Besluit van 9 november 2024 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, Besluit bezoldiging politie en enige andere besluiten ter formalisering van het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie 2024–2025 en enkele aanvullende wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 10 september 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5758712;

Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 oktober 2024, nr. W16.24.00245/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 5 november 2024, nr. 5866356;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor de aanvaarding van zijn ambt legt de aspirant, de ambtenaar in opleiding, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de vrijwilliger-aspirant, de vrijwillige ambtenaar in opleiding, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak de volgende eed en verklaring en belofte van zuivering af:

    «Ik zweer (verklaar) dat ik dit ambt op een eerlijke manier heb gekregen. Dat betekent:

    dat ik voor dit ambt heb gekozen, ik niet ben omgekocht en niemand heb omgekocht, niet met giften en niet met beloftes;

    dat ik eerlijke informatie heb gegeven en niets heb verzwegen wat voor dit ambt van belang kan zijn.

    Ik zweer (beloof) dat ik geen giften of beloftes zal aannemen om iets in mijn ambt te doen of te laten.

    Ik zweer (beloof) de Koning en de Grondwet trouw te zijn en Nederland als goed ambtenaar te dienen. Dat betekent:

    dat ik werk in het algemeen belang voor onze samenleving en mij volledig inzet voor de taken die aan de politieorganisatie zijn toebedeeld;

    dat ik de uit de wet voortvloeiende voorschriften zal nakomen en handhaven en de aan mij verstrekte taken plichtsgetrouw en zorgvuldig zal uitvoeren;

    dat ik zorgvuldig met informatie om ga en vertrouwelijke informatie geheim zal houden;

    dat ik mij gedraag volgens de geldende beroepscodes, de wetten en het recht en niets zal doen dat het aanzien van mijn ambt kan schaden;

    dat ik iedereen rechtvaardig, gelijkwaardig en met respect zal behandelen.

    Zo waarlijk helpe mij ... (Dat verklaar en beloof ik)».

B

Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Voor de aanvaarding van zijn ambt, legt de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche de volgende eed en verklaring en belofte van zuivering af:

    «Ik zweer (verklaar) dat ik dit ambt op een eerlijke manier heb gekregen. Dat betekent:

    dat ik voor dit ambt heb gekozen, ik niet ben omgekocht en niemand heb omgekocht, niet met giften en niet met beloftes;

    dat ik eerlijke informatie heb gegeven en niets heb verzwegen wat voor dit ambt van belang kan zijn.

    Ik zweer (beloof) dat ik geen giften of beloftes zal aannemen om iets in mijn ambt te doen of te laten.

    Ik zweer (beloof) de Koning en de Grondwet trouw te zijn en Nederland als goed ambtenaar te dienen. Dat betekent:

    dat ik werk in het algemeen belang voor onze samenleving en mij volledig inzet voor de taken die aan de politieorganisatie zijn toebedeeld;

    dat ik de aan mij verstrekte taken plichtsgetrouw en zorgvuldig zal uitvoeren;

    dat ik zorgvuldig met informatie om ga en vertrouwelijke informatie geheim zal houden;

    dat ik mij gedraag volgens de geldende beroepscodes, de wetten en het recht en niets zal doen dat het aanzien van mijn ambt kan schaden;

    dat ik iedereen rechtvaardig, gelijkwaardig en met respect zal behandelen.

    Zo waarlijk helpe mij ... (Dat verklaar en beloof ik)».

C

In artikel 12, vijfde lid, wordt «artikel 30e, tweede lid,» vervangen door «artikel 30e, eerste lid,».

D

Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 30e, derde lid,» vervangen door «artikel 30e, tweede lid,».

2. In het vijfde lid vervalt de laatste volzin.

E

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

De ambtenaar heeft aanspraak op 144 wettelijke uren vakantie met behoud van bezoldiging per kalenderjaar.

F

In artikel 18, eerste lid, wordt «artikel 30e, derde lid,» vervangen door «artikel 30e, tweede lid,».

G

In artikel 19, vijfde lid, onder a, vervalt in subonderdeel 12 het woordje «of» en wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 13°. schorsing of buitenfunctiestelling op grond van artikel 84, eerste respectievelijk tweede lid; of.

H

Voor de tekst van artikel 23 wordt de aanduiding «1.» geplaatst en er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op vakantie-uren aangekocht met toepassing van artikel 26b van het Besluit bezoldiging politie.

I

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «wettelijke».

2. In het tweede lid wordt «wettelijke» vervangen door «uren».

J

Artikel 28c, eerste lid, onderdeel d, vervalt, onder verlettering van de onderdelen e en f tot de onderdelen d en e.

K

Artikel 28e vervalt.

L

Aan artikel 30, zesde lid, onder a, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 12°. schorsing of buitenfunctiestelling op grond van artikel 84, eerste respectievelijk tweede lid; of.

M

In artikel 30c, eerste lid, wordt na «op grond van hoofdstuk IV» ingevoegd: «, de op grond van artikel 26b van het Besluit bezoldiging politie verkregen vakantie-uren».

N

Artikel 30e komt te luiden:

Artikel 30e

  • 1. Artikel 30 is niet van toepassing op de ambtenaar die:

    • a. op 30 juni 2018 in dienst was en op 1 juli 2018 46 jaar of ouder maar nog geen 55 jaar oud was en die in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 bij het bevoegd gezag schriftelijk kenbaar heeft gemaakt geen aanspraak te willen maken op levensfase-uren;

    • b. op 30 juni 2018 in dienst was en op 1 juli 2018 55 jaar of ouder was;

    • c. wordt bedoeld in artikel 88a.

  • 2. De artikelen 13a en 18 zijn niet van toepassing op de ambtenaar die aanspraak heeft op levensfase-uren als bedoeld in artikel 30.

  • 3. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de in dat lid bedoelde ambtenaar die op 1 januari 2023 in dienst was, tot 1 juli 2023 geen aanspraak heeft gemaakt op de toepassing van artikel 13a, en in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 bij het bevoegd gezag schriftelijk kenbaar heeft gemaakt met ingang van 1 juli 2023 alsnog aanspraak te willen maken op levensfase-uren.

O

In artikel 41b wordt «70% van de bezoldiging» vervangen door «100% van de bezoldiging».

P

Artikel 47a vervalt.

Q

In artikel 59 wordt na «de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» ingevoegd «, de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die opsporingsbevoegdheid bezit».

R

Artikel 75, vijfde lid, vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot het vijfde lid.

S

In artikel 100, zesde lid, vervalt «met uitzondering van artikel 28e,».

ARTIKEL II

Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Gedurende het eerste leerjaar hebben de aspiranten geen recht op de toelagen en vergoedingen genoemd in dit besluit, met uitzondering van de operationele toelage bedoeld in artikel 14.

B

In artikel 3, elfde lid, wordt «€ 1.365,78» vervangen door «€ 1.434,07».

C

In artikel 3, elfde lid, wordt «€ 1.434,07 » vervangen door «€ 1.462,75».

D

In artikel 3c, eerste lid, wordt «€ 101,67» vervangen door «€ 106,75».

E

In artikel 3c, eerste lid, wordt «€ 106,75» vervangen door «€ 108,89».

F

Artikel 12f wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede lid wordt na «het bevoegd gezag» ingevoegd «jaarlijks».

2. Het vierde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van het zesde tot het vierde lid.

G

In artikel 14, tweede lid, onder a, wordt «€ 4,71» vervangen door «€ 4,94».

H

In artikel 14, tweede lid, onder a, wordt «€ 4,94» vervangen door «€ 5,04».

I

In artikel 14, tweede lid, onder b, wordt «€ 7,06» vervangen door «€ 7,42».

J

In artikel 14, tweede lid, onder b, wordt «€ 7,42» vervangen door «€ 7,57».

K

In artikel 18, derde lid, wordt «€ 2,37» vervangen door «€ 2,49».

L

In artikel 18, derde lid, wordt «€ 2,49» vervangen door «€ 2,54».

M

In artikel 23, tweede lid, wordt «€ 181,62» vervangen door «€ 190,70».

N

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de ambtenaar wordt maandelijks een vakantie-uitkering berekend ter waarde van 8% van de genoten bezoldiging.

2. In het tweede lid wordt «€ 190,70» vervangen door «€ 194,52».

3. In het vierde lid vervalt onderdeel d, onder toevoeging van «of» aan het einde van onderdeel b en onder vervanging van «, of» aan het einde van onderdeel c door een punt.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Voor de ambtenaar, bedoeld in artikel 33, wordt het bedrag van de vakantie-uitkering slechts berekend voor zoveel die uitgaat boven de vakantie-uitkering waarop hij als militair aanspraak heeft.

O

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

Artikel 23 en artikel 25b zijn van overeenkomstige toepassing op de gewezen ambtenaar die ingevolge artikel 39 bezoldiging geniet, met dien verstande dat de uitbetaling van de uitkeringen geschiedt op een door het bevoegd gezag te bepalen wijze.

P

Artikel 25 vervalt.

Q

Artikel 25b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De ambtenaar heeft recht op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 8,33% van het door hem in de afgelopen 12 maanden genoten salaris» vervangen door «Voor de ambtenaar wordt maandelijks een eindejaarsuitkering berekend ter waarde van 8,33% van het genoten salaris».

2. In het tweede lid wordt «€ 181,62» vervangen door «€ 190,70».

3. Het vierde, zesde, achtste en negende lid vervallen, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid en het zevende lid tot vijfde lid.

R

In artikel 25b, tweede lid, wordt «€ 190,70» vervangen door «€ 194,52».

S

Artikel 26a vervalt.

T

Na artikel 26a wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

«Hoofdstuk 7a. Het individueel keuzebudget»

U

Na de hoofdstukaanduiding van hoofdstuk 7a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26b

  • 1. De ambtenaar maakt maandelijks aanspraak op een individueel keuzebudget opgebouwd naar de gezamenlijke geldwaarde van:

    • a. het bedrag van de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 23;

    • b. het bedrag van de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 25b, en;

    • c. een bedrag ter waarde van 1,53% van het maandsalaris.

  • 2. De ambtenaar maakt daarnaast per kalenderjaar aanspraak op een aanvullend individueel keuzebudget van € 377,– netto.

  • 3. Het individueel keuzebudget, bedoeld in het eerste lid, kan in een door de ambtenaar gekozen maand geheel of gedeeltelijk worden uitbetaald of aangewend. Het resterende bedrag wordt aan het einde van het kalenderjaar met de salarisbetaling van december aan de ambtenaar uitbetaald.

  • 4. Het individueel keuzebudget, bedoeld in het tweede lid, kan in een door de ambtenaar gekozen maand geheel of gedeeltelijk op declaratiebasis worden aangewend. Het resterende bedrag aan het einde van het kalenderjaar vervalt.

  • 5. Bij beëindiging van het dienstverband wordt het niet uitbetaalde of aangewende individueel keuzebudget, bedoeld in het eerste lid, aan de ambtenaar uitbetaald.

  • 6. Bij beëindiging van het dienstverband vervalt het niet aangewende individueel keuzebudget, bedoeld in het tweede lid.

  • 7. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen ter uitwerking van hetgeen in dit artikel is bepaald.

V

In artikel 27, achtste lid, wordt «€ 6,51» vervangen door «€ 6,84».

W

In artikel 27, achtste lid, wordt «€ 6,84» vervangen door «€ 6,97».

X

In artikel 29, derde lid, wordt «€ 37,33» vervangen door «€ 39,19».

Y

In artikel 29, derde lid, wordt «€ 39,19» vervangen door «€ 39,98».

Z

In artikel 29a, eerste lid, wordt «€ 853,85» vervangen door € 896,54».

AA

In artikel 29a, eerste lid, wordt € 896,54» vervangen door «€ 914,47».

BB

In artikel 50a, eerste lid, wordt «de bedragen, genoemd in de artikelen 3, 3c, 14, 18, 23, 25b, 26a, 27, 29 en 29a» vervangen door «de bedragen, genoemd in de artikelen 3, 3c, 14, 18, 23, 25b, 26b, tweede lid, 27, 29 en 29a».

CC

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage A bij dit besluit.

DD

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage B bij dit besluit.

EE

Bijlage Ia wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage C bij dit besluit.

FF

Bijlage Ia wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage D bij dit besluit.

GG

Bijlage II wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage E bij dit besluit.

HH

Bijlage II wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage F bij dit besluit.

II

Bijlage III wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage G bij dit besluit.

JJ

Bijlage III wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage H bij dit besluit.

KK

Bijlage IV wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage I bij dit besluit.

LL

Bijlage V wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage J bij dit besluit.

MM

Bijlage V wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage K bij dit besluit.

NN

Bijlage VI wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage L bij dit besluit.

OO

Bijlage VI wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage M bij dit besluit.

ARTIKEL III

Het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a, wordt de puntkomma vervangen door «, tenzij deze ambtenaar opsporingsbevoegdheid bezit;».

B

Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a. Voorwaarden

  • 1. Door het bevoegd gezag wordt enkel opdracht gegeven voor een dienstreis indien alternatieve middelen om het voorziene doel van de dienstreis te bewerkstelligen niet volstaan.

  • 2. Een opdracht voor een dienstreis wordt gegeven aan een zo klein mogelijke delegatie als voor het bewerkstelligen van het voorziene doel van de dienstreis noodzakelijk is. Indien het bevoegd gezag voornemens is een opdracht te geven voor een dienstreis aan meer dan drie ambtenaren, wordt de noodzaak hiervan gemotiveerd alvorens de opdracht wordt gegeven.

  • 3. Indien het bevoegd gezag opdracht geeft voor een dienstreis waarvoor de enkele reis een reisafstand van maximaal zevenhonderd kilometer vanaf de plaats van tewerkstelling behelst, wordt gebruik gemaakt van de trein of ander openbaar vervoer, niet zijnde het vliegtuig. Van deze bepaling kan worden afgeweken met instemming van het bevoegd gezag.

  • 4. Indien het bevoegd gezag opdracht geeft voor een dienstreis waarvoor de enkele reis een reisafstand van minimaal zevenhonderd kilometer van de plaats van tewerkstelling behelst en gebruik wordt gemaakt van het vliegtuig, wordt in beginsel gekozen voor de vlucht waarvoor het minste aantal keren overstappen noodzakelijk is.

C

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij geven van een opdracht voor een dienstreis bepalen welke vervoersmiddelen daarvoor mogen worden gebruikt, behoudens het bepaalde in artikel 16a.

D

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde tot het derde tot en met het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd het derde lid, onderdelen a en b, mag in het geval van een vliegreis enkel gebruik worden gemaakt van businessclass indien sprake is van een rechtstreekse vlucht van langer dan zes uur en er geen sprake is van reizen in het kader van een opleiding, training of stage.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het tweede lid, onder b» vervangen door «het derde lid, onder b».

3. In het zesde lid (nieuw) wordt «het tweede lid, onder b, en het vierde lid» vervangen door «het derde lid, onder b, en het vijfde lid».

E

In artikel 21, derde lid, wordt «artikel 18, derde lid» vervangen door «artikel 18, vierde lid».

ARTIKEL IV

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ambtenaar verstaan: degene genoemd in artikel 1, eerste lid, onder b tot en met f, van het Besluit algemene rechtspositie politie.

  • 2. De ambtenaar met een volledige betrekking die tussen 1 januari 2024 en 1 juli 2024 in dienst was heeft eenmalig aanspraak op een bedrag van € 1.200,– bruto.

  • 3. De ambtenaar die een deel van de in het tweede lid, onder a, genoemde periode in dienst was, ontvangt het in het tweede lid genoemde bedrag naar evenredigheid van de periode dat hij in dienst was binnen die periode.

  • 4. De ambtenaar met een andere betrekking dan een volledige betrekking ontvangt het in het tweede lid genoemde bedrag naar evenredigheid van de aanspraak bij een volledige betrekking. Voor de toepassing van dit lid geldt de betrekkingsomvang van de ambtenaar per 1 januari 2024 of, bij indiensttreding na die datum, de betrekkingsomvang bij indiensttreding.

  • 5. Geen uitkering ontvangt de ambtenaar die op 1 januari 2024 geen bezoldiging ontving in verband met buitengewoon onbezoldigd verlof. Indien dit verlof niet volledig genoten wordt, wordt de uitkering naar rato van de daadwerkelijke dienstverrichting berekend.

ARTIKEL V

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de eindejaarsuitkering en de vakantie-uitkering over het kalenderjaar 2024 in verband met de overgang naar een individueel keuzebudget.

ARTIKEL VI

  • 1. Dit besluit treedt in werking in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, B, E, H, K, M en S, artikel II, onderdelen C, E, H, J, L, N, eerste, tweede en vierde lid, O, P, Q, eerste en derde lid, R tot en met U, W, Y, AA, BB, DD, FF, HH, JJ, MM en OO en artikel III, onderdelen B tot en met E.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, B, E, H, K, M en S, artikel II, onderdelen C, E, H, J, L, N, eerste, tweede en vierde lid, O, P, Q, eerste en derde lid, R tot en met U, W, Y, AA, BB, DD, FF, HH, JJ, MM en OO, en artikel III, onderdelen B tot en met E, treden in werking met ingang van 1 januari 2025.

  • 3. Artikel V werkt terug tot en met 1 november 2024.

  • 4. Artikel I, onderdeel O, en artikel II, onderdelen A, B, D, G, I, K, M, Q, tweede lid, V, X, Z, CC, EE, GG, II, LL en NN, werken terug tot en met 1 juli 2024.

  • 5. Artikel II, onderdeel KK, en artikel IV werken terug tot en met 1 januari 2024.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 november 2024

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

Uitgegeven de dertiende november 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

BIJLAGE A

Bijlage I. bij artikel 8, eerste lid, en artikel 3a, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2024 (in euro per maand)

 

schaal

                                 

bedrag in €

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

1.952,07

0

0

                               

2.039,32

1

1

                               

2.127,90

2

2

0

                             

2.248,21

3

3

1

0

                           

2.364,55

4

4

2

1

                           

2.470,32

5

5

3

2

0

0

                       

2.565,50

6

6

4

3

1

1

0

                     

2.646,15

7

7

5

4

   

1

                     

2.743,98

8

8

6

5

2

2

                       

2.825,95

9

9

7

6

3

3

2

                     

2.909,24

10

10

8

7

4

                         

2.992,53

 

11

9

8

5

4

3

0

                   

3.059,96

 

12

10

9

6

5

                       

3.137,96

 

13

11

10

7

6

4

1

0

                 

3.237,11

   

12

11

8

7

5

                     

3.312,47

   

13

12

9

8

 

2

1

                 

3.385,18

   

14

13

10

 

6

 

2

                 

3.484,34

     

14

11

9

7

3

3

0

               

3.559,70

       

12

10

8

4

 

1

               

3.616,54

       

13

11

                       

3.676,04

       

14

12

9

5

4

                 

3.744,79

         

13

10

   

2

               

3.818,82

         

14

11

6

5

                 

3.914,01

           

12

7

 

3

               

4.007,88

           

13

8

6

                 

4.121,58

           

14

9

7

4

               

4.208,83

             

10

 

5

0

             

4.307,99

             

11

8

                 

4.366,16

                 

6

1

             

4.424,33

             

12

9

                 

4.489,11

                 

7

2

             

4.555,21

             

13

10

                 

4.642,47

             

14

 

8

3

             

4.659,66

               

11

                 

4.791,86

               

12

9

4

             

4.929,36

               

13

10

5

0

           

5.054,96

               

14

11

6

1

           

5.201,70

                 

12

7

2

           

5.349,78

                 

13

8

3

0

         

5.488,59

                 

14

9

4

1

         

5.627,41

                   

10

5

2

         

5.764,91

                   

11

6

3

0

       

5.898,43

                   

12

7

4

1

       

6.033,28

                   

13

8

5

2

       

6.176,07

                   

14

9

6

3

0

     

6.267,29

                     

10

7

4

1

     

6.406,10

                     

11

8

5

2

     

6.579,30

                     

12

9

6

3

0

   

6.751,17

                     

13

10

7

4

1

   

6.925,68

                     

14

11

8

5

2

   

7.098,87

                       

12

9

6

3

0

 

7.273,38

                       

13

10

7

4

1

 

7.455,83

                       

14

11

8

5

2

 

7.643,56

                         

12

9

6

3

0

7.836,58

                         

13

10

7

4

1

8.069,27

                         

14

11

8

5

2

8.308,56

                           

12

9

6

3

8.557,11

                           

13

10

7

4

8.810,95

                           

14

11

8

5

9.075,36

                           

15

12

9

6

9.347,70

                             

13

10

7

9.627,98

                             

14

11

8

9.917,52

                             

15

12

9

10.217,63

                               

13

10

10.525,67

                               

14

11

10.845,61

                               

15

12

11.173,48

                                 

13

11.445,82

                                 

14

11.719,49

                                 

15

BIJLAGE B

Bijlage I. bij artikel 8, eerste lid, en artikel 3a, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2025 (in euro per maand)

 

schaal

                                 

bedrag in €

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

1.991,11

0

0

                               

2.080,11

1

1

                               

2.170,46

2

2

0

                             

2.293,17

3

3

1

0

                           

2.411,84

4

4

2

1

                           

2.519,72

5

5

3

2

0

0

                       

2.616,81

6

6

4

3

1

1

0

                     

2.699,07

7

7

5

4

   

1

                     

2.798,86

8

8

6

5

2

2

                       

2.882,47

9

9

7

6

3

3

2

                     

2.967,43

10

10

8

7

4

                         

3.052,38

 

11

9

8

5

4

3

0

                   

3.121,16

 

12

10

9

6

5

                       

3.200,72

 

13

11

10

7

6

4

1

0

                 

3.301,86

   

12

11

8

7

5

                     

3.378,72

   

13

12

9

8

 

2

1

                 

3.452,89

   

14

13

10

 

6

 

2

                 

3.554,03

     

14

11

9

7

3

3

0

               

3.630,89

       

12

10

8

4

 

1

               

3.688,87

       

13

11

                       

3.749,56

       

14

12

9

5

4

                 

3.819,68

         

13

10

   

2

               

3.895,20

         

14

11

6

5

                 

3.992,29

           

12

7

 

3

               

4.088,03

           

13

8

6

                 

4.204,01

           

14

9

7

4

               

4.293,01

             

10

 

5

0

             

4.394,15

             

11

8

                 

4.453,48

                 

6

1

             

4.512,81

             

12

9

                 

4.578,89

                 

7

2

             

4.646,32

             

13

10

                 

4.735,32

             

14

 

8

3

             

4.752,85

               

11

                 

4.887,70

               

12

9

4

             

5.027,95

               

13

10

5

0

           

5.156,05

               

14

11

6

1

           

5.305,74

                 

12

7

2

           

5.456,77

                 

13

8

3

0

         

5.598,36

                 

14

9

4

1

         

5.739,96

                   

10

5

2

         

5.880,20

                   

11

6

3

0

       

6.016,40

                   

12

7

4

1

       

6.153,95

                   

13

8

5

2

       

6.299,59

                   

14

9

6

3

0

     

6.392,63

                     

10

7

4

1

     

6.534,23

                     

11

8

5

2

     

6.710,88

                     

12

9

6

3

0

   

6.886,19

                     

13

10

7

4

1

   

7.064,19

                     

14

11

8

5

2

   

7.240,85

                       

12

9

6

3

0

 

7.418,85

                       

13

10

7

4

1

 

7.604,95

                       

14

11

8

5

2

 

7.796,43

                         

12

9

6

3

0

7.993,31

                         

13

10

7

4

1

8.230,65

                         

14

11

8

5

2

8.474,73

                           

12

9

6

3

8.728,25

                           

13

10

7

4

8.987,17

                           

14

11

8

5

9.256,87

                           

15

12

9

6

9.534,66

                             

13

10

7

9.820,54

                             

14

11

8

10.115,87

                             

15

12

9

10.421,98

                               

13

10

10.736,18

                               

14

11

11.062,52

                               

15

12

11.396,95

                                 

13

11.674,74

                                 

14

11.953,88

                                 

15

BIJLAGE C

Bijlage Ia bij artikel 8, derde lid, van het Besluit bezoldiging politie per 1 juli 2024 (in euro per maand)

Schaal 19

€ 12.246,02

BIJLAGE D

Bijlage Ia bij artikel 8, derde lid, van het Besluit bezoldiging politie per 1 januari 2025 (in euro per maand)

Schaal 19

€ 12.490,94

BIJLAGE E

Bijlage II bij de artikelen 3, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid, en 3a, eerste en negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2024 (in euro per maand)

schaal 2a

de eerste 6 maanden

€ 2.067

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.144

 

na 12 maanden

€ 2.289

schaal 3a

de eerste 6 maanden

€ 2.067

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.144

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.289

 

na 24 maanden

€ 2.486

schaal 4a

de eerste 6 maanden

€ 2.067

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.144

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.289

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.566

 

na 36 maanden

€ 2.743

schaal 5a

de eerste 6 maanden

€ 2.067

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.144

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.289

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.708

 

na 36 maanden

€ 2.993

schaal 6a

de eerste 6 maanden

€ 2.067

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.144

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.289

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.708

 

na 36 maanden

€ 2.993

BIJLAGE F

Bijlage II bij de artikelen 3, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid, en 3a, eerste en negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2025 (in euro per maand)

schaal 2a

de eerste 6 maanden

€ 2.108

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.187

 

na 12 maanden

€ 2.335

schaal 3a

de eerste 6 maanden

€ 2.108

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.187

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.335

 

na 24 maanden

€ 2.536

schaal 4a

de eerste 6 maanden

€ 2.108

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.187

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.335

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.617

 

na 36 maanden

€ 2.798

schaal 5a

de eerste 6 maanden

€ 2.108

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.187

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.335

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.762

 

na 36 maanden

€ 3.052

schaal 6a

de eerste 6 maanden

€ 2.108

 

van 6 tot 12 maanden

€ 2.187

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.335

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.762

 

na 36 maanden

€ 3.052

BIJLAGE G

Bijlage III bij de artikelen 3, achtste en negende lid, en 3a, zevende en achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2024 (in euro per maand)

garantiebedragen (per maand)

Opleidingsniveau 2

€ 2.470,32

Opleidingsniveau 3

€ 2.743,98

Opleidingsniveau 4

€ 2.992,53

Opleidingsniveau 5

€ 3.312,47

Opleidingsniveau 6

€ 3.385,18

BIJLAGE H

Bijlage III bij de artikelen 3, achtste en negende lid, en 3a, zevende en achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2025 (in euro per maand)

garantiebedragen (per maand)

Opleidingsniveau 2

€ 2.519,72

Opleidingsniveau 3

€ 2.798,86

Opleidingsniveau 4

€ 3.052,38

Opleidingsniveau 5

€ 3.378,72

Opleidingsniveau 6

€ 3.452,89

BIJLAGE I

Bijlage IV bij artikel 3, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2024 (bruto per maand)

Opleidingsniveaus 2,3 en 4

€ 1.177,27

Opleidingsniveaus 6 en 7

€ 1.284,29

BIJLAGE J

Bijlage V bij artikel 3, derde lid, onderdeel b, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2024 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.771,27

BIJLAGE K

Bijlage V bij artikel 3, derde lid, onderdeel b, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2025 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.806,70

BIJLAGE L

Bijlage VI bij artikel 3, vierde lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2024 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.978,51

BIJLAGE M

Bijlage VI bij artikel 3, vierde lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2025 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 2.018,08

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Op 19 december 2023 hebben de minister van Justitie en Veiligheid, de korpschef en de voorzitters van de politievakorganisaties een akkoord bereikt over de arbeidsvoorwaarden in de sector politie voor de periode 1 juli 2024 tot en met 30 november 2025. Dit hebben de partijen formeel vastgelegd in het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie 2024–2025 (hierna: akkoord). In dit akkoord is een aantal maatregelen overeengekomen dat leidt tot wijzigingen in het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp), het Besluit bezoldiging politie (hierna: Bbp) en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie (hierna: Brvvp). Het onderhavige besluit strekt er toe de afgesproken wijzigingen in genoemde besluiten door te voeren, alsmede een aantal technische wijzigingen door te voeren. De maatregelen en wijzigingen die in het kader van het akkoord in dit besluit opgenomen zijn, betreffen:

  • Een verhoging van de salarissen in 2024 en 2025 (artikelen 3, 3c, 14, 18, 23, 25b, 27, 29, 29a en bijlagen I, IA, II, III, V en VI van het Bbp)

  • De toekenning van een eenmalige uitkering van in totaal € 1.200,– bruto

  • Het in aanmerking brengen van aspiranten die een tegemoetkoming ontvangen in het eerste jaar van de opleiding voor de operationele toelage

  • De volledige vergoeding van het aanvullend geboorteverlof

  • Inclusieve arbeidsvoorwaarden; waarbij de eed en belofte meer inclusief en gemoderniseerd wordt, zodat deze meer herkenbaar en aansprekend is voor alle medewerkers en zodat medewerkers uiting kunnen geven aan hun eigen geloofs- of levensovertuiging.

  • Duurzaam reizen; waarbij buitenlandse dienstreizen slechts worden toegestaan als een virtuele meeting niet volstaat. Buitenlandse dienstreizen met een maximum van 700 kilometer worden, behoudens uitzonderingen, met de trein afgelegd. Bij rechtstreekse vluchten die langer dan zes uur duren mag een ambtenaar business class vliegen.

  • Tot slot zijn partijen overeengekomen per 1 januari 2025 een individueel keuzebudget (hierna: IKB) voor alle medewerkers in te voeren.

Voor zover het akkoord de wijziging van regels op het niveau van een ministeriële regeling is vereist, is daarin voorzien in een ministeriële regeling (Stcrt. 2024, 19698).

Dit besluit is overeengekomen met de politie en de vakorganisaties van de politie in het CGOP van 4 juli 2024.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

Onderdelen A en B

Deze onderdelen van de regeling wijzigen de tekst van de eed of belofte die politieambtenaren dienen af te leggen bij hun indiensttreding. In het arbeidsvoorwaardenakkoord is overeengekomen dat de tekst van de eed of belofte meer herkenbaar en aansprekender wordt gemaakt voor alle medewerkers, en dat deze tekst inclusiever zal worden gemaakt. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk als de politie als zich wil kunnen blijven profileren als inclusieve werkgever waar een ieder de mogelijkheid krijgt te komen werken ongeacht, in voorkomend geval, geloofsovertuiging van de aspirant. De eed of belofte is een belangrijk moment aan de start van de carrière van een politieambtenaar, en de politie wil zich profileren als een inclusieve organisatie die aanvoelt wat er in de samenleving speelt. Zij kan daarmee niet achter blijven als het gaat om het eigen personeelsbeleid. Er is om deze reden overeengekomen de betreffende afspraak in het arbeidsvoorwaardenakkoord om de eed en belofte inclusiever in te richten op deze wijze te formaliseren in de betreffende regelgeving.

De voorgestelde wijzigingen moeten daarnaast, zo volgt uit het arbeidsvoorwaardenakkoord, aansluiten bij de teksten van de eed of belofte die geldt voor ambtenaren van het Rijk en Defensie. Voor wat betreft deze laatste groepen zijn de regelingen omtrent de eed of belofte evenwel diffuus. Voor ambtenaren in Rijksdienst is de voorgeschreven eed of belofte te vinden in de bijlagen van het Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017. De daarin opgenomen eed voor de sector Rijk bevat, in tegenstelling tot de onderhavige wijzigingen van het Barp, nog altijd de voorgeschreven tekst «Zo waarlijk helpe mij God Almachtig». Het voornemen om de eed en belofte voor Rijksambtenaren te wijzigen middels het Besluit tot wijziging van de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017, waarover de Afdeling advisering van de Raad van State inmiddels advies heeft uitgebracht, wijzigt niets aan deze formulering.1 Hiermee biedt de voorgeschreven eed voor rijksambtenaren – ook in de nabije toekomst – niet de mogelijkheid deze aan te passen al naar gelang eigen geloofsovertuiging. Opgemerkt moet worden dat voor het overige zo veel mogelijk wordt aangesloten bij deze nieuwe tekst van de eed of belofte voor rijksambtenaren.

Voor wat betreft medewerkers van Defensie geldt het volgende. Militaire ambtenaren leggen de eed of belofte af volgens het formulier te vinden in artikel 126a van het Algemeen militair ambtenarenreglement. Hierin wordt eveneens voorgeschreven dat, indien voor de eed wordt gekozen, de woorden «zo waarlijk helpe mij God Almachtig» worden uitgesproken. Op grond van een nog altijd geldend Koninklijk Besluit uit 1916 kan evenwel nog altijd door Islamitische militairen de eed worden afgelegd op een wijze die recht doet aan hun geloofsovertuiging. Ook voor de burgermedewerker van Defensie is een dergelijke regeling getroffen. Op grond van art. 7 van de Regeling ambtseed burgerambtenaren Defensie heeft deze groep ambtenaren de mogelijkheid de tekst van de af te leggen eed of belofte aan te passen gelet op dienst godsdienstige overtuiging, waarvan aantekening wordt gemaakt op het formulier. Een soortgelijke keuze wordt gegeven in de eed- en belofteformulieren van verschillende decentrale overheden, bijvoorbeeld dat van de provincie Noord-Brabant of de gemeente Amsterdam. Beide voorbeelden zijn te vinden in de reeds genoemde bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017. Dit geeft zodoende ruimte om in het geval van de eed en belofte voor politieambtenaren te komen tot een tekst die zodanig kan worden aangepast dat zo veel mogelijk nieuwe medewerkers zich erin kunnen herkennen voor wat betreft hun geloofsovertuiging.

Op een aantal andere punten van minder principiële aard is de nieuwe eed of belofte voor politieambtenaren verder toegespitst op de werkzaamheden van de politiemedewerkers. Het werk van de politie is immers niet identiek aan de werkzaamheden van rijksambtenaren en behoeft daarom nadere vormgeving. In de nieuwe tekst van de eed of belofte voor politieambtenaren staat bijvoorbeeld specifiek opgenomen dat de ambtenaar werkt in het algemeen belang voor onze samenleving en zich volledig inzet voor de taken die aan de politieorganisatie zijn toebedeeld. Een ander verschil met de eed of belofte voor Rijksambtenaren is dat de nieuwe tekst voor de politie zich beroept op het gedragen volgens de beroepscodes, naast de wetten en het recht. Dat zijn andere beroepscodes dan de gedragsregels die gelden voor Rijksambtenaren en ambtenaren van Defensie. Tot slot is de laatste zin ook anders, waarin wordt vastgesteld dat de politiemedewerker eenieder als rechtvaardig, gelijkwaardig en met respect zal behandelen. Politiemedewerkers hebben een bepaalde machtspositie ten opzichte van burgers en dienen daar voorzichtig mee om te gaan: eenieder moet gelijkwaardig, rechtvaardig en met respect worden behandeld.

Onderdelen C, D en F

Artikel 30e van het Barp wordt met dit besluit opnieuw gewijzigd (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel N). Hierdoor was aanpassing van de verwijzingen naar onderdelen van artikel 30e in de artikelen 12, 13a en 18 van het Barp nodig. In artikel 13a, vijfde lid, kon het bepaalde in de laatste zin vervallen, omdat geen ambtenaren meer onder de daarin gedefinieerde groep vielen.

Onderdelen E, H, I, K, M en S

Deze technische wijzigingen houden verband met de in het akkoord overeengekomen invoering van het individueel keuzebudget in het Bbp, toegelicht onder artikel II, onderdelen N, eerste en vierde lid, O, P, Q, eerste en derde lid, S tot en met U en BB. De vervaltermijn voor vakantie, geregeld in artikel 23, geldt, na de invoering van het IKB, ook voor de vakantie-uren die een ambtenaar eventueel extra heeft gekocht vanuit dat IKB. Dit is geregeld in het nieuwe tweede lid van artikel 23. De mogelijkheid om vanuit het IKB vakantie-uren te kopen wordt geregeld in de ministeriële regeling op grond van het zevende lid van het nieuwe artikel 26b van het Bbp, waarin ook de andere bestedingsdoelen van het IKB worden opgenomen. Mocht een ambtenaar met ontslag gaan en de extra gekochte vakantie-uren nog niet hebben kunnen opnemen, vindt toepassing van artikel 26 van het Barp plaats, waarin die uren vallen onder de «overige uren» in dat artikel.

Onderdelen G en L

Bij uitspraak van 21 september 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1780) heeft de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) bepaald dat een periode van schorsing moet worden betrokken bij de vakantieopbouw ook al wordt in die periode geen arbeid verricht. De uitspraak heeft ook invloed op de opbouw van vakantie-uren tijdens schorsing bij de politie. Reden waarom aan artikel 19, vijfde lid, onder a, een onderdeel is toegevoegd, zodat ook tijdens de periode van schorsing of buitenfunctiestelling de opbouw van vakantie-uren blijft doorlopen. Alhoewel de uitspraak van de CRvB ziet op de jaarlijkse vakantie met behoud van loon op grond van artikel 7 van de Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEG L 2999), is er om reden van uitvoerbaarheid voor gekozen de opbouw van vakantie-uren gedurende een schorsing of buitenfunctiestelling niet tot het in die richtlijn opgenomen minimum te beperken. Op grond van de onderhavige aanpassing van artikel 19, vijfde lid, onder a, loopt de opbouw van vakantie-uren eveneens door tijdens een schorsing na het bekendmaken van het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag of wanneer de ambtenaar die straf is opgelegd (artikel 84, eerste lid, onderdeel b). Bepleit kan worden dat de ambtenaar bij een schorsing op één van die gronden een verwijt te maken valt, zodat verdedigbaar is de opbouw van vakantie-uren te beëindigen. Bij een voornemen tot opleggen van de straf van onvoorwaardelijk ontslag staat echter nog niet met zekerheid vast dat die straf ook opgelegd wordt. De ambtenaar kan zich op grond van artikel 79, eerste lid, na dit voornemen, verantwoorden naar aanleiding waarvan het bevoegd gezag kan terugkomen op het voorgenomen strafontslag omdat hij een andere, minder zware straf, passender acht. Wat betreft een schorsing nadat de straf van onvoorwaardelijk ontslag daadwerkelijk is opgelegd, heeft de uitvoering verzocht hierop geen uitzondering te maken wat betreft de opbouw van vakantie-uren. Doorgaans beveelt het bevoegd gezag op grond van artikel 82 dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd en zit tussen deze beslissing en de effectuering van het ontslag geen lange periode. Nu bij toepassing van artikel 19, vierde lid, over de eerste kalendermaand nog opbouw van vakantie-uren plaatsvindt, is de verwachting dat het in die situatie stopzetten van de opbouw veel administratieve handelingen vergt die weinig effect sorteren. De schorsing en buitenfunctiestelling zijn tevens aan artikel 30, zesde lid, onder a, toegevoegd. Dit is om reden van uitvoerbaarheid en bovendien blijft hierdoor de opbouw van vakantie-uren en levensfase-uren over perioden waarin geen daadwerkelijke arbeid wordt verricht gelijk. Voor een schorsing op grond van artikel 77, eerste lid, onderdeel h, of artikel 83 blijft de in artikel 19, vierde lid en artikel 30, vijfde lid, opgenomen hoofdregel voor opbouw van vakantie-uren c.q. levensfase-uren gelden.

Een op dat artikel(onderdeel) gebaseerde schorsing zal, gelet op de aanleiding om hieraan toepassing te geven, voor de ambtenaar niet onvoorzienbaar zijn. Dit in tegenstelling tot de casus die in voornoemde uitspraak speelde.

Onderdelen J, P en R

Deze onderdelen betreffen een aantal technische wijzigingen in verband met het intrekken van de Regeling levensloop politie per 1 januari 2022 (Stcrt. 2013, 25273).

Onderdeel N

Bij de invoering van het stelsel van levensfase-uren op 1 juli 2019 bepaalde artikel 30e, eerste lid, welke ambtenaren onder de artikelen 30 tot en met 30d vielen. Artikel 30 regelt de aanspraak op het jaarbudget levensfase-uren. De artikelen 30a tot en met 30d zien onder meer op de opname en uitbetaling van levensfase-uren. Na 1 juli 2019 zijn de bronnen waaruit levensfase-uren kunnen worden verkregen uitgebreid met onder meer overwerk (1 januari 2020) en vanuit sociaal plannen (5 september 2020). Ambtenaren die geen aanspraak maken op een jaarbudget levensfase-uren hebben door die nieuwe bronnen wel de mogelijkheid gekregen levensfase-uren te sparen. Artikel 30e, eerste lid, regelt nu wie niet onder artikel 30 valt en dus geen aanspraak heeft op het jaarbudget levensfase-uren. Heeft een ambtenaar uit die groep uit andere hoofde aanspraak gekregen op levensfase-uren, is duidelijk dat de artikelen 30b tot en met 30d op die uren van toepassing zijn.

Onderdeel O

De wijziging betreft het formaliseren van een afspraak uit het akkoord over de loondoorbetaling bij aanvullend geboorteverlof. In artikel 41b Barp is de loonbetaling verhoogd van 70% naar 100% van de bezoldiging.

Onderdeel Q

Per 1 juli 2023 is het mogelijk dat politievrijwilligers met een aanstelling voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen, waarmee zij de opsporingsbevoegdheid uit artikel 142 van het wetboek van Strafvordering krijgen. Daarmee moet ook voor deze ambtenaren artikel 59 gelden.

Artikel II

Onderdeel A

In het akkoord is afgesproken dat eerstejaars aspiranten met een tegemoetkoming voor de opleiding in aanmerking moeten komen voor de operationele toelage, omdat voorheen sprake was van een onwenselijk onderscheid. Met de wijziging van het tweede lid van artikel 3 Bbp is dit bewerkstelligd.

Onderdelen B tot en met E, G tot en met M, N, tweede lid, Q, tweede lid, R, V tot en met AA, CC tot en met JJ en LL tot en met OO

Deze wijzigingen betreffende de generieke loonontwikkeling per 1 juli 2024 en per 1 januari 2025, zoals overeengekomen in het akkoord.

Onderdelen F, N, derde lid, en Q, derde lid

Dit betreffen technische wijzigingen. Voor artikel 12f geldt dat de daarin opgenomen keuze vanaf 2014 alleen jaarlijks gemaakt kan worden. Door de jaarlijkse keuzemogelijkheid op te nemen in het tweede lid, kon het vierde lid vervallen. Het bepaalde in het vijfde lid had geen werking meer, zodat ook dit lid kon vervallen.

In verband met de per 1 januari 2022 ingetrokken Regeling levensloop politie en het feit dat opname van levensloopverlof niet langer mogelijk is, konden artikel 23, vierde lid, onderdeel d, en artikel 25b, zesde lid, vervallen. Het vierde lid van artikel 25b kon vervallen omdat dit was uitgewerkt.

Onderdeel KK

De salarisbedragen genoemd in de bijlagen I tot en met III, V en VI zijn de bedragen behorend bij een volledige betrekking van 36 uur per week. Het salarissysteem is hierop ingericht en bij een afwijkende betrekkingsomvang vindt een verhoging of verlaging van de in die bijlagen genoemde bedragen plaats naar rato van een volledige betrekking.

De in bijlage IV opgenomen tegemoetkomingen vormden hierop een uitzondering nu de hoogte hiervan hoorde bij een 38-urige werkweek, zijnde de standaard betrekkingsomvang voor de aspirant (artikel 13, vierde lid, Barp). Ten behoeve van uniformering van de salarisverwerking en de invoering van het individueel keuzebudget is besloten ook in bijlage IV de bedragen op te nemen die horen bij een 36-urige werkweek. Hiervoor zijn de per 1 januari 2024 geldende tegemoetkomingen van € 1.242,67 (behorend bij opleidingsniveaus 2, 3 en 4) en € 1.355,64 (behorend bij opleidingsniveaus 5 en 6) vermenigvuldigd met een factor 36/38. Bij de uitbetaling worden de nieuwe bedragen verhoogd met een factor 1,0556, zoals dit gebeurt bij alle ambtenaren met een betrekkingsomvang van 38 uur per week. De voorgestelde wijziging werkt terug tot en met 1 januari 2024. De uitvoering werkt al vanaf die datum met de nieuwe berekeningswijze. Daarnaast ontvangt de doelgroep door de afronding (enkele centen per maand) meer salaris, zodat de terugwerkende kracht voor hen geen nadeel heeft. De wijzigingen van bijlage IV vloeien niet voort uit de verhoging van de salarissen die zijn afgesproken in het arbeidsvoorwaardenakkoord en zijn verwerkt in artikel II, onderdelen B tot en met E, G tot en met M, N, tweede lid, Q, tweede lid, R, V tot en met AA, CC tot en met JJ en LL tot en met OO, maar worden gedaan vanwege omzetting van de bedragen van 38 uren per week naar 36 uren per week.

Onderdelen N, eerste en vierde lid, O, P, Q, eerste en derde lid, S tot en met U en BB

In het arbeidsvoorwaardenakkoord is afgesproken een individueel keuzebudget voor politieambtenaren in te voeren. Een IKB biedt medewerkers meer keuzevrijheid, waaronder de mogelijkheid om het inkomen gelijkmatiger over het jaar te spreiden. Het biedt medewerkers verder meer inzicht in de waarde van hun arbeidsvoorwaarden en verdeelt het fiscaalvriendelijke kader gelijkmatiger onder medewerkers.

Dit IKB voor politieambtenaren is geregeld in het nieuwe artikel 26b van het Bbp. Het bestaat uit een brutobron, geregeld in het eerste lid, en een nettobron, geregeld in het tweede lid.

De brutobron is een procentueel bedrag en is bedoeld als inkomensvoorziening. Het is opgebouwd uit de huidige vakantie-uitkering (8%), eindejaarsuitkering (8,33%) en het bovenwettelijk vakantieverlof (1,53%). Dit komt neer op een totaal van 17,86% van het salaris dan wel de bezoldiging (voor het deel dat ziet op de vakantie-uitkering).

De waarde van het bovenwettelijk vakantieverlof is als volgt berekend:

• Bovenwettelijke uren op jaarbasis (bij 36 uur per week):

28,8 uur

• Bovenwettelijke uren per maand:

28,8/12 = 2,4 uur

• Waarde 1 uur als percentage van het maandsalaris:

1/1572 x 100% = 0,63694%

• Waarde 2,4 uren als % van het maandsalaris:

0,63694% x 2,4 = 1,52866%

Het berekende percentage van 1,52866% wordt ten gunste van de ambtenaar afgerond op 1,53%.

Doordat het salaris al berekend wordt naar rato van het dienstverband, houdt de berekening van de waarde van het bovenwettelijk verlof ook automatisch rekening met de juiste omvang van de dienstbetrekking.

De brutobron van het IKB wordt maandelijks opgebouwd. Ambtenaren kunnen deze bron gebruiken voor een bruto uitbetaling of het kopen van vrije tijd in de vorm van vakantie-uren.

Ook kunnen ze het gebruiken voor gerichte vrijstellingen uit de fiscale regelgeving (met bijbehorende voorwaarden), zoals bijvoorbeeld voor een opleiding/studie, vakliteratuur en cursussen en congressen. Medewerkers kunnen alleen besteden wat ze tot op dat moment hebben opgebouwd. Als aan het eind van een kalenderjaar budget resteert wordt dit aan de medewerker uitbetaald (derde lid).

De nettobron is een nominaal bedrag en is bedoeld als onkostenvoorziening. Het is opgebouwd uit het huidige vitaliteitsbudget en is conform afspraak in het akkoord verhoogd naar € 377,– per jaar, ongeacht de betrekkingsomvang van de ambtenaar. Dit nominale budget komt in zijn geheel aan het begin van elk kalenderjaar beschikbaar of, bij indiensttreding gedurende een kalenderjaar, op het moment van indiensttreding. Een ambtenaar die bijvoorbeeld op 1 september in dienst treedt, ontvangt bij indiensttreding de volledige € 377,–. Ambtenaren kunnen dit bedrag aanwenden voor bijvoorbeeld vitaliteitsvoorzieningen, duurzame vervoersmiddelen, de vakbondscontributie en verduurzamingsmaatregelen aanvullend op de thuiswerkregeling. Dit bedrag wordt geïndexeerd op basis van de sectorale loonontwikkeling van de politie. Als aan het eind van een kalenderjaar of bij uitdiensttreding gedurende een kalenderjaar budget resteert komt dit bedrag te vervallen (vierde en zesde lid). Het betreft immers een onkostenvergoeding.

De besteding van het IKB zal bij ministeriële regeling nader worden ingevuld (zevende lid). In de nadere regeling kan ook de mogelijkheid tot het geven van een voorschot op de nettobron worden geregeld.

Met de invoering van een IKB worden de regels rondom de huidige vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en bovenwettelijk vakantieverlof aangepast. De Regeling ruilmogelijkheden arbeidsvoorwaarden politie en het eerder afgesproken vitaliteitsbudget komen te vervallen.

In het kader van het IKB wordt ook artikel 24 van het Bbp aangepast (artikel II, onderdeel O). Dit artikel regelt dat de ambtenaar die ziek uit dienst gaat en op grond van artikel 39 recht heeft op doorbetaling van de bezoldiging, aanspraak heeft op vakantie-uitkering over die bezoldiging. Na de onderhavige wijziging van het artikel 24 heeft voornoemde ambtenaar, naast de vakantie-uitkering, ook aanspraak op eindejaarsuitkering overeenkomstig het bepaalde in artikel 25b. De ambtenaar bedoeld in artikel 39 valt tot de ontslagdatum onder het bepaalde in artikel 26b, waarin het individueel keuzebudget is geregeld. Bij ontslag is op grond van artikel 26b, vijfde lid, het niet uitbetaalde of aangewende deel van de vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering aan die ambtenaar uitbetaald. Vanaf dat moment valt de dan gewezen ambtenaar niet meer onder artikel 26b. De vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering worden voor deze, inmiddels gewezen ambtenaar, nog steeds wel opgebouwd en moeten dus ook op enig moment worden uitbetaald. Het bevoegd gezag kan bepalen hoe en wanneer de uitbetaling plaatsvindt.

Artikel III

Onderdeel A

Per 1 juli 2023 is het mogelijk dat politievrijwilligers met een aanstelling voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, als buitengewoon opsporingsambtenaar worden aangewezen, waarmee zij opsporingsbevoegdheid uit artikel 142 van het wetboek van Strafvordering krijgen.

Het uitgangspunt is dat deze groep politieambtenaren dezelfde reiskostenvergoeding ontvangen als politievrijwilligers, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. Met deze wijziging is dat bewerkstelligd.

Onderdelen B tot en met E

Met deze wijzigingen is een nieuw artikel 16a geïntroduceerd, zijn inhoudelijke wijzigingen aangebracht in de artikelen 17 en 18 en is een technische wijziging aangebracht in artikel 21. Het betreft de formalisering van een aantal afspraken omtrent buitenlandse dienstreizen in het akkoord. Doelstelling van deze afspraken is het verminderen van het aantal dienstreizen en het verduurzamen ervan. Deze afspraken worden 3 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Het betreft de volgende afspraken:

  • Voor een buitenlandse dienstreis wordt enkel nog toestemming gegeven indien een ander middel niet volstaat. Hierbij kan met name worden gedacht aan de mogelijkheid een vergadering via elektronische middelen te laten verlopen, in plaats van elkaar fysiek te moeten treffen.

  • De reizende delegatie wordt zo klein mogelijk gehouden. Voor dienstreizen met een grotere delegatie dan drie personen geldt een motiveringsplicht.

  • Buitenlandse dienstreizen met een maximale reisafstand van 700 kilometer voor een enkele reis worden uitgevoerd door middel van de trein of ander openbaar vervoer, niet zijnde het vliegtuig.

  • Als er wel gebruik wordt gemaakt van het vliegtuig, wordt in beginsel gekozen voor een vlucht waarbij zo min mogelijk hoeft te worden overgestapt.

  • Er wordt slechts gebruik gemaakt van businessclass reizen als er sprake is van een rechtstreekse vlucht die langer dan 6 uur duurt. Dit laatste geldt, in navolging van de uitzondering die ook voor rijksambtenaren geldt, niet bij de zogenaamde scholingsreizen: reizen in het kader van opleiding, training of stage.

Artikel IV

In het arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie 2024–2025 is afgesproken dat politiemedewerkers die op of na 1 januari 2024 in dienst zijn en tot 1 juli 2024 in dienst blijven een eenmalige uitkering van € 1.200,– bruto ontvangen. Deze afspraak is in dit artikel uitgewerkt. Daarbij zijn de volgende zaken relevant:

  • Uitbetaling vindt plaats met terugwerkende kracht in de maanden januari tot en met juni 2024 in tranches van 200,– per maand.

  • Politiemedewerkers die een deel van de periode tussen 1 januari 2024 en 1 juli 2024 in dienst waren, ontvangen het bedrag naar evenredigheid van de periode die zij binnen de genoemde periode in dienst waren.

  • Politiemedewerkers met een andere aanstellingsomvang dan 36 uur per week ontvangen de uitkering naar evenredigheid. Voor de hoogte van de aanspraak over de gehele periode is de betrekkingsomvang op de peildatum 1 januari 2024 bepalend. Bij latere indiensttreding is de peildatum de indiensttredingsdatum.

  • De eenmalige uitkering is pensioengevend.

  • De uitkering geldt voor alle politieambtenaren, met uitzondering van de vakantiewerkers en met uitzondering van ambtenaren die op de peildatum 1 januari 2024 volledig onbezoldigd buitengewoon verlof genieten.

  • Politieambtenaren kunnen op eigen verzoek afzien van de eenmalige uitkering.

Artikel V

Met de invoering van een IKB worden de regels rondom de huidige vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering aangepast. Om de overgang naar een nieuwe systematiek mogelijk te maken kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld omtrent de invoering van het individueel keuzebudget.

Omdat daarin de vakantie- en eindejaarsuitkering maandelijks beschikbaar komen, dient éénmalig een afrekening plaats te vinden van de in 2024 opgebouwde vakantie- en eindejaarsuitkering. Hierdoor wordt in 2025 met het IKB gestart «met een schone lei». Voor medewerkers die van de belastingdienst een inkomensafhankelijke toeslag ontvangen, kan deze eenmalige afrekening van invloed zijn op bepaalde inkomensafhankelijke toeslagen. In de invoeringsregels kan worden geregeld hoe dit kan worden voorkomen door medewerkers in een periode in november de mogelijkheid te bieden om in plaats van de afrekening te kiezen voor verlof. De grondslag voor die regels moet om die reden terugwerken tot en met 1 november 2024. De terugwerkende kracht is geregeld in artikel VI van dit besluit.

Artikel VI

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Omdat sommige onderdelen van het arbeidsvoorwaardenakkoord op verschillende momenten in werking moeten treden en een aantal van die momenten in het verleden liggen, is besloten op een aantal onderdelen terugwerkende kracht toe te passen. Tevens is een bepaling nodig om de samenloop met andere wijzigingen te regelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel


X Noot
1

Kamerstukken II 2022–23, 29 362, nr. 3200.

X Noot
2

Definitie salaris per uur: 1/157 deel van het salaris bij een volledig betrekking (zie artikel 1 Bbp)

Naar boven