tabel die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd.

  • 2. De in artikel 2.84, eerste lid, onderdeel b, van de wet genoemde administratieve gegevens worden nader bepaald bij regeling van Onze Minister.

C

Bijlage 1 wordt vervangen door de bijlage, opgenomen als bijlage A bij dit besluit.

D

Aan bijlage 2 wordt een rij toegevoegd, luidende:

11

De uitwisseling van berichten tussen de centrale voorzieningen en de verstrekkingenvoorziening, bedoeld in artikel 3a van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES.

E

Aan bijlage 6 wordt een rij toegevoegd, luidende:

Gegevens over het burgerservicenummer van de ingeschrevene, met dien verstande dat geen gegevens over een burgerservicenummer worden verstrekt aan de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten

X

X

X

X

ARTIKEL IV

Het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «publieke media-instellingen» ingevoegd «als».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een omroepinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Mediawet BES.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan de artikelen 3 en 4 wordt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba uiterlijk 1 januari 2030 voldaan.

ARTIKEL V

Artikel 2 van het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op bestuursorganen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES, voor zover het gaat om organen van rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

ARTIKEL VI

  • 1. Dit besluit, met uitzondering van de artikelen II, onderdelen C en D, IV en V, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 11 november 2025.

  • 2. De artikelen II, onderdelen C en D, IV en V van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 november 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Herstel Groningen, Koninkrijksrelaties en Digitalisering E. van Marum

Uitgegeven de vijfde december 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

Bijlage A, behorende bij artikel III, onderdeel C, van het Besluit invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES

Bijlage 1. Algemene en authentieke gegevens

Bijlage bij de artikelen 2, 23, 32 en 36a

Categorie gegevens

Subcategorie gegevens

Gegeven

Ingezetenen

Niet-ingezetenen

Ingezetenen van een openbaar lichaam

Authentiek

Gegevens over de burgerlijke staat

Naam

geslachtsnaam

x

x

x

x

voornamen

x

x

x

x

adellijke titel of predicaat

x

x

x

Geboorte

geboortedatum

x

x

x

x

geboorteplaats

x

x

x

x

geboorteland of -gebied

x

x

x

x

Geslacht

 

x

x

x

x

Ouders

geslachtsnaam

x

x

voornamen

x

x

adellijke titel of predicaat

x

geslacht

x

geboortedatum

x

x

geboorteplaats

x

geboorteland of -gebied

x

Huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerdere geregistreerde partnerschappen

aanduiding huwelijk of geregistreerd partnerschap

x

x

datum huwelijkssluiting of datum aangaan geregistreerd partnerschap

x

x

plaats huwelijkssluiting of plaats aangaan geregistreerd partnerschap

x

land of gebied huwelijkssluiting of aangaan geregistreerd partnerschap

x

huwelijksontbinding of ontbinding geregistreerd partnerschap en reden daarvan, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap

x

datum ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap

x

x

plaats ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap

x

land of gebied ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap

x

Echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners

geslachtsnaam

x

x

voornamen

x

x

adellijke titel of predicaat

x

geslacht

x

geboortedatum

x

x

geboorteplaats

x

geboorteland of -gebied

x

Kinderen

geslachtsnaam

x

x

voornamen

x

x

adellijke titel of predicaat

x

geboortedatum

x

x

geboorteplaats

x

geboorteland of -gebied

x

 

Overlijden

overlijdensdatum

x

x

x

x

plaats overlijden

x

x

x

land of gebied overlijden

x

x

x

Data ingang en beëindiging rechtsgeldigheid gegevens

datum ingang rechtsgeldigheid

x

x

x

x

datum beëindiging rechtsgeldigheid

x

x

x

x

Gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn

 

geslachtsnaam

x

voornamen

x

 

geboortedatum

x

geboorteplaats

x

geboorteland of -gebied

x

datum ingang gegeven

x

datum beëindiging gegeven

x

Gegevens over curatele

 

curatele

x

datum ingang rechtsgeldigheid

x

datum beëindiging rechtsgeldigheid

x

Gegevens over het gezag dat over de minderjarige wordt uitgeoefend

 

de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene (mede) door één ouder, dan wel door beide ouders wordt uitgeoefend, alsmede de aanduiding welke ouder(s) het betreft

x

de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene (mede) door één derde of twee derden tezamen wordt uitgeoefend, dan wel dat over de ingeschrevene tijdelijke of voorlopige voogdij wordt uitgeoefend

x

datum ingang rechtsgeldigheid

x

datum beëindiging rechtsgeldigheid

x

Gegevens over de nationaliteit

 

nationaliteit of nationaliteiten, dan wel een aanduiding dat de betrokkene geen nationaliteit bezit, of een aanduiding dat de nationaliteit van de betrokkene niet kan worden vastgesteld

x

x

x

x

de aantekening dat op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit

x

x

x

x

de aantekening dat de betrokkene op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander behandeld wordt

x

x

x

x

datum ingang rechtsgeldigheid

x

x

x

datum beëindiging rechtsgeldigheid

x

x

x

Gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling

 

de aantekening in verband met het verblijfsrecht

x

x

 

x

datum ingang verblijfsrecht

x

x

 

x

datum beëindiging verblijfsrecht

x

x

 

x

datum mededeling gegeven

x

x

 

Gegevens over de bijhoudingsgemeente en het adres in die gemeente alsmede over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland

Bijhoudingsgemeente

gemeente

x

x

datum aanvang adreshouding in de gemeente

x

Adres1

functie van het adres

x

gemeente

x

x

woonplaats

x

x

straatnaam en zo nodig deel van een gemeente

x

x

huisnummer

x

x

locatie ten opzichte van adres

x

x

huisletter

x

x

huisnummertoevoeging

x

x

locatiebeschrijving en zo nodig deel van een gemeente

x

x

postcode

x

datum aanvang adreshouding

x

datum ingang rechtsgeldigheid

x

Verblijf in Nederland

datum aanvang verblijf

x

vorig land of gebied van verblijf

x

Vertrek uit Nederland

datum vertrek

x

volgend land of gebied van verblijf

x

eerste adres van verblijf in het volgend land of gebied van verblijf

x

Gegevens over het woonadres van de niet-ingezetene

 

woonadres

x

 

datum ingang rechtsgeldigheid

x

 

datum beëindiging rechtsgeldigheid

x

 

Gegevens over het woonadres van de ingezetene van een openbaar lichaam

 

woonadres

 

x

datum ingang rechtsgeldigheid

 

x

datum beëindiging rechtsgeldigheid

 

x

Gegevens over het tijdelijk verblijfsadres

Tijdelijk verblijfsadres

gemeente

x

 

woonplaats

x

 

straatnaam en zo nodig deel van een gemeente

x

 

huisnummer

x

 

huisletter

x

 

huisnummertoevoeging

x

 

postcode

x

 

datum ingang rechtsgeldigheid

x

 

datum beëindiging rechtsgeldigheid

x

 

Contactgegevens

 

telefoonnummer

x

 

e-mailadres

x

 

datum ingang gegeven

x

 

Gegevens over het burgerservicenummer van de ingeschrevene

 

burgerservicenummer ingeschrevene

x

x

x

x

datum van kracht worden van het burgerservicenummer

x

x

x

datum beëindiging van het burgerservicenummer

x

x

x

Gegevens over de burgerservicenummers van de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten of eerdere geregistreerde partners en de kinderen

 

burgerservicenummer ouder

x

x

burgerservicenummer echtgenoot dan wel geregistreerde partner

x

x

burgerservicenummer eerdere echtgenoot

x

x

burgerservicenummer eerdere geregistreerde partner

x

x

burgerservicenummer kind

x

x

data van kracht worden burgerservicenummers

x

data beëindiging burgerservicenummers

x

Gegevens over het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner

 

naamgebruik

x

x

datum ingang van het gegeven over het naamgebruik

x

datum beëindiging van het gegeven over het naamgebruik

x

Gegevens die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de Kieswet

 

aanduiding omtrent het Europees kiesrecht

x

datum verzoek of mededeling Europees kiesrecht

x

einddatum uitsluiting Europees kiesrecht

x

aanduiding omtrent de uitsluiting van het kiesrecht

x

einddatum uitsluiting kiesrecht

x

de plaats, bedoeld in artikel Y 32, tweede lid, van de Kieswet

x

Gegevens die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de Paspoortwet

Gegevens omtrent het reisdocument

soort Nederlands reisdocument

x

documentnummer Nederlands reisdocument

x

datum van verstrekking Nederlands reisdocument

x

autoriteit die het Nederlands reisdocument heeft verstrekt

x

datum einde van de geldigheidsduur Nederlands reisdocument

x

datum inhouding, vermissing dan wel van rechtswege verval Nederlands reisdocument

x

aanduiding inhouding, vermissing dan wel van rechtswege verval Nederlands reisdocument

x

signalering met betrekking tot verstrekking of inhouding Nederlands reisdocument

x

datum ingang rechtsgeldigheid gegeven

x

X Noot
1

Het adres is alleen een authentiek gegeven voor zover het een woonadres betreft.

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Dit besluit vloeit voort uit de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES. Het doel van deze wet is om de digitale overheidsdienstverlening aan burgers en bedrijven in Caribisch Nederland zoveel mogelijk op een gelijkwaardig niveau als in Europees Nederland te brengen. Het gaat hierbij zowel om lokale (Caribisch Nederlandse) als om landelijke (Europees Nederlandse) dienstverlening aan burgers en bedrijven in Caribisch Nederland. De wet bewerkstelligt dat:

  • (1) alle geregistreerde inwoners van Caribisch Nederland over een burgerservicenummer (hierna: BSN) beschikken;

  • (2) overheidsorganen in Caribisch Nederland gerechtigd zijn om het BSN te verwerken;

  • (3) het BSN wordt opgenomen in de basisadministratie persoonsgegevens van een openbaar lichaam (hierna: Bap BES) en in de basisregistratie personen (hierna: BRP);

  • (4) de voorzieningen van de digitale overheid, zoals DigiD, in Caribisch Nederland beschikbaar zijn.

Voor een toelichting over de aanleiding, doelstellingen en gevolgen van de invoering van het BSN en de voorzieningen van de digitale overheid in Caribische Nederland, wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de wet.1

2. Inhoud

De Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES vraagt om uitwerking van een aantal van de daarin vervatte wijzigingen in het Besluit burgerservicenummer, het Besluit basisadministraties persoonsgegevens BES (hierna: Besluit bap BES), het Besluit basisregistratie personen (hierna: Besluit BRP), het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid en het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties. Het onderhavige besluit voorziet primair in de wijzigingen op het niveau van een algemene maatregel van bestuur die het gevolg zijn van de wijzigingen in de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb), de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES (Wet bap BES), de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) en de Wet digitale overheid (Wdo) in verband met de invoering van het BSN en de voorzieningen van de digitale overheid in Caribisch Nederland. Daarnaast voorziet dit besluit in het herstel van een omissie in het Besluit BRP en het Besluit bap BES. In deze paragraaf worden de wijzigingen toegelicht.

2.1 Wijziging Besluit burgerservicenummer

De wijziging van het Besluit burgerservicenummer bewerkstelligt dat de regels die in verband met de toekenning en het gebruik van het BSN gelden voor het college van burgemeester en wethouders (hierna: college van B&W), overeenkomstig gelden voor de bestuurscolleges van de openbare lichamen. Het bestuurscollege is als gevolg van de Wabb immers net als het college van B&W belast met de toekenning van het BSN aan de eigen inwoners (van het openbaar lichaam).2 Het Besluit burgerservicenummer bepaalt nu dat de systeembeschrijving ook een beschrijving omvat van de wijze waarop de beheervoorziening het geautomatiseerde systeem van bestuurscollege in staat stelt, aan te sluiten op de beheervoorziening, alsmede van de beveiliging van de aansluiting op de beheervoorziening (artikel 3, onderdeel g). Artikel 8 van het Besluit burgerservicenummer stelt regels over het gebruik van de beheervoorziening BSN. Hiertoe dient een gebruiker (een organisatie die het BSN in zijn werkprocessen gebruikt) te beschikken over een geautomatiseerd systeem dat in staat is met de beheervoorziening te communiceren. De gebruiker kan aan deze verplichting op vele manieren invulling geven, mits de verbinding en de gegevensuitwisseling met de beheervoorziening voldoen aan hetgeen daarover in de systeembeschrijving is vastgelegd. Daarom bevat de bepaling een zorgplicht terzake. De Minister van BZK biedt gebruikers (test)faciliteiten aan, waarmee zij kunnen nagaan of hun geautomatiseerde systemen geschikt zijn voor aansluiting op de beheervoorziening. Artikel 9 van het Besluit burgerservicenummer bevat een vergelijkbare bepaling met betrekking tot de aansluiting op de beheervoorziening en is voortaan ook van toepassing op bestuurscolleges in het kader van de toekenning van BSN’s.

In artikel 10, in de bijlage bij artikel 11 (bijlage 2) en in artikel 12 van het Besluit burgerservicenummer zijn de gegevens vermeld, die door de minister aan het bestuurscollege worden verstrekt in verband met de toekenning van BSN’s. Zo krijgt het bestuurscollege via de beheervoorziening antwoord op de vraag of aan een bepaalde persoon reeds een BSN is toegekend. Indien de persoon wordt herkend in de BRP, wordt een aantal persoonsgegevens aan het college verstrekt. Aan de hand daarvan kan het bestuurscollege nagaan of het inderdaad dezelfde persoon betreft, en welk nummer aan deze persoon is toegekend.

In de artikelen 13 tot en met 16 van het Besluit burgerservicenummer worden nadere regels gesteld over de verstrekking van gegevens aan gebruikers. Deze artikelen zijn onverkort van toepassing op de verstrekking van gegevens aan gebruikers in Caribisch Nederland. In bijlage 3 (die geen wijziging behoefde) zijn de gegevens vermeld, die worden verstrekt in antwoord op de volgende vragen:

  • 1. Is aan een bepaalde persoon een BSN toegekend, en zo ja, welk BSN?

  • 2. Aan welke persoon is een bepaald BSN toegekend?

Op beide vragen wordt, als de persoon wordt herkend in de BRP, als antwoord de in bijlage 3 vermelde standaard-gegevensverzameling aan de gebruiker gemeld (uiteraard voor zover de gegevens op de desbetreffende persoon van toepassing zijn).

2.2 Wijziging Besluit basisadministraties persoonsgegevens BES

Op grond van artikel II, onderdeel B, van de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES is het ID-nummer in de basisadministraties persoonsgegevens BES vervangen door het BSN. Wijziging van het Besluit bap BES is noodzakelijk om de daarin opgenomen verwijzingen naar het ID-nummer te schrappen dan wel te vervangen door een verwijzing naar het BSN. Voorzien is overigens dat het ID-nummer tijdelijk naast het BSN in de Bap BES blijft staan.3 De reden hiervoor is dat afnemers van de Bap BES enige tijd nodig zullen hebben om de eigen systemen aan te passen op de invoering van het BSN; in die periode zal het ID-nummer nog een functie hebben.

In de tweede plaats is wijziging van het Besluit bap BES nodig om nadere regels te stellen over de uitvoering van de zelfevaluatie door het bestuurscollege. De verplichte zelfevaluatie is met de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES ingevoerd als kwaliteitsinstrument in de Wet bap BES. Dit instrument bestond al als verplichting voor de BRP voor gemeenten in Europees Nederland. Net als de colleges van burgemeester en wethouders worden de bestuurscolleges wettelijk verplicht om ten aanzien van de basisadministratie periodiek onderzoek te doen naar de inrichting, de werking en de beveiliging van de technische voorziening, alsmede naar de juistheid van de gegevensverwerking (bijhouding en verstrekking). Het nieuwe artikel 33 van het Besluit bap BES stelt nadere regels over de periodiciteit en de uitvoering van de onderzoeken. Dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 47 van het Besluit BRP, waarin gelijksoortige regels zijn gesteld over de uitvoering van BRP-zelfevaluaties door colleges van B&W. In het eerste lid is bepaald dat de onderzoeken één keer per jaar moeten worden uitgevoerd. Met die periodiciteit is het enerzijds mogelijk om resultaten van de onderzoeken in te bedden in de dagelijkse werkzaamheden, wat de kwaliteit van gegevens ten goede komt, en anderzijds de (administratieve) lasten beperkt te houden. De onderzoeken moeten zijn afgerond uiterlijk op een door de Minister van BZK vast te stellen tijdstip. De uitvoering van de onderzoeken geschiedt met behulp van een door de Minister van BZK beschikbaar gesteld evaluatie-instrument. Daarin zullen vragenlijsten zijn opgenomen op basis waarvan kan worden beoordeeld of de basisadministratie deugdelijk is ingericht, deugdelijk werkt en deugdelijk is beveiligd volgens de voorschriften die daarvoor gelden. Op grond van het derde lid verstrekt de Minister van BZK ten behoeve van het onderzoek door een bestuurscollege een overzicht van aandachtspunten dat betrekking heeft op de ingezetenen van het openbaar lichaam. Daartoe worden door de minister op geautomatiseerde wijze bestandscontroles uitgevoerd. Op grond van het vierde lid stelt de minister de aggregatieniveaus vast voor de verschillende typen van uittreksels. Uittreksels van deze onderzoeksresultaten moeten op grond van artikel 30a, tweede lid, van de Wet bap BES worden toegezonden aan zowel de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES (CBP BES) als de Minister van BZK. Aangezien beide uittreksels een verschillend doel dienen, zullen aggregatieniveaus voor verschillende typen van uittreksels worden vastgesteld. Net als de uitvoering van de onderzoeken, moet de verzending van de uittreksels van de resultaten jaarlijks geschieden (artikel 33, vijfde lid).

2.3 Wijziging Besluit basisregistratie personen

Met de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES is aan hoofdstuk 2 van de Wet BRP een nieuwe afdeling toegevoegd voor de registratie van een derde categorie ingeschrevenen naast ingezetenen en niet-ingezetenen: de ingezetenen van een openbaar lichaam. Hiermee worden de inwoners van Caribisch Nederland behalve in de Bap BES ook geregistreerd in de BRP. Registratie in de BRP hangt direct samen met de invoering van het BSN; het waarborgt dat alle personen met een BSN in de BRP zijn opgenomen. De Minister van BZK is op grond van de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES verantwoordelijk voor het bijhouden (de inschrijving en het actueel houden) van gegevens over ingezetenen van het openbaar lichaam in de BRP. Dit vraagt om een aantal aanvullingen van het Besluit BRP.

Met de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES is in de Wet BRP bepaald welke categorieën van algemene gegevens over de ingezetene van een openbaar lichaam worden bijgehouden, te weten: naam, geboorte(datum), geslacht, nationaliteit, het woonadres, het administratienummer (a-nummer) en het BSN. Bij overlijden wordt dit rechtsfeit geregistreerd in de BRP. In paragraaf 2.8.3 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES is de keuze voor deze gegevensset toegelicht.4 Evenals ten aanzien van ingezetenen en niet-ingezetenen zijn deze categorieën algemene gegevens nader uitgewerkt in bijlage 1 van het Besluit BRP. Daarbij is aangesloten bij de registratie van ingezetenen (van Europees Nederland) en niet-ingezetenen. Dat betekent dat, indien van toepassing, binnen een bepaalde subcategorie gegevens (zoals «naam») de standaard set persoonsgegevens wordt geregistreerd in de BRP («geslachtsnaam, voornamen, adellijke titel of predicaat»).

Verder voorziet dit besluit in een wijziging van bijlage 6 bij het Besluit BRP. Bijlage 6 geeft aan welke gegevens ter uitvoering van artikel 43 van het Besluit BRP kunnen worden uitgewisseld. Het BSN wordt hieraan toegevoegd, voor zover het de gegevensuitwisseling tussen Europees en Caribisch Nederland betreft. Het BSN kan niet gedeeld worden met de Caribische landen, nu de Wabb aldaar niet geldt. De gegevensdeling vindt plaats met het oog op een goede afstemming tussen de basisadministraties en basisregistratie, om dubbele inschrijving van een persoon als ingezetene te voorkomen.5

2.4 Wijziging Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid

Mensen met een beperking en ouderen ervaren op digitaal gebied belemmeringen om aan het maatschappelijke leven deel te nemen. Dit klemt temeer door toegenomen digitalisering van overheidsdienstverlening. Richtlijn (EU) 2016/2102 (de toegankelijkheidsrichtlijn) voorziet, in aansluiting op internationale6 en meer algemene Europese regelgeving inzake mensen met een handicap, in (minimum)voorschriften ter waarborging van toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties (apps) van overheidsinstanties. Lidstaten dienen ervoor te zorgen dat websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties voldoen aan de toegankelijkheidseisen van artikel 4 van de richtlijn. Daaraan kunnen websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties voldoen, indien ze de in artikel 6 van de richtlijn aangewezen Europese standaard voor toegankelijkheid toepassen (EN 301 549). Deze Europese norm is gebaseerd op de wereldwijd toegepaste internationale standaard «Web Content Accessibility Guidelines» (WCAG) versie 2, waarop ook Webrichtlijnen versie 2 is gebaseerd. Om eenduidigheid te realiseren is Webrichtlijnen versie 2 van de «pas toe of leg uit»-lijst afgehaald en wordt EN 301 549 bij algemene maatregel van bestuur verplicht ter implementatie van Richtlijn 2016/2102/EU. Het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid is tot stand gekomen om deze richtlijn om te zetten in bindende nationale regelgeving en heeft inmiddels een grondslag in artikel 3 van de Wdo.

Het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid bevat aldus een aangewezen standaard, als bedoeld in artikel 3 van de Wdo. Op grond van de artikelen 22a en 22b van de Wdo geldt artikel 3 van de Wdo ook voor overheidsorganen in Caribisch Nederland. Het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid is met het onderhavige besluit gewijzigd voor de toepassing in Caribisch Nederland. Artikel 2 van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid bepaalt het toepassingsbereik van de standaard. Voor de gelding in Caribisch Nederland is in dit artikel bepaald dat de standaard niet van toepassing is op omroepinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Mediawet BES. Dat is in lijn met de uitzondering in datzelfde artikel van de publieke media-instellingen, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Mediawet 2008 en de NPO en de RPO, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Mediawet 2008. De reden hiervoor is dat de genoemde richtlijn niet van toepassing is op publieke omroepinstellingen, teneinde eerlijke concurrentie met commerciële omroepinstellingen te waarborgen.7

Verder is van belang dat in artikel 6 is bepaald wanneer aan de aangewezen standaard moet zijn voldaan voor wat betreft websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties in Caribisch Nederland, zoals de Belastingdienst Caribisch Nederland. Hiervoor geldt dat uiterlijk op 1 januari 2030 door overheidsinstanties in Caribisch Nederland aan deze standaarden moet zijn voldaan. Deze deadline staat er uitdrukkelijk niet aan in de weg om eerder – vrijwillig – aan de toegankelijkheidsstandaard te voldoen.

In aanvulling op de toegankelijkheidsstandaarden heeft de regering ter verhoging van de toegankelijkheid maatregelen genomen. Zo is door structurele eindgebruikerssubsidies de betaalbaarheid van het internet voor inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba verbeterd. Ook is er financiële steun voor lokale telecompartijen bij de modernisering van de vaste netwerken (zoals de uitrol van glasvezel) met het doel de kwaliteit van het internet te verbeteren.8

Verder zijn – naast de lokale voorzieningen die nu al in de officiële talen die in de openbare lichamen gebruikt worden beschikbaar zijn – steeds meer landelijke voorzieningen die een rol spelen bij de uitrol van de digitale overheid beschikbaar in het Engels en Papiaments.

De apps van DigiD en Kopie-ID waren al voor de inwerkingtreding van de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES in alle officiële talen van Caribisch Nederland beschikbaar.

De website digid.nl en de formulieren die benodigd zijn voor aanvraag of activatie zijn beschikbaar in het Nederlands en Engels. Naar verwachting zullen deze voor het einde van het eerste kwartaal van 2026 ook beschikbaar zijn in het Papiaments.

2.5 Wijziging Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties

In het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties is de toepassing van de informatieveiligheidsstandaarden HTTPS en HSTS verplicht voorgeschreven voor publiek toegankelijke websites van bestuursorganen. Het besluit heeft tot doel de beveiliging van deze websites te bevorderen. Gebruikers van overheidswebsites moeten erop kunnen vertrouwen dat informatie-uitwisseling vertrouwelijk verloopt doordat de verbinding met de website beveiligd is, dat de informatie van de website daadwerkelijk afkomstig is van de beheerder van de website en dat de website daadwerkelijk hoort bij de gebruikte domeinnaam.

Het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties bevat aldus aangewezen standaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wdo. Op grond van de artikelen 22a en 22b van de Wdo geldt artikel 3 van de Wdo ook voor overheidsorganen in Caribisch Nederland. Het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties is gewijzigd voor deze toepassing in Caribisch Nederland: in artikel 2 is bepaald dat de standaard ook geldt voor de overheidswebsites en -webapplicaties van bestuursorganen in Caribisch Nederland, zoals de Belastingdienst Caribisch Nederland en het openbaar lichaam zelf.

Gebruikers van overheidswebsites moeten erop kunnen vertrouwen dat informatie-uitwisseling vertrouwelijk verloopt. HTTPS en HSTS inclusief de relevante NCSC-richtlijnen helpen daarbij. Deze beveiligingsstandaarden zorgen ervoor dat de verbinding met de website is versleuteld en dat de website echt bij de gebruikte domeinnaam hoort. Daardoor is het vrijwel onmogelijk voor kwaadwillenden om de informatie-uitwisseling tussen de burger/ondernemer en de overheidswebsite te onderscheppen (oftewel «af te luisteren») of te manipuleren.

3. Privacyaspecten

Dit besluit brengt geen nieuwe of andere gevolgen voor de privacy van burgers met zich mee dan die reeds uitvoerig beschreven zijn in hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES. In deze paragraaf wordt volledigheidshalve ingegaan op de privacyaspecten die specifiek samenhangen met de door dit besluit gewijzigde onderdelen.

Voor alle nieuwe verwerkingen van persoonsgegevens die worden geregeld door de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES, geldt dat deze plaatsvinden binnen bestaande stelsels: BRP, BSN, Bap BES of Wdo. Kort gezegd worden bestaande processen uit Nederland op grond van de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES veelal een-op-een toegepast in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze verwerkingen zijn op zichzelf niet nieuw. Door de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES ontstaan slechts nieuwe processen waarin deze persoonsgegevens ook verwerkt gaan worden.

Bij de uitvoering van de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES worden in technische en organisatorische zin specifieke waarborgen geboden. De uitwisseling van persoonsgegevens wordt uitgevoerd via de technisch beveiligde kanalen die thans onder de Wet vasisregistratie personen en de Wabb worden ingezet voor de registratie van niet-ingezetenen in de BRP en voor de verwerking van het BSN (zoals het nummerregister en de Beheervoorziening BSN). Dit gebeurt via besloten IT-netwerken van de overheid (zoals Diginetwerk), waarbij voor de encryptie gebruik gemaakt wordt van internationale standaarden voor het authentiseren en het versleutelen van communicatie (PKI overheidcertificaat).

De wijzigingen in het Besluit burgerservicenummer bewerkstelligen in de eerste plaats dat de regels omtrent informatie(systeem)beveiliging in verband met de uitgifte van BSN’s overeenkomstig komen te gelden voor het bestuurscollege. Ook wordt geregeld dat de BRP-gegevens over ingezetenen van een openbaar lichaam verstrekt kunnen worden via de beheervoorziening BSN. Met de beheervoorziening BSN kan gecontroleerd worden of iemand over een BSN beschikt en in dat verband worden ook identificerende gegevens verstrekt, zoals opgesomd in bijlage 2 en bijlage 3 bij het Besluit burgerservicenummer. In paragraaf 3.4.3 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES9 is nader ingegaan op deze verstrekkingen en de passende waarborgen voor doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of gebied.10

De wijzigingen in het Besluit bap BES zien op de vervanging van het ID-nummer door het BSN en op het stellen van nadere regels over de zelfevaluatie. De invoering van de verplichte zelfevaluatie is een specifieke maatregel om de vertrouwelijkheid en integriteit van de verwerking van persoonsgegevens in de Bap BES te verbeteren. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.4.3.2 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES.11

De vanuit privacy-oogpunt belangrijkste wijziging in het Besluit BRP is de nadere uitwerking van de algemene gegevens die worden geregistreerd over de ingezetene van een openbaar lichaam. In paragraaf 2.8 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES is de keuze voor deze gegevensset nader onderbouwd. In paragraaf 3.4.1.2 van die toelichting is aangegeven hoe de registratie van deze gegevens in de BRP zich verhoudt tot het beginsel van dataminimalisatie. Verder voorziet dit besluit in de wijziging van Bijlage 6 bij het Besluit BRP voor de onderlinge uitwisseling van het BSN tussen de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in een basisadministratie van een van de openbare lichamen en de basisregistratie personen. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.3 van deze toelichting.

De wijzigingen in het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid en Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties zien niet direct op (grondslagen voor) de verwerking van persoonsgegevens. Het besluit beveiligde verbinding met overheidswebsite is vanuit privacy-oogpunt in zoverre van belang dat het zorgt voor passende technische en organisatorische maatregelen om persoonsgegevens te beveiligen. De beveiligingsplicht uit hoofde van dit besluit zal overigens gelden voor ieder type informatie dat via de website uitgewisseld wordt.

4. Gevolgen

De wijzigingen in het Besluit burgerservicenummer, het Besluit BRP en het Besluit bap BES leiden niet tot andere gevolgen dan die reeds zijn beschreven in paragraaf 4.2 en 4.3 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES.12 Voor een nadere toelichting wordt naar die paragrafen verwezen.

De wijzigingen van Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid en het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties hebben gevolgen voor de overheidsinstanties van wie websites en mobiele applicaties aan de in deze besluiten voorgeschreven standaarden moeten voldoen.

Voor de omschrijving van «overheidsinstantie» is in de toegankelijkheidsrichtlijn aangesloten bij het begrip «aanbestedende dienst» (artikel 2, eerste lid, punt 4 van richtlijn (EU) 2014/24). Hieronder wordt verstaan de staats-, regionale of lokale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit één of meer van deze overheidsinstanties of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen. Het moet daarbij gaan om organisaties die ten doel hebben te voorzien in behoeften van algemeen belang, anders dan van industriële of commerciële aard. Kenmerkend in dit verband is of de activiteiten in hoofdzaak door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling worden gefinancierd. Er moet dus sprake zijn van enige (financiële) afhankelijkheids- of gezagsrelatie met de overheid. Gelet hierop vallen bijvoorbeeld non-gouvernementele organisaties, die geen diensten verlenen in opdracht van overheidsinstanties, buiten de werkingssfeer van de richtlijn en dit besluit. Ook geprivatiseerde of private sectoren als vervoer, energie, gas, water en post vallen buiten de werkingssfeer, evenals de gezondheidszorg; ook kinderdagverblijven, crèches en scholen zullen veelal buiten de werkingssfeer van de richtlijn en dit besluit vallen.13

De toepassing van standaard EN 301 549 als gevolg van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid betekent voor overheidsinstanties dat hun ICT-systemen en werkprocessen mogelijk aanpassing behoeven. Bouw, testwerk, audits, training en dergelijke vergen extra werk en kosten. Met name van belang is hoe bij de inkoop de kwaliteitszorg is ingericht; door vroeg in het proces, dus bij initialisatie, aanbesteding en gunning, rekening te houden met de EN-standaard hoeft er niet achteraf aan voldaan te worden. Afhankelijk van de stand van de kwaliteitszorg bij een overheidsorganisatie, opdrachtgeverschap en planning, zal meer of minder sprake zijn van extra lasten/kosten. De impact van dit besluit is dus niet eenduidig te kwantificeren, aangezien die per organisatie zal verschillen. Van belang zijn zaken als: is sprake van een bestaande website die vervangen moet worden of van een nieuw te bouwen website (is goedkoper), aard en omvang van de content, kan de content door de organisatie zelf toegankelijk worden gemaakt of wordt dit uitbesteed, wordt reeds in de bouwfase en het redactieproces steeds getoetst op toegankelijkheid («plan-do-check-act»). De invoeringstermijnen van het besluit zijn dusdanig, dat tijdig voorbereidingen kunnen worden getroffen en veelal aangesloten kan worden bij de reguliere investeringscyclus. De bouwkosten van een website volgens EN 301 549 zijn niet hoger dan bouwen volgens «oudere» standaarden; bovendien zijn de beheerkosten lager als gevolg van minder complexiteit, eenvoudiger onderhoud en de mogelijkheid om content te hergebruiken.14

Voor wat betreft het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties, is het volgende van belang. De verplichting in dit besluit ten aanzien van de beveiliging van publiek toegankelijke websites en webapplicaties geldt in Europees Nederland alleen voor zogenaamde a-organen als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, namelijk organen van rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, en niet voor de zogenaamde b-organen, ander personen of colleges, met enig openbaar gezag bekleed. Het is de bedoeling om de reikwijdte van deze verplichting wat betreft bestuursorganen in Caribisch Nederland zoveel mogelijk overeen te laten komen met die betreffende bestuursorganen in Europees Nederland, ook al kent Caribisch Nederland een eigen bestuursorgaanbegrip (zonder onderscheid in a- en b-organen). Daarom is ervoor gekozen om de verplichting ten aanzien van websites en webapplicaties in Caribisch Nederland te laten gelden voor bestuursorganen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES (hierna: WarBES) («een persoon of een college met enig openbaar gezag bekleed»), maar uitsluitend voor zover het gaat om organen van rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

Dit betekent dat bijvoorbeeld de organen van de openbare lichamen zelf en de diensten die ressorteren onder de Rijksdienst Caribische Nederland, zoals de Belastingdienst CN, voor wat betreft hun websites en webapplicaties moeten voldoen aan de beveiligingsstandaarden. Organisaties zoals scholen, zorginstellingen en overheidsdeelnemingen vallen niet binnen de reikwijdte van dit besluit.

In 2015 heeft het Forum Standaardisatie voor het Nationaal Beraad Digitale Overheid een inschatting gemaakt van de kosten van het implementeren van HTTPS op een gemiddelde website. Kort gezegd kan dit in het meest gunstige geval zonder kosten, of afhankelijk van de situatie en keuzes van de bestuursorganen zelf, voor een bedrag van een paar honderd euro per website per twee à drie jaar. Bij gebruik van een eigen webserver zijn, naar inschatting van Forum Standaardisatie, de eenmalige kosten voor het configureren van HTTPS en HSTS op de webserver maximaal € 400, en de jaarlijkse kosten voor het beheren en aanpassen van HTTPS- en HSTS-configuratie op de webserver en voor het beheer van het sleutelmateriaal eveneens maximaal € 400.15

Met de inwerkingtreding in 2030 wordt aangesloten bij de wijze waarop de verplichting van de standaard HTTPS-HSTS in Europees Nederland tot stand is gekomen. Hieraan is een politiek en bestuurlijk proces voorafgegaan dat ruim zes jaar heeft geduurd. Op 18 januari 2017 kondigde de toenmalige Minister van BZK het voornemen aan de standaard verplicht te stellen.16 Het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) besloot op 9 mei 2017 de standaard op de lijst van «Pas toe of leg uit»-standaarden te plaatsen.17 Via het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties is deze standaard per 1 juli 2023 verplicht.

Ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is de wettelijke verplichting van de standaarden een sluitstuk in een set aan maatregelen. Om de openbare lichamen en rijksdiensten in staat te stellen een gefaseerde invoering te bewerkstelligen is bij het vaststellen van de inwerkingtredingsdatum aangesloten bij de in ICT gebruikelijke vervangingscycli, van circa vier jaar. Daarmee wordt voorkomen dat bestaande in de openbare lichamen actieve overheidswebsites, van zowel de openbare lichamen, als de van de Rijksdiensten, die mogelijk niet eenvoudig kunnen worden aangepast, sneller moeten worden vervangen dan gepland. Deze inwerkingtredingsdatum staat er uitdrukkelijk niet aan in de weg om eerder – vrijwillig – de publiek toegankelijke websites en webapplicaties te beveiligen met de open standaarden HTTPS en HSTS.

Regeldrukeffecten zijn de investeringen en inspanningen die bedrijven, burgers of professionals moeten verrichten om zich aan wet- en regelgeving te houden. Ten aanzien van de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES is geconcludeerd dat er geen gevolgen voor de regeldruk zijn. Dit geldt ook voor het onderhavige besluit. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.4 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES.18

5. Consultatie en advies

Een ontwerp van dit besluit is van 9 januari tot 28 maart 2025 in consultatie geweest en in dat kader voorgelegd aan de bestuurscolleges van de openbare lichamen, het Gebruikersoverleg BRP, de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES, de Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege Toetsing Regeldruk. Verder heeft in de periode van 9 januari 2025 tot en met 19 februari 2025 internetconsultatie19 plaatsgevonden. In deze paragraaf is een reactie opgenomen op de ontvangen adviezen en consultatie-inbreng.

5.1 Internetconsultatie

De internetconsultatie heeft één reactie opgeleverd. Dit betreft een steunbetuiging voor de invoering van het BSN waarbij wordt gevraagd waarom er geen Rijksregister is voor alle delen van het Koninkrijk en geen Rijksnummer voor alle inwoners van het Koninkrijk. In reactie hierop is van belang dat de bevolkingsregistratie en het persoonsnummer geen Rijks-, maar landsaangelegenheden zijn. Dit betekent dat de landen binnen het Koninkrijk eigen regels stellen over de registratie van hun inwoners. Daarbij is er op Koninkrijksniveau wel samenwerking in de vorm van gegevensuitwisseling tussen de betrokken overheden bij verhuizingen van burgers binnen het Koninkrijk. Verdergaande integratie, bijvoorbeeld tot een Rijksregister en Rijksnummer, is nu niet aan de orde, mede omdat veel van de overheidstaken waarvoor de registratie gebruikt wordt, van belastingen en toeslagen tot zorgverzekeringen en pensioenen, niet op rijksniveau maar op landsniveau gereguleerd en uitgevoerd worden. Zo heeft de inwoner van Caribisch Nederland te maken met de Belastingwet BES en de Belastingdienst Caribisch Nederland en de inwoner van Curaçao met de Landsverordening op de inkomstenbelasting en de Belastingdienst Curaçao. Voor inwoners van het Koninkrijk die een relatie hebben met Europees Nederlandse instanties is er reeds de mogelijkheid om als niet-ingezetene in de BRP te worden ingeschreven en aldus te beschikken over een BSN en DigiD voor contact met betreffende (Europees Nederlandse) instanties.

5.2 Openbare lichamen
Saba

Het bestuurscollege van het openbaar lichaam Saba heeft gereageerd op het ontwerpbesluit. Ten aanzien van de wijzigingen in het Besluit burgerservicenummer en het Besluit BRP verwijst het naar zijn eerdere opmerkingen over het wetsvoorstel voor invoering van het BSN en de voorzieningen digitale overheid BES. In paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting bij die wet is hierop gereageerd.20 Met betrekking tot de zelfevaluatie Bap BES geeft het bestuurscollege aan dat het graag ruimte laat om verder in het traject, bijvoorbeeld wanneer wordt gekeken naar het implementatieplan, nader te onderzoeken wat de nieuwe taak in meer detail betekent voor de (bekostiging van de) afdeling burgerzaken (Census). Het verwijst daarbij naar de eerdere kostenraming zoals weergegeven in paragraaf 4.2 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES.21 Hiervoor geldt dat er inderdaad ruimte is om in een later stadium – bij de implementatie – de precieze kosten van de zelfevaluatie vast te stellen.

Ten aanzien van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid en het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties stelt het bestuurscollege dat het geen problemen voorziet, omdat met de huidige overheidswebsite reeds wordt voldaan aan deze vereisten. Het vraagt wel aandacht voor het feit dat de nieuwe eisen ertoe leiden dat de openbare lichamen ook in de toekomst alleen in zee kunnen gaan met aanbieders die voldoen aan de (strenge) Europese eisen, met mogelijke effecten op de kosten van de digitale voorzieningen. De constatering dat aanbieders aan de betreffende eisen (standaarden) moeten voldoen is zonder meer juist, de effecten hiervan op de kosten zijn besproken in paragraaf 4 van deze nota van toelichting.

Ten slotte signaleert het bestuurscollege dat het openbaar lichaam voor de publicatie van lokale regelgeving gebruikmaakt van de website overheid.nl, zoals verplicht op grond van de Bekendmakingswet. Deze website voldoet aan de EU-toegankelijkheidseisen, maar is niet beschikbaar in het Engels. Hetzelfde geldt voor wetten.nl, waar BES-wetgeving wordt gepubliceerd. Het bestuurscollege vraagt om te onderzoeken in hoeverre dit afdoet aan de gedachte achter de besluiten die nu worden gewijzigd (toegankelijkheid van informatie) en welke mogelijkheden er zijn voor aanpassing. Hiervoor geldt dat deze opmerking buiten de reikwijdte van dit besluit valt. Het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid gaat over toegankelijkheid van websites voor personen met een functionele of cognitieve beperking. Het betreft voorschriften over tekstalternatieven (zoals symbolen en afbeeldingen), ondertiteling, geluid, video, lay-out, kleur, contrast, verwerkingstijd en navigatie. Het besluit ziet niet op de meertaligheid van overheidswebsites.

Bonaire

Het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire heeft eveneens gereageerd op het ontwerpbesluit. Het bestuurscollege signaleert vier aandachtspunten. Ten eerste merkt het op dat de aansluiting op centrale BSN-voorzieningen en de invoering van digitale toegankelijkheidsstandaarden tot capaciteitsuitdagingen leidt. Ten aanzien van de voorzieningen vraagt het bestuurscollege om ondersteuning bij het ontwikkelen van procedures en werkprocessen. In antwoord hierop is van belang dat RvIG zorgt voor ondersteuning van de afdelingen burgerzaken van de openbare lichamen bij de invoering van het BSN. Rondom de inwerkingtreding van de regelgeving zijn medewerkers van RvIG fysiek aanwezig op de eilanden om de afdelingen burgerzaken te ondersteunen bij de noodzakelijke aanpassingen van werkprocessen en systemen. Daarnaast wordt in afstemming met de lokale rijksdiensten en andere afnemers gezorgd voor aanpassing van de autorisatiebesluiten voor de centrale verstrekkingenvoorziening van de Bap BES (PIVA-V), zodat de afnemers die daarvoor in aanmerking komen over het BSN kunnen beschikken voor de uitvoering van hun taken. Met betrekking tot de digitale toegankelijkheidsstandaard vraagt het bestuurscollege om een gefaseerde invoering en een tijdig en blijvend gesprek daarover op ambtelijk niveau. Aan dit laatste punt zal vanzelfsprekend gehoor worden gegeven. Voor wat betreft de gefaseerde invoering is van belang dat de overheidsorganisaties de komende jaren alvast vrijwillig aan de toegankelijkheidsrichtlijn kunnen gaan voldoen en dat dit pas vanaf 2030 wettelijk verplicht wordt. Dit geeft een duidelijk en beheerst tijdspad waar rekening mee gehouden kan worden in de ontwikkeling van voorzieningen in de komende jaren.

Als tweede aandachtspunt noemt het bestuurscollege de financiële consequenties van de invoering van het BSN en de voorzieningen van de digitale overheid. Het vraagt daarbij om een financiële impactanalyse, ondersteuning bij capaciteitsopbouw en duidelijkheid over structurele financiering voor onderhoud en beheer. In reactie hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES, daarin zijn de gevolgen voor de openbare lichamen kwantitatief in beeld gebracht, met onderscheid tussen incidentele en structurele lasten.22 Daarbij is aangegeven dat de structurele lasten van de invoering van het BSN worden gedragen door het Rijk middels de vrije uitkeringen uit het BES-fonds. Het ontwikkelen van digitale dienstverlening behoort verder tot de beleidsvrijheid van de openbare lichamen, waarvoor zij de vrije uitkering en het eigen belastinggebied kunnen inzetten.

Het derde aandachtspunt betreft de haalbaarheid van de datum waarop de toegankelijkheidsstandaard verplicht wordt (1 januari 2030). Het bestuurscollege vraagt om nadere afstemming hierover en een gefaseerde implementatie. Zoals hiervoor aangegeven wordt de deadline met dit besluit vastgesteld. In aanloop naar 2030 kunnen organisaties alvast de nodige aanpassingen doorvoeren om aan de standaard te voldoen, bijvoorbeeld als er een nieuwe website wordt aangeschaft. In paragraaf 4 van deze toelichting is hier nader op ingegaan. De inwerkingtredingsdatum en de gefaseerde aanpak zijn en worden besproken tijdens overleg met de overheidsinstanties van Caribisch Nederland, binnen een werkgroep-structuur. De termijn is ruim gesteld om de haalbaarheid te borgen.

Ten slotte vraagt het bestuurscollege om flexibiliteit en regelmatig overleg op ambtelijk niveau bij het bepalen van passende inwerkingtredingsdata en implementatietermijnen van de verschillende onderdelen van dit besluit, zoals de zelfevaluatie, en de bovenliggende wet, rekening houdend met de lokale capaciteit en infrastructuur. Dit sluit aan bij de inzet van het kabinet om het BSN en de voorzieningen van de digitale overheid stapsgewijs en op een beheersbare manier in te voeren. Er zal geen sprake zijn van een grootschalige ommezwaai waarbij de hele overheid van de ene op de andere dag overstapt op het BSN en DigiD. De regelgeving laat ruimte voor deze gefaseerde aanpak, hetgeen nader is toegelicht in paragraaf 6 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES.23 Zo zal de zelfevaluatie naar verwachting in 2028 ingevoerd worden. Goed en tijdig overleg met de openbare lichamen is hierbij van groot belang en vindt plaats in een werkgroep-structuur waaraan de openbare lichamen deelnemen.

5.3 Gebruikersoverleg BRP

Het Gebruikersoverleg BRP is conform artikel 1.15 van de Wet BRP geconsulteerd. Het Gebruikersoverleg bestaat uit representatieve vertegenwoordigingen van de gemeenten en van organisaties aan wie systematisch gegevens uit de BRP worden verstrekt. Via het Gebruikersoverleg is op het voorstel gereageerd door de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en de Politie. De NVVB vraagt ten aanzien van de wijziging in bijlage 1 van het Besluit BRP of ook andere gegevens, zoals over een huwelijk, geregistreerd partnerschap of kind, vanuit de Bap BES worden gesynchroniseerd naar de BRP en of die gegevens dan kwalificeren als «authentieke» gegevens. Hiervoor geldt dat de genoemde categorieën «gerelateerden»-gegevens op grond van artikel 2.84 van de Wet BRP niet over de ingezetene van een openbaar lichaam bijgehouden worden. Dit betekent dat er voor deze gegevens geen synchronisatie tussen de Bap BES en de BRP plaatsvindt. Verder wordt opgemerkt dat de gegevens over de ingezetene van een openbaar lichaam in de BRP niet kwalificeren als authentieke gegevens. Ten aanzien van het voorgestelde artikel 33 in het Besluit BRP vraagt de NVVB naar de verwijzing in het tweede lid van artikel 30a van de Wet bap BES. Deze verwijzing ziet op het nieuwe artikel 30a van de Wet bap BES, zoals geïntroduceerd met de Wet invoering burgerservicenummer voorzieningen digitale overheid BES. Het artikel bevat de verplichting voor het bestuurscollege tot het uitvoeren van een jaarlijkse zelfevaluatie over de Bap BES. Met het onderhavige besluit worden nadere regels over die zelfevaluatie gesteld in artikel 33 van het Besluit bap BES.

De Politie vraagt of de introductie van een nieuwe categorie ingeschrevenen noopt tot aanpassing van het huidige BRP-autorisatiebesluit van de Politie.24 In reactie hierop is van belang dat de regels over de verstrekking van gegevens uit de BRP (hoofdstuk 3 van de Wet BRP) komen te gelden voor gegevens over ingezetenen van een openbaar lichaam. Na de introductie van de nieuwe categorie ingeschrevenen kunnen op grond van de bestaande autorisatiebesluiten BRP-gegevens over ingezetenen van een openbaar lichaam verstrekt worden aan gebruikers, voor zover het personen betreft die vallen binnen de doelgroep van de gebruiker. Gebruikers die vanuit de BRP gegevens ontvingen over inwoners van Caribisch Nederland die reeds als niet-ingezetene waren ingeschreven vóór inwerkingtreding van deze wet, blijven deze gegevens na inwerkingtreding van deze wet ontvangen op basis van de huidige autorisatiebesluiten. Indien nodig worden bestaande autorisatiebesluiten aangepast om te voorkomen dat afnemers spontaan gegevens over ingezetenen van een openbaar lichaam verstrekt krijgen, die zij niet nodig hebben voor de uitvoering van hun taak.

Daarnaast vraagt de Politie wanneer deze wijziging (de introductie van een nieuwe categorie ingeschrevenen) wordt doorgevoerd. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES is het streven om dit onderdeel van de wetswijziging in 2025 in werking te laten treden.25

5.4 Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES en Autoriteit Persoonsgegevens

De Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES (hierna: CBP BES) heeft advies uitgebracht over het ontwerpbesluit. De CBP BES adviseert in de eerste plaats met klem dat de volledige Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO)-norm wordt geïmplementeerd voordat de regeling voor het BSN in werking treedt. In reactie hierop is in de toepassing van de norm een onderscheid te maken tussen organisaties die vallen onder de Rijksoverheid en (dienstonderdelen van) de openbare lichamen.

De BIO is een door de ministerraad vastgestelde overheidsbrede afspraak, gebaseerd op bindende zelfregulering en van toepassing op organisaties die onder de Rijksoverheid vallen. Het moederdepartement en de dienstonderdelen die onder de Rijksoverheid vallen zijn zelf verantwoordelijk voor de informatiebeveiliging van hun diensten en het voldoen aan deze kaders. Dit geldt, net als in Europees Nederland, ook voor (uitvoerings-)organisaties in Caribisch Nederland die onder de Rijksoverheid vallen. Hoewel de BIO hier formeel van toepassing is, zijn er in de context van Caribisch Nederland, aanvullende uitdagingen. Dit gaat onder andere over uitdagingen in beschikbare capaciteit en expertise op het gebied van informatiebeveiliging, de geografische ligging en kleinschaligheid. Voor de openbare lichamen zelf is de BIO niet verplicht. De implementatie van de BIO bij de openbare lichamen wordt nog nader verkend.

De Minister van BZK heeft de stelselverantwoordelijkheid voor informatiebeveiliging van de overheid. Vanuit deze verantwoordelijkheid zal de komende jaren gezamenlijk met de overheden in Caribisch Nederland en de moederdepartementen voor de uitvoeringsorganisaties van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), worden gewerkt aan de belangrijke opgave om de digitale samenleving in het Caribisch deel van het Koninkrijk te versterken. Om zo gezamenlijk te zorgen voor het verhogen van de digitale weerbaarheid in het Caribische deel van het Koninkrijk. Hier worden maatregelen zoals implementatie van de BIO in meegenomen.

De CBP BES adviseert ten tweede dat bij gegevensuitwisseling niet alleen de juridische basis, maar ook de praktische uitvoering volledig moet voldoen aan de eisen van artikel 46 van de AVG. Dit betekent dat organisaties niet alleen formele procedures moeten hebben, maar ook effectieve controlemechanismen en sterke technische maatregelen moeten toepassen om persoonsgegevens tijdens de doorgifte te beveiligen («by design and by default»). De CBP BES voegt daarbij toe dat de Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor verwerking van persoonsgegevens vanuit het Caribisch deel van Nederland blijven gelden als gebieden zonder een passend beschermingsniveau. In reactie hierop geldt dat het onderhavige besluit geen regels stelt voor de afdelingen burgerzaken van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De specifieke aanvullende maatregelen ten behoeve van de vertrouwelijkheid en integriteit van de gegevensverwerkingen in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de organisatorische maatregelen met het oog op een goede naleving van de privacywetgeving zijn beschreven in paragraaf 3.4.3 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES.26

Over het ontwerpbesluit is tevens advies gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft geen aanmerkingen op het concept.

5.5 Adviescollege Toetsing Regeldruk

Over het ontwerpbesluit is advies gevraagd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Inwerkingtreding

De wijzingen in het Besluit burgerservicenummer, het Besluit BRP en het Besluit bap BES treden gelijktijdig in werking met de betreffende onderdelen in de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES. Deze onderdelen zijn op 11 november 2025 in werking getreden. Met het oog hierop wordt terugwerkende kracht verleend aan voornoemde wijzigingen tot en met 11 november 2025. Met deze datum wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten en van de minimuminvoeringstermijn. Dit is nodig om, zoals in de nota van toelichting bij het inwerkingtredingsbesluit bij de wet is toegelicht, invoering van het BSN nog in 2025 mogelijk te maken. Deze datum is gekozen in overleg met de openbare lichamen en daarbij is rekening gehouden met het veroorzaken van zo min mogelijke impact op de dagelijkse dienstverlening vanuit de openbare lichamen aan burgers.

De verlening van terugwerkende kracht leidt niet tot bezwaren omdat het geen belastende regeling betreft. Het BSN wordt van rechtswege toegekend, de betrokkene hoeft daar geen aanvraag voor te doen. De aanvraag van een DigiD betreft een mogelijkheid, geen verplichting.

Omdat de technische en organisatorische voorbereidingen voor invoering van de zelfevaluatie (artikel 33 Besluit bap BES) nog niet zijn voltooid, treedt het hierop betrekking hebbende artikel II, onderdelen C en D, (artikel 33 Besluit bap BES op een later tijdstip in werking. De wijzigingen van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid en het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties zullen in werking treden gelijktijdig of nadat de delegatiegrondslag in artikel 3 van de Wdo in werking is getreden. In dat verband wordt gewezen op paragraaf 6 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES waar de gefaseerde invoering van die wet is toegelicht.27

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt artikel 1, onderdeel c, en artikel 3, onderdeel b, van het Besluit burgerservicenummer, zodat deze bepalingen niet alleen zien op het college van burgemeester en wethouders, maar ook op het bestuurscollege. In de definitie van het technische systeem voor de toekenning van het BSN is kenbaar gemaakt dat dit ook het systeem van het bestuurscollege betreft (artikel 1, onderdeel c). In artikel 3, onderdeel b, is op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wabb, kenbaar gemaakt dat de systeembeschrijving eveneens een beschrijving bevat van de (technische) wijze waarop BSN’s ter beschikking worden gesteld aan het bestuurscollege.

Onderdeel B

Dit onderdeel betreft eveneens een aanpassing in de definitie van het technische systeem voor de toekenning van het BSN (artikel 1, onderdeel c, van het Besluit burgerservicenummer). In deze definitie werd verwezen naar de wettelijke grondslag voor de toekenning van het BSN: artikel 8, vierde en vijfde lid, van de Wabb. Met de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES zijn deze artikelleden vernummerd naar het vijfde en zesde lid. Daarnaast is een verwijzing naar artikel 22 van de Wabb toegevoegd, omdat in Caribisch Nederland op grond van dat artikel eveneens BSN’s worden toegekend. Dat artikel ziet op de initiële toekenning van het BSN aan de huidige (reeds ingeschreven) inwoners van Caribisch Nederland.

Onderdeel C

In artikel 3, onderdeel g, van het Besluit burgerservicenummer is op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wabb aangegeven dat de systeembeschrijving voor wat betreft de aansluiting van de gemeentelijke systemen op de beheervoorziening, ook van toepassing is op de systemen van het bestuurscollege.

Onderdeel D

Met de wijziging van artikel 9, tweede lid, en artikel 10 van het Besluit burgerservicenummer is bepaald dat deze bepalingen die zich richtten tot colleges van burgemeester en wethouders, ook van toepassing zijn op de bestuurscolleges. Artikel 9, tweede lid, bevat op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wabb de verplichting om het eigen technische systeem te laten functioneren in overeenstemming met de systeembeschrijving. Artikel 10 bepaalt op grond van artikel 8, vijfde lid, van de Wabb dat de Minister van BZK desgevraagd aan een bestuurscollege bij de toekenning van een BSN meedeelt of een door het bestuurscollege opgegeven nummer een BSN is.

Onderdeel E

In de artikelen 10, 11, eerste lid, en 12, eerste lid, van het Besluit burgerservicenummer werd op grond van artikel 8, vijfde lid, van de Wabb verwezen naar artikel 8 van de Wabb, op grond waarvan het BSN wordt toegekend. Hieraan is een verwijzing naar artikel 22 van de Wabb toegevoegd. Met de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES worden er namelijk op grond van dat artikel BSN’s toegekend aan de huidige (reeds ingeschreven) inwoners van Caribisch Nederland.

Onderdeel F

Dit onderdeel betreft de wijziging van bijlage 2 (horend bij artikel 11) en bijlage 3 (horend bij artikel 14) bij het Besluit burgerservicenummer. In deze bijlages is op grond van artikel 16, eerste lid, van de Wabb vastgesteld welke gegevens worden verstrekt in verband met de toekenning (bijlage 2) en het gebruik (bijlage 3) van het BSN. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.1 van deze toelichting. In dit verband wordt ook de zogenaamde «verstrekkingsbeperking» verstrekt. Dit is de aantekening over het niet verstrekken van gegevens uit de BRP aan derden. De aantekening wordt op grond van artikel 2.59 (ingezetenen), 2.81 (niet-ingezetenen) of 2.84 (ingezetenen van een openbaar lichaam) op verzoek van de ingeschrevene opgenomen op diens persoonslijst in de BRP. Aan bijlage 2 en bijlage 3 is de verwijzing naar de verstrekkingsbeperking van ingezetenen van een openbaar lichaam (artikel 2.84) toegevoegd, zodat ook die aantekening vanuit de beheervoorziening verstrekt kan worden.

Artikel II

Onderdeel A

Met dit onderdeel is een omissie in artikel 16, derde lid, van het Besluit bap BES hersteld. In dat artikel was abusievelijk verwezen naar artikel 27a, eerste lid, van de Wet bap BES, in plaats van naar artikel 27b, eerste lid, van die wet.

Onderdeel B

Met dit onderdeel is artikel 18 van het Besluit bap BES komen te vervallen. Dit artikel bevatte nadere voorschriften over de registratie van het ID-nummer in de Bap BES. Nu het ID-nummer is vervangen door het BSN en de nadere regels uit artikel 18 met betrekking tot de registratie van het ID-nummer zijn verwerkt in de Wet bap BES, kan artikel 18 van het Besluit bap BES komen te vervallen. Voorzien is dat het ID-nummer tijdelijk naast het BSN in de Bap BES blijft staan.28 De reden hiervoor is dat afnemers van de Bap BES enige tijd nodig zullen hebben om de eigen systemen aan te passen op de invoering van het BSN; in die periode zal het ID-nummer nog een functie hebben.

Onderdeel C

Met dit onderdeel is het opschrift van hoofdstuk IV van het Besluit bap BES («Slotbepalingen») gewijzigd in: «Hoofdstuk IV Toezicht, overgangs- en slotbepalingen». Nu in dit hoofdstuk regels gesteld worden over de verplichte zelfevaluatie (onderdeel D), is het passend om het onderwerp «toezicht»» te noemen in het opschrift.

Onderdeel D

Met dit onderdeel is op grond van artikel 30a, derde lid, van de Wet bap BES een nieuw artikel (33) toegevoegd aan hoofdstuk IV van het Besluit bap BES. Het artikel stelt nadere regels over de verplichte zelfevaluatie door het bestuurscollege. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.2 van deze toelichting.

Onderdeel E

Met dit onderdeel is de verwijzing naar het ID-nummer in bijlage I (horend bij artikel 3, eerste lid) van het Besluit bap BES vervangen door een verwijzing naar het BSN. Bijlage I bevat op grond van artikel 10, tweede lid, van de Wet bap BES de opsomming van de algemene, bijzondere en administratieve gegevens die in de Bap BES worden bijgehouden.

Onderdeel F

Met dit onderdeel is de verwijzing naar het ID-nummer in bijlage II (horend bij artikel 3, tweede lid) van het Besluit bap BES vervallen. Deze bijlage geeft op grond van artikel 11, derde lid, van de Wet bap BES aan welke verwijsgegevens in de basisadministratie worden opgenomen bij vertrek van een ingeschrevene naar een ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland. Gebleken is dat het niet nodig is om het BSN als verwijsgegeven aan te merken. Daarom is de verwijzing naar het ID-nummer in bijlage II vervallen in plaats van vervangen door het BSN.

Artikel III

Onderdeel A

Met onderdeel A is artikel 28e van het Besluit BRP gewijzigd. Dit artikel heeft betrekking op de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA), waarmee de Minister van BZK gemeenten ondersteunt bij het vinden en corrigeren van onjuiste adresgegevens in de BRP. Daartoe is de Minister bevoegd om persoonsgegevens te analyseren. In artikel 28e van het Besluit BRP was op grond van artikel 2.37c, vierde lid, van de Wet BRP reeds bepaald welke categorieën BRP-gegevens en andere gegevens de Minister van BZK in dit verband mag verwerken.29 Met de onderhavige wijziging van artikel 28e wordt een omissie in dat artikel hersteld en worden de gegevens over de ingezetene van een openbaar lichaam toegevoegd aan de gegevens die de minister mag verwerken ten behoeve van de ondersteuning van gemeenten. Dit betekent niet dat de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) wordt ingevoerd in Caribisch Nederland. Het gaat erom dat ook de (historische) adresgegevens van een persoon die vanuit Europees Nederland is verhuisd naar Caribisch Nederland, betrokken kunnen worden in het LAA-onderzoek, bijvoorbeeld als de historische adresgegevens worden gebruikt om over een bepaalde periode het verloop van inschrijvingen op het adres te onderzoeken.30

De omissie betrof het ontbreken van de verwijzing naar artikel 2.69, eerste lid, onderdeel a, Wet BRP, in de aanhef van artikel 28e, eerste lid, onderdeel a. Artikel 2.69 bevat de opsomming van algemene gegevens over niet-ingezetenen die in de BRP worden bijgehouden. Uit artikel 28e, eerste lid, onderdeel a, 3° (gegevens over het woonadres van de niet-ingezetene) en 4° (gegevens over het tijdelijke verblijfadres), volgt onmiskenbaar dat ook gegevens over niet-ingezetenen betrokken worden in de gegevensanalyse door de minister.

Onderdeel B

In onderdeel B is een nieuwe afdeling toegevoegd aan hoofdstuk 2 van het Besluit BRP. De afdeling bestaat uit één artikel (36a) dat op grond van artikel 2.84, tweede lid, jo. 2.7, tweede lid, van de Wet BRP bepaalt dat de algemene gegevens die over de ingezetene van een openbaar lichaam worden bijgehouden, nader worden bepaald in bijlage 1 bij het Besluit BRP (artikel 36a, eerste lid). Verdere delegatie van de regelgeving naar het niveau van de ministeriële regeling is aan de orde waar het gaat om de nadere bepaling van de in de Wet BRP genoemde administratieve gegevens (artikel 36a, tweede lid). Het administratieve karakter van deze nadere gegevens maakt het voor de hand liggend om deze in een ministeriële regeling onder te brengen. In dit besluit is daartoe een grondslag opgenomen.

Onderdeel C

Dit onderdeel hangt samen met onderdeel B. Met onderdeel C wordt bijlage 1 bij het Besluit BRP opnieuw vastgesteld teneinde daaraan toe te voegen welke gegevens over de ingezetene van een openbaar lichaam in de BRP worden bijgehouden. Vanwege het grote aantal wijzigingen in deze bijlage is met het oog op de leesbaarheid ervoor gekozen om de bijlage opnieuw vast te stellen, in plaats van aanpassing van de bestaande bijlage via wijzigingsopdrachten.

Bijlage 1 bevatte de opsomming van de algemene gegevens die in de BRP over ingezetenen en niet-ingezetenen worden bijgehouden, met de vermelding welke van die gegevens authentiek zijn. Omdat over ingezetenen van een openbaar lichaam gedeeltelijk dezelfde algemene gegevens bijgehouden gaan worden, is dit verwerkt in een nieuwe zesde kolom in de tabel. In deze kolom is per BRP-gegeven aangegeven of het op de persoonslijst van de ingezetene van een openbaar lichaam als actueel gegeven wordt bijgehouden. Deze gegevens hebben niet de status van authentieke gegevens. Uit artikel 2 van het Besluit BRP volgt immers dat slechts de gegevens over ingezetenen authentiek kunnen zijn.

Onderdeel D

Dit onderdeel wijzigt bijlage 2 bij het Besluit BRP. In deze bijlage is op grond van artikel 1.10 van de Wet BRP de inhoud van de systeembeschrijving op hoofdlijnen beschreven. De uitwisseling van berichten tussen de centrale voorzieningen en de verstrekkingenvoorziening, bedoeld in artikel 2 van de Wet bap BES, is onderdeel geworden van de systeembeschrijving en is daarom aangeduid in bijlage 2. Dit betekent dat de technische inrichting van dit berichtenverkeer is neergelegd in een algemeen verbindend voorschrift (het Logisch Ontwerp BRP). Het betreft hier de berichten tussen de BRP en de verstrekkingenvoorzieningen van Bap BES (PIVA-V). Door middel van deze berichtuitwisseling geeft de Minister van BZK uitvoering aan zijn nieuwe taak als bijhouder van gegevens over ingezetenen van een openbaar lichaam in de BRP. Geregeld is dat wijzigingen in de Bap BES (bijvoorbeeld verhuizing, migratie, overlijden en (her)vestiging) via een technische koppeling doorwerken in de BRP (synchronisatie). Zo is geborgd dat de actuele gegevens in de Bap BES en de BRP steeds met elkaar overeenkomen.

Onderdeel E

Met dit onderdeel is bijlage 6 bij het Besluit BRP aangevuld. Dit is een bijlage bij artikel 43 van het Besluit BRP, dat zijn grondslag kent in artikel 3.12 van de Wet BRP. Op grond van deze artikelen vindt gegevensuitwisseling plaats tussen de verantwoordelijken voor de basisregistratie personen (BRP, Europees Nederland) en de basisadministraties persoonsgegevens (Bap BES, openbare lichamen en Caribische landen van het Koninkrijk), onder andere ten behoeve van de onderlinge afstemming tussen de registraties in het geval van verhuizingen. Bijlage 6 bepaalt welke gegevens bij de toepassing van artikel 43 uitgewisseld kunnen worden. Het BSN is daaraan toegevoegd met dien verstande dat het BSN niet verstrekt kan worden aan de verantwoordelijke voor een registratie in Aruba, Curaçao of Sint-Maarten, nu aldaar geen bevoegdheid tot verwerking van het BSN is bewerkstelligd.

Artikel IV

Onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt artikel 2, eerste lid, van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid dat ziet op het toepassingsbereik van de aangewezen standaard. Voor de gelding in Caribisch Nederland is in dit artikel op grond van artikel 3, tweede en derde lid, van de Wdo bepaald dat de standaard niet van toepassing is op omroepinstellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Mediawet BES.

Onderdeel B

Met dit onderdeel is in artikel 6 van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid een uiterste datum gesteld waarop overheidsinstanties moeten voldoen aan de in artikel 3 van dat besluit aangewezen standaard en de in artikel 4 bedoelde publicatie van de toegankelijkheidsverklaring. De deadline is gesteld op 1 januari 2030.

Artikel V

Artikel V betreft de toevoeging van een nieuw lid aan artikel 2 van het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties, waarbij het gaat om de verplichting om de publiek toegankelijke websites en webapplicaties te beveiligen door toepassing van de HTTPS en HSTS standaard. Dit vindt zijn grondslag in artikel 3, tweede en derde lid, van de Wdo. Met dit besluit is bewerkstelligd dat de in artikel 2 van het Besluit beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties bedoelde verplichting van overeenkomstige toepassing wordt voor bestuursorganen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES, voor zover het gaat om organen van rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Artikel 22b, vierde lid, van de Wdo bepaalt dat voor wat betreft Caribisch Nederland alleen bestuursorganen als bedoeld in artikel 2 WarBES verplicht kunnen worden om aan een aangewezen standaard de voldoen. Artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de Wdo biedt de mogelijkheid om bij de aanwijzing van een standaard de kring van bestuursorganen die daaraan moeten voldoen verder in te perken. Voor Europees Nederland is van die mogelijkheid gebruikgemaakt door de standaard alleen te laten gelden voor bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a van de Awb. Met dit besluit wordt ook de kring van bestuursorganen in Caribisch Nederland ingeperkt tot organen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. De hier gekozen afbakening gebruikt aldus een combinatie van het a-orgaanbegrip uit artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a van de Awb en het bestuursorgaanbegrip uit artikel 2, eerste lid, van de WarBES. Dit betekent dat het gaat om organen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld (ontleend aan de Awb) en die met openbaar gezag zijn bekleed (ontleend aan de WarBES).

Artikel VI

Het merendeel van de artikelen van dit besluit (artikelen I, II, onderdelen A, B, E en F, en III) treedt in werking op de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met terugwerkende kracht tot en met 11 november 2025. Met deze datum wordt aangesloten bij de inwerkingtredingsdatum van de hiermee samenhangende onderdelen van de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES. De overige artikelen (II, onderdelen C en D, IV en V) treden werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Voor de regels omtrent de verplichte zelfevaluatie (artikel II, onderdelen C en D), is beoogd om deze in 2028 in werking te laten treden. Voor de toegankelijkheidseisen (artikel IV) en de beveiligingsstandaarden (artikel V) is invoering beoogd in 2030.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Herstel Groningen, Koninkrijksrelaties en Digitalisering E. van Marum


X Noot
1

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
2

Artikelen 8, tweede lid, en 22, eerste lid, van deWabb.

X Noot
3

Artikel 35 van de Wet bap BES en paragraaf 2.6 van de memorie van toelichting bij de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES.

X Noot
4

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
5

Stb 2013, 493.

X Noot
6

VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, 13 december 2006 (Trb. 2007, 169).

X Noot
7

Richtlijn (EU) 2016/ 2102 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (europa.eu), overweging 23.

X Noot
8

Kamerstukken II 2023/24, 26 643 nr. 1119.

X Noot
9

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
10

De openbare lichamen hebben ten aanzien van de Europese Unie de status van landen en gebieden overzee (LGO). Dit betekent dat de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) niet van toepassing is in Caribisch Nederland en dat bij de gegevensverstrekking vanuit Europees aan organisaties in Caribisch Nederland, sprake is van doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of gebied (artikel 46 AVG).

X Noot
11

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
12

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
13

Zie de toelichting bij artikel 1 in de nota van toelichting bij het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid (Stb. 2018, 141).

X Noot
14

Stb. 2018, 141.

X Noot
15

Stb. 2023, 179.

X Noot
16

Kamerstukken II 2016/17, 26 643, nr. 443.

X Noot
18

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
20

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
21

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
22

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
23

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
25

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
26

Kamerstukken II, 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
27

Kamerstukken II 2024/25, 36 639, nr. 3.

X Noot
28

Artikel 35 van de Wet bap BES en paragraaf 2.6 van de memorie van toelichting bij de wet.

X Noot
29

Zie voor een uitgebreide toelichting: Stb. 2023, 145.

X Noot
30

Een voorbeeld is het profiel Doorgangsadres waarmee wordt gekeken naar het aantal inschrijvingen met verschillende inschrijfdata op een adres over een periode van drie jaar. De ervaring leert dat zogenaamde doorgangsadressen door meerdere personen worden gebruikt voor administratieve verhuizingen – men houdt er feitelijk geen verblijf – hetgeen in voorkomende gevallen gebeurt met het oog op fraude met adresgerelateerde voorzieningen.

Naar boven