Besluit van 27 oktober 2025, houdende regels ter uitvoering van EU-verordeningen grenzen en veiligheid en tot wijziging van het Besluit politiegegevens en het Vreemdelingenbesluit 2000 (Uitvoeringsbesluit EU-verordeningen grenzen en veiligheid) [KetenID WGK014803]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Asiel en Migratie van 12 juli 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5607731, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Gelet op de EES-verordening, Etias-verordening, de SIS-verordening grenscontroles, de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, de SIS-verordening terugkeer, de Verordening interoperabiliteit grenzen en visa, de Verordening interoperabiliteit politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en de wijziging van de VIS-verordening met het oog op de herziening van het Visuminformatiesysteem, artikel 2, eerste en tweede lid en artikel 5 van de Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid, artikel 2dd van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 18, eerste lid en artikel 23, tweede lid, van de Wet politiegegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 september 2024, W03.24.00177/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Asiel en Migratie, van 10 oktober 2025), directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 6732603, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

Schengeninformatiesysteem:

het Schengeninformatiesysteem, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de SIS-verordening grenscontroles en artikel 4, eerste lid, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken;

VIS:

het Visuminformatiesysteem, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de VIS-verordening.

Paragraaf 2. Uitvoering SIS-verordeningen

Artikel 2. Toegang en rechtstreekse bevraging SIS

  • 1. Recht op toegang tot gegevens in het Schengeninformatiesysteem en het recht tot rechtstreekse bevraging daarvan hebben:

    • a. Onze Minister van Asiel en Migratie ten behoeve van de doelen, genoemd in:

      • artikel 34, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, van de SIS-verordening grenscontroles;

      • artikel 44, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken;

    • b. Onze Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van de doelen, genoemd in;

      • artikelen 34, eerste lid, onderdeel f, vierde lid en artikel 41, zesde lid, van de SIS-verordening grenscontroles;

    • c. het openbaar ministerie ten behoeve van de doelen, genoemd in:

      • artikel 34, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de SIS-verordening grenscontroles;

      • artikel 44, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken;

    • d. de politie ten behoeve van de doelen, genoemd in:

      • artikel 34, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de SIS-verordening grenscontroles;

      • artikel 44, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken;

    • e. de Koninklijke marechaussee ten behoeve van de doelen, genoemd in:

      • artikel 34, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de SIS-verordening grenscontroles;

      • artikel 44, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken;

    • f. de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, ten behoeve van de doelen, genoemd in:

      • artikel 34, eerste lid, onderdeel c, van de SIS-verordening grenscontroles;

      • artikel 44, eerste lid, onderdeel c, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken;

    • g. de Passagiersinformatie-eenheid, bedoeld in artikel 5 van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven, ten behoeve van de doelen, genoemd in:

      • artikel 34, eerste lid, onderdeel c, van de SIS-verordening grenscontroles;

      • artikel 44, eerste lid, onderdeel c, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken; en

    • h. de Douane ten behoeve van de doelen, genoemd in:

      • artikel 34, eerste lid, onderdeel b, van de SIS-verordening grenscontroles;

      • artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde instanties maken een lijst met benamingen van functies openbaar, waarvoor geldt dat de personen die de functie bekleden geautoriseerd kunnen worden voor toegang tot en bevraging van het SIS ten behoeve van de in het eerste lid genoemde doelen.

Artikel 3. Toegang SIS

Recht op toegang tot gegevens in het Schengeninformatiesysteem hebben:

  • a. de Dienst wegverkeer ten behoeve van de doelen, genoemd in artikelen 45, eerste lid, en 46, eerste lid, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken; en

  • b. de politie ten behoeve van het doel, genoemd in artikel 47, eerste lid, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

Paragraaf 3. Uitvoering EES-verordening

Artikel 4. Immigratieautoriteiten EES

De in artikel 9, tweede lid, van de EES-verordening bedoelde immigratieautoriteiten zijn de Minister van Asiel en Migratie en de met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 belaste ambtenaren, voor zover deze verantwoordelijkheden overeenkomen met de in artikel 3, punt 4, van de EES-verordening genoemde verantwoordelijkheden.

Artikel 5. Centrale verantwoordelijkheid gegevensverwerking EES

De in artikel 39, eerste lid, van de EES-verordening bedoelde autoriteit die de centrale verantwoordelijkheid voor gegevensverwerking draagt is de Minister van Defensie.

Paragraaf 4. Uitvoering Etias-verordening

Artikel 6. Immigratieautoriteit Etias

De in artikel 13, vierde lid, van de Etias-verordening bedoelde immigratieautoriteiten zijn de Minister van Asiel en Migratie en de met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 belaste ambtenaren, voor zover deze verantwoordelijkheden overeenkomen met de in artikel 3, punt 22, van de Etias-verordening opgenomen redenen.

Paragraaf 5. Uitvoering VIS-verordening

Artikel 7. Raadpleging gegevens VIS

De Minister van Asiel en Migratie en de met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 belaste ambtenaren hebben toegang tot het VIS voor het raadplegen van gegevens voor zover zij zijn belast met de uitvoering van taken op grond van de Vreemdelingenwet 2000 overeenkomstig de VIS-verordening:

  • a. vanwege de in artikel 18, 18bis, 19, 19bis, 20, 21 en 22 van die verordening omschreven doelen; en

  • b. vanwege de in artikel 22 octies, 22 nonies, 22 decies, 22 undecies en artikel 22 duodecies van die verordening omschreven doelen.

Artikel 8. Aangewezen VIS-autoriteit

De aangewezen VIS-autoriteit is ondergebracht bij de Koninklijke marechaussee.

Artikel 9. Invoeren, wijzigen en verwijderen gegevens VIS

De Minister van Asiel en Migratie en de met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 belaste ambtenaren hebben toegang tot het VIS voor het invoeren, wijzigen of verwijderen van gegevens overeenkomstig de artikelen 22bis tot en met 22 septies van de VIS-verordening in verband met de taken op grond van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 10. Verzoek toegang gegevens VIS

De in artikel 22octodecies, tweede lid, van de VIS-verordening bedoelde autoriteiten die bij de uitvoering van hun taken kunnen verzoeken om toegang tot de in dat artikellid bedoelde gegevens zijn:

  • a. de gerechten, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het openbaar ministerie;

  • b. de raad voor de kinderbescherming, de rechtspersoon, bedoeld in artikel 256, eerste lid, of artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden, bedoeld in artikel 4 van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming en de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de aan hen opgedragen wettelijke taken.

Artikel 11. Centrale verantwoordelijkheid gegevensverwerking VIS

De in artikel 29, vierde lid, van de VIS-verordening, bedoelde autoriteit die de centrale verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking draagt is de Minister van Buitenlandse Zaken.

Paragraaf 6. Wijziging andere besluiten

Artikel 12. Wijziging Besluit politiegegevens

Het Besluit politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

Na subonderdeel 12°. wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 13°. de nationale Etias-eenheid, genoemd in artikel 1.33 van het Vreemdelingenbesluit 2000 voor de uitvoering van de Etias-verordening.

B

Aan artikel 4:6, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van dit lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. de ambtenaren werkzaam bij de nationale Etias-eenheid, genoemd in artikel 1.33 van het Vreemdelingenbesluit 2000, voor de uitvoering van de Etias-verordening.

C

Aan artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van dit onderdeel, een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 14°. de aangewezen VIS-autoriteit, genoemd in artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit EU-verordeningen grenzen en veiligheid, voor de uitvoering van de VIS-verordening.

D

Aan artikel 4:6, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van dit lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee werkzaam bij de aangewezen VIS-autoriteit, genoemd in artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit EU-verordeningen grenzen en veiligheid, ten behoeve van de uitvoering van de VIS-verordening.

Artikel 13. Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000

In het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt na artikel 1.32 een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 1b. Reisautorisatie
Artikel 1.33

De nationale Etias-eenheid is ondergebracht bij de Koninklijke marechaussee.

Artikel 14. Wijziging van het Besluit van 4 september 2025, houdende wijziging van de Penitentiaire maatregel en het Besluit politiegegevens in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie

Artikel II van het Besluit van 4 september 2025, houdende wijziging van de Penitentiaire maatregel en het Besluit politiegegevens in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie (Stb. 2025, nr. 205) komt te luiden:

ARTIKEL II

Aan artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit politiegegevens wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 11° door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 12°. de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 40b, 40c, 40d en 40e, van de Penitentiaire beginselenwet.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit EU-verordeningen grenzen en veiligheid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 oktober 2025

Willem-Alexander

De Minister van Asiel en Migratie, D.M. van Weel

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding

Bijgaand besluit geeft uitvoering aan enkele bepalingen van de Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid (hierna: Uitvoeringswet) en dient net als de wet ter uitvoering van een aantal EU-verordeningen. Deze verordeningen stellen regels op het terrein van grenzen en veiligheid en voeren daartoe tevens informatiesystemen in of actualiseren deze. De verordeningen en bijbehorende systemen betreffen:

  • 1. De SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en Schengeninformatiesysteem (hierna: SIS);1

  • 2. De SIS-verordening grenscontroles;2

  • 3. De SIS-verordening terugkeer;3

  • 4. De EES-verordening en het inreis-uitreissysteem (entry-exitsystem, hierna: EES);4

  • 5. De Etias-verordening en het Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (European Travel Information and Authorisation System, hierna: Etias);5

  • 6. De VIS-verordening en de daarin aangebrachte wijzigingen door de verordening tot herziening van het visuminformatiesysteem (hierna: VIS);6

  • 7. De vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen EU-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa (hierna: interoperabiliteitsverordening grenzen en visa);7

  • 8. De vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen EU-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie (hierna: interoperabiliteitsverordening politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie);8

De bovengenoemde verordeningen hebben tevens wijzigingen aangebracht in andere Europese regelgeving, ook tussen de verordeningen onderling. Daarnaast zijn er twee verordeningen die volledig zien op wijzigingen van de bovengenoemde verordeningen.

Dit zijn:

  • Verordening (EU) 2021/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861 en (EU) 2019/817 wat betreft de vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot andere EU-informatiesystemen voor de doeleinden van het Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem, en («wijzigingsverordening Etias»);

  • Verordening (EU) 2021/1134 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EG) nr. 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad, met het oog op de herziening van het Visuminformatiesysteem («herzieningsverordening VIS»).

De onderhavige algemene maatregel van besluit (hierna: amvb) dient ter verdere operationalisering van de bovengenoemde verordeningen. Daarbij gaat het om de volgende onderwerpen.

Ten eerste bevat de Uitvoeringswet in artikel 2, eerste lid, de mogelijkheid om bij amvb autoriteiten of instanties aan te wijzen die in verband met de taken die zij uitvoeren worden aangemerkt als de autoriteiten of instanties, bedoeld in de bovengenoemde verordeningen. Artikel 2, tweede lid, van de wet verplicht tot het aanwijzen van een instantie of dienst als aangewezen VIS-autoriteit.

Ten tweede bevat artikel 5 van de Uitvoeringswet de verplichting om bij amvb de verwerkingsverantwoordelijke aan te wijzen bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de EES-verordening en bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de VIS-verordening.

Ten derde is met de Uitvoeringswet een artikel in de Vreemdelingenwet 2000 opgenomen (artikel 2dd) dat ertoe verplicht om bij amvb een instantie of dienst aan te wijzen als de nationale Etias-eenheid, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Etias-verordening. Hierin wordt voorzien middels een wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000).

Tot slot geldt dat dit Uitvoeringsbesluit voorziet in de wijziging van het Besluit politiegegevens om uitvoering te kunnen geven aan de Etias-verordening en de VIS-verordening.

Ten aanzien van de uitvoering van de SIS-verordeningen geldt dat de Wet tijdelijke regels SIS-verordening grenscontroles en SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken9 tijdelijk uitvoering geeft aan de SIS-verordeningen tot het moment waarop de Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid en onderhavig uitvoeringsbesluit in werking treden. Bijgaand besluit vervangt dan ook de betreffende tijdelijke wet en neemt de daarin opgenomen regels over.

In de paragrafen hierna zullen de voorgestelde bepalingen per verordening nader worden toegelicht. Van belang is nog te benoemen dat de verordeningen reeds in werking zijn getreden, maar nog niet allemaal toepasselijk zijn en de gereguleerde systemen nog niet allemaal in gebruik zijn genomen. De verordeningen bevatten regels over wanneer en op welke wijze wordt bepaald dat een verordening toepasselijk wordt en een systeem in gebruik wordt genomen. In de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet is hier nader op ingegaan.10 Daarbij gaat het om bestaande systemen en verordeningen die gewijzigd worden (SIS en VIS) en nieuwe verordeningen en systemen (EES en Etias) en de totstandbrenging van interoperabiliteit tussen deze systemen. Voor de SIS-verordeningen en de wijzigingen die aan SIS als systeem worden aangebracht geldt dat deze met ingang van maart 2023 van toepassing zijn geworden en in gebruik zijn genomen. Om die reden is dan ook een voorziening getroffen in de vorm van bovengenoemde tijdelijke wet. Voor de overige verordeningen geldt dat de huidige stand van zaken is dat EES het eerstvolgende systeem is dat in gebruik wordt genomen in het najaar van 2025.

Ten aanzien van EES geldt dat oorspronkelijk was voorzien in toepasselijkheid in het najaar van 2024. Omdat dit niet voor alle lidstaten haalbaar bleek en een meer flexibele invoering wenselijk was, heeft de Commissie op 4 december 2024 het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een tijdelijke afwijking van een aantal bepalingen van Verordening (EU) 2017/2226 en Verordening (EU) 2016/399 met betrekking tot een geleidelijke ingebruikneming van het inreis-uitreissysteem gepubliceerd.11 Inmiddels is dit voorstel aangenomen, gepubliceerd en inwerking getreden.12 Vervolgens is met Uitvoeringsbesluit (EU) 2025/154413 de datum van ingebruikneming van EES vastgesteld op 12 oktober 2025. Zoals aangegeven bij het BNC-fiche dat is opgesteld bij het Commissievoorstel maakt de verordening een progressieve start mogelijk die aansluit bij de nationale behoefte en capaciteit van de uitvoeringsorganisaties.14 Deze geleidelijke ingebruikneming noodzaakt niet tot wijzigingen in de Uitvoeringswet of onderhavig besluit doordat wordt verwezen naar de EES-verordening die met het Commissievoorstel wordt gewijzigd.

Net als bij de Uitvoeringswet wordt bij onderhavig besluit voorzien in inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Op deze wijze wordt voorzien in de benodigde flexibiliteit om de verschillende onderdelen van het Uitvoeringsbesluit die corresponderen met de verschillende verordeningen inwerking te laten treden op het moment dat de desbetreffende verordening toepasselijk wordt. Waar onderwerpen die in bijgaand Uitvoeringsbesluit zijn opgenomen reeds zijn toegelicht in de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet, worden deze niet nogmaals in deze toelichting behandeld, tenzij dit voor de begrijpelijkheid noodzakelijk is.

2. Inhoud van het besluit

2.1 De SIS-verordeningen

Met de Wet tijdelijke regels SIS-verordening grenscontroles en SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken zijn tijdelijke regels ter uitvoering van de SIS-verordening grenscontroles, de SIS-verordening terugkeer en de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken gegeven. SIS staat voor Schengeninformatiesysteem. Dat is een EU-informatiesysteem dat grenscontroles en politiële en justitiële samenwerking in strafzaken ondersteunt in en tussen de zogenaamde Schengenlanden. De SIS-verordeningen zijn eind 2018 tot stand gekomen, gepubliceerd en in werking getreden. Een deel van de bepalingen van de SIS-verordeningen is direct van kracht sinds de inwerkingtreding. Het van kracht worden van het andere deel van de bepalingen heeft op 7 maart 2023 plaatsgevonden.15 Bij het van kracht worden van het tweede deel vervielen de voorgaande SIS-verordeningen en het bijbehorende SIS-besluit.16 De hierboven genoemde tijdelijke wet biedt de benodigde uitvoeringsregels als overbrugging tot het moment waarop de daarop betrekking hebbende onderdelen van de Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid en onderhavig uitvoeringsbesluit in werking treden.

Zoals hierboven al aangegeven, is het SIS een EU-informatiesysteem dat grenscontroles en politiële en justitiële samenwerking in strafzaken ondersteunt in en tussen de Schengenlanden. Het SIS is tot stand gekomen ter compensatie van de weggevallen grenscontroles aan de binnengrenzen van het Schengenlanden. Hiervoor werd een verdergaande politiële en justitiële samenwerking nodig geacht. In het SIS kunnen nationale autoriteiten die zijn belast met de uitvoering van grenscontroles en politiële en justitiële autoriteiten personen en goederen signaleren. Bijvoorbeeld een gezocht of vermist persoon, of een gestolen voertuig of document. Daarbij kan aan een signalering een verzoek tot een actie worden verbonden. Bijvoorbeeld de aanhouding van een persoon of de inbeslagname van een goed.

De SIS-verordeningen zijn, evenals de andere verordeningen, naar hun aard rechtstreeks werkend. Slechts enkele onderdelen behoeven uitvoeringsregelgeving.

De SIS-verordeningen regelen dat de nationaal bevoegde autoriteiten die zijn belast met de uitvoering van de in de verordeningen genoemde taken recht hebben op toegang tot de gegevens, en, indien van toepassing, rechtstreekse bevraging van het SIS. Deze rechten zijn telkens beperkt tot de reikwijdte van de taak beschreven in de SIS-verordeningen. Indien de desbetreffende autoriteit naar nationaal recht is belast met nog een andere of een bredere taak dan beschreven in de desbetreffende verordening gelden die rechten niet voor die andere taken of dat bredere deel van de taak.

De redactie van de desbetreffende bepalingen in de SIS-verordeningen loopt net als bij de andere verordeningen uiteen. Een deel van de bepalingen in SIS-verordeningen lijkt specifiek te regelen welke nationaal bevoegde autoriteiten recht hebben op toegang tot gegevens en, indien van toepassing, rechtstreekse bevraging van het SIS.17 Een ander deel van de bepalingen in de SIS-verordeningen regelt, veelal door de desbetreffende onderwerpen ter nadere regeling open te laten aan de nationale wetgever, niet specifiek welke autoriteiten dat recht hebben.18

In de Nederlandse taalversie van de SIS-verordening grenscontroles is sprake van het recht op toegang tot in de SIS ingevoerde gegevens en het recht op rechtstreekse bevraging van het SIS. In de Nederlandse taalversie van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken is sprake van het recht op toegang tot in het SIS ingevoerde gegevens, en het recht op rechtstreekse doorzoeking van het SIS. Gelet op de verschillende taalversies wordt er bij onderhavig besluit in lijn met de bovengenoemde tijdelijke wet met bevraging en doorzoeking telkens bevraging bedoeld. In de Engelse taalversie van beide SIS-verordeningen wordt in dit verband namelijk consequent geschreven over «the right to search directly the SIS database» en in de Franse taalversie over «le droit d'effectuer des recherches dans directement de la base de données du SIS». In dit licht wordt in dit uitvoeringsbesluit dus telkens rechtstreekse bevraging van het SIS bedoeld.

Onderhavig uitvoeringsbesluit regelt de aanwijzing van de nationaal bevoegde autoriteiten onder verwijzing naar de artikelen in de SIS-verordeningen ter uitvoering waarvan de desbetreffende autoriteiten dat recht hebben. Daarbij geldt net als bij de andere verordeningen dat er geen beleidsruimte is om daarin een keuze te maken. Omwille van de overzichtelijkheid is hieronder voor beide SIS-verordeningen een tabel opgenomen waarbij per artikel is beschreven welke nationaal bevoegde autoriteit ter uitvoering van dat artikel het recht op toegang tot gegevens of, indien van toepassing, rechtstreekse bevraging van het SIS toekomt. Voor de SIS-verordening terugkeer geldt dat in artikel 17, eerste lid, naar de bevoegde autoriteiten onder artikel 34, eerste, tweede en derde lid, van de SIS-verordening grenscontroles wordt verwezen. Daarmee geldt dat indien een autoriteit op grond van een van de artikelleden toegang heeft tot SIS-gegevens, of bevraging van het SIS, dit tevens geldt voor de onderdelen die zien op SIS-terugkeer.

SIS-verordening grenscontroles 2018/1861/EU

Artikel verordening

Taak waar toegang voor is geregeld

Instantie/autoriteit die in Nl belast is met de taak/artikel van de amvb

Recht op toegang tot gegevens of recht op toegang en rechtstreekse bevraging SIS

Artikel 34, eerste lid, ziet op bevoegde nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de identificatie van onderdanen van derde landen.

34, lid 1, onderdeel a

Grenscontrole overeenkomstig Schengengrenscode.

Koninklijke Marechaussee (KMar), politie.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen d en e.

Toegang tot de gegevens en rechtstreekse bevraging SIS.

34, lid 1, onderdeel b

Politie- en douanecontroles en de coördinatie daarvan.

Politie, douane en KMar

Artikel 2, eerste lid, onderdelen d, e en h.

Idem.

34, lid 1, onderdeel c

Het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, of voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties, in de betrokken lidstaat, mits Richtlijn (EU) 2016/680 van toepassing is.

Politie, KMar, bijzondere opsporingsdiensten, openbaar ministerie, Passagiersinformatie-eenheid.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen c t/m g.

Idem.

34, lid 1, onderdeel d

Het onderzoeken van de voorwaarden en het nemen van beslissingen i.v.m. de toegang tot en het verblijf van onderdanen van derde landen op het grondgebied (met inbegrip van verblijfsvergunningen en visa voor langere duur) en i.v.m. de terugkeer van onderdanen van derde landen, alsmede het verrichten van controles van derde landen die illegaal zijn binnengekomen of illegaal verblijven.

Minister van Asiel en Migratie (IND en DT&V), politie, KMar.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen a, d en e.

Idem.

34, lid 1, onderdeel e

Veiligheidscontroles van onderdanen van derde landen die internationale bescherming vragen, voor zover de autoriteiten die de controles verrichten geen „beslissingsautoriteiten» zijn zoals gedefinieerd in artikel 2, onder f), van Richtlijn 2013/32/EU.

Politie, KMar

(de IND is een «beslis-singsautoriteit» in de zin van artikel 2, onder f, van Richtlijn (EU) 2013/32 en is daarom uitgesloten).

Artikel 2, eerste lid, onderdelen d en e.

Idem.

34, lid 1, onderdeel f

Het onderzoeken van visumaanvragen en het nemen van beslissingen in verband met deze aanvragen, alsmede inzake nietigverklaring, intrekking of verlenging van visa, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 810/2009 (visumcode).

De Minister van Buitenlandse Zaken (en in mandaat partijen die besluiten nemen over visa voor kort verblijf namens de Minister van Buitenlandse Zaken)

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b.

Idem.

34, lid 1, onderdeel g

Het verifiëren van meerdere identiteiten en het bestrijden van identiteitsfraude overeenkomstig hoofdstuk V van verordening 2019/817/EU (interoperabiliteitsverordening grenzen en visa).

Volgt rechtstreeks uit de interoperabiliteitsverordening.

Idem.

34, lid 1, onderdeel h

De handmatige verwerking van Etias-aanvragen door de nationale Etias-eenheid op grond van artikel 8 van Verordening (EU) 2018/1240.

De nationale Etias-eenheid.

Dit volgt uit de aanwijzing in artikel 7.

Idem.

34, lid 2

Onderzoek van een aanvraag tot naturalisatie (dit wordt opgevat als de nationaliteit van een lidstaat verkrijgen en hieronder valt dus tevens het Nederlanderschap verkrijgen door middel van optie).

De Minister van Asiel en Migratie (IND)

Artikel 2, eerste lid, onderdeel a.

Idem.

34, lid 3

Instellen van strafvervolging en justitiële onderzoeken.

Openbaar ministerie.

Artikel 2, onderdeel c.

Idem.

34, lid 1, onderdeel f en vierde lid en artikel 41, zesde lid

Onderzoek van en beslissing nemen op visumaanvragen, nietigverklaring en intrekking of verlenging van visa overeenkomstig Verordening (EG) nr. 810/2009 inclusief signaleringen ingevoerd op grond van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

De Minister van Buitenlandse Zaken (en in mandaat partijen die besluiten nemen over visa voor kort verblijf namens de Minister van Buitenlandse Zaken).

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b.

Idem.

SIS-verordening terugkeer 2018/1860/EU

Artikel verordening

Taak waar toegang voor is geregeld

Instantie/autoriteit die in Nl belast is met de taak

Recht op toegang gegevens of recht op toegang en rechtstreekse bevraging

17 lid 1

De nationale bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 34, leden 1, 2 en 3, van Verordening 2018/1861/EU.

Overeenkomstige toepassing artikel 34, lid 1, 2 en 3 van de SIS-verordening grenscontroles.

Toegang tot de gegevens en bevraging SIS.

SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken 2018/1862/EU

Artikel verordening

Taak waar toegang voor is geregeld

Instantie/autoriteit die in Nl belast is met de taak/artikel van de amvb.

Recht op toegang gegevens of recht op toegang en rechtstreekse bevraging (doorzoeking)

44, lid 1, onderdeel a

Grenscontrole overeenkomstig Schengengrenscode.

Koninklijke Marechaussee (KMar), politie.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen d en e.

Toegang tot de gegevens en rechtstreekse bevraging SIS.

44, lid 1, onderdeel b

Politie- en douanecontroles en de coördinatie daarvan.

Politie, douane en KMar.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen d, e en h.

Idem.

44, lid 1, onderdeel c

Het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, of voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties, in de betrokken lidstaat, mits Richtlijn (EU) 2016/680 van toepassing is.

Politie, KMar, bijzondere opsporingsdiensten, openbaar ministerie, Passagiersinformatie-eenheid.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen c t/m g.

Idem.

44, lid 1, onderdeel d

Het onderzoeken van de voorwaarden en het nemen van beslissingen i.v.m. de toegang tot en het verblijf van onderdanen van derde landen op het grondgebied (met inbegrip van verblijfsvergunningen en visa voor langere duur) en i.v.m. de terugkeer van onderdanen van derde landen, alsmede het verrichten van controles van derde landen die illegaal zijn binnengekomen of illegaal verblijven.

Minister van Asiel en Migratie (IND en DT&V), politie, KMar.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen a, d en e.

Idem.

44, lid 1, onderdeel e

Veiligheidscontroles van onderdanen van derde landen die internationale bescherming vragen, voor zover de autoriteiten die de controles verrichten geen „beslissingsautoriteiten» zijn zoals gedefinieerd in artikel 2, onder f), van Richtlijn 2013/32/EU.

Politie, KMar

(de IND is een «beslis-singsautoriteit» in de zin van artikel 2, onder f, van Richtlijn (EU) 2013/32 en is daarom uitgesloten).

Artikel 2, eerste lid, onderdelen d en e.

Idem.

44 lid 1, onderdeel f

Het verifiëren van meerdere identiteiten en het bestrijden van identiteitsfraude overeenkomstig hoofdstuk V van verordening 2019/818/EU (interoperabiliteitsverordening politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie).

Dit volgt rechtstreeks uit de interoperabiliteitsverordening.

Idem.

44 lid 1, onderdeel h

De handmatige verwerking van Etias-aanvragen door de nationale Etias-eenheid, op grond van artikel 8 van verordening 2018/1240/EU (Etias-verordening).

De nationale Etias-eenheid.

Dit volgt uit de aanwijzing geregeld in artikel 13.

Idem.

44, lid 2

Onderzoek van een aanvraag tot naturalisatie (dit wordt opgevat als de nationaliteit van een lidstaat verkrijgen en hieronder valt dus tevens het Nederlanderschap verkrijgen door middel van optie)

De Minister van Asiel en Migratie (IND).

Artikel 2, eerste lid, onderdeel a.

Idem.

44, lid 3

Instellen van strafvervolging en justitiële onderzoeken

Openbaar ministerie.

Artikel 2, eerste lid, onderdeel c.

Idem.

45 lid 1

Registreren van voertuigen, kentekenbewijzen en kentekenplaten.

Dienst wegverkeer.

Artikel 3, onderdeel a.

Toegang tot de gegevens.

46 lid 1

Registreren van vaartuigen, scheepsmotoren, luchtvaartuigen, luchtvaartuigmotoren.

Dienst wegverkeer.

Artikel 3, onderdeel a.

Idem.

47 lid 1

Registreren van vuurwapens.

Politie.

Artikel 3, onderdeel b.

Idem.

2.2 De EES-verordening

In artikel 9, tweede lid, van de EES-verordening is opgenomen dat elke lidstaat de bevoegde nationale autoriteiten aanwijst, die voor de toepassing van deze verordening de grensautoriteiten, de visumautoriteiten en de immigratieautoriteiten zijn. Zoals toegelicht in paragraaf 3.1 van de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet19 geldt voor de grensautoriteiten en de visumautoriteiten (kort verblijf) dat deze reeds op grond van bestaande Europese regelgeving zijn aangewezen in het nationale recht (paragrafen 3.2 en 3.3 van de memorie van toelichting).

Voor de immigratieautoriteiten geldt zoals toegelicht in paragraaf 3.4 van de memorie van toelichting dat met bijgaand besluit wordt verduidelijkt dat de in de EES-verordening genoemde redenen in Nederland zijn vastgelegd in de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000).

Deze redenen staan in artikel 3, eerste lid, onder 4, van de EES-verordening omschreven en betreffen:

  • a) op het grondgebied van de lidstaten te controleren of de voorwaarden voor toegang tot of toegestaan verblijf op het grondgebied van de lidstaten zijn vervuld;

  • b) de voorwaarden voor de vestiging van onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten te onderzoeken en beslissingen te nemen met betrekking tot die vestiging, voor zover deze autoriteiten geen „beslissingsautoriteit» als gedefinieerd in artikel 2, onder f), van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad zijn, en, in voorkomend geval, advies te verstrekken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad;

  • c) de terugkeer van onderdanen van derde landen naar een derde land van herkomst of doorreis te faciliteren.

In onderdeel b van de hierboven omschreven definitie in de EES-verordening worden twee onderdelen uitgesloten van de reikwijdte van het begrip immigratieautoriteit. Het eerste onderdeel betreft autoriteiten die «beslissingsautoriteit» zijn in de zin van richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180). In deze richtlijn wordt beslissingsautoriteit gedefinieerd als «elk semi-rechterlijk of administratief orgaan in een lidstaat dat met de behandeling van verzoeken om internationale bescherming is belast en bevoegd is daarover in eerste aanleg een beslissing te nemen».

Een ander onderdeel in de definiëring sluit autoriteiten uit die bevoegd zijn advies te verstrekken overeenkomstig verordening 377/2004/EG. Deze verordening is inmiddels vervangen door verordening (EU) 2019/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de oprichting van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PbEU 2019, L 198). Een immigratieverbindingsfunctionaris is ingevolge die verordening een verbindingsfunctionaris die door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, door de Commissie of door een agentschap van de Unie, overeenkomstig de respectieve rechtsgrond, is aangewezen en in een ander land wordt ingezet om immigratiegerelateerde kwesties te behandelen, ook wanneer dit slechts een deel van hun taken is.

De Minister van Asiel en Migratie is verantwoordelijk voor de Vw 2000. Diverse instanties en ambtenaren zijn met de uitvoering van de Vw 2000 belast. Het gaat onder meer om de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terug en Vertrek, maar ook om ambtenaren die op grond van de Vw 2000 zijn belast met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot vreemdelingen, waaronder de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM).

Om een toekomstbestendig kader te creëren wordt in artikel 4 van onderhavig Uitvoeringsbesluit verwezen naar de Vw 2000 waarin de bovengenoemde taken zijn geregeld. Op basis van artikel 65 van de EES-verordening geldt dat de lidstaten diverse kennisgevingen aan de Commissie dienen te verrichten, waaronder de lijst met bevoegde autoriteiten. Deze lijsten worden gepubliceerd en kunnen wanneer nodig worden geactualiseerd. In deze lijsten kunnen waar nodig op meer gedetailleerd niveau betrokken organisaties die de bovengenoemde taken uitvoeren worden gemeld. Tot slot geldt op basis van artikel 38 van de EES-verordening dat lidstaten verantwoordelijk zijn voor het beheer en de regelingen op grond waarvan naar behoren gemachtigde personeelsleden van de bevoegde nationale autoriteiten overeenkomstig de verordening toegang hebben tot het EES, en de opstelling en regelmatige bijwerking van een lijst van de betrokken personeelsleden en hun profiel.

Op deze wijze is er voorzien in een gelaagde toekomstbestendige structuur.

Ten aanzien van de verplichting tot aanwijzing van de autoriteit die de centrale verantwoordelijkheid draagt voor de verwerking in EES geldt dat dit in paragraaf 2.5 aan bod kom komt.

2.3 De Etias-verordening

Bevoegde autoriteiten artikel 13, vijfde lid

Voor de Etias-verordening geldt dat op grond van artikel 13, vijfde lid, de lidstaten de in de leden 2, 4 en 4bis bedoelde bevoegde autoriteiten aanwijzen. In het tweede lid wordt verwezen naar de grensautoriteiten. Voor de grensautoriteiten geldt net als onder de EES-verordening dat deze reeds zijn aangewezen op grond van bestaande Europese regelgeving. Dit is toegelicht in paragraaf 3.2 van de memorie van toelichting.20

In het vierde lid wordt verwezen naar de toegang die immigratieautoriteiten overeenkomstig artikel 49 van de Etias-verordening hebben. De definitie van «immigratieautoriteit» is opgenomen in artikel 3 punt 22 van de Etias-verordening en komt overeen met de omschrijving in van immigratieautoriteiten in de EES-verordening. Om die reden wordt hier dan ook volstaan met verwijzing naar de toelichting in de voorgaande paragraaf.

In lid 4bis wordt verwezen naar de artikelen 20 en 21 van Verordening (EU) 2019/817 (interoperabiliteitsverordening grenzen en visa). Ten aanzien van artikel 20 geldt dat in artikel 8 van de Uitvoeringswet een voorziening is getroffen. Voor artikel 21 geldt dat dit artikel weer verwijst naar artikel 29 van de interoperabiliteitsverordening waarin in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, wordt verwezen naar een aantal autoriteiten die op grond van andere verordeningen zijn aangewezen, bijvoorbeeld de bevoegde visumautoriteiten onder VIS (onderdeel b). Het nogmaals aanwijzen onder Etias van de instanties waarnaar in de interoperabiliteitsverordening grenzen en visa wordt verwezen is dan ook niet nodig.

Schematisch weergegeven ziet dat er als volgt uit:

Artikel 13, vijfde lid, Etias-verordening

Toelichting

13, tweede lid, Etias-verordening.

Dit betreft toegang door de grensautoriteiten. Aanwijzing grensautoriteiten betreft uitvoering middels bestaand recht, artikel 46, eerste en derde lid, Vw 2000.

13, vierde lid, Etias-verordening onder verwijzing naar artikel 49 van de Etias-verordening.

Dit betreft toegang door de immigratieautoriteiten op grond van artikel 49 van de Etias-verordening. Aanwijzing Minister van Asiel en Migratie en met de uitvoering van de Vw 2000 belaste ambtenaren in artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit.

13, lid 4bis, Etias-verordening onder verwijzing naar artikel 20 en artikel 21, jo. 29 van de interoperabiliteitsverordening grenzen en visa.

Geregeld in artikel 8 van de Uitvoeringwet waar het gaat om artikel 20.

Artikel 21, jo 29 ziet op de manuele verificatie van meerdere identiteiten.

Zie meer hierover in paragraaf 5.2. onderdelen c en d van de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet.1

X Noot
1

Zie voetnoot 14.

Nationale Etias-eenheid

Artikel 8, eerste lid, van de Etias-verordening bepaalt dat iedere lidstaat een bevoegde autoriteit aanwijst als de nationale Etias-eenheid, die verantwoordelijk is voor de taken opgenomen in het tweede lid.

Met de Uitvoeringswet wordt in artikel 2dd van de Vw 2000 een grondslag opgenomen voor het aanwijzen van een instantie of dienst als nationale Etias-eenheid bij amvb. Zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet (paragraaf 3.5) wordt de nationale Etias-eenheid ondergebracht bij de Koninklijke marechaussee (hierna: KMar) nu de doelstellingen die met Etias worden nagestreefd aansluiten bij de taken die bij de KMar zijn belegd in het kader van grensbewaking conform nationale (vreemdelingen)wetgeving. Dit is geregeld in artikel 13, waarmee «Hoofdstuk 1b. Reisautorisatie» en artikel 1.33 worden ingevoegd in het Vreemdelingenbesluit 2000.

Zoals eveneens opgemerkt in de memorie van toelichting bij de wet geldt dat de nationale Etias-eenheid ten behoeve van de uitvoering van de taken die zijn opgenomen in artikel 8, tweede lid, van de Etias-verordening, over die gegevens zal moeten beschikken die de uitvoering van deze taken mogelijk maken, waaronder het onderzoeken van en beslissen op reisautorisatieaanvragen wanneer de geautomatiseerde aanvraagprocedure een hit heeft opgeleverd en de handmatige verwerking van de aanvraag door de centrale Etias-eenheid is geïnitieerd.

Voor de verstrekking van politiegegevens aan de nationale Etias-eenheid geldt dat dit geschiedt op basis van artikel 18 en artikel 23, tweede lid, van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg). Deze verstrekking is nader uitgewerkt in het Besluit politiegegevens (hierna: Bpg), namelijk de artikelen 4:3 en 4:6. Met onderhavig besluit (artikel 12, onderdelen A en B) worden deze artikelen aangevuld ten behoeve van de taken die de nationale Etias-eenheid verricht onder de Etias-verordening.

2.4 De VIS-verordening

In paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting bij het wetvoorstel is ingegaan op de bevoegde autoriteiten onder de VIS-verordening. Voor de VIS-verordening geldt dat deze meerdere keren wordt gewijzigd, namelijk door de Interoperabiliteitsverordening grenzen en visa en door de in de paragraaf 1 van deze toelichting genoemde «herzieningsverordening Etias». De meest ingrijpende wijziging zal echter worden aangebracht door de «herzieningsverordening VIS». Deze herziening zal een wijziging van de titel van de verordening van «betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening)» naar «betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf, visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen (VIS-verordening)» tot gevolg hebben alsmede de verplaatsing van enkele artikelen.

Voor wat betreft het onderstaande geldt dat deze wijzigingen voortvloeien uit deze herzieningsverordening VIS. Voor de volledigheid dient hier nog te worden benoemd dat net als bij de EES- en Etias-verordening de visumautoriteiten en grensautoriteiten reeds zijn aangewezen in het nationale recht. Uit deze aanwijzing volgt tevens dat zij de taken uitvoeren die de verordeningen aan deze autoriteiten toekennen.

Voor de verschillende autoriteiten die het VIS kunnen raadplegen, dan wel gegevens kunnen invoeren, wijzigen en verwijderen, of een specifieke taak verrichten, geldt dat deze hierna in verschillende blokken worden behandeld overeenkomstig de toegangsrechten, rollen en taken. Daarbij dient benadrukt te worden dat de verschillende onderdelen niet allemaal tegelijk operationeel worden in de VIS-verordening, waardoor de nationale uitvoeringsregels in separate artikelen of onderdelen van artikelen zijn opgenomen, zodat waar nodig voorzien kan worden in gefaseerde inwerkingtreding.

Achtereenvolgens komen hierna de volgende categorieën aan bod:

  • a. De aangewezen VIS-autoriteit.

    De VIS-verordening verplicht tot het aanwijzen van een «aangewezen VIS-autoriteit», die op basis van de VIS-verordening in specifiek omschreven situaties een handmatige verificatie moet verrichten in de systemen.

  • b. De autoriteiten die overeenkomstig het nationale recht bevoegd zijn ten aanzien van visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen.

    Deze autoriteiten moeten voortaan gegevens in het VIS kunnen invoeren, wijzigingen of verwijderen, doordat het toepassingsbereik van VIS wordt uitgebreid met dit type visa en verblijfsvergunningen.

  • c. De autoriteiten die het VIS kunnen raadplegen vanwege de taken die zij uitvoeren voor specifieke, in de VIS-verordening omschreven doelen.

  • d. De autoriteiten die om toegang tot het VIS kunnen verzoeken vanwege rechtshandhavingsdoeleinden.

Voor een aantal onderdelen geldt dat onderhavig uitvoeringsbesluit niet voorziet in regels, omdat al op andere wijze in nationale regelgeving is voorzien. In die gevallen zal dit expliciet worden toegelicht, dan wel in de tabel aan het einde van deze paragraaf worden opgenomen.

Tot slot dient vooraf nog te worden opgemerkt dat met name de VIS-verordening gebruik maakt van de terminologie «de autoriteiten die bevoegd zijn om» of «de autoriteit die bevoegd is om». Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen de autoriteit die formeel krachtens nationale regelgeving bevoegd is ten aanzien van bepaalde taken en de uitvoeringsinstantie(s) en organisaties die de werkzaamheden feitelijk verrichten. Om toekomstbestendige regelgeving te maken die overeenstemt met het Nederlandse staatsrechtelijke bestel, zal in onderhavig Uitvoeringsbesluit steeds de formele autoriteit worden aangewezen. Dit is feitelijk steeds de Minister van Asiel en Migratie op grond van de Vw 2000. Aan de Europese Commissie, zal zoals hierboven ook al aan bod kwam vervolgens de lijst worden gemeld met instanties en organisaties die op basis van onder organisatie- en mandaatbesluiten deze taken en werkzaamheden namens de Minister van Asiel en Migratie uitvoeren. Deze lijsten kunnen geactualiseerd worden indien bijvoorbeeld een organisatiebesluit of mandaatbesluit wordt aangepast.

Ad a. Aangewezen VIS-autoriteit

In artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringswet is opgenomen dat bij amvb een instantie of dienst wordt aangewezen als aangewezen VIS-autoriteit, als bedoeld in artikel 9 quinquies, eerste lid, van de VIS-verordening. Artikel 9 quinquies wordt met de herzieningsverordening VIS21 ingevoegd in de VIS-verordening.

Zoals toegelicht in paragraaf 3.6 van de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet geldt met de herziening van VIS dat aanvraagdossiers, dat wil zeggen een door een visumautoriteit aangemaakt dossier met betrekking tot de aanvraag van een visum, automatisch door het VIS worden verwerkt om na te gaan of er treffers zijn met andere EU-systemen zoals het SIS, EES en Etias. Indien een dergelijke vergelijking een overeenkomst («treffer») oplevert met persoonsgegevens of een combinatie van persoonsgegevens in een aanvraag en een bestand, dossier of signalering in die andere informatiesystemen of databanken, of met persoonsgegevens op de Etias-observatielijst, moet de aanvraag handmatig worden geverifieerd door een bevoegde autoriteit.

De handmatige verificatie vindt in de gevallen omschreven in artikel 9 quater van de VIS-verordening (na herziening) door de bevoegde visumautoriteit zelf plaats. Het gaat dan bijvoorbeeld om een treffer met een signalering in SIS met het oog de weigering van toegang en verblijf. De visumautoriteit controleert of de identiteitsgegevens van het aanvraagdossier inderdaad overeenkomen met de gegevens uit een van de andere systemen waarmee een treffer heeft plaatsgevonden (artikel 9 quater).

In een aantal gevallen dient deze handmatige verificatie echter door andere entiteiten plaats te vinden. Zoals overweging 20 van de herzieningsverordening VIS aangeeft, geldt dat treffers die worden gegenereerd door rechtshandhavingssystemen of gerechtelijke gegevensbanken over het algemeen gevoeliger zijn. Om die reden hoeven zij niet geverifieerd en beoordeeld te worden door consulaten, maar wordt dit eerder gedaan door de aangewezen VIS-autoriteiten of de nationale Etias-eenheden. In de gevallen omschreven in artikel 9 sexies geldt dat de nationale Etias-eenheid deze verificatie verricht en in de gevallen omschreven in artikel 9 septies is dat Bureau Sirene.22

Artikel 9 quinquies omschrijft de gevallen waarin de aangewezen VIS-autoriteit deze handmatige verificatie dient te verrichten. Het gaat dan om de volgende treffers.

  • Treffers met betrekking tot een aantal onderdelen van SIS (artikel 9bis, lid 4, punt a), namelijk de onderdelen iv) tot en met vii):

    • iv) de aanvrager is gesignaleerd omdat hij wordt gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel of omdat hij wordt gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van uitlevering;

    • v) er is ten aanzien van de aanvrager een signalering van vermiste of kwetsbare personen die moeten worden verhinderd te reizen, ingevoerd;

    • vi) er is ten aanzien van de aanvrager een signalering van personen die worden gezocht met het oog op een gerechtelijke procedure, ingevoerd;

    • vii) er is ten aanzien van de aanvrager of zijn reisdocument een signalering ingevoerd betreffende personen die aan een onopvallende controle, onderzoekscontrole of gerichte controle moeten worden onderworpen;

  • Treffers met Ecris-TCN23 (artikel 9bis, lid 4, punt e):

    • e) of er gegevens van de aanvrager in dat systeem zijn opgeslagen, gedurende de voorgaande 25 jaar in het kader van veroordelingen wegens terroristische misdrijven of in de voorgaande 15 jaar in het kader van veroordelingen wegens andere ernstige strafbare feiten;

  • Treffers met Europol-gegevens (artikel 9bis, lid 4, punt f):

    • f) met betrekking tot Europol-gegevens, of de in de aanvraag verstrekte gegevens overeenstemmen met de Europol-gegevens;

  • Treffers met Interpoldatabanken (artikel 9bis, lid 4, punt g, ii):

    • g) met betrekking tot Interpoldatabanken, of

      (…)

    • ii) het voor de aanvraag gebruikte reisdocument overeenkomt met een reisdocument dat in een dossier in de TDAWN24 van Interpol staat geregistreerd.

In de kern ziet deze handmatige verificatie op het controleren of de identiteit van de aanvrager overeenstemt met de gegevens in een van de doorzochte informatiesystemen of databanken en of dit dezelfde persoon is. Indien de persoonsgegevens in het aanvraagdossier niet overeenstemmen met de in het desbetreffende informatiesysteem of de desbetreffende databank opgeslagen gegevens, wist de aangewezen VIS-autoriteit in het aanvraagdossier de vermelding dat er verdere verificaties nodig zijn. Indien de identiteit inderdaad overeenkomt regelt de VIS-verordening welke follow-up maatregelen genomen moeten worden, afhankelijk van de treffer die het betreft.

In artikel 8 van het onderhavige besluit wordt de aangewezen VIS-autoriteit ondergebracht bij de Koninklijke marechaussee (KMar) vanuit de wens om de aangewezen VIS-autoriteit onder te brengen bij een bestaande organisatie waar ervaring, kennis en kunde aanwezig is op het gebied van rechtshandhaving en veiligheid en geen versnippering aan te brengen door verschillende treffers bij verschillende organisatie onder te brengen. De KMar is, zoals eerder toegelicht, belast met de wettelijke taak van grensbewaking en -toezicht conform de Politiewet 2012 en de Vw 2000.

Ad b. Autoriteiten die gegevens in het VIS kunnen invoeren, wijzigingen of verwijderen

Net als in de andere verordeningen wordt in de VIS-verordening onderscheid gemaakt tussen autoriteiten die het VIS kunnen raadplegen en autoriteiten die toegang hebben tot het VIS om gegevens in te voeren, te wijzigen of te verwijderen. Voor doorvoering van de herziening van VIS betreft dit alleen de visumautoriteiten. Omdat de Minister van Buitenlandse Zaken reeds is aangewezen als visumautoriteiten in de Rijksvisumwet, is zoals eerder opgemerkt nogmaals aanwijzen niet nodig.

Met de herzieningsverordening VIS vindt echter een uitbreiding plaats van de VIS-verordening.

Na doorvoering van de herzieningsverordening VIS luidt artikel 6, eerste lid, van de VIS-verordening:

«Uitsluitend de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de visumautoriteiten en de autoriteiten die bevoegd zijn om overeenkomstig de artikelen 22 bis tot en met 22 septies beslissingen te nemen over aanvragen voor visa voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunningen hebben toegang tot het VIS voor het invoeren, wijzigen of verwijderen van de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens. Het aantal naar behoren gemachtigde personeelsleden is beperkt tot de werkelijke behoeften van de dienstverlening.»

Met de aanpassing vindt dus een uitbreiding plaats naar de autoriteiten die bevoegd zijn om overeenkomstig de artikelen 22bis tot en met 22septies beslissingen te nemen over aanvragen voor visa voor verblijf voor langere duur of verblijfsvergunningen. Deze autoriteiten hebben toegang tot het VIS voor het invoeren, wijzigen of verwijderen van (de in artikel 5, eerste lid van de VIS-verordening bedoelde) gegevens. Deze artikelen zijn in hoofdstuk IIIbis van de VIS-verordening geplaatst dat ziet op de invoering en gebruik van gegevens betreffende visa voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning.

De autoriteiten die bevoegd zijn om beslissingen te nemen over aanvragen voor visa voor langere duur of verblijfsvergunningen is de Minister van Justitie en Veiligheid en de met de uitvoering van de Vw 2000 belaste ambtenaren. Om die reden worden deze in artikel 9 van onderhavig besluit de aangewezen.

Ad c. Autoriteiten die het VIS kunnen raadplegen

In artikel 6, tweede lid, van de VIS-verordening wordt geregeld dat toegang tot het VIS voor raadpleging van gegevens uitsluitend is voorbehouden aan de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de in dat artikellid opgenomen autoriteiten.

Met verordening 2021/1152/EU (herziening Etias) komt het tweede lid te luiden:

  • «a) de nationale autoriteiten van elke lidstaat en van de organen van de Unie die bevoegd zijn voor de in de artikelen 15 tot en met 22, de artikelen 22 octies tot en met 22 quaterdecies en artikel 45 sexies van deze verordening genoemde doelen;

  • b) de overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EU) 2018/1240 aangewezen centrale Etias-eenheid en nationale Etias-eenheden, voor de toepassing van de artikelen 18 quater en 18 quinquies van deze verordening en voor de toepassing van Verordening (EU) 2018/1240, en

  • c) de nationale autoriteiten van elke lidstaat en van de organen van de Unie die bevoegd zijn voor de in de artikelen 20 en 21 van Verordening (EU) 2019/817 genoemde doelen.»

Met verordening 2021/1134/EU (herzieningsverordening VIS) wordt de bepaling wederom aangepast, waarbij eveneens naar de artikelen van de VIS-verordening hierboven opgenomen in onderdeel a, wordt verwezen.

Deze toegang is op grond van de VIS-verordening beperkt tot de gegevens die vereist zijn voor de uitvoering van de taken van die autoriteiten en organen van de Unie overeenkomstig de beoogde doelen en staat in verhouding tot de doelstellingen.

Onderdelen b en c behoeven geen uitvoering middels bijgaand besluit. Ten aanzien van onderdeel b) geldt namelijk dat met de aanwijzing van de nationale Etias-eenheid in onderhavig besluit geldt dat de nationale Etias-eenheid voor de toepassing van de artikelen 18 quater en 18 quinquies van de VIS-verordening en voor de toepassing van de Etias-verordening toegang heeft tot het VIS.

Ten aanzien van onderdeel c), voor de toegang tot het VIS voor de in artikelen 20 en 21 van verordening 2019/817/EU (Interoperabiliteitsverordening grenzen en visa) genoemde doelen, geldt dat net als is opgemerkt bij de toelichting onder de Etias-verordening in artikel 8 van de Uitvoeringswet een voorziening is getroffen voor wat betreft artikel 20. Voor artikel 21 geldt dat dit artikel weer verwijst naar artikel 29 van de interoperabiliteitsverordening waarin in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, wordt verwezen naar een aantal autoriteiten die op grond van andere verordeningen zijn aangewezen, bijvoorbeeld de bevoegde visumautoriteiten onder VIS (onderdeel b). Het nogmaals aanwijzen onder VIS is dan ook niet nodig. De toegang volgt namelijk de bevoegdheid onder de interoperabiliteitsverordening.

Voor onderdeel a) geldt vervolgens het onderstaande.

  • De artikelen 15 tot en met 22 zijn geplaatst in hoofdstuk II (invoering en gebruik van gegevens over visa door de visum autoriteiten) en hoofdstuk III (toegang tot gegevens over visa door andere autoriteiten). Per artikel wordt beschreven welke autoriteit, voor welk doel, welke gegevens in het VIS mag raadplegen. Hierin is geen beleidsruimte opgenomen. Dit betekent dat de verordening bepaalt wanneer raadpleging voor welk doel mag plaatsvinden. Indien een nationale autoriteit dus belast is met de omschreven taken, heeft de Europese wetgever bepaalt dat die autoriteit toegang moet worden verleend voor raadpleging van de aldaar omschreven gegevens.

    Voor een aantal onderdelen geldt dat in onderhavig besluit is gespecificeerd dat de Minister van Asiel en Migratie de autoriteit is die op grond van de Vw 2000 de in de VIS omschreven taken verricht en daarom het VIS voor de in de verordening omschreven doelen kan raadplegen.

  • Artikel 22 octies tot en met artikel 22 quaterdecies zijn in hoofdstuk IIIbis (invoering en gebruik van gegevens betreffende visa voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning) en hoofdstuk IIIter (procedure en voorwaarden voor toegang tot het VIS voor rechtshandhavingsdoeleinden) geplaatst. Hiervoor geldt het volgende.

    • Voor de uitvoering van artikel 22 octies tot en met artikel 22 duodecies geldt dat deze deels volgen uit bestaand recht en deels in onderhavig besluit zijn opgenomen. In de onderstaande tabel is per artikel de toepasselijke situatie opgenomen.

    • Voor de artikelen 22 terdecies tot en met artikel 22 septdecies geldt dat deze zien op de zogenoemde «aangewezen autoriteiten» en het «centraal toegangspunt». Dit is geregeld in de artikelen 3 en 4 en artikel 11 onderdelen B en C van de Uitvoeringswet.

    • Voor artikel 22 octodecies, tweede lid, geldt dat de aanwijzing plaats vindt via artikel 10 van het onderhavig uitvoeringsbesluit.

  • Artikel 45 sexies ziet tot slot op de Europese grens- en kustwachtteams en vergt om die reden geen uitvoeringsregelgeving.

Schematisch weergegeven is het als volgt.

Hoofdstuk II – invoering en gebruik van gegevens over visa door de visumautoriteiten

Artikel VIS-verordening

Doel

Autoriteit

Artikel 15

De behandeling van aanvragen en de beslissingen in verband met deze aanvragen, inclusief de beslissing tot nietigverklaring, intrekking of verlenging van het visum overeenkomstig de desbetreffende bepalingen.

Bevoegde visumautoriteit.

Reeds aangewezen in het nationale recht.

Artikel 16

Raadpleging tussen centrale visumautoriteiten.

Bevoegde visumautoriteit.

Reeds aangewezen in het nationale recht.

Artikel 17

Wordt met herziening VIS geschrapt

Hoofdstuk III – toegang tot gegevens door andere autoriteiten

Artikel 17bis (ingevoegd met EES)

Regelt de interoperabiliteit met EES.

Benoemt de visumautoriteiten (tweede lid) en grensautoriteiten (derde lid).

Reeds aangewezen in het nationale recht.

Artikel 18, eerste lid (vervangen door EES)

Verificatie van de identiteit van de visumhouders, de echtheid, de temporele en territoriale geldigheid en status van het visum, en/of om te verifiëren of aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van de lidstaten overeenkomstig artikel 6 van Verordening 2016/399/EU (de Schengengrenscode) is voldaan.

De autoriteiten die bevoegd zijn om controles te verrichten aan de grenzen waar het EES wordt gebruikt.

De bevoegdheid voor deze taken volgt uit artikel 46, eerste en derde lid van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel a, van onderhavig besluit.

Artikel 18bis, eerste lid (ingevoegd met EES)

Het maken of bijwerken van de inreis-uitreisnotitie of de notitie van weigering van toegang van een visumhouder in het EES overeenkomstig artikel 14, lid 2, en de artikelen 16 en 18 van verordening 2017/2226/EU (EES-verordening).

De autoriteit die bevoegd is om controles te verrichten aan de grenzen waar het EES wordt gebruikt.

De bevoegdheid voor deze taken volgt uit artikel 46, eerste en derde lid, van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel a, van onderhavig besluit.

Artikel 18ter (ingevoegd met herziening Etias)

Ziet op interoperabiliteit met Etias.

 

Artikel 18 quater (ingevoegd met herziening Etias).

Ten behoeve van het verrichten van de taken die aan haar zijn opgedragen door verordening 2018/1240/EU (Etias-verordening).

De centrale Etias-eenheid.

Artikel 18 quinquies (ingevoegd met herziening Etias).

Handmatige verwerking Etias-aanvragen.

De nationale Etias-eenheid.

Deze is aangewezen via artikel 13 van onderhavig besluit (artikel 1.33 Vb 2000). Daaruit volgt tevens de toegang.

Artikel 19

Met het oog op de verificatie van de identiteit van de visumhouder en/of de echtheid van het visum en/of het voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten.

Autoriteiten die bevoegd zijn om controles op het grondgebied van de lidstaten te verrichten om na te gaan of aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten is voldaan.

De bevoegdheid voor deze taken volgt uit artikel 47 van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel a, van onderhavig besluit.

Artikel 19 bis (ingevoegd met EES)

Teneinde te controleren of een persoon al eerder in het VIS is geregistreerd voordat een persoonlijk dossier in EES wordt aangemaakt.

Voor de autoriteiten die bevoegd zijn om overeenkomstig Schengengrenscode controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen te verrichten alvorens een dossier in het EES aan te leggen.

De bevoegdheid voor deze taken volgt uit artikel 46, eerste en derde lid, van de Vw 2000. Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel a, van onderhavig besluit.

Artikel 20 (vervangen met EES)

Met het oog op het identificeren van een persoon die mogelijk al eerder in het VIS is opgenomen of die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor inreis, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten.

De autoriteiten die bevoegd zijn om controles te verrichten aan de grenzen waar het EES wordt gebruikt, of op het grondgebied van de lidstaten, om na te gaan of aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten wordt voldaan.

Deze bevoegdheid volgt uit artikel 46, eerste en derde lid, en artikel 47 van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel a, van onderhavig besluit

Artikel 21

Vaststellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag overeenkomstig de artikelen 12 en 34 van verordening 604/2013/EU.1

Bevoegde asielautoriteiten.

De bevoegdheid volgt uit artikel 28 van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel a, van onderhavig besluit.

Artikel 22

De behandeling van een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig artikel 34 van verordening 604/2013/EU.

Bevoegde asielautoriteiten.

De bevoegdheid volgt uit artikel 28 van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel a, van onderhavig besluit.

Hoofdstuk IIIbis – invoering en gebruik van gegevens betreffende visa voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning

Artikel 22 bis t/m 22 septies

Aanmaken aanvraagdossier voor een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning.

De autoriteit die bevoegd is om de aanvraag in ontvangst of behandeling te nemen.

Deze bevoegdheid volgt uit de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 9 van onderhavig besluit.

Artikel 22 octies

Met het oog op de verificatie van de identiteit van de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning of van de echtheid en de geldigheid ervan, of de verificatie of aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van de lidstaten overeenkomstig artikel 6 van de Schengengrenscode is voldaan.

De autoriteiten die bevoegd zijn om overeenkomstig de Schengengrenscode controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen te verrichten.

De bevoegdheid voor deze taken volgt uit artikel 46, eerste en derde lid van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel b, van onderhavig besluit.

Artikel 22 nonies

Met het oog op de verificatie van de identiteit van de houder en/of van de echtheid en de geldigheid van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning, en/of om na te gaan of de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten zijn vervuld.

De autoriteiten die bevoegd zijn om controles op het grondgebied van de lidstaten te verrichten teneinde na te gaan of de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten zijn vervuld.

De bevoegdheid voor deze taken volgt uit artikel 46, eerste en derde lid van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel b, van onderhavig besluit.

Artikel 22 decies

Met het oog op het identificeren van een persoon die mogelijk al eerder in het VIS is geregistreerd of die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, teneinde na te gaan of aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten wordt voldaan.

De autoriteiten die bevoegd zijn om controles te verrichten bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen in overeenstemming met de Schengengrenscode of op het grondgebied van de lidstaten.

De bevoegdheid voor deze taken volgt uit artikel 46, eerste en derde lid en artikel 47 van de Vw 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel b, van onderhavig besluit.

Artikel 22 undecies

Vaststellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig de artikelen 12 en 34 van Verordening (EU) nr. 604/2013.

De bevoegde asielautoriteiten.

Deze bevoegdheid volgt uit artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel b, van onderhavig besluit.

Artikel 22 duodecies

Met het oog de behandeling van een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig artikel 34 van verordening 604/2013/EU.

De bevoegde asielautoriteiten.

Deze bevoegdheid volgt uit artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Dit is opgenomen in artikel 7, onderdeel b, van onderhavig besluit.

Hoofdstuk IIIter – Procedure en voorwaarden voor toegang tot het VIS voor rechtshandhavingsdoeleinden

Artikel 22 terdecies

Artikel 22 quindecies

Artikel 22 sexdecies

Artikel 22 septdecies

Om terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken. Daarbij verifieert het centraal toegangspunt of de in artikel 22 sexdecies vastgelegde voorwaarden voor verzoeken om toegang tot VIS-gegevens zijn vervuld.

Aangewezen autoriteit en het centraal toegangspunt.

Dit is geregeld in de Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid (artikelen 3 en 4, respectievelijk artikel 11 onderdelen B en C).

Artikel 22 octodecies, lid 1

Invoeren in het SIS van een signalering van vermiste of kwetsbare personen die moeten worden verhinderd te reizen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) 2018/1862.

Het centrale toegangspunt zorgt voor verzending gegevens.

Deze is aangewezen in artikel 4 van de Uitvoeringswet.

Artikel 22 octodecies, lid 2

Bij een hit met SIS van een signalering van vermiste of kwetsbare personen die moeten worden verhinderd te reizen bij de uitoefening van hun taken.

Kinderbeschermingsautoriteiten en nationale gerechtelijke autoriteiten kunnen een verzoek doen tot toegang. Tevens is opgenomen dat nationale justitiële autoriteiten omvatten de autoriteiten die belast zijn met de instelling van strafvervolging en van justitiële onderzoeken voorafgaand aan het in staat van beschuldiging stellen van een persoon.

De autoriteiten die het betreft zijn opgenomen in artikel 10 van onderhavig besluit.

Artikel 22 novodecies t/m artikel 22 quaterdecies

Niet gericht tot de lidstaten.

Europol, EU-Lisa

Artikel 45 sexies

Niet gericht tot de lidstaten.

Europese grens- en kustwachtteams

X Noot
1

Verordening (EU) 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend.

2.5 Verwerkingsverantwoordelijkheid EES en VIS

Zoals aan bod kwam in paragraaf 8.3 van de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet bepaalt artikel 39, eerste lid, van de EES-verordening dat iedere lidstaat voor de verwerking van persoonsgegevens in het EES de autoriteit aanwijst die moet worden beschouwd als de voor de verwerking verantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de AVG en die de centrale verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking door die lidstaat draagt. De lidstaten dienen deze gegevens vervolgens mede te delen aan de Commissie. Zoals in die paragraaf beschreven bevat de VIS-verordening in artikel 29, vierde lid, na doorvoering van de herzieningsverordening VIS een vergelijkbare bepaling als in de EES-verordening. Voor deze twee verordeningen geldt dan ook dat in de Uitvoeringswet een grondslag is opgenomen om deze autoriteiten bij amvb aan te wijzen. Voor de andere verordeningen geldt, zoals beschreven in de memorie van toelichting, dat dit niet vereist is.

De AVG definieert in artikel 4, punt 7, de verwerkingsverantwoordelijke als:

«een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen;»

Ten aanzien van het vaststellen van het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens geldt feitelijk dat dit op Europees niveau in de beide verordeningen is bepaald. Voor wat betreft de invoer van gegevens in het EES wordt de grootste rol vervuld door de KMar als grensautoriteit. De KMar valt beheersmatig onder de Minister van Defensie en voert op basis van de Politiewet 2012 en de Vw 2000 zelfstandige wettelijke opgedragen taken uit onder het gezag van de Minister van Asiel en Migratie. De Minister van Defensie wordt met onderhavig besluit voor EES aangewezen als de autoriteit die de centrale verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking draagt. Dit neemt niet weg dat er gelet op de rol van de Minister van Asiel en Migratie voor de uitvoering van de betreffende taken nadere afspraken worden gemaakt tussen beide Ministers over de verschillende verantwoordelijkheden en verplichtingen.

Ten aanzien van de centrale verantwoordelijkheid voor verwerking van persoonsgegevens in het Etias door een lidstaat, geldt dat eenzelfde lijn als voor EES wordt gehanteerd, met dien verstande dat artikel 57 tweede lid van de Etias-verordening reeds vastlegt dat de centrale verantwoordelijkheid voor de verwerking bij de nationale Etias-eenheid ligt.

De KMar valt zoals hierboven al aan bod kwam beheersmatig onder de Minister van Defensie waarbij de Minister van Asiel en Migratie op grond van 2dd, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (zie artikel 10, onderdeel B, van de Uitvoeringwet) verantwoordelijk is voor aansturing van de nationale Etias-eenheid bij de KMar. Ook hier geldt dat de Minister van Defensie wordt beschouwd als de autoriteit die de centrale verantwoordelijkheid draagt voor de verwerking, maar dat er in nadere afspraken zal worden voorzien tussen beide Ministers over de respectievelijke verantwoordelijkheden voor de nakoming van verlichtingen uit de AVG.

Voor wat betreft de VIS-verordening geldt dat de Minister van Buitenlandse Zaken als visumautoriteit de autoriteit is die primair verantwoordelijk is voor de invoer van gegevens in het VIS. Om die reden zal voor VIS de Minister van Buitenlandse Zaken worden aangewezen.

3. Gevolgen

De gevolgen van de invoering van de verordeningen zijn in kaart gebracht bij de Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid en beschreven in paragraaf 7 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Om die reden worden deze gevolgen hier niet nogmaals beschreven.

4. Consultatie en adviezen

Het ontwerp van het Uitvoeringsbesluit EU-verordeningen grenzen en veiligheid is in de consultatiefase aangeboden aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).

De AP geeft aan bezwaar te hebben tegen artikel 2 van het ontwerpbesluit en een aanmerking te hebben met betrekking tot de keuze voor gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid voor verwerkingen op grond van de ETIAS- en EES-verordening. Op beide onderdelen zal hierna worden ingegaan.

Artikel 2 van het ontwerpbesluit regelt het recht op toegang en bevraging van het Schengeninformatiesysteem.

De AP geeft hierover aan dat de eisen die worden gesteld aan de verwerking van persoonsgegevens er onder andere op zien dat de verwerking beperkt moet zijn tot wat voor de doeleinden van de verwerking noodzakelijk is en de toegang tot de gegevens in SIS door de bevoegde autoriteiten beperkt moet zijn tot de functionarissen die belast zijn met uitvoering van een specifieke uit de SIS-verordeningen voortvloeiende taak.

Daarbij geeft de AP aan dat dit kan gelden voor slechts een klein deel van het personeel van de bevoegde autoriteit. Omdat artikel 2 in de versie van het ontwerpbesluit zoals voorgelegd aan de AP niet bepaalt welke functionarissen dit betreft en ook niet op welke wijze wordt bepaald en bekendgemaakt welke functionarissen dit zijn heeft de AP bezwaar tegen de bepaling. Naar het oordeel van de AP is een door de verwerkingsverantwoordelijke te houden en openbaar bekend te maken register met de specifieke benamingen van de functies die bevoegd zijn een essentiële waarborg. De AP concludeert in haar advies op dit punt dat het concept moet voorzien in een verplichting tot het houden van een openbaar register met benamingen van functies die toegang hebben tot het SIS en/of bevraging van het SIS.

Dit punt is overgenomen door aan artikel 2 een lid toe te voegen met de verplichting voor de organisaties die zijn opgenomen in artikel 2 om een lijst met benamingen van functies openbaar te maken, waarvoor geldt dat de personen die deze functies bekleden geautoriseerd kunnen worden voor de toegang tot en raadpleging van het SIS. Voor deze wijze van uitvoering geven aan het advies van de AP is gekozen omdat niet alle personen die een bepaalde functie bekleden werkzaamheden verrichten die noodzaken tot toegang tot het SIS. Omgekeerd is het zo dat de personen die de taken verrichten waarvoor toegang vereist is, niet over een specifiek te onderscheiden functiebenaming beschikken, maar belast zijn met bepaalde taken waarvan werkzaamheden ten aanzien van SIS een onderdeel kunnen vormen. De autorisatiematrix van de organisatie die het betreft regelt vervolgens de individuele toegang voor de medewerkers die het betreft. Feitelijk is er dus sprake van een tweetrapsraket waarbij het eerste deel wordt gevormd door de openbaar te maken lijst met benamingen van functies waarvoor geldt dat aan de personen die ze bekleden geautoriseerd kunnen worden voor SIS, gevolgd door maatwerk ten aanzien van personen volgend uit de autorisatiematrix. De verplichting om de lijst met functiebenamingen te publiceren ligt bij de verschillende instanties met toegangsrechten. Niettemin is het voornemen om de lijst bijeen te brengen en te inzichtelijk te publiceren op de informatiepagina van de politie inzake SIS.

Ten aanzien van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van de Minister van Defensie en de Minister van Justitie en Veiligheid zoals voorzien voor EES in artikel 5 van het aan de AP aangeboden ontwerpbesluit en Etias zoals toegelicht in het aan de AP aangeboden ontwerpbesluit, geeft de AP aan dat er sprake is van een gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid indien twee of meer verwerkingsverantwoordelijken gezamenlijk de doeleinden en middelen van de verwerking bepalen. Voor de bescherming van de rechten en vrijheden van betrokkenen en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers, is het noodzakelijk, onder meer wat het toezicht door en de maatregelen van de toezichthoudende autoriteiten betreft, dat de vastgestelde verantwoordelijkheden op duidelijke wijze worden toegewezen. De AP geeft aan dat het doel en de middelen echter al in de beide verordeningen zelf zijn vastgelegd zodat dit geen criterium kan zijn voor gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid, waardoor er in een dergelijke context geen sprake van een gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid kan zijn. Omdat de KMar beheersmatig onder Defensie valt ligt het naar het oordeel van de AP voor de hand de verwerkingsverantwoordelijkheid eenduidig aan deze Minister op te dragen, of indien dat wenselijker is, bij de Minister van JenV.

In reactie op dit onderdeel van het advies van de AP geldt dat het maken van goede afspraken tussen beide ministers gelet op het feit dat de KMar beheersmatig onder de Minister van Defensie valt maar op basis van de Politiewet 2012 en de Vw 2000 zelfstandige wettelijke opgedragen taken heeft die onder het gezag van de Minister van Asiel en Migratie worden uitgevoerd van belang blijft.25 Omdat deze afspraken ook op andere wijze ingevuld kunnen worden dan door middel van gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid en het opstellen van een gezamenlijke regeling, kan het advies van de AP worden opgevolgd. De benodigde afspraken zullen dan ook in een andere vorm worden gemaakt dat een gezamenlijke regeling. Daarnaast geldt onverkort, zoals ook in de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet is verwoord, het principe dat wanneer een organisatie gegevens in een van de systemen invoert of muteert, deze partij zelf verantwoordelijkheid draagt voor de inhoudelijke juistheid van die verwerking.

ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

De RvdK heeft ten aanzien van de omschrijving van het begrip «kinderbeschermingsautoriteiten» opgemerkt dat hieronder naast de Raad voor de Kinderbescherming, inzake haar taakvervulling ter bescherming van kinderen in internationale gevallen op grond van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming, de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden die namens het Ministerie van Justitie en Veiligheid enkele verdragen uitvoert op het gebied van internationale kinderontvoering, interlandelijke adoptie en kinderbeschermingsmaatregelen in internationaal verband en Nidos die als gecertificeerde jeugdbeschermingsinstelling de voogdij kan aanvragen over minderjarige asielzoekers/vreemdelingen die zonder ouders in Nederland aankomen ook gecertificeerde instellingen vallen. De verwijzing is dienovereenkomstig aangepast waarbij tevens is opgenomen dat «voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de aan hen opgedragen wettelijke taken».

5. Inwerkingtreding

Zoals opgemerkt in paragraaf 1 van deze toelichting geldt dat de verordeningen al in werking zijn getreden, maar de datum van toepassing op Europees niveau wordt bepaald. Daarmee hangt tevens samen de datum van ingebruikneming van de verschillende systemen. Voor SIS geldt dat dit systeem al bestond en de nieuwe versie inmiddels live is. Voor EES geldt dat dit een volledig nieuw systeem is, net als Etias. Voor VIS geldt daarentegen dat er net als bij SIS sprake is van een bestaand systeem, waarbij nieuwe doelgroepen worden opgenomen. Ook nieuw is dat er interoperabiliteit wordt aangebracht tussen de verschillende systemen.

Om de inwerkingtreding van de nationale uitvoeringsregelgeving op het juiste moment te kunnen doen plaatsvinden is inwerkingtreding per koninklijk besluit opgenomen, waarbij het tijdstip van inwerkingtreding voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Het tijdpad van inwerkingtreding is als volgt.

De Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid is op 29 november 2023 inwerking getreden, met uitzondering van artikel 2, tweede lid, artikel 5, artikel 10, onderdeel A, punt 1, onder a en onderdelen B en D en artikel 11.

De inwerkingtreding van onderhavig uitvoeringsbesluit is voorzien op uiterlijk de datum dat toepassing dient te worden gegeven aan EES. Op dat tijdstip zal ook de Wet tijdelijke regels SIS-verordening grenscontroles en SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken worden ingetrokken, nu onderhavig besluit de regels in die wet overneemt.

Voor wat betreft een aantal artikelen van onderhavig besluit geldt echter, net als voor een aantal artikelen van de wet, dat zal worden voorzien in inwerkingtreding op het moment dat de Etias-verordening toepasselijk wordt, respectievelijk op het moment dat de herzieningsverordening VIS toepasselijk wordt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Definities

Dit artikel bepaalt de voor het besluit benodigde definities van het Schengeninformatiesysteem en het Visuminformatiesysteem.

Artikel 2. Toegang en rechtstreekse bevraging SIS

Dit artikel dient ter uitvoering van de artikelen 34 en 41 van de SIS-verordening grenscontroles en artikel 44 van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Dit artikel regelt in het eerste lid het recht op toegang tot gegevens en rechtstreekse bevraging van het SIS. Hiertoe wijst dit artikellid de nationaal bevoegde autoriteiten aan, onder verwijzing naar de artikelen in de SIS-verordeningen ter uitvoering waarvan de desbetreffende autoriteiten dat recht hebben. In het tweede lid is vervolgens vastgelegd dat autoriteiten opgenomen in het eerste lid een lijst openbaar maken van de functiebenamingen, waarvoor geldt dat de personen die de functie bekleden geautoriseerd kunnen worden voor toegang tot en bevraging van het SIS vanwege de doeleinden opgenomen in het eerste lid.

Artikel 3. Toegang SIS

Artikel 3 dient ter uitvoering van artikelen 45 tot en met 47 van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Dit artikel regelt het recht op toegang tot het SIS. Hiertoe wijst dit artikel de nationaal bevoegde autoriteiten aan, onder verwijzing naar de artikelen in de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken ter uitvoering waarvan de desbetreffende autoriteiten dat recht hebben. Het verschil tussen de nationaal bevoegde autoriteiten die in artikel 2 respectievelijk 3 zijn aangewezen bestaat uit het verschil in het recht op rechtstreekse bevraging van het SIS. Autoriteiten die in artikel 2 zijn aangewezen hebben dat recht, autoriteiten die in artikel 3 zijn aangewezen hebben dat recht niet. Dit verschil volgt dwingend uit de SIS-verordeningen.

Artikel 4. Immigratieautoriteiten EES

Dit artikel is toegelicht in paragraaf 2.2 van de toelichting.

Artikel 5. Centrale verwerkingsverantwoordelijkheid EES

Dit artikel is toegelicht in paragraaf 2.5 van de toelichting.

Artikel 6. Immigratieautoriteit Etias

Dit artikel is toegelicht in paragraaf 2.2 en 2.3 van de toelichting.

Artikel 7. Raadpleging VIS

Dit artikel wijst de autoriteiten aan die ingevolge artikel 6, tweede lid, van de VIS-verordening bevoegd zijn tot het raadplegen van gegevens in het VIS. De artikelen in de VIS-verordening geven aan welke autoriteiten voor welke doelen het VIS kunnen raadplegen. De in de verordening omschreven taken komen overeen met de taken die op basis van de Vreemdelingenwet 2000 worden uitgevoerd. Om die reden worden de Minister van Asiel en Migratie en de ambtenaren belast met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 aangewezen.

In onderdeel a zijn de artikelen 18, 18bis, 19, 19bis, 20, 21 en 22 van de VIS-verordening opgenomen. Deze artikelen zijn geplaatst in hoofdstuk III van de VIS-verordening, die ziet op toegang tot gegevens over visa door andere autoriteiten.

In onderdeel b zijn de artikelen 22 octies, 22 nonies, 22 decies, 22 undecies en artikel 22 duodecies van de VIS-verordening opgenomen. Deze artikelen zijn geplaatst in hoofdstuk IIIbis van de VIS-verordening dat ziet op visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen.

Artikel 8. Aangewezen VIS-autoriteit

Dit artikel geeft uitvoering aan de verplichting opgenomen in artikel 9 quinquies, eerste lid, van de VIS-verordening, om een autoriteit aan te wijzen als «aangewezen VIS-autoriteit». Dit onderdeel is nader toegelicht in paragraaf 2.4 van de toelichting.

Artikel 9. Invoeren, wijzigen, verwijderen gegevens VIS

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 6, eerste lid, van de VIS-verordening zoals dat na de herziening komt te luiden. Naast de reeds bestaande toegang tot het VIS voor visumautoriteiten om gegevens in te voeren, te verwijderen, of te wijzigen, wordt deze toegang uitgebreid naar autoriteiten die bevoegd zijn ten aanzien van visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen overeenkomstig de artikelen 22bis tot en met 22 septies. Artikel 9 wijst daartoe de Minister van Asiel en Migratie en de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 belaste ambtenaren aan.

Artikel 10. Verzoek toegang VIS

Artikel 22 octodecies, eerste lid, van de VIS-verordening regelt de mogelijkheid dat VIS-gegevens worden gebruikt voor het invoeren in het SIS van een signalering van vermiste of kwetsbare personen die moeten worden verhinderd te reizen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) 2018/1862 (de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken). In het geval van een treffer van die gegevens met een SIS-signalering, kunnen vervolgens op basis van artikel 22 octodecies, tweede lid, kinderbeschermingsautoriteiten en nationale gerechtelijke autoriteiten bij de uitoefening van hun taken een autoriteit met toegang tot het VIS om toegang tot die gegevens verzoeken.

Daarbij wordt in artikel 22 ocotodecies, tweede lid, van de VIS-verordening toegelicht: «Deze nationale justitiële autoriteiten omvatten de autoriteiten die belast zijn met de instelling van strafvervolging en van justitiële onderzoeken voorafgaand aan het in staat van beschuldiging stellen van een persoon, alsook hun coördinerende instanties, als bedoeld in artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1862.» Artikel 44, derde lid, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken betreft het openbaar ministerie.

In artikel 10, onderdeel a, van onderhavig besluit, wordt ter uitvoering van dit onderdeel van de SIS-verordening dan ook het openbaar ministerie aangewezen, alsmede nationale gerechtelijke autoriteiten die zaken behandelen op het terrein van vreemdelingenzaken en minderjarigen, namelijk de gerechten en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voor wat betreft de kinderbeschermingsautoriteiten wordt in artikel 10, onderdeel b, de raad voor de kinderbescherming, de rechtspersoon, bedoeld in artikel 256, eerste lid, of artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, en de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden, bedoeld in artikel 4 van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming en de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet aangewezen voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de aan hen opgedragen wettelijke taken.

Artikel 11. Centrale verwerkingsverantwoordelijkheid VIS

Met de herziening van de VIS-verordening verplicht artikel 29, vierde lid, van de VIS-verordening tot het aanwijzen van de autoriteit die de centrale verantwoordelijkheid draagt voor de verwerking van de gegevens door die lidstaat. Met bijgaand besluit wordt de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen.

Artikel 12. Wijziging besluit politiegegevens

Onderdelen A en B

Met deze wijzigingen van de artikelen 4:3 en 4:6 wordt voorzien in een verstrekkingsgrondslag van politiegegevens aan de nationale Etias-eenheid ten behoeve van de uitvoering van de taken die zij op grond van de Etias-verordening dient te verrichten.

Onderdelen C en D

Met deze wijzigingen van de artikelen 4:3 en 4:6 wordt voorzien in een verstrekkingsgrondslag van politiegegevens aan de aangewezen VIS-eenheid ten behoeve van de taken die zij op grond van de VIS-verordening dient te verrichten. Deze wijzigingen zijn in een apart artikel opgenomen omdat de herziening van de VIS-verordening op een later tijdstip toepasselijk zal worden dan dat de Etias-verordening toepasselijk wordt.

Artikel 13. Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000

Dit artikel geeft uitvoering aan de verplichting opgenomen in artikel 8, eerste lid, van de Etias-verordening, om een nationale Etias-eenheid aan te wijzen. Dit is toegelicht in paragraaf 2.3 van de toelichting.

Artikel 14. Wijziging van het Besluit van 4 september 2025, houdende wijziging van de Penitentiaire maatregel en het Besluit politiegegevens in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie

Dit betreft een reparatie van het Besluit van 4 september 2025, houdende wijziging van de Penitentiaire maatregel en het Besluit politiegegevens in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie (Stb. 2025, nr. 205). Met dat besluit wordt met artikel II het Besluit politiegegevens gewijzigd. Abusievelijk wordt in artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, een tweede subonderdeel met het nummer 11° toegevoegd. Met bijgaande wijziging wordt de wijzigingsinstructie aangepast naar toevoeging van een subonderdeel 12°. Deze wijziging is mogelijk omdat onderhavig besluit eerder inwerking treedt (12 oktober 2025) dan het Besluit van 4 september (1 november 2025).

Artikel 15. Inwerkingtreding

Er wordt net als bij de Uitvoeringswet voorzien in inwerkingtreding bij koninklijk besluit waarbij het tijdstip voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Op deze wijze kan inwerkingtreding worden aangepast aan het tijdstip dat de verschillende Europese verordeningen van toepassing worden.

Artikel 16. Citeertitel

Artikel 16 regelt de citeertitel «Uitvoeringsbesluit EU-verordeningen grenzen en veiligheid».

De Minister van Asiel en Migratie, D.M. van Weel


X Noot
1

Verordening (EU) 2018/1862 van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging en intrekking van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie.

X Noot
2

Verordening (EU) 2018/1861 van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006.

X Noot
3

Verordening (EU) 2018/1860 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

X Noot
4

Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011.

X Noot
5

Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias) en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624 en (EU) 2017/2226.

X Noot
6

Verordening (EU) 2021/1134 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EG) nr. 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad, met het oog op de herziening van het Visuminformatiesysteem.

X Noot
7

Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1726 en (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad, Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad.

X Noot
8

Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2018/1862 en (EU) 2019/816.

X Noot
10

Kamerstukken II 2021/22, 36 158, nr. 3, p. 6 en p. 79.

X Noot
11

COM(2024) 567 final.

X Noot
12

Verordening (EU) 2025/1534 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2025 betreffende tijdelijke afwijkingen van een aantal bepalingen van de Verordeningen (EU) 2017/2226 en (EU) 2016/399 met betrekking tot de geleidelijke ingebruikneming van het inreis-uitreissysteem.

X Noot
13

Uitvoeringsbesluit (EU) 2025/154 van de Commissie van 30 juli 2025 tot vaststelling van de datum waarop het inreis-uitreissysteem in gebruik wordt genomen overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad.

X Noot
14

Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 17 januari 2025, Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 3989.

X Noot
15

Uitvoeringsbesluit 2023/201/EU van de Commissie van 30 januari 2023 tot vaststelling van de datum waarop de werking van het Schengeninformatiesysteem aanvangt op grond van Verordening (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2018/1862 van het Europees Parlement en de Raad.

X Noot
16

Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PbEU 2006, L 381), Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (PbEU 2006, L 381), en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II).

X Noot
17

Bijvoorbeeld artikel 44, derde lid, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken: «Ook de nationale justitiële autoriteiten (...) hebben met het oog op de uitvoering van hun bij nationaal recht vastgestelde taken recht op toegang tot de in SIS ingevoerde gegevens en het recht tot rechtstreekse doorzoeking daarvan.

X Noot
18

Bijvoorbeeld artikel 45, eerste lid, tweede alinea, van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken: «De toegang van de in de eerste alinea bedoelde instanties tot de gegevens wordt geregeld door nationaal recht en is beperkt tot [de] reikwijdte van de specifieke bevoegdheid van de betrokken instantie.»

X Noot
19

Kamerstukken II 2021/22, 36 158, nr. 3, p. 17–19.

X Noot
20

Zie voetnoot 10.

X Noot
21

Verordening (EU) 2021/1134 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EG) nr. 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad, met het oog op de herziening van het Visuminformatiesysteem.

X Noot
22

Zie over Bureau Sirene onder meer artikel 7 van de SIS-verordening grenscontroles en artikel 7 van de SIS-verordening politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

X Noot
23

Ecris-TCN wordt gereguleerd door Verordening (EU) 2019/816 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (Ecris-TCN) ter aanvulling van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726.

X Noot
24

TDAWN staat voor «Travel Documents Associated with Notices» database van Interpol.

X Noot
25

Gedurende de totstandkoming van onderhavig besluit zijn de verantwoordelijkheden op het terrein van asiel en migratie van de onder de Minister van Justitie en Veiligheid vallende Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid overgegaan naar de Minister van Asiel en Migratie.

Naar boven