Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2024, 404 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2024, 404 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 21 mei 2024, 2024-0000258323, directie Financiële Markten;
Gelet op Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende cryptoactivamarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937 (PbEU 2023, L 150), Verordening (EU) 2023/1113 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 (PbEU 2023, L 150), de artikelen 1:3a, vierde lid, 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, aanhef en onderdeel b, 1:81, derde lid, en 1:82, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht en de artikelen 15, 23c, eerste lid, 23h, zesde lid, 23j, derde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 november 2024, nr. W06.24.00113/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 8 december 2024, 2024-0000550222, directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Na bijlage 35 van het Besluit EU-verordeningen Wft wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende cryptoactivamarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937 (PbEU 2023, L 150)
De Autoriteit Financiële Markten: ten aanzien van de artikelen 4 tot en met 15, 19, 27, 29, 51, 53, 59 tot en met 66, 68 tot en met 82 en 85 tot en met 92.
De Nederlandsche Bank: ten aanzien van de artikelen 16 tot en met 18, 20 tot en met 27, 28, 30 tot en met 50, 52, 54 t/m 58, 67, 83 en 84.
Last onder dwangsom |
||
---|---|---|
Artikelen |
Artikelen |
Boetecategorie |
4 en 5 |
4 en 5 |
3 |
6, eerste tot en met tiende lid |
6, eerste tot en met tiende lid |
3 |
6, elfde lid (ITS) |
6, elfde lid (ITS) |
3 |
6, twaalfde lid (RTS) |
6, twaalfde lid (RTS) |
3 |
7 tot en met 14 |
7 tot en met 14 |
3 |
16 |
16 |
3 (12,5%) |
17, eerste tot en met zevende lid |
17, eerste tot en met zevende lid |
3 (12,5%) |
17, achtste lid (RTS) |
17, achtste lid (RTS) |
3 (12,5%) |
18, eerste en tweede lid |
18, eerste en tweede lid |
3 (12,5%) |
18, zesde lid (RTS) |
18, zesde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
18, zevende lid (ITS) |
18, zevende lid (ITS) |
3 (12,5%) |
19, eerste tot en met negende lid |
19, eerste tot en met negende lid |
3 (12,5%) |
19, tiende lid (ITS) |
19, tiende lid (ITS) |
3 (12,5%) |
19, elfde lid (RTS) |
19, elfde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
22, eerste tot en met zesde lid |
22, eerste tot en met zesde lid |
3 (12,5%) |
22, zesde lid (RTS) |
22, zesde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
22, zevende lid (ITS) |
22, zevende lid (ITS) |
3 (12,5%) |
23 en 25 |
23 en 25 |
3 (12,5%) |
27 |
27 |
3 (12,5%) |
28 tot en met 30 |
28 tot en met 30 |
3 (12,5%) |
31, eerste tot en met vierde lid |
31, eerste tot en met vierde lid |
3 (12,5%) |
31, vijfde lid (RTS) |
31, vijfde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
32, eerste tot en met vierde lid |
32, eerste tot en met vierde lid |
3 (12,5%) |
32, vijfde lid (RTS) |
32, vijfde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
33 en 34 |
33 en 34 |
3 (12,5%) |
35, eerste tot en met vijfde lid |
35, eerste tot en met vijfde lid |
3 (12,5%) |
35, zesde lid (RTS) |
35, zesde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
36, eerste tot en met derde lid |
36, eerste tot en met derde lid |
3 (12,5%) |
36, vierde lid (RTS) |
36, vierde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
36, vijfde tot en met twaalfde lid |
36, vijfde tot en met twaalfde lid |
3 (12,5%) |
37 |
37 |
3 (12,5%) |
38, eerste tot en met vierde lid |
38, eerste tot en met vierde lid |
3 (12,5%) |
38, vijfde lid (RTS) |
38, vijfde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
39 tot en met 41 |
39 tot en met 41 |
3 (12,5%) |
42, vierde lid (RTS) |
42, vierde lid (RTS) |
3 (12,5%) |
43, eerste tot en met tiende lid |
43, eerste tot en met tiende lid |
3 |
43, elfde lid (RTS) |
43, elfde lid (RTS) |
3 |
45, eerste tot en met zesde lid |
45, eerste tot en met zesde lid |
3 |
45, zevende lid (RTS) |
45, zevende lid (RTS) |
3 |
45, achtste lid |
45, achtste lid |
3 |
46 tot en met 50 |
46 tot en met 50 |
3 (12,5%) |
51, eerste tot en met negende lid |
51, eerste tot en met negende lid |
3 (12,5%) |
51, tiende lid (ITS) |
51, tiende lid (ITS) |
3 (12,5%) |
51, elfde tot en met veertiende lid |
51, elfde tot en met veertiende lid |
3 (12,5%) |
51, vijftiende lid (RTS) |
51, vijftiende lid (RTS) |
3 (12,5%) |
53 tot en met 55 |
53 tot en met 55 |
3 (12,5%) |
58 en 59 |
58 en 59 |
3 |
60, eerste tot en met twaalfde lid |
60, eerste tot en met twaalfde lid |
3 |
60, dertiende lid (RTS) |
60, dertiende lid (RTS) |
3 |
60, veertiende lid (ITS) |
60, veertiende lid (ITS) |
3 |
61 |
61 |
3 |
62, vijfde lid (RTS) |
62, vijfde lid (RTS) |
3 |
62, zesde lid (ITS) |
62, zesde lid (ITS) |
3 |
64 en 65 |
64 en 65 |
3 |
66, eerste tot en met vijfde lid |
66, eerste tot en met vijfde lid |
3 |
66, zesde lid (RTS) |
66, zesde lid (RTS) |
3 |
67 |
67 |
3 |
68, eerste tot en met negende lid |
68, eerste tot en met negende lid |
3 |
68, tiende lid (RTS) |
68, tiende lid (RTS) |
3 |
69 en 70 |
69 en 70 |
3 |
71, eerste tot en met vierde lid |
71, eerste tot en met vierde lid |
3 |
71, vijfde lid (RTS) |
71, vijfde lid (RTS) |
3 |
72, eerste tot en met vierde lid |
72, eerste tot en met vierde lid |
3 |
72, vijfde lid (RTS) |
72, vijfde lid (RTS) |
3 |
73 tot en met 75 |
73 tot en met 75 |
3 |
76, eerste tot en met vijftiende lid |
76, eerste tot en met vijftiende lid |
3 |
76, zestiende lid (RTS) |
76, zestiende lid (RTS) |
3 |
77 tot en met 83 |
77 tot en met 83 |
3 |
84, vierde lid (RTS) |
84, vierde lid (RTS) |
3 |
85 |
85 |
3 |
88, eerste tot en met derde lid |
88, eerste tot en met derde lid |
3 |
88, vierde lid (ITS) |
88, vierde lid (ITS) |
3 |
89 tot en met 92 |
89 tot en met 92 |
3 (€ 15.000.000; 15%) |
Artikel 94, derde lid, voor zover betrekking hebbende op weigeringen om mee te werken aan of gevolg te geven aan een onderzoek, inspectie of verzoek |
Artikel 94, derde lid, voor zover betrekking hebbende op weigeringen om mee te werken aan of gevolg te geven aan een onderzoek, inspectie of verzoek |
2 |
103 en 104 |
103 en 104 |
3 |
105, eerste tot en met zesde lid |
105, eerste tot en met zesde lid |
3 |
105, zevende lid (RTS) |
105, zevende lid (RTS) |
3 |
Indien in de kolom «boetecategorie» een bedrag staat, geldt een verhoogd boetemaximum, gelijk aan dat bedrag. Het basisbedrag is dan de helft van het verhoogde boetemaximum.
Voor overtredingen, gerangschikt in de derde boetecategorie, waarbij een percentage is vermeld, geldt bij omzetgerelateerde boeten een verhoogd percentage, gelijk aan het vermelde percentage. Voor overtredingen, gerangschikt in de tweede categorie, geldt bij vermelding van een percentage dat de bevoegde autoriteit in dat geval tevens een omzetgerelateerde boete tot ten hoogste dat percentage kan opleggen. Artikel 1:82, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.
De bevoegde autoriteit kan bij overtreding van de artikelen 59, 60, 64 tot en met 83 en 88 tot en met 92 van de verordening aan de overtreder of, indien de overtreding is begaan door een rechtspersoon, de natuurlijke personen die tot de betrokken gedraging opdracht hebben gegeven of daaraan feitelijk leiding hebben gegeven, tijdelijk de bevoegdheid ontzeggen om het beleid te bepalen en leiding te geven bij een aanbieder van cryptoactivadiensten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 15, van de verordening.
Als centraal aanspreekpunt voor grensoverschrijdende administratieve samenwerking als bedoeld in artikel 93, tweede lid, van de verordening wordt aangewezen:
a. de Nederlandsche Bank: ten aanzien van activagerelateerde tokens en e-moneytokens als bedoeld in de titels III en IV van de verordening;
b. de Autoriteit Financiële Markten: ten aanzien van andere cryptoactiva dan activagerelateerde tokens of e-moneytokens, alsmede ten aanzien van aanbieders van cryptoactivadiensten als bedoeld in de titels II en V van de verordening.
Het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 10 wordt in de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht onder het Algemeen deel in de numerieke volgorde het volgende artikel met de daarbij behorende boetecategorie ingevoegd:
1:77n |
3 |
B
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de opsomming van artikelen in het eerste lid vervallen de artikelnummers 23b tot en met 23j, eerste en tweede lid, met bijbehorende boetecategorie.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Overtreding van de navolgende voorschriften van de verordening bij geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie is als volgt beboetbaar:
Artikel |
Boetecategorie |
---|---|
Verordening bij geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie |
|
4 |
2 |
5 |
2 |
6 |
2 |
7 |
2 |
8 |
2 |
9 |
2 |
10 |
2 |
11 |
2 |
12 |
2 |
13 |
2 |
14 |
2 |
15 |
2 |
16 |
2 |
17 |
2 |
18 |
2 |
19 |
2 |
20 |
2 |
21 |
2 |
22 |
2 |
23 |
2 |
24 |
2 |
26, eerste lid |
2 |
Het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1 vervalt de begripsbepaling «aanbieder».
B
Artikel 1a, paragraaf 3, de artikelen 10 tot en met 11 en bijlage 2 vervallen.
C
Tabel 2 van bijlage I wordt gewijzigd als volgt:
1. De categorieën «Aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta (artikel 1a, vierde lid, onderdeel l, van de wet)» en «Aanbieders van bewaarportemonnees (artikel 1a, vierde lid, onderdeel m, van de wet)» vervallen.
2. Er worden twee categorieën toegevoegd, luidende:
Aanbieders van cryptoactivadiensten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 16, sub a, b en d tot en met j, van Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen financieren van terrorisme. |
Aanbieders van wisseldiensten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 16, sub c, van Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen financieren van terrorisme. Een transactie van een bedrag van € 10.000,– of meer waarbij een omwisseling plaatsvindt tussen virtuele valuta en contante fiduciaire valuta. |
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen II en III, die in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 11 december 2024
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, E. Heinen
Uitgegeven de zestiende december 2024
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Dit uitvoeringsbesluit dient, tezamen met de Uitvoeringswet verordening cryptoactiva (hierna: Uitvoeringswet MiCA) en de Uitvoeringswet verordening bij geldovermakingen en overdrachten van cryptoactiva te voegen informatie (hierna: Uitvoeringswet TFR), ter uitvoering van Verordening (EU) 2023/1114 betreffende cryptoactivamarkten (beter bekend als «Markets in Crypyo-Assets (Regulation)», afgekort als MiCA of MiCAR) en Verordening (EU) 2023/1113 betreffende bij geldovermakingen en overdrachten van bepaalde cryptoactiva te voegen informatie en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 (beter bekend als «Transfer of Funds Regulation», afgekort als TFR).
Kort gezegd reguleert MiCA de uitgifte van cryptoactiva en het verlenen van cryptoactivadiensten in brede zin. Hiermee komt er een nieuw stelsel voor uitgevers van cryptoactiva en cryptoactivadienstverleners. MiCA stelt onder andere eisen ten behoeve van consumentenbescherming en het tegengaan van marktmisbruik. TFR ziet toe op het meesturen van informatie over de initiator en begunstigde van een crypto-overmaking. Daarnaast introduceert TFR nieuwe regels om witwassen en terrorismefinanciering met cryptoactiva tegen te gaan en brengt de bestaande definities uit Richtlijn (EU) 2018/843 (hierna: de vijfde anti-witwas richtlijn)1 in lijn met de definities in MiCA. De belangrijkste wijziging van TFR ziet op een uitbreiding van de reikwijdte van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) waarmee de Wwft van toepassing wordt op alle aanbieders van cryptoactivadiensten die onder MiCA vallen. Het registratiegime in de Wwft zoals dat nu geldt voor specifieke cryptopartijen komt te vervallen.
Zowel MiCA als TFR zijn op 29 juni 2023 in werking getreden en worden van toepassing op 30 december 2024. Een deel van MiCA wordt echter al van toepassing op 30 juni 2024.2 Dit betreffen titels III en IV inzake activagerelateerde tokens (ART’S) en e-moneytokens (EMT’s). Vanwege de potentiële risico’s voor de financiële stabiliteit die deze tokens met zich mee kunnen brengen, wordt het wenselijk geacht deze bepalingen eerder in werking te laten treden.
De verordeningen hebben directe werking. Desalniettemin is het noodzakelijk om de Nederlandse wetgeving op bepaalde punten aan te passen. Het gaat hier met name om de uitvoering van de verordeningen mogelijk te maken. Tevens gaat het om handhavingsaspecten en aspecten die betrekking op de wijziging van de Richtlijn (EU) 2015/849 (hierna: de vierde anti-witwasrichtlijn).3
Gelet op het feit dat de implementatietrajecten van MiCA en TFR gelijk lopen en gezien de samenhang tussen beide verordeningen, is ervoor gekozen om de wijzigingen die nodig zijn op het niveau van een algemene maatregel van bestuur in één uitvoeringsbesluit op te nemen, te weten dit uitvoeringsbesluit.
Met MiCA is een nieuw regelgevend kader gecreëerd voor aanbieders van cryptoactiva en cryptoactivadienstverleners. MiCA reguleert de uitgifte van cryptoactiva en het verlenen van cryptoactivadiensten. Tot de komst van MiCA was er in Nederland nog geen regelgevend kader voor cryptoactiva met eisen voor consumentenbescherming, marktmisbruik en doorlopend toezicht hierop. Dit leidde ertoe dat consumenten vaak niet beschermd waren.
Cryptoactiva worden gedefinieerd als weergaven van waarden of rechten, die elektronisch overgedragen kunnen worden via gedistribueerde grootboektechnologie (distributed ledger technology, DLT) of vergelijkbare technologie. Deze waarden zijn vaak niet-intrinsiek. In dat geval zijn cryptoactiva niet gebaseerd op een onderliggend activum, product of dienst, zoals dat wel het geval is bij financiële instrumenten.
MiCA reguleert verschillende typen cryptoactiva. De grootste groep cryptoactiva is niet gebaseerd op (een reserve van) onderliggende activa en hebben geen intrinsieke waarde (titel II van MiCA). De waarde van deze cryptoactiva wordt louter op basis van vraag en aanbod bepaald. De meeste houders van deze soort cryptoactiva hebben het doel om te speculeren op waardevermeerdering.
Daarnaast reguleert MiCA ook nog andere vormen van cryptoactiva, zoals zogenaamde stablecoins. Dit zijn cryptoactiva waarvan de uitgever claimt dat deze gekoppeld zijn aan of gebaseerd zijn op een reserve met onderliggende activa. MiCA maakt een onderscheid tussen twee typen stablecoins. De EMT is een cryptoactivum die één-op-één wordt gedekt door euro’s of andere officiële valuta in de Europese Unie (titel IV van MiCA). EMT’s hebben dezelfde functie als elektronisch geld. Hoewel er voor bestaande vormen van elektronisch geld al regels bestaan,4 zijn deze niet passend voor de grootte van huidige EMT-uitgevers en de bijzondere kenmerken van het gebruik van DLT. De tweede vorm van een stablecoin is de ART. Deze stablecoins zijn gebaseerd op reserves. Hierbij gaat het onder meer om reserves die gebaseerd zijn op een officiële valuta van een niet-EU-land (zoals Amerikaanse dollars), andersoortige activa of andere cryptoactiva. Stablecoins die zijn gebaseerd op algoritmische systemen die de waarde automatisch stabiel houden vallen ook onder deze categorie (titel III van MiCA).
MiCA reguleert ten slotte nog de categorie «gebruikstokens» (utility tokens). Dit zijn cryptoactiva die alleen zijn bedoeld om toegang te verlenen tot een goed of een dienst die door de uitgever ervan wordt aangeboden.
Naast verschillende typen cryptoactiva reguleert MiCA ook verschillende soorten diensten (titel V van MiCA). Allereerst wijst MiCA het bewaren en beheren van cryptoactiva namens cliënten als dienst aan. Dit betreft onder meer bewaarportemonnees (wallets). Deze partijen bewaren of beheren cryptoactiva, of de toegangsmiddelen hiertoe, van cliënten. MiCA reguleert verder partijen die cryptoactivahandelsplatformen exploiteren. Op deze handelsplatformen worden koop- en verkoopintenties samengebracht met het doel om cryptoactiva te verhandelen voor geldmiddelen of voor andere cryptoactiva. Verder worden het omwisselen van cryptoactiva voor geldmiddelen en het omwisselen van cryptoactiva voor andere cryptoactiva gereguleerd, net als het uitvoeren van cryptoactivaorders namens cliënten. Daarnaast brengt MiCA ook het ontvangen en doorgeven van orders (ook aan derde partijen) om cryptoactiva te kopen of verkopen, het verlenen van advies over cryptoactiva in de vorm van gepersonaliseerde aanbevelingen en het verzorgen van portefeuillebeheer voor cryptoactiva onder het regelgevend kader. Ten slotte reguleert MiCA ook het verlenen van cryptoactivaoverdrachtdiensten namens cliënten.
MiCA heeft hoofdzakelijk tot doel om eisen te stellen ten behoeve van consumentenbescherming en het tegengaan van marktmisbruik in de handel in cryptoactiva. Hiertoe reguleert MiCA zowel de uitgifte van cryptoactiva als het verlenen van bepaalde cryptoactivadiensten. Voor de uitgifte van cryptoactiva komen er transparantie- en openbaarmakingsvereisten, in de vorm van eisen aan het opstellen van een cryptoactivawitboek, maar ook voorschriften over reclame-uitingen voor de uitgifte van nieuwe cryptoactiva. Voor de uitgifte van zogenaamde stablecoins voert MiCA een vergunningplicht en gelden er eisen ten aanzien van de onderliggende reserves. Ook voor cryptoactivadienstverleners wordt er een vergunningplicht ingevoerd en komen er eisen om consumenten te beschermen. Ten slotte bevat MiCA eisen om marktmisbruik tegen te gaan. In dat kader worden de handel met voorwetenschap, onrechtmatige openbaarmaking van voorwetenschap en marktmanipulatie in verband met cryptoactiva verboden.
Voor een meer uitgebreide toelichting op MiCA wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de uitvoeringswet.5
Met de Uitvoeringswet MiCA wordt de Wet op het financieel toezicht (Wft) aangevuld met enkele specifieke handhavingsbevoegdheden die nog geen deel uitmaken van het wettelijk kader. Hiertoe wordt artikel 1:77n toegevoegd aan de Wft. Daarnaast wordt met de Uitvoeringswet MiCA een aantal bepalingen uit de verordening toegevoegd aan de Wet op de Economische delicten (Wed).6 Voor het uitvoering geven aan de verordening ligt het zwaartepunt echter bij dit besluit. In dit besluit worden de toezichthouders aangewezen en wordt bepaald welke artikelen door de toezichthouders kunnen worden gehandhaafd en dat bij overtreding van deze artikelen een last onder dwangsom dan wel bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Ook de boetehoogtes worden in dit uitvoeringsbesluit vastgesteld. Hiertoe wordt een bijlage toegevoegd aan het Besluit EU-verordeningen Wft (BEUv) en wordt het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Bbbfs) gewijzigd. Ook wordt geregeld wanneer toezichthouders over de bevoegdheid beschikken om een beleidsbepaler de bevoegdheid te ontzeggen om een functie uit te oefenen bij een aanbieder van cryptoactivadiensten. Tot slot wordt er uitvoering gegeven aan de lidstaatoptie inzake de duur van de overgangsregeling (artikel 143, derde lid, MiCA). Daarin is opgenomen dat voor aanbieders van cryptoactivadiensten die hun diensten al voor de van toepassing wordingsdatum van MiCA aanboden, een overgangstermijn van maximaal 18 maanden wordt gehanteerd na het van toepassing worden van de verordening.
Voor een meer uitgebreide toelichting op bovenstaande wordt verwezen naar het artikelsgewijs deel van deze toelichting.
TFR vervangt de Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (hierna: Verordening (EU) 2015/847). Tevens wijzigt de verordening de vierde anti-witwasrichtlijn.
Met Verordening (EU) 2015/847 zijn de vereisten van de Financial Action Task Force (FATF) inzake informatieverstrekking bij transacties door aanbieders van elektronische overmakingsdiensten in de gehele Unie op eenvormige wijze ten uitvoer zijn gelegd. In juni 2019 zijn de FAFT-normen over nieuwe technologieën vastgesteld. Deze wijzigingen zijn bedoeld om (in de terminologie van de FATF) virtuele activa en aanbieders van virtueleactivadiensten te reguleren. De normen hebben nieuwe verplichtingen ingevoerd voor aanbieders van virtueleactivadiensten, om zo de traceerbaarheid van overdrachten van virtuele activa te faciliteren. Ingevolge deze normen moeten aanbieders van virtueleactivadiensten bij overdrachten van virtuele activa informatie toevoegen over de initiators en begunstigden. Deze verplichtingen vinden hun weerslag in de verordening. Aangezien Verordening (EU) 2015/847 momenteel enkel van toepassing is op overmakingen van geldmiddelen, dat wil zeggen op bankbiljetten en munten, giraal geld en elektronisch geld,7 wordt het toepassingsgebied met de herschikking van Verordening (EU) 2015/847 aangepast waardoor de verordening ook ziet op informatie-uitwisseling bij de overdracht van cryptoactiva.
De verordening wijzigt tevens de vierde-antiwitwasrichtlijn. De vierde anti-witwasrichtlijn bevat twee kernverplichtingen ter voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme, te weten de verplichting om cliëntenonderzoek te verrichten en de verplichting om ongebruikelijke transacties te melden bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU). Op basis van de vierde anti-witwasrichtlijn gelden deze verplichtingen nu alleen voor twee categorieën cryptoactivadienstverleners, namelijk aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta (in regulier spraakgebruik zijn dit cryptoactiva) en fiduciaire valuta (in reguliere spraakgebruik zijn dit door de overheid uitgegeven valuta). Om bestaande mazen in het kader ter bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering te dichten verandert de verordening de vierde anti-witwasrichtlijn waarmee alle categorieën aanbieders van cryptoactivadiensten die worden gereguleerd door MiCA, behalve de aanbieders die advies verlenen over cryptoactiva, onder het bereik komen van de vierde anti-witwasrichtlijn en daarmee dus cliëntenonderzoek moeten gaan doen en ongebruikelijke transacties moeten gaan melden. De wijzigingen in de vierde anti-witwasrichtlijn introduceren daarnaast aanvullende onderzoeksmaatregelen voor aanbieders van cryptoactivadiensten. Deze aanvullende onderzoeksmaatregelen zijn van toepassing wanneer aanbieders van cryptoactivadiensten een correspondentrelatie aangaan. Met de Uitvoeringswet TFR wordt de Wwft aangepast op bovenstaande en wordt de Sanctiewet aangepast.8
In dit besluit worden wijzigingen doorgevoerd in het Bbbfs en Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 waarmee wordt voorzien in de mogelijkheden ter handhaving van de verordening en waarmee de wijzigingen die de TRF aanbrengt in de vierde anti-witwasrichtlijn op besluitniveau worden doorgevoerd.
Het huidige registratieregime zoals neergelegd in hoofdstuk 3A Wwft, voor aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees, komt te vervallen door artikel 47, eerste lid, van de aangepaste vierde anti-witwasrichtlijn. Aanbieders van cryptoactivadiensten zullen onder MiCA een vergunning moeten aanvragen. Voor aanbieders die op het moment van inwerkingtreding van de Uitvoeringswet TFR reeds over een registratie als bedoeld in hoofdstuk 3A Wwft beschikken, geldt dat zij op basis van de hierboven reeds toegelichte overgangsbepaling uit artikel 143 MiCA voor een periode van zes maanden hun diensten overeenkomstig het oude recht – en dus zonder vergunning – mogen blijven aanbieden.9 Artikel IV van de Uitvoeringswet TFR regelt daarom dat de verplichtingen die voortvloeien uit de registratieplicht tijdens de overgangsperiode op deze aanbieders van toepassing blijven.10
Het Bbbfs bevat regels voor het vaststellen van de hoogte van een bestuurlijke boete op grond van de Wwft en Verordening (EU) 2015/847. Omdat de artikelen van hoofdstuk 3A Wwft komen te vervallen, dienen deze artikelnummers, met bijbehorende boetecategorie, ook in de bijlage komen te vervallen. Verder worden de nieuwe bepalingen uit hoofdstuk III van TFR opgenomen in het besluit met een bijbehorende boetecategorie.
Daarnaast wordt het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 gewijzigd. In dit besluit werden nadere eisen gesteld waaraan aanbieders van omwisseldiensten voor virtuele valuta en voor aanbieders van bewaarportemonnees moeten voldoen in het kader van de op hen rustende registratieverplichting zoals deze gold voor de inwerkingtreding van MiCAR en TFR. Nu deze registratieverplichting is vervallen, komen ook de artikelen die zien op dat regime te vervallen. Tot slot zijn alle cryptoactivadienstverleners toegevoegd aan de indicatorenlijst (tabel 2, bijlage I).
Voor een meer uitgebreide toelichting op bovenstaande wordt verwezen naar het artikelsgewijs deel van deze toelichting.
Dit besluit heeft geen gevolgen voor de gegevensbescherming.
Dit besluit geeft uitvoering aan beide verordeningen en bestaat hoofdzakelijk uit handhavingsbevoegdheden voor bevoegde autoriteiten. Daarmee levert het besluit geen zelfstandige regeldruk op, aangezien alle verplichtingen rechtstreeks volgen uit de verordening zelf. Voor de regeldrukeffecten van MiCA wordt verwezen naar de impact assessment van de Europese Commissie.11 Voor de regeldrukeffecten van TFR wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet TFR.12 Het uitvoeringsbesluit is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies.
Een ontwerp van dit besluit is voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets voorgelegd aan de AFM en DNB.
DNB geeft aan dat de taken die volgen uit het uitvoeringsbesluit wat betreft MiCA kunnen worden uitgevoerd, indien hiervoor voldoende capaciteit beschikbaar is. De wijzigingen wat betreft TFR leiden niet tot noemenswaardige aanpassingen in het doorlopend (integriteits)toezicht van DNB. DNB noemt dat de uitbreiding van de verantwoordelijkheden van DNB uit hoofde van MiCA en TFR gepaard gaat met een overdracht van verantwoordelijkheden uit hoofde van de Wwft en de Sanctiewet 1977. DNB voorziet, los van incidentele capaciteit voor overdracht- en voorbereidingswerkzaamheden, geen verdere uitbreiding van haar budget. DNB geeft aan risico-gebaseerd toezicht te gaan houden op de nieuwe vereisten en is reeds met het Ministerie van Financiën in overleg over de inzet van de capaciteit.
De AFM geeft aan dat uit de uitvoeringtoets van onderhavig besluit volgt dat de AFM het toezicht op de Verordening Cryptoactiva en TFR kan uitvoeren, mits de AFM over voldoende middelen beschikt. Daarnaast licht de AFM in haar uitvoeringstoets enkele uitdagingen toe die strikt genomen los staan van het uitvoeringsbesluit, maar wel samenhangen met de komst van MiCA.
Een van de belangrijkste punten die AFM hier benoemt is het toevoegen van enkele bepalingen uit MiCA aan de Wet op de economische delicten (WED). Inmiddels is bij gelegenheid van het nader rapport een aantal kernbepalingen uit MiCA onder de reikwijdte van de Wed gebracht. Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan de zorg die de AFM uit ten aanzien van een aantal specifieke handhavingsbevoegdheden uit MiCA die in het Nederlands recht enkel door het Openbaar Ministerie ingezet kunnen worden. Met de uitbreiding naar het strafrecht wordt immers bewerkstelligd dat deze handhavingsbevoegdheden in specifieke gevallen door het Openbaar Ministerie toegepast kunnen worden.
De AFM geeft aan de gemaakte keuze te volgen wat betreft de boetecategorie voor bestuurlijke boetes bij overtreding van normen neergelegd in TFR. AFM wijst tevens op het ontbreken van indicatoren voor een aanbieder van cryptoactivadiensten waarmee kan worden vastgesteld of sprake is van een ongebruikelijke transactie. Deze indicatoren zijn inmiddels toegevoegd aan onderhavig besluit.
Ook wijst de AFM op de overgangsregeling uit artikel IV van Uitvoeringswet TFR. Dit artikel voorziet nu in het tijdelijk in de lucht houden van het register, bedoeld in artikel 23f Wwft, en de daaraan verbonden voorwaarden en eisen. Daarnaast maakt de overgangsregeling duidelijk dat deze aanbieders de Sanctiewet 1977 moeten naleven. Om eventuele onduidelijkheid hierover weg te nemen zijn bij gelegenheid van het nader rapport de hoofstukken 2 en 3 van de Wwft toegevoegd aan de overgangsbepaling (artikel IV, tweede lid, Uitvoeringswet TFR).
Dit besluit heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting. De enige kosten voor de overheid betreffen toezichtkosten. In de financiële sector worden alle toezichtkosten gedragen door de ondertoezichtstaande instellingen zelf. Met een afzonderlijk besluit zal het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 waar nodig aangepast worden.
Met MiCA is een geheel nieuw regelgevend kader voor cryptoactiva ontstaan. Veel cryptoactivadienstverleners hebben nog geen ervaring met toezicht. Bovendien zijn cryptoactivamarkten zeer bewegelijk. Dit betekent dat er nieuwe kennis en ervaring opgedaan moet worden door toezichthouders en ook ingezet moet worden op internationale samenwerking. Alles samengenomen verwachten de toezichthouders een substantiële groei ten aanzien van de benodigde toezichtscapaciteit.
Voor het toezicht dat de AFM zal gaan uitvoeren op de cryptosector is de inschatting dat voor het jaar 2025 36 fte nodig zal zijn. Vanaf 2026 is de inschatting dat de AFM 33 fte (6,4 miljoen Euro) nodig zal hebben voor het doorlopend toezicht. Dit toezicht zal onder andere bestaan uit toezicht op de uitgifte van (ongedekte) cryptoactiva en het verlenen van cryptoactivadiensten. Bovenstaande inschatting behelst tevens het Wwft-toezicht ten aanzien van cryptoactivadienstverleners dat op basis van TFR bij AFM komt te liggen. Gelet op de onzekerheden over hoe de cryptomarkt zich de komende jaren gaat ontwikkelen en over het aantal partijen dat zich definitief in Nederland zal gaan vestigen, wordt in overleg met AFM medio 2025 gekeken of deze inschatting van de benodigde capaciteit nog passend is.
DNB heeft in 2023–2024 voor het toezicht op de cryptoactivadienstverleners 14 fte (4,1 miljoen Euro) begroot. DNB zal deze capaciteit voor het toezicht op MiCA en TFR voor de opvolgende jaren behouden. Deze toezichtscapaciteit zal onder andere ingezet gaan worden voor de vergunningverlening en het integriteitstoezicht op uitgevers van stablecoins, het prudentieel toezicht op stablecoins en op de cryptoactivadienstverleners, personentoetsing voor stablecoins en de ondersteuning van AFM bij verschillende toezichtstaken.
Het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 zal waar nodig hiertoe aangepast worden.
Een ontwerp van dit besluit is van 22 januari 2024 tot en met 19 februari 2024 openbaar geconsulteerd.13 Hierop zijn vier reacties ontvangen: één reactie van een particulier, twee anonieme reacties en één reactie van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB).
Een van de reacties geeft aan dat crypto’s geen belegging zijn en de overheid zich hier verre van moet houden. In de andere twee reacties wordt opgemerkt dat regulatie van crypto’s een goed teken is, maar dat het wel van belang is dat de cryptogemeenschap inspraak blijft houden. De reactie van een particulier en de twee anonieme reacties zien in zijn algemeenheid op de cryptomarkt en niet op dit besluit. Daarnaast bieden MiCA en TFR weinig ruimte voor nationale differentiatie aangezien het een Europese verordeningen betreffen die rechtstreeks gelden.
Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste punten die in de reactie van NVB naar voren worden gebracht.
In algemene zin gaat de consultatiereactie van de NVB over de verdeling van bevoegdheden tussen de twee toezichthouders, te weten DNB en de AFM. Wanneer banken cryptoactivadiensten willen leveren hebben zij daar geen aparte vergunning voor nodig, maar kunnen zij notificeren bij de toezichthouder. In het besluit wordt hiervoor als toezichthouder de AFM aangewezen. De NVB beargumenteert dat het passender zou zijn dat banken bij de toezichthouder notificeren die verantwoordelijk is voor het verdere toezicht op de interne organisatie. In het geval van banken is dit DNB. Het ministerie heeft in nauw overleg met de toezichthouders de verdeling van de toezichtstaken die volgen uit MiCA en TFR verdeeld naar gelang het Twin Peaks Model.14 Dit betekent dat in algemene zin DNB toezicht houdt op prudentiële zaken en dat de AFM verantwoordelijk is voor het gedragstoezicht. Dit heeft voor MiCAR geresulteerd in het feit dat de AFM toezicht zal houden op het aanbieden van cryptoactivadiensten onder MiCA (titel V). Het Twin Peaks Model heeft de basis gevormd voor de verdeling van het toezicht per artikel. Als we deze verdeling aanhouden is het notificeren van banken bij een toezichthouder wanneer zij cryptoactivadiensten willen leveren toebedeeld aan de AFM. Aangezien de AFM toezicht houdt op het aanbieden van cryptoactivadiensten is het voor hen relevant om te weten wanneer banken dit soort diensten zullen leveren.
Deze verdeling geldt ook voor de reclameregels uit titel III van MiCA die van toepassing zijn op uitgevende instellingen van ART’s (artikel 29 MiCA) en titel IV van MiCA die van toepassing zijn op uitgevende instellingen van EMT’s (artikel 53 MiCA). Toezicht op reclameregels valt onder het gedragstoezicht en is daarmee neergelegd bij de AFM. Ook stelt de NVB vragen over de verdeling van het toezicht op witboeken voor EMT’s. Artikel 51 MiCA ziet op de inhoud en vorm van het witboek voor EMT’s. Voor wat betreft de witboeken gaat het erom dat informatie in het witboek correct, duidelijk en niet misleidend wordt weergegeven. Ook dit valt in onze beredenering onder gedragstoezicht en valt daarmee onder de verantwoordelijkheid van de AFM. Hierbij geldt voor al deze artikelen dat het zeer belangrijk is dat AFM en DNB goed met elkaar samenwerken en informatie delen waar nodig en passend. Ook dit is uitvoering besproken met beide toezichthouders. Dezelfde argumentatielijn geldt ook voor de vragen die NVB stelt over governance, uitbestedingsregels en afwikkeling.
MiCA en TFR hebben als toepassingsgebied hoofdzakelijk uitgevers van stablecoins en cryptoactivadienstverleners. Dit zullen in sommige gevallen banken zijn, maar er zijn ook veel andere type instellingen die onder de reikwijdte van deze twee Europese verordeningen vallen. De opmerkingen van de NVB richten zich met name op de banken en zijn daarmee niet breed toepasbaar op de gehele verordening. Zo stellen zij dat artikel 74 MiCA dat gaat over de afwikkeling van cryptoactivadienstverleners ook bij DNB beslecht zou moeten worden omdat dit de afwikkelingsautoriteit van banken is. Aangezien de grootste groep cryptoactivadienstverleners geen banken zijn, is het niet logisch dit onder de verantwoordelijkheid van DNB te plaatsen. Ook hier wordt het Twin Peaks Model aangehouden.
Tot slot wilt NVB graag verduidelijkt zien dat wanneer banken notificeren bij de toezichthouder hierbij geen sprake is van een (pseudo)vergunningsproces. Artikel 60, eerste lid, MiCA geeft echter duidelijk weer dat het inderdaad gaat om een notificatieproces en niet om een vergunningsproces door te stellen dat een kredietinstelling de bevoegde autoriteit in kennis stelt.
Dit artikel voegt de verordening MiCA (in de systematiek van dat besluit geschreven als «MiCAR») als bijlage toe aan het Besluit EU-verordeningen Wft.
Dit onderdeel van de deze bijlage regelt dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) worden aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 93, eerste lid, MiCA. DNB wordt aangewezen als bevoegde autoriteit ten aanzien van titel III en IV van de verordening. De bepalingen in deze titels hebben betrekking op de activagerelateerde tokens en e-moneytokens (de zogenaamde stablecoins). De AFM wordt aangewezen als bevoegde autoriteit ten aanzien van de overige onderdelen van MiCA (titels II, V en VI). Dit betreft de uitgifte van (ongedekte) cryptoactiva en het verlenen van cryptoactivadiensten. In uitzondering op bovenstaande wordt in lijn met het Twin Peaks Model DNB voor cryptoactivadiensten aangewezen als toezichthouder voor de artikelen met prudentiële eisen voor aanbieders van cryptoactivadiensten (de artikelen 67, 83 en 84 uit Titel V van MiCA) en wordt AFM aangewezen als toezichthouder op artikel 29 inzake reclame-uitingen door uitgevende instellingen van activagerelateerde tokens. Voor artikel 27 worden zowel AFM als DNB als bevoegde autoriteit toegewezen. Door AFM en DNB zullen werkafspraken worden gemaakt over de invulling van het toezicht in het kader van artikel 27 MiCA.
Dit onderdeel van de bijlage regelt dat toezichthouders bij overtreding van aangewezen bepalingen uit MiCA een last onder dwangsom kunnen opleggen. Daarnaast regelt dit onderdeel de handhaving door middel van een bestuurlijke boete. Dit maakt het voor de toezichthouders mogelijk bij overtreding van de aangewezen bepalingen een bestuurlijke boete tot een bepaalde categorie opleggen. Ook de bijbehorende maximale boetecategorieën zijn in deze bijlage opgenomen.
Artikel 111, derde lid, MiCA vereist voor de in dit artikel genoemde artikelen dat de maximale boete minimaal € 5.000.000 of – afhankelijk van welke bepalingen uit MiCA worden overtreden – minimaal 3% tot 12,5% van de jaaromzet bedraagt. Dat houdt in dat overtredingen van deze bepalingen in de derde categorie zijn geplaatst. Artikel 1:97, derde lid, Wft bepaalt dat een boetebesluit onmiddellijk openbaar moeten worden gemaakt indien het gaat om een inbreuk die in derde categorie is gerangschikt.
De boetecategorie voor overtreding van artikel 94 MiCA is vastgesteld op categorie twee. Hierbij is aangesloten bij vergelijkbare bepalingen uit de Wft, inzake het meewerken aan een onderzoek, inspectie of verzoek van een toezichthouder.
Op basis van dit onderdeel beschikken de toezichthouders over de bevoegdheid om bij overtreding van deze bepalingen een beleidsbepaler de bevoegdheid te ontzeggen om een functie uit te oefenen bij een aanbieder van cryptoactivadiensten (artikel 111, vierde lid en vijfde lid, onderdelen e en f, MiCA).
Artikel 93, tweede lid, MiCA verplicht lidstaten met meerdere bevoegde autoriteiten ertoe om in het kader van de grensoverschrijdende samenwerking met één centraal aanspreekpunt aan te wijzen voor toezichthoudende instanties uit andere lidstaten en voor EBA en ESMA.
In dit onderdeel wordt vastgesteld welke bevoegde autoriteit aanspreekpunt is voor grensoverschrijdende samenwerking. Hiervoor geldt dat de toezichtsverdeling wordt gevolgd en DNB de bevoegde autoriteit is wat betreft activagerelateerde tokens en e-moneytokens en AFM de bevoegde autoriteit is voor de overige onderdelen van MiCA.
Tot slot wordt in onderdeel 4 van de bijlage uitvoering gegeven aan de lidstaatoptie inzake de duur van de overgangsregeling (artikel 143, derde lid, MiCA). In deze bepaling is opgenomen dat voor aanbieders van cryptoactivadiensten die hun diensten al voor de van toepassing wordingsdatum van MiCA aanboden, een overgangstermijn van maximaal 18 maanden kan worden gehanteerd na het van toepassing worden van de verordening. Dit betekent dat aanbieders die voor 30 december 2024 hun diensten overeenkomstig het toepasselijke recht aanboden, dit zonder gebruikmaking van de lidstaatoptie zouden kunnen blijven doen tot 1 juli 2026. In Nederland betreft dit uitsluitend aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en van bewaarportemonnees die op het moment van inwerkingtreding van deze wet geregistreerd stonden in het register van DNB. Lidstaten kunnen ervoor kiezen om geen gebruik te maken van deze lidstaatoptie of om de duur van 18 maanden te verkorten. Van deze lidstaatoptie wordt gebruik gemaakt. Voor de komst van MiCA stonden in Nederland enkel aanbieders van bewaarportemonnees (wallets) en aanbieders van diensten om crypto’s en fiat-geld te wisselen onder toezicht van DNB in het kader van de Wwft. Er bestonden nog geen specifieke eisen op het gebied van consumentenbescherming, prudentieel toezicht en het tegengaan van marktmisbruik. Vanwege dit gebrek aan toezicht en het belang van een adequate bescherming van consumenten wordt de duur van de overgangsbepaling ingekort naar een periode van zes maanden. Dit betekent dat de overgangsperiode eindigt op 30 juni 2025. Op basis hiervan mogen bestaande aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en van bewaarportemonnees die beschikten over een registratie hun diensten overeenkomstig het oude recht blijven aanbieden tot 1 juli 2025. Na deze datum zijn zij gehouden aan MiCA. In het uitvoeringswetsvoorstel TFR is een overgangsbepaling opgenomen waarin voor de duur van de overgangsbepaling is uitgewerkt welke specifieke verplichtingen er op basis van de Wwft en de Sanctiewet 1977 van toepassing blijven gedurende deze periode.15
Dit onderdeel voegt artikel 1:77n Wft uit de Uitvoeringswet MiCA met bijbehorende boetecategorie toe aan de opsomming van artikelen uit de Wft bij artikel 10 van het Bbbfs. Voor de hoogte van de boetecategorie is aangesloten bij de boetecategorie behorend bij de schending van de bepalingen uit MiCA.
In artikel 13 zijn de boetecategorieën opgenomen die gelden bij onder andere overtreding van bepaalde artikelen uit de Wwft en Verordening (EU) 2015/847. Omdat hoofdstuk 3A Wwft vervalt middels de Uitvoeringswet TFR, moeten de betreffende artikelen van dit hoofdstuk zoals opgenomen in artikel 13, eerste lid, van het Bbbfs ook komen te vervallen.
In TFR zijn verschillende nieuwe verplichtingen voor cryptoactivadienstaanbieders opgenomen, ook zijn enkele bestaande verplichtingen verplaatst naar ander artikelen. In dit wijzigingsonderdeel zijn daarom enkele nieuwe bepalingen toegevoegd aan het derde lid van artikel 13 en is rekening gehouden met de vernummering van bepaalde artikelen. Als maximale boetehoogte is gekozen voor categorie 2. Hierbij is aangesloten bij de boetecategorieën die al waren opgenomen voor de bestaande verplichtingen uit de eerdere verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie.
Nu hoofdstuk 3A Wwft komt te vervallen en de bepalingen ter uitwerking daarvan in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 komen te vervallen, komt de definitie van aanbieder te vervallen en vervalt tevens de in wijzigingsonderdeel B genoemde artikelen.
Tabel 2 van bijlage 1 noemt indicatoren voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten waaraan kan worden beoordeeld of er sprake is van een ongebruikelijke transactie.
De indicatoren voor de aanbieders van diensten die onder het registratieregime vielen zoals neergelegd in hoofdstuk 3A Wwft komen te vervallen.
Daarnaast wordt de subjectieve indicator opnieuw vastgesteld voor alle aanbieders van cryptoactivadienstvereners. Aanvullend wordt voor de aanbieders voor het wisselen tussen virtuele en fiduciaire valuta de objectieve indicator van € 10.000,– of meer opnieuw vastgesteld.
Dit artikel regelt dat een gedeelte van dit besluit (artikel I) met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst in werking treedt. Een spoedige inwerkingtreding van dit onderdeel van het besluit is noodzakelijk gelet op het gedeelte van MiCA (titels III en IV die betrekking hebben op de stablecoins) dat op 30 juni 2024 van toepassing wordt.
Vanwege de samenhang met de Uitvoeringswet MiCA en de Uitvoeringswet TFR geldt voor de overige artikelen van dit besluit dat de inwerkingtreding bij koninklijk wordt geregeld, zodat die inwerkingtreding kan worden afgestemd op de inwerkingtreding van beide wetten.
De Minister van Financiën, E. Heinen
Transponeringstabel behorende bij de Verordening (EU) 2023/1114 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2023 betreffende cryptoactivamarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937 (PbEU 2023, L 150)
Afkortingen:
Awb: Algemene wet bestuursrecht
BEUv: Besluit EU-verordeningen Wft
Sr: Wetboek van Strafrecht
Sv: Wetboek van Strafvordering
Wed: Wet op de economische delicten
Wft: Wet op het financieel toezicht
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling (Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft) |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikelen 1–18 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 19 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA en de Commissie |
Geen |
|
Artikelen 20–34 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 35–36 |
Rechtstreekste werking / richt zich tot EBA en de Commissie |
Geen |
|
Artikelen 37–42 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 43–47 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot EBA en de Commissie |
Geen |
|
Artikelen 48–50 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 51 |
rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA en de Commissie |
Geen |
|
Artikelen 52–55 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 56 |
Richt zich tot EBA |
Geen |
|
Artikel 57 |
Richt zich tot EBA / rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 58–59 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 60–63 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA en EBA |
Geen |
|
Artikelen 64–65 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 66 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA en Commissie |
Geen |
|
Artikel 67 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 68 |
Rechtstreekse werking / richt zicht tot ESMA |
Geen |
|
Artikelen 69–70 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 71–72 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA en Commissie |
Geen |
|
Artikelen 73–75 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 76 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA en Commissie |
Geen |
|
Artikelen 77–80 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 81–82 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA |
Geen |
|
Artikel 83 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 84–85 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA |
Geen |
|
Artikelen 86–87 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 88 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA |
Het derde lid bevat een lidstaatoptie om te bepalen dat een afschrift van een verklaring als bedoeld in dit artikel enkel op verzoek van de bevoegde autoriteit hoeft te worden overlegd |
Van deze lidstaatoptie is Geen gebruik gemaakt |
Artikelen 89–91 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 92 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA |
Geen |
|
Artikel 93 |
Bijlage 36, onder 4, BEUv |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel a |
Behoeft geen implementatie, volgt uit 1:74 Wft en 5.17 Awb |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel b t/m u |
Artikel 1:77n Wft |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel v |
Behoeft geen implementatie, volgt uit 1:75 en 1:79 Wft |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel w |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 5:15 en 5:16 Awb. |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel x |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:72, Wft en artikel 5:15, derde lid, Awb |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel y |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:75 Wft (aanwijzing tot het heen zenden) |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel z |
Artikel 1:77n Wft |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel abis |
Artikel 1:77n Wft |
Geen |
|
Artikel 94, eerste lid, onderdeel ater |
Artikel 1:77n Wft |
Geen |
|
Artikel 94, tweede lid |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 94, derde lid, onderdeel a |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:72 Wft en artikel 5:17 Awb (voor zover het zakelijke bescheiden betreft) en artikel 19 Wed |
Geen |
|
Artikel 94, derde lid, onderdeel b |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:72 Wft en artikel 5:16 Awb |
Geen |
|
Artikel 94, derde lid, onderdeel c |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:72 Wft en artikelen 5:15, eerste lid, en 5:17 Awb (met uitzondering van private woningen) en artikel 20 Wed |
Geen |
|
Artikel 94, derde lid, onderdeel d |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:92 Wft jo. 161 Sv |
Geen |
|
Artikel 94, derde lid, onderdeel e |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 18 Wed en Eerste Boek, titel IV, derde afdeling, Sv |
Deze bevoegdheid hoeft alleen geïmplementeerd te worden wanneer het nationale recht dit toestaat |
|
Artikel 94, derde lid, onderdeel f |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 18 Wed en Eerste Boek, titel IV, derde afdeling, Sv |
Geen |
|
Artikel 94, derde lid, onderdeel g |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:75 Wft (aanwijzing tot heenzenden) |
Geen |
|
Artikel 94, derde lid, onderdeel h |
1:77n Wft |
Geen |
|
Artikel 94, vierde tot en met zevende lid |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 95–96 |
Rechtstreekse werking / richt zich tot ESMA en Commissie |
Geen |
|
Artikelen 97–102 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 103 |
Richt zich tot ESMA |
Geen |
|
Artikel 104 |
Richt zicht tot EBA |
Geen |
|
Artikel 105 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 106 |
Richt zich tot ESMA en EBA |
Geen |
|
Artikel 107 |
Rechtstreekse werking / Richt zich tot ESMA en Commissie |
Geen |
|
Artikel 108 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 109–110 |
Richt zich tot ESMA |
Geen |
|
Artikel 111, eerste lid |
Bijlage 36, onder 2, BEUv |
Geen |
|
Artikel 111, tweede lid, onderdeel a |
Bijlage 36, onder 2 BEUv, in samenhang met artikel 1:97, derde lid, Wft |
Geen |
|
Artikel 111, tweede lid, onderdeel b |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikelen 1:75 en 1:79 Wft |
Geen |
|
Artikel 111, tweede lid, onderdeel c |
Behoeft geen implementatie, volgt uit Artikel 1:83 Wft |
Geen |
|
Artikel 111, tweede lid, onderdeel d |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:81 Wft |
Geen |
|
Artikel 111, derde lid, onderdeel a |
Bijlage 36 onderdeel 2 BEUv (volgt uit boetecategorie 3) |
Geen |
|
Artikel 111, derde lid, onderdelen b en c |
Bijlage 36 onderdeel 2 BEUv, zie artikel 1:82 Wft voor de geconsolideerde jaarrekening |
Geen |
|
Artikel 111, derde lid, onderdeel d |
Bijlage 36, onder 2 BEUv |
Geen |
|
Artikel 111, vierde lid |
1:87 Wft en bijlage 36, onder 3, BEUv |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid, onderdeel a |
Behoeft geen implementatie, volgt uit Artikel 1:97, derde lid, Wft |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid onderdeel b |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikelen 1:75 en 1:79 Wft |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid, onderdeel c |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:83 Wft |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid, onderdeel d |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:104 Wft |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid, onderdelen e en f |
1:87 Wft en bijlage 36, onder 3, BEUv |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid, onderdeel g |
Artikel 1:77n Wft |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid, onderdeel h |
Behoeft geen implementatie, volgt uit artikel 1:83 Wft |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid, onderdeel i |
Behoeft geen implementatie, artikel 1:81 Wft |
Geen |
|
Artikel 111, vijfde lid, onderdeel j |
Bijlage 36, onder 2, BEUv zie artikel 1:82 Wft voor de geconsolideerde jaarrekening |
Geen |
|
Artikel 111, zesde lid |
Behoeft geen implementatie |
Het zesde lid geeft de lidstaatoptie om in hogere sancties te voorzien en andere bevoegdheden toe te kennen |
Van deze lidstaatoptie is geen gebruik gemaakt |
Artikel 112 |
Behoeft geen implementatie, zie ook afdeling 3.7 en hoofdstuk 6 Awb |
Geen |
|
Artikel 113, eerste lid |
Behoeft geen implementatie, zie Afdeling 4.1.3 Awb |
Geen |
|
Artikel 113, tweede lid |
Behoeft geen implementatie, zie artikel 1:3 Awb (handhavingsverzoek) en afdeling 4.1.1 Awb |
Geen |
|
Artikelen 114–116 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
117–138 |
Rechtstreekse werking / richt zich op EBA |
Geen |
|
139–140 |
Richt zich op Commissie |
Geen |
|
141 |
Richt zich op ESMA |
Geen |
|
142 |
Richt zich op Commissie |
Geen |
|
Artikel 143 |
Bijlage 36, onder 5, BEUv |
Het derde lid bevat een lidstaatoptie om de overgangstermijn in te korten Het zesde lid bevat een lidstaatoptie om een vereenvoudigde procedure toe te passen voor vergunningaanvragen door partijen die op 30 december 2024 op grond van het nationale recht over een vergunning beschikten |
Van de lidstaatoptie uit het derde lid wordt gebruikt gemaakt in het BEUv Van de lidstaatoptie uit het zesde lid wordt geen gebruik gemaakt |
Artikelen 144–149 |
Rechtstreekse werking |
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling (Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft) |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikelen 1/m 27 |
Rechtstreekse werking |
De artikelen 2, vijfde lid en artikel 26, tweede en derde lid bevatten lidstaat-opties.. |
Van de lidstaatoptie uit artikel 2, vijfde lid, is reeds gebruik gemaakt in artikel 1c, eerste lid Wwft. De lidstaatopties in artikel 26, tweede en derde lid, zien op langere bewaartermijnen van gegevens. Nu dit niet nodig wordt geacht, wordt geen gebruik gemaakt van deze lidstaatopties. |
Artikel 28, eerste lid |
Artikel 29, onderdeel c, en 30, onderdeel c, Wwft Artikel 13, derde lid, Besluit bestuurlijke boetes financiële sector |
Geen |
|
Artikel 28, tweede lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 5:1 lid 3 Awb |
Geen |
|
Artikel 28, derde lid |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikel 28, vierde lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 27, eerste lid, Wwft en titel 5:2 Awb |
Geen |
|
Artikel 28, vijfde lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 6:162 BW |
Geen |
|
Artikel 28, zesde lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 6:162 BW |
Geen |
|
Artikel 28, zevende lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit de artikelen 1d, zesde lid, 22a en 22b Wwft |
Geen |
|
Artikel 29 |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit de artikelen 28, 29, 30, 32c en 32e Wwft |
Geen |
|
Artikel 30 |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit de artikelen 32f t/m 32j Wwft |
Geen |
|
Artikel 31, eerste lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 3:4 Awb |
Geen |
|
Artikel 31, tweede lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 27, derde lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 32, eerste lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 20a, tweede lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 32, tweede lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit artikel 20a, eerste lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 33, eerste lid |
Behoeft geen implementatie. Volgt reeds uit titel 5:2 Awb |
Geen |
|
Artikel 33, tweede lid |
Rechtstreekse werking |
Geen |
|
Artikelen 34–37 |
Rechtstreekse werking |
Geen |
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling (Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft) |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 2, eerste lid, onderdeel 3 |
Artikelen 1:1 en 1a, vierde lid Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 2a |
Artikel 1a, derde lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 2b |
Artikel 1:1 Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 2c |
Artikel 1:1 Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 3 |
Gericht tot EBA |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 4 |
Artikel 5 en 8, vierde lid, Wwft |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 5 |
Gericht tot EBA |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 6 |
Artikel 2e, eerste lid, Wwft |
Dit betreft een lidstaatoptie waarvan gebruik wordt gemaakt. Nu de overige instellingen, die worden genoemd in artikel 45, negende lid van de vierde anti-witwasrichtlijn, ook een dergelijk contactpunt dienen aan te wijzen, wordt dit ook geregeld voor aanbieders van cryptoactivadiensten |
|
Artikel 38, onderdeel 7 |
Hoofdstuk 3A Wwft vervalt. Artikel 1 begripsbepaling «aanbieder» vervalt, artikel 1a, 9, onderdeel c, 10, artikel 10a en 11 vervallen en in bijlage 1, tabel 2, Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 vervallen aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees In artikel 13, eerste lid, Besluit Bestuurlijke boetes vervallen de artikelnummers 23b tot en met 23j, eerste en tweede lid. |
Geen |
|
Artikel 38, onderdeel 8 |
Rechtstreekse werking |
||
Artikelen 39 – 40 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Geen |
Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156).
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141).
Welke voortvloeien uit Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU 2009, L 267) en in de Wft in nationale wetgeving is omgezet.
Zoals gedefinieerd in artikel 2, onderdeel 2, van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PbEU 2009, L 267).
Commission staff working document impact assessment accompanying the document Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on Markets in Crypto-assets and amending Directive (EU) 2019/1937 (nr. 52020SC0380).
Op basis van dit Twin Peaks Model is binnen het toezicht op de financiële sector de AFM verantwoordelijk voor het gedragstoezicht en DNB voor het prudentieel en materieel toezicht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2024-404.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.