Besluit van 6 juni 2025 tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving in verband met de verlenging van de tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken (Wijzigingsbesluit verlenging tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken) [KetenID WGK027363]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 23 januari 2025, nr. IENW/BSK-2024/371867, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2025, nr. W17.25.00016/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 3 juni 2025, nr. IENW/BSK-2025/121683, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 3.14b, eerste lid, aanhef, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt «tot en met 30 juni 2025» vervangen door «tot en met 31 december 2026 of zoveel eerder als bij koninklijk besluit is bepaald».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

ARTIKEL III

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit verlenging tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 juni 2025

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat a.i., S.Th.M. Hermans

Uitgegeven de zeventiende juni 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Sinds de inwerkingtreding van artikel II van de tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken1 bevat het Besluit activiteiten leefomgeving rechtstreeks werkende algemene milieuregels voor windparken waarvoor op 30 juni 2021 al definitieve toestemmingen in het milieuspoor en het ruimtelijke spoor waren verleend en waarover sindsdien geen besluitvorming heeft plaatsgevonden (hierna: bestaande windparken). Deze algemene milieuregels gelden tot en met 30 juni 2025.

Bij de totstandkoming van de tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken werd ervan uitgegaan dat voor 1 juli 2025 de voor die milieuregels benodigde strategische milieubeoordeling (hierna: plan-mer) zou zijn afgerond en dat de op de plan-mer gebaseerde nieuwe milieuregels voor windparken voor die datum zouden zijn vastgesteld. Inmiddels is de plan-mer verricht en is aan eenieder de gelegenheid geboden een zienswijze naar voren te brengen over een ontwerp van de nieuwe milieuregels en het bijbehorende plan-MER (het rapport dat het resultaat van de plan-mer is).2

De verdere totstandkoming van de algemene maatregel van bestuur waarin de nieuwe milieuregels worden opgenomen, heeft vertraging opgelopen waardoor inwerkingtreding van die regels per 1 juli 2025 niet meer haalbaar is. Dit heeft te maken met het feit dat een afstandsnorm die in acht moet worden genomen tussen windturbines en windturbinegevoelige gebouwen een politiek gevoelig onderwerp is waarover de meningen uiteenlopen, ook in relatie tot bepaalde maatschappelijke opgaven.

Om per die datum een rechtsvacuüm te voorkomen, voorziet dit wijzigingsbesluit in een verlenging van de geldigheid van de huidige algemene milieuregels voor de bestaande windparken.

De informatie in het hiervoor bedoelde plan-MER geeft in het algemeen geen aanleiding voor veranderingen in de regelgeving voor bestaande windparken. Kennis en inzichten over de milieueffecten van windturbines waarop de algemene milieuregels voor bestaande windparken zijn gebaseerd, blijken nog in hoge mate actueel. Om die reden is deze verlenging tot de inwerkingtreding van de nieuwe milieuregels inhoudelijk aanvaardbaar.

Om per 1 juli 2025 een rechtsvacuüm te voorkomen, zal ook de geldigheid van de daarmee samenhangende tijdelijke regels voor bestaande windturbines in afdeling 4.3a van de Omgevingsregeling moeten worden verlengd.3 Deze verlenging zal bij ministeriële regeling worden geregeld.

§ 2. Achtergrond

De tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken had tot doel de als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling bestuursrechtspraak) inzake Windpark Delfzijl Zuid4 weggevallen milieubescherming te herstellen en zo het ontstane rechtsvacuüm te herstellen. In die uitspraak oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak dat voor de destijds geldende algemene regels voor windturbines (in paragraaf 3.2.3 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en in paragraaf 3.2.3 van de Activiteitenregeling milieubeheer) een plan-mer had moeten worden verricht op grond van de smb-richtlijn.5 Omdat hiervoor geen plan-mer was verricht, moesten de windturbinebepalingen voor zover zij betrekking hadden op windturbineparken (met ten minste drie windturbines) buiten toepassing worden gelaten.

Omdat ook bij de voorbereiding van de regelgeving op grond van de Omgevingswet, die onder meer een omzetting is van de windturbinebepalingen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer, geen plan-mer was verricht, konden ook de daarop betrekking hebbende bepalingen niet van kracht worden. Daarom voorzag de tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken onder meer ook in een nieuw artikel 3.14b van het Besluit activiteiten leefomgeving. Dat artikel verwijst naar de milieuregels in de paragrafen 4.30, 4.30a en 4.30b van dat besluit.

Deze regels gelden alleen als tijdelijke overbruggingsregeling voor bestaande windparken.

Om dezelfde dwingende reden waarom na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak inzake Windpark Delfzijl Zuid een tijdelijke voortzetting van de windturbinebepalingen voor bestaande windparken via een overbruggingsregeling onvermijdelijk werd geacht6, is ook een verlenging van de op grond van artikel 3.14b van het Besluit activiteiten leefomgeving voor bestaande windparken geldende milieuregels onvermijdelijk.

Als gevolg van artikel I van dit wijzigingsbesluit blijven de regels in de paragrafen 4.30, 4.30a en 4.30b voor de windparken waarop artikel 3.14b betrekking heeft, hun geldigheid behouden tot en met 31 december 2026 of zoveel eerder als bij koninklijk besluit is bepaald. Bij koninklijk besluit zal een eerder tijdstip worden bepaald, als de nieuwe regels voor windparken eerder dan op 1 januari 2027 in werking kunnen treden.

De geldigheidsduur van de tijdelijke regels voor bestaande windturbines in afdeling 4.3a van de Omgevingsregeling zal eveneens tot en met 31 december 2026 worden verlengd, met de mogelijkheid om, vanwege dezelfde reden als hiervoor is aangegeven, bij ministerieel besluit een eerder tijdstip te bepalen.

§ 3. Gevolgen

Dit wijzigingsbesluit voorziet slechts in een verlenging van de geldigheidsduur van regels die al in het Besluit activiteiten leefomgeving zijn opgenomen. Dit wijzigingsbesluit brengt daarom geen wijzigingen mee ten opzichte van het huidige recht.

Dit betekent dat dit wijzigingsbesluit vergeleken met de huidige situatie ook geen wijzigingen meebrengt wat betreft de regeldruk, de uitvoering, het toezicht of de handhaving. Om deze redenen is afgezien van publieksparticipatie over een ontwerp van dit wijzigingsbesluit en van voorhang van een ontwerp van dit wijzigingsbesluit bij het parlement.

§ 4. Inwerkingtreding

Gelet op het feit dat dit wijzigingsbesluit ertoe strekt een te krap gebleken termijn te verlengen, is vanwege het spoedeisende karakter van dit wijzigingsbesluit niet aangesloten bij de vaste verandermomenten, bedoeld in aanwijzing 4.17, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, maar is gekozen voor inwerkingtreding met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen


X Noot
1

Besluit van 3 mei 2022 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en enkele besluiten op grond van de Omgevingswet in verband met jurisprudentie over windturbineparken (tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken) (Stb. 2022, 181). Artikel II is in werking getreden op 1 januari 2024 (Stb. 2023, 113).

X Noot
3

Afdeling 4.3a van de Omgevingsregeling is ingevoegd bij Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 15 juni 2022, nr. IENW/BSK-2022/137206, tot wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer en de Omgevingsregeling in verband met jurisprudentie over windturbineparken (tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken) (Stcrt. 2022, 15886).

X Noot
4

ABRS 30 juni 2021, nr. 202003882/1/R3 (ECLI:NL:RVS:2021:1395). Deze uitspraak is te vinden op https://www.raadvanstate.nl/@125875/202003882-1-r3/.

X Noot
5

Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s.

X Noot
6

Zie paragraaf 3 van de nota van toelichting bij de tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken.

Naar boven