Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Klimaat en Groene Groei | Staatsblad 2025, 248 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Klimaat en Groene Groei | Staatsblad 2025, 248 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Klimaat en Groene Groei van 12 maart 2025, nr. WJZ / 97354571;
Gelet op artikel 10a, derde lid, van de Gaswet, de artikelen 52g, zesde lid, en 136, eerste lid, van de Mijnbouwwet en artikel 5, eerste lid, van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 juni 2025, nr.W19.25.00058/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Klimaat en Groene Groei van 22 september 2025, nr. WJZ /100796678;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit leveringszekerheid Gaswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a wordt «10a, vierde lid» vervangen door «10a, derde lid».
B
Artikel 2, zesde lid, van het Besluit leveringszekerheid Gaswet vervalt.
Het Mijnbouwbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan paragraaf 5.1.4 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
B
In de aanhef van artikel 117 vervallen «, de Technische commissie bodembeweging» en «bedoelde vennootschap».
C
Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «artikel 113, onderdeel b» vervangen door «artikel 134, eerste lid, onderdeel a».
2. In onderdeel d wordt «artikel 113, onderdeel c» vervangen door «artikel 134, eerste lid, onderdeel b».
3. In onderdeel f wordt «artikel 121, tweede lid, drie genoemde sectoren» vervangen door «artikel 121, tweede lid, genoemde sectoren».
4. Onderdeel g vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel f door een punt.
D
Artikel 122 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De bijdrage die een mijnbouwondernemer, behorende tot een van de eerste drie in artikel 121, tweede lid, genoemde sectoren, verschuldigd is, omvat een bedrag ter dekking van het aandeel van de sector in het tekort, berekend overeenkomstig artikel 121, derde lid. De mijnbouwondernemers die tot dezelfde sector behoren, doen Onze Minister voor 1 maart gezamenlijk een gemotiveerd voorstel toekomen omtrent het in de eerste volzin genoemde bedrag. Hierbij wordt rekening gehouden met:
a. de aard en omvang van de mijnbouwactiviteiten van elke mijnbouwondernemer in de vijf voorafgaande kalenderjaren;
b. de uitkeringen die in de vijf voorafgaande kalenderjaren ten laste van het fonds in verband met de mijnbouwactiviteiten van elke mijnbouwondernemer zijn gedaan.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «tweede» vervangen door «eerste».
4. In het derde lid (nieuw) wordt «Het eerste lid en de eerste en de derde volzin van het tweede lid» vervangen door «De eerste en de derde volzin van het eerste lid».
E
In artikel 123 wordt «Het tweede, derde en vierde lid van artikel 122 zijn» vervangen door «Artikel 122 is».
F
Artikel 124 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De bijdrage die een mijnbouwondernemer, behorende tot de laatste in artikel 121, tweede lid, genoemde sector, verschuldigd is, omvat een bedrag ter dekking van het aandeel van de sector in een tekort, berekend overeenkomstig artikel 121, derde lid. Het in de eerste volzin genoemde bedrag wordt bepaald door het aandeel van de sector in het tekort te verdelen over de mijnbouwondernemers die in het voorafgaande kalenderjaar verkenningsonderzoek hebben verricht, naar evenredigheid van het aantal onderzoeken dat ieder van hen in dat jaar heeft verricht. Onze Minister stelt de bijdrage voor 1 april vast.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «eerste lid».
G
Artikel 125 vervalt.
H
Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt «onderscheidenlijk om een voorschot».
2. Onderdeel f vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door «; en» en van «, en» aan het slot van onderdeel e door een punt.
In artikel 2 van het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen vervalt «Het opsporen en winnen van gas op basis van de concessie voor de aardgaswinning uit het Groningenveld op grond van het koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 1963, 126)».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 24 september 2025
Willem-Alexander
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Uitgegeven de dertigste september 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten
Dit besluit brengt wijzigingen aan in het Besluit leveringszekerheid Gaswet, het Mijnbouwbesluit en het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen. Deze algemene maatregelen van bestuur worden aangepast om te zorgen dat zij aansluiten bij de Gaswet en de Mijnbouwwet, zoals die wetten zijn gewijzigd met de Wet van 17 april 2024, houdende wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld (Stb. 2024, 95) (hierna: wet beëindiging gaswinning Groningenveld). Met die wijziging is de gaswinning in het Groningenveld definitief beëindigd.
De wijzigingen in dit besluit zijn beleidsarm en redactioneel van aard.
In 2004, bij de totstandkoming van het Besluit leveringszekerheid Gaswet, is in het zesde lid van artikel 2 een verplichting voor GasTerra (destijds Gasunie) neergelegd om een aanbod te doen als de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in het kader van pieklevering een openbare aanbesteding deed. GasTerra had het exclusieve recht tot koop en verkoop van het Groningengas. Het doel van deze verplichting was te verzekeren dat de exploitant van het Groningenveld, de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: NAM), mee zou werken aan leveringszekerheidsvoorzieningen. De NAM bepaalde immers hoeveel aardgas er uit het Groningenveld geproduceerd zou worden. Met de beëindiging van de gaswinning in het Groningenveld is deze verplichting niet langer relevant. Daarom komt, ingevolge artikel I, onderdeel B, dit lid te vervallen. Artikel I, onderdeel A, past de verwijzing naar artikel 10a, vierde lid, van de Gaswet aan omdat dit artikellid met de wet beëindiging gaswinning Groningenveld is vernummerd tot het derde lid.
Met onderdeel A wordt de bevoegdheid om regels betreffende het nazorgplan uit artikel 52g, derde lid, van de Mijnbouwwet te stellen doorgedelegeerd naar het niveau van een ministeriële regeling. Het derde en zesde lid, van artikel 52g van de Mijnbouwwet zijn voortgekomen uit een amendement van de leden Beckerman en Bushoff.1 Artikel 52g, derde lid, bevat een verplichting tot het opstellen van een nazorgplan voor het Groningenveld over de monitoring, het systematisch beheer van data en kennis, en de ontwikkeling van kennis van zowel technische aspecten als de gevolgen voor mens, natuur en milieu. In artikel 52g, zesde lid, van de wet is bepaald dat er bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over het nazorgplan. Omdat de regels die gesteld moeten worden over de inhoud van het nazorgplan technisch van aard zullen zijn, en namelijk specifiek over monitoring, het systematisch beheer van data en kennis en over de ontwikkeling van kennis van zowel technische aspecten als de gevolgen voor mens, natuur en milieu zullen gaan, is delegatie naar het niveau van een ministeriële regeling passend. Daarom is ervoor gekozen om nadere regels over het nazorgplan bij ministeriële regeling te stellen.
Met de inwerkingtreding van de wet beëindiging gaswinning Groningenveld zijn de paragrafen 6.2 en 6.3 van de Mijnbouwwet vervallen. Als gevolg hiervan zijn in artikel II, onderdelen B en C redactionele wijzigingen opgenomen om niet meer kloppende verwijzingen hiermee in lijn te brengen. Artikel II, onderdeel B, wijzigt artikel 117 van het Mijnbouwbesluit door de verwijzing naar de niet meer bestaande Technische commissie bodembeweging te laten vervallen. De subonderdelen 1 en 2 van onderdeel C van artikel II bevatten puur redactionele wijzigingen in het Mijnbouwbesluit. In de onderdelen c en d van artikel 120 van het Mijnbouwbesluit werd verwezen naar het inmiddels vervallen artikel 113 van de Mijnbouwwet. In dat artikel stonden enkele definities. Deze definities zijn met de wetswijziging verplaatst naar artikel 134, eerste lid, van die wet. De verwijzingen worden hiermee in lijn gebracht.
Subonderdeel 3 van onderdeel C van artikel II bevat ook een puur redactionele wijziging. Hiermee wordt dubbel gebruik van de aanduiding «drie» gecorrigeerd.
Onderdelen C, subonderdeel 4, D, E, F, G en H van artikel II hebben te maken met het vervallen van paragraaf 9.3 van de Mijnbouwwet met de inwerkingtreding van de wet beëindiging gaswinning Groningenveld. In die paragraaf was een regeling opgenomen voor het verstrekken van voorschotten aan natuurlijke personen indien in het voorlopig of definitieve advies van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) was vastgesteld dat schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten was opgetreden. Het vervallen van de paragraaf is enerzijds een gevolg van het opheffen van de Tcbb en heeft er anderzijds mee te maken dat dit systeem nog nooit gebruikt is. Een nadere toelichting daarop kan gevonden worden in paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting bij de wet beëindiging gaswinning Groningenveld. Deze artikelen van het Mijnbouwwet en de bijbehorende bepalingen in het Mijnbouwbesluit voorzien dus niet in een bestaande behoefte en zijn daarmee overbodig. Daarnaast werd in de artikelen 122, eerste lid en artikel 124, eerste lid, verwezen naar het voorschot uit paragraaf 9.3 van de Mijnbouwwet. Deze verwijzingen worden met onderdelen D en F uit het Mijnbouwbesluit gehaald. Door het vervallen van deze paragraaf in de Mijnbouwwet zijn bovendien de bijbehorende artikelen 120, onderdeel g, 125 en 129, onderdeel f, van het Mijnbouwbesluit dode letters geworden; deze bepalingen vervallen derhalve met dit besluit. De aanhef van artikel 117 en van artikel 129 van het Mijnbouwbesluit wordt hier ook op aangepast.
In het Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen is de NAM aangewezen als aanbieder van een essentiële dienst ten aanzien van het opsporen en winnen van gas op basis van de concessie voor de aardgaswinning uit het Groningenveld.
Nu de aardgaswinning uit het Groningenveld, en daarmee dus een van de essentiële diensten die NAM aanbiedt, is gestopt, is de aanwijzing van NAM als aanbieder van een essentiële dienst als bedoeld in de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen ten aanzien van de aardgaswinning uit het Groningenveld niet langer nodig. In dit besluit wordt daarom geregeld dat in artikel 2 Besluit beveiliging netwerk- en informatiesystemen bij de aanwijzing van NAM als aanbieder van een essentiële dienst, de vermelding van de essentiële dienst «Het opsporen en winnen van gas op basis van de concessie voor de aardgaswinning uit het Groningenveld op grond van het koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 1963, 126)» komt te vervallen. De andere hierin opgenomen essentiële dienst, te weten het opslaan van gas op basis van de opslagvergunning «Norg» blijft bestaan. Deze gasopslagen worden immers nog gebruikt.
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de regeldrukgevolgen te verwaarlozen zijn.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-248.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.