Besluit van 4 november 2024 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met herziening van het stelsel voor beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen en enkele wetstechnische aanpassingen (Besluit beroepsgerelateerde gezondheidsklachten politie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 28 juni 2024, nr. 5575489, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 21, 22, 30, 36, 47, eerste lid, en 48 van de Politiewet 2012 en artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 september 2024, nr. W16.24.00162/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 23 oktober 2024, nr. 5815602, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    aandachtsgebied:

    een verbijzondering van een werkterrein, dat wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan onderwerpen, waarvoor een specifieke inzet en inbreng geldt. Voor deze inzet kunnen nadere opleiding- en certificeringeisen worden gesteld;

    ambtenaar:

    de aspirant, de ambtenaar in opleiding, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, de vrijwillige ambtenaar, de ambtenaar van de rijksrecherche en de vakantiewerker;

    ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak:

    de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012, met uitzondering van de aspirant gedurende het theoretische opleidingsdeel en de ambtenaar in opleiding gedurende het theoretisch opleidingsdeel, waarbij voor de toepassing van dit besluit de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, gelijk wordt gesteld aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012;

    ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie:

    de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012, waarbij voor de toepassing van dit besluit de directeur van de Politieacademie, zijn plaatsvervanger en de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche, gelijk worden gesteld aan ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012;

    ambtenaar in opleiding:

    degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als ambtenaar in opleiding en die is toegelaten tot een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding;

    ambtenaar van de rijksrecherche:

    de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Politiewet 2012;

    AOW-gerechtigde leeftijd:

    de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet;

    arbodienst:

    arbodienst als bedoeld in artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet;

    arts:

    een in Nederland gevestigde arts, die als arts is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

    aspirant:

    degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als aspirant en die is toegelaten tot een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding;

    beroepsgerelateerd:

    in verband met werkzaamheden die behoren tot de functie van de ambtenaar of in het verlengde hiervan liggen en anderszins opgedragen werkzaamheden alsmede de omstandigheden waaronder deze werkzaamheden zijn verricht, waarbij er geen verband wordt aangenomen indien:

    • a. er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar,

    • b. de omstandigheden uitsluitend bestaan uit arbeidsconflicten of pestgedrag;

    beroepsgerelateerde gezondheidsklachten:

    lichamelijke of psychische klachten die beroepsgerelateerd zijn;

    beroepspraktijkvorming:

    de periode of perioden waarin de aspirant, de vrijwilliger-aspirant, de ambtenaar in opleiding of de vrijwillige ambtenaar in opleiding de politietaak bij een regionale eenheid of een landelijke eenheid uitvoert in het kader van een krachtens artikel 2c, eerste onderscheidenlijk tweede lid, aangewezen politieopleiding;

    bevoegd gezag:
    • a. Onze Minister voor zover het betreft de korpschef, de directeur van de Politieacademie en zijn plaatsvervanger;

    • b. de korpschef, voor zover het betreft de aspirant, de ambtenaar in opleiding, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en de vrijwillige ambtenaar;

    • c. het College van procureurs-generaal, voor zover het betreft de ambtenaar van de rijksrecherche;

    bezoldiging:

    bezoldiging als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bezoldiging politie;

    consignatie:

    het zich in opdracht van het daartoe bevoegde gezag bereikbaar en beschikbaar houden teneinde bij oproep dienst te gaan verrichten;

    deelbetrekking:

    een betrekking die een arbeidstijd van gemiddeld minder dan 36 uur per week omvat;

    deskundige persoon:

    een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

    detachering:

    tijdelijke tewerkstelling elders buiten het gezagsbereik van het bevoegd gezag;

    functie:

    het samenstel van door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden, zoals vastgelegd in het LFNP;

    gewezen ambtenaar:

    een ambtenaar aan wie ontslag is verleend, met ingang van de dag waarop het ontslag is ingetreden;

    hoofdplaats van tewerkstelling:

    de plaats van tewerkstelling, bedoeld in artikel 10, tweede lid;

    in enige mate:

    1% of meer;

    in overwegende mate:

    51% of meer;

    levensfase-uren:

    verlofuren die op grond van hoofdstuk V.A. worden toegekend;

    LFNP:

    Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie: het door Onze Minister vastgestelde geheel van functiebeschrijvingen, onderverdeeld naar de domeinen leiding, uitvoering en ondersteuning, alsmede naar vakgebieden, inclusief de waardering, en de aan het gebouw verbonden en omschreven werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten;

    medische eindsituatie:

    situatie waarvan op objectief medische wijze is vastgesteld dat er in de toekomst geen belangrijke verbetering of verslechtering in de medische toestand van de ambtenaar te verwachten is;

    OVW punten:

    Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden punten, zoals deze met toepassing van het functiewaarderingssysteem op grond van artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie, worden vastgesteld;

    passende arbeid:

    alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

    Pensioenreglement:

    het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

    plaats van tewerkstelling:
    • a. het gebouw, gebouwencomplex of terrein dat de ambtenaar voor de normale uitoefening van zijn ambt is aangewezen;

    • b. de aangewezen aanlegplaats van het vaartuig dat de ambtenaar voor de normale uitoefening van zijn taak gebruikt of

    • c. bij gebrek aan een aanwijzing, bedoeld in het eerste en tweede onderdeel, het gebouw, gebouwencomplex, of terrein, waar de ambtenaar gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, het gebouwencomplex waar hij kantoor houdt, dan wel de aanlegplaats waar hij gewoonlijk het vaartuig aanlegt;

    salaris:

    salaris als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bezoldiging politie;

    specifieke functionaliteit:

    een verbijzondering van een vakgebied door – direct in operationeel verband toe te passen – vereiste expliciete specialistische inzet en inbreng door gebruikmaking van specifieke (hulp)middelen of geweldsmiddelen waarbij uitgesproken specialistische vaardigheden en deskundigheid aan de orde is;

    Stichting Pensioenfonds ABP:

    de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

    theoretisch opleidingsdeel:

    de periode of perioden waarin de aspirant, de vrijwilliger-aspirant, de ambtenaar in opleiding of de vrijwillige ambtenaar in opleiding aan de Politieacademie in het kader van een krachtens artikel 2c, eerste onderscheidenlijk tweede lid, aangewezen politieopleiding onderwijs volgt;

    Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen:

    het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    vakantiewerker:

    degene die ten tijde van onderbreking van zijn opleiding wegens vakantie, voor een periode van ten hoogste acht weken is aangesteld voor het verrichten van ondersteunende werkzaamheden;

    vakgebied:

    een clustering van in essentie gelijkgerichte activiteiten, resultaten en beoogde effecten op basis van voor dat vakgebied geldende processen;

    volledige betrekking:

    een betrekking die een arbeidstijd van gemiddeld 36 uur per week omvat;

    vrijwillige ambtenaar:

    vrijwilliger-aspirant, vrijwillige ambtenaar in opleiding, vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

    vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak:

    de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Politiewet 2012, voor zover deze is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met uitzondering van de vrijwilliger-aspirant gedurende het theoretische opleidingsdeel en de vrijwillige ambtenaar in opleiding gedurende het theoretisch opleidingsdeel;

    vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie:

    de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Politiewet 2012, voor zover deze is aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

    vrijwillige ambtenaar in opleiding:

    degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als vrijwillige ambtenaar in opleiding en die is toegelaten tot een krachtens artikel 2c, tweede lid, aangewezen politieopleiding;

    vrijwilliger-aspirant:

    degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als vrijwilliger-aspirant en die is toegelaten tot een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding;

    werkgebied:
    • a. indien het betreft een ambtenaar die werkzaam is bij een regionale eenheid: het gebied of het door het bevoegd gezag aangewezen gedeelte daarvan dat de desbetreffende regionale eenheid bestrijkt;

    • b. indien het betreft een ambtenaar die werkzaam is bij een landelijke eenheid of een ambtenaar van de rijksrecherche: Nederland dan wel het door het bevoegd gezag aangewezen gedeelte van Nederland waarin de plaats van tewerkstelling is gelegen, of

    • c. indien het betreft een ambtenaar, werkzaam bij de Politieacademie of een ondersteunende dienst: het door het bevoegd gezag aangewezen gedeelte van Nederland waarin de plaats van tewerkstelling is gelegen;

    werkterrein:

    een verbijzondering van het vakgebied, waarvoor een specifieke inzet en inbreng geldt. Voor deze inzet kunnen nadere opleiding- en certificeringeisen worden gesteld;

    zijn arbeid:

    zijn arbeid als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet.

B

In artikel 13a, zevende lid, wordt «als gevolg van een beroepsziekte of een dienstongeval ongeschikt is zijn arbeid te verrichten» vervangen door «ongeschikt is zijn arbeid te verrichten door beroepsgerelateerde gezondheidsklachten».

C

In artikel 26, derde lid, vervalt «onderdeel m,».

D

In artikel 28b, vijfde lid, wordt «als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte» vervangen door «die beroepsgerelateerd is».

E

In artikel 41, derde lid, wordt «als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid» vervangen door «ongeschikt is zijn arbeid te verrichten als gevolg van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten».

F

In het opschrift van hoofdstuk VII wordt na «ziekte» ingevoegd «, beroepsgerelateerde gezondheidsklachten».

G

De aanduiding van paragraaf 2 vervalt.

H

Na artikel 53 worden een paragraafaanduiding en negen artikelen ingevoegd, luidende:

§ 2. Aanspraken bij beroepsgerelateerde gezondheidsklachten

Artikel 53a
  • 1. De ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar die gezondheidsklachten heeft met het vermoeden dat deze beroepsgerelateerd zijn, meldt deze, indien zij leiden tot verzuim of schade, zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag.

  • 2. De melding, bedoeld in het eerste lid, geeft, onverminderd artikel 53b, vierde lid, rechtstreeks aanspraak op vergoeding van de in artikel 53b genoemde schadeposten.

  • 3. Het bevoegd gezag stelt op basis van de melding, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk vast dat in enige mate sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, tenzij het bevoegd gezag gemotiveerd besluit dat dit niet het geval is.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op aspiranten en vrijwilliger-aspiranten bij wie de gezondheidsklachten in overwegende mate voortkomen uit ongeschiktheid voor de dienst als bedoeld in artikel 89, vierde lid, onder a of e, van het Barp. Hierover wordt binnen drie maanden na de melding, bedoeld in het eerste lid, besloten. Indien van ongeschiktheid voor de dienst sprake is, is er geen aanspraak op vergoeding van de schadeposten, genoemd in deze paragraaf.

  • 5. De ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar behoudt in het geval in enige mate sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk 10 van het Besluit bezoldiging politie, aanspraak op vergoeding van de in artikel 53b genoemde schadeposten.

  • 6. De aanspraak op vergoeding als bedoeld in het tweede lid eindigt na het besluit dat geen sprake is van beroepsgerelateerdheid van de gezondheidsklachten ingevolge het derde lid.

  • 7. De aanspraak op vergoeding als bedoeld in het vijfde lid eindigt na:

    • a. het besluit dat geen sprake meer is van beroepsgerelateerdheid van de gezondheidsklachten ingevolge in artikel 53d, eerste lid;

    • b. een besluit op grond van artikel 53g, vierde lid.

Artikel 53b
  • 1. De schadeposten, bedoeld in artikel 53a, tweede en vijfde lid, zijn:

    • a. kosten van gezondheidskundige behandeling en gezondheidskundige verzorging;

    • b. kosten van huishoudelijke hulp en extra kinderopvang;

    • c. kosten van verlies aan zelfwerkzaamheid;

    • d. smartengeld.

  • 2. Een vrijwillige ambtenaar heeft, naast de schadeposten, genoemd in het eerste lid, aanspraak op vergoeding van de schade door het niet verstrekken van de vergoeding, bedoeld in artikel 75bis.

  • 3. In geval er sprake is van schade met een dringend karakter en substantiële gevolgen voor de ambtenaar of de gewezen ambtenaar, die niet valt onder de schadeposten, bedoeld in het eerste lid, dan wel de vergoeding van die schadeposten overschrijdt, wordt door het bevoegd gezag op verzoek van de ambtenaar een voorziening getroffen.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden de uitgangspunten bij en berekening van de vergoeding van de in het eerste en tweede lid genoemde schadeposten en de in het derde lid bedoelde schade geregeld en kunnen aan het tot gelding brengen ervan voorwaarden worden gesteld.

Artikel 53c
  • 1. Het bevoegd gezag besluit of sprake is van een medische eindsituatie:

    • a. op verzoek van de ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar binnen drie maanden na dat verzoek; of

    • b. uiterlijk drie jaar na de in artikel 53a, tweede lid, bedoelde melding met de mogelijkheid tot een verlenging van deze termijn met ten hoogste twee jaar.

  • 2. Het bevoegd gezag draagt de kosten van de vaststelling van een medische eindsituatie.

Artikel 53d
  • 1. Na vaststelling van de medische eindsituatie of, wanneer de medische eindsituatie op dat moment nog niet is bereikt, vijf jaar na de in artikel 53a, eerste lid, bedoelde melding, besluit het bevoegd gezag of, ten aanzien van de gezondheidsklachten op dat moment in overwegende mate sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten.

  • 2. Het bevoegd gezag kan de ambtenaar of de gewezen ambtenaar ten behoeve van de besluitvorming in het tweede lid om aanvullende informatie vragen.

  • 3. De ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar heeft in het geval in overwegende mate sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, onverminderd artikel 53e, tweede lid, aanspraak op vergoeding van de in artikel 53e, eerste lid, genoemde schadeposten.

  • 4. De ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar heeft in het geval dat niet in overwegende mate, maar wel in enige mate sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, gedeeltelijke aanspraak op vergoeding van de in artikel 53e genoemde schadeposten.

  • 5. De schadevergoeding, bedoeld in het derde en vierde lid, ziet op schade die is, wordt of zal worden geleden ten gevolge van de gemelde beroepsgerelateerde gezondheidsklachten.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden over de gedeeltelijke aanspraak en de berekening daarvan regels gesteld.

Artikel 53e
  • 1. De schadeposten, bedoeld in artikel 53d, derde en vierde lid, zijn:

    • a. verlies aan verdienvermogen;

    • b. kosten van gezondheidskundige behandeling en gezondheidskundige verzorging;

    • c. kosten van huishoudelijke hulp;

    • d. kosten van verlies aan zelfwerkzaamheid;

    • e. zorgschade;

    • f. smartengeld;

    • g. overige schadeposten.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden de uitgangspunten bij en berekening van de vergoeding van de in het eerste lid genoemde schadeposten geregeld en kunnen aan het tot gelding brengen ervan voorwaarden worden gesteld.

Artikel 53f

In geval de ambtenaar of de gewezen ambtenaar is komen te overlijden en dit overlijden is in overwegende mate beroepsgerelateerd, hebben de weduwe of weduwnaar en de kinderen tot de leeftijd van 21 jaar voor wie de ambtenaar of de gewezen ambtenaar krachtens wettelijke verplichting in het levensonderhoud voorzag aanspraak op een schadevergoeding voor het derven van levensonderhoud, de kosten van lijkbezorging en een tegemoetkoming in het nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat. Bij ministeriële regeling worden hierover regels gesteld.

Artikel 53g
  • 1. Het bevoegd gezag en de ambtenaar of de gewezen ambtenaar voeren overleg over de uitgangspunten bij de vergoeding van de schadeposten op grond van artikel 53e.

  • 2. Dit overleg vindt plaats:

    • a. nadat het besluit is genomen dat de medische eindsituatie is bereikt, of,

    • b. vijf jaar na de in artikel 53a, eerste lid, bedoelde melding, wanneer de medische eindsituatie op dat moment nog niet is bereikt. In dat geval vindt de bepaling van de uitgangspunten bij de schadevergoeding plaats naar de stand van zaken en verwachtingen voor de toekomst op dat moment.

  • 3. Het overleg, bedoeld in het eerste lid, resulteert in een schadevergoedingsvoorstel van het bevoegd gezag.

  • 4. Het totale bedrag aan schadevergoeding wordt uiterlijk binnen een jaar na de situaties beschreven in het tweede lid, door het bevoegd gezag eenmalig vastgesteld, tenzij partijen een later moment overeenkomen.

  • 5. Het bedrag wordt ineens uitgekeerd, tenzij de ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar verzoekt om periodieke uitbetaling.

  • 6. De vergoeding van de schadepost, bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel b, blijft uitgezonderd van de eenmalige vaststelling, bedoeld in het vierde lid, zolang de ambtenaar in dienst is.

  • 7. In afwijking van het vierde lid kunnen partijen overeenkomen dat bij de vaststelling van het totale bedrag aan schadevergoeding één of meerdere schadeposten worden aangewezen waarvoor de eenmalige vaststelling niet geldt, indien er een reële kans op verergering van de beperkingen als gevolg van de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten op langere termijn bestaat, die vermoedelijk leidt tot grotere schade.

  • 8. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de situaties beschreven in het zesde en zevende lid.

Artikel 53h
  • 1. Indien artikel 53g, vierde lid, nog geen toepassing heeft gevonden, informeert de ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar het bevoegd gezag op het moment dat:

    • a. de op grond van artikel 53a, eerste lid, gemelde gezondheidsklachten verergeren;

    • b. hij nieuwe gezondheidsklachten ondervindt, waarvan hij vermoedt dat deze klachten verband houden met de eerder gemelde gezondheidsklachten, tenzij het psychische gezondheidsklachten betreffen terwijl in eerste instantie fysieke gezondheidsklachten zijn gemeld of andersom;

    • c. hij nieuwe gezondheidsklachten ondervindt, waarvan hij vermoedt dat die voortvloeien uit dezelfde schadeveroorzakende gebeurtenis, tenzij het psychische gezondheidsklachten betreffen terwijl in eerste instantie fysieke gezondheidsklachten zijn gemeld of andersom.

  • 2. In het geval de gezondheidsklachten waarover de ambtenaar of gewezen ambtenaar het bevoegd gezag op grond van het eerste lid heeft geïnformeerd, volgens het bevoegd gezag geen verband houden met de eerder gemelde gezondheidsklachten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, besluit het bevoegd gezag op de ontvangen informatie als ware er sprake van een nieuwe melding als bedoeld in artikel 53a, eerste lid.

  • 3. Indien artikel 53g, vierde lid, nog geen toepassing heeft gevonden en de ambtenaar of gewezen ambtenaar ondervindt nieuwe gezondheidsklachten met het vermoeden dat deze beroepsgerelateerd zijn, maar er geen sprake is van een verband als bedoeld in het eerste lid, meldt hij deze conform artikel 53a, eerste lid.

  • 4. Gezondheidsklachten die geen verband houden met de eerdere gemelde gezondheidsklachten worden in een aparte procedure behandeld conform de artikelen 53a tot en met 53e.

  • 5. In het overleg, het schadevergoedingsvoorstel en het totale bedrag aan schadevergoeding, bedoeld in artikel 53g, eerste respectievelijk derde en vierde lid, kan het bevoegd gezag zowel de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, als de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, bedoeld in het derde lid van dit artikel betrekken.

I

Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54

  • 1. De kosten van beroepsmatig verleende juridische bijstand komen voor tegemoetkoming in aanmerking in het geval:

    • a. het bevoegd gezag voornemens is vast te stellen dat geen sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in enige mate als bedoeld in artikel 53a, derde lid;

    • b. het bevoegd gezag voornemens is vast te stellen dat geen sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in overwegende mate als bedoeld in artikel 53d, eerste lid;

    • c. het bevoegd gezag voornemens is vast te stellen dat geen sprake meer is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten als bedoeld in artikel 53d, eerste lid.

  • 2. De kosten voor beroepsmatig verleende juridische bijstand, zowel tussentijds als definitief, ten behoeve van het begroten, berekenen en vergoeden van de schadeposten, bedoeld in de artikelen 53d, derde, vierde en vijfde lid en 53e, komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. Bij ministeriële regeling wordt nader ingevuld wat onder beroepsmatig verleende juridische bijstand wordt verstaan.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden over de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, en de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, regels gesteld. Voor de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt daarin een maximaal tarief en een maximaal aantal uren gesteld.

J

Artikel 54a komt te luiden:

Artikel 54a

  • 1. Een ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar kan op kosten van het bevoegd gezag extern medisch, arbeidskundig of rekenkundig advies inwinnen indien sprake is van een situatie als genoemd in artikel 54, eerste lid, of in de fase van overleg, bedoeld in artikel 53g, eerste lid.

  • 2. Het externe advies wordt op verzoek van de ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar aan het bevoegd gezag verstrekt. Het bevoegd gezag weegt dit advies mee in de besluitvorming.

  • 3. Ter uitvoering van dit artikel kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

K

Artikel 54b wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 54b

Bij ministeriële regeling wordt onverminderd artikel 53f, bepaald in welke gevallen een echtgenoot of inwonend gezinslid van de ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten recht kunnen doen gelden op een vergoeding van kosten die in relatie staan tot de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten.

Artikel 54c

Het bevoegd gezag kan artikelen uit paragraaf 2 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar dat deze artikelen beogen te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

L

Voor artikel 55 wordt een paragraafaanduiding ingevoegd, luidend:

§ 3. Bepalingen in verband met zwangerschap

M

In artikel 69b, eerste lid, wordt »de artikelen 53, 54, 54a, 54b of 69» vervangen door »artikel 53, paragraaf 2 van hoofdstuk VII of artikel 69».

N

In artikel 85, vierde lid, wordt «de bezoldiging in de zin van artikel 1, onderdeel v van het Besluit bezoldiging politie» vervangen door «de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie».

O

Aan artikel 89 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. De aspirant en de vrijwilliger-aspirant die arbeidsongeschikt raakt tijdens de krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding en de arbeidsongeschiktheid is beroepsgerelateerd, maar de arbeidsongeschiktheid komt niet in overwegende mate voort uit ongeschiktheid voor de dienst als bedoeld in het vierde lid, onder a of e,

    • a. blijft in dienst en hervat zo mogelijk de politieopleiding, of, indien dit niet mogelijk is dan wel het diploma wordt vanwege die arbeidsongeschiktheid niet behaald,

    • b. blijft in dienst en wordt, behoudens zwaarwegend dienstbelang, zodanig geplaatst binnen de politie dat in beginsel 100% doch minimaal 50% van zijn verdiencapaciteit wordt benut, of, indien ook dit niet mogelijk is,

    • c. wordt door het bevoegd gezag geholpen te re-integreren bij een andere werkgever.

P

In artikel 94, vijftiende lid, wordt «is veroorzaakt door een dienstongeval of beroepsziekte» vervangen door «beroepsgerelateerd is».

Q

In artikel 100, zesde lid, vervalt «54a, derde lid, 54b,».

ARTIKEL II

Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

ambtenaar:

de aspirant, de ambtenaar in opleiding, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, de ambtenaar van de rijksrecherche en de vakantiewerker;

ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012, met uitzondering van de aspirant gedurende het theoretische opleidingsdeel en de ambtenaar in opleiding gedurende het theoretisch opleidingsdeel, waarbij voor de toepassing van dit besluit de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, gelijk wordt gesteld aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012;

ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012, waarbij voor de toepassing van dit besluit de directeur van de Politieacademie, zijn plaatsvervanger en de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche, wordt gelijkgesteld met ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012;

ambtenaar in opleiding:

degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als ambtenaar in opleiding en die is toegelaten tot een krachtens artikel 2c, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie aangewezen politieopleiding;

ambtenaar van de rijksrecherche:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Politiewet 2012;

AOW-gerechtigde leeftijd:

de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet;

arbeidsongeschiktheid:

volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;

arbeidsongeschiktheidspensioen:

een ABP arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van het Pensioenreglement;

arbodienst:

een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet;

aspirant:

degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als aspirant en die is toegelaten tot een krachtens artikel 2c, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie aangewezen politieopleiding;

beroepsgerelateerd:

beroepsgerelateerd als bedoeld in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

beroepspraktijkvorming:

de periode of perioden waarin de aspirant of de ambtenaar in opleiding de politietaak bij een regionale eenheid of een landelijke eenheid uitvoert in het kader van een krachtens artikel 2c, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie aangewezen politieopleiding;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

bezoldiging:

de som van het salaris, de toelagen, met uitzondering van de toelagen, bedoeld in de artikelen 12b, 12c, 12d, 12g, en artikel 16, eerste lid, alsmede de uitkering, bedoeld in artikel 25a, indien Onze Minister zulks bepaalt;

consignatie:

consignatie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

deelbetrekking:

een betrekking die een arbeidstijd van gemiddeld minder dan 36 uur per week omvat;

deskundige persoon:

een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

functie:

het samenstel van door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden, zoals vastgelegd in het LFNP;

gewezen ambtenaar:

een gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

herplaatsen:

het op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte opdragen van een andere functie of de eigen functie onder andere voorwaarden;

herplaatsingtoelage:

een herplaatsingtoelage als bedoeld in bijlage 4 van het Pensioenreglement;

in overwegende mate:

in overwegende mate als bedoeld in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

LFNP:

Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie: het door Onze Minister vastgestelde geheel van functiebeschrijvingen, onderverdeeld naar vakgebieden, inclusief de waardering, en de aan het gebouw verbonden en omschreven werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten;

maximumsalaris:

het hoogste bedrag van een salarisschaal;

medisch advies:

een advies van de deskundige persoon of de arbodienst dat ten aanzien van de ambtenaar is uitgebracht na een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 18, van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 50 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Onze Minister:

Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

OVW periodieken:

Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden periodieken, welke kunnen worden toegewezen op grond van artikel 9a;

OVW punten:

Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden punten, zoals die met toepassing van het functiewaarderingssysteem zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden vastgesteld;

passende arbeid:

alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

pensioengevend inkomen:

het pensioengevend inkomen, bedoeld in hoofdstuk 7.1.1 van het Pensioenreglement vermeerderd met de toelagen genoemd in de artikelen 12b, 12c en 12d;

Pensioenreglement:

het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

salaris:

het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de ambtenaar is vastgesteld aan de hand van één van de bijlagen van dit besluit, inclusief de op grond van artikel 9a toegekende periodieken;

salarisnummer:

een aanduiding, bestaande uit een getal, die in een salarisschaal bij een salaris is vermeld;

salarisschaal:

een als zodanig in één van de bijlagen van dit besluit vermelde reeks van genummerde salarissen;

salaris per uur:

1/157 deel van het salaris bij een volledige betrekking;

Stichting Pensioenfonds ABP:

de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

theoretisch opleidingsdeel:

de periode of perioden waarin de aspirant of de ambtenaar in opleiding aan een opleidingsinstituut in het kader van een krachtens artikel 2c, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie aangewezen politieopleiding onderwijs volgt;

toelagen:

alle toelagen waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat;

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

vakantiewerker:

degene die ten tijde van onderbreking van zijn opleiding wegens vakantie voor een periode van ten hoogste acht weken is aangesteld voor het verrichten van ondersteunende werkzaamheden;

uitkeringen:

alle uitkeringen waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat;

vergoedingen:

alle vergoedingen waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat;

volledige betrekking:

een betrekking die een arbeidstijd van gemiddeld 36 uur per week omvat;

WIA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

WIA-uitkering:

een uitkering op grond van de WIA;

zijn arbeid:

hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge artikel 19 van de Ziektewet;

ZW:

de Ziektewet;

ZW-uitkering:

ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet.

B

In artikel 27, tiende lid, wordt «levensfase-uren bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel rr, van het Besluit algemene rechtspositie politie» vervangen door «levensfase-uren, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

C

In artikel 27a, eerste lid, wordt «levensfase-uren, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel rr, van het Besluit algemene rechtspositie politie» vervangen door «levensfase-uren, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

D

In artikel 29b, eerste lid, wordt «ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i,» vervangen door «de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid,».

E

In artikel 38, tweede lid, onderdeel b, wordt «is veroorzaakt door een dienstongeval of beroepsziekte» vervangen door «beroepsgerelateerd is».

F

Artikel 38b, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De ambtenaar die ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, wegens ziekte die op het moment van de melding van gezondheidsklachten, bedoeld in artikel 53a, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, in overwegende mate beroepsgerelateerd is, heeft recht op een aanvullende uitkering nadat de doorbetaling van bezoldiging, bedoeld in artikel 38, eerste of vierde lid, is geëindigd.

G

In artikel 39, negende lid, wordt «is veroorzaakt door een dienstongeval of een beroepsziekte» vervangen door «in overwegende mate beroepsgerelateerd is op het moment van de melding van gezondheidsklachten, bedoeld in artikel 53a, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

H

Artikel 39b, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De gewezen ambtenaar die ongeschikt is zijn arbeid te verrichten wegens ziekte die op het moment van de melding van gezondheidsklachten, bedoeld in artikel 53a, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, in overwegende mate beroepsgerelateerd is, heeft recht op een aanvullende uitkering nadat het tijdvak dan wel de doorbetaling van bezoldiging, bedoeld in artikel 38, eerste of vierde lid, is verstreken dan wel geëindigd.

I

In artikel 45a, eerste lid, onderdeel a, wordt «de tegemoetkoming of de vergoeding, bedoeld in de artikelen 53 en 54 van het Besluit algemene rechtspositie politie» vervangen door «de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 53 van het Besluit algemene rechtspositie politie, of de vergoeding van de schadepost, bedoeld in de artikelen 53b, eerste lid, onder a, en 53e, eerste lid, onder b, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

J

Artikel 46b vervalt.

ARTIKEL III

In artikel 45a, tweede lid van het Besluit beheer politie vervalt «onder ii,».

ARTIKEL IV

Het Besluit bewapening en uitrusting politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. aspirant:

de aspirant en vrijwilliger-aspirant, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

B

In de artikelen 4 en 5 vervalt telkens «onderdeel gg,».

ARTIKEL V

Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie komt te luiden:

a. bevoegd gezag:

het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

ARTIKEL VI

In artikel 11, derde lid, van het Besluit financieel beheer politie vervalt «onder rr,».

ARTIKEL VII

Artikel 1, onderdeel f, van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 komt te luiden:

f. ambtenaar:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

ARTIKEL VIII

In artikel 4:3, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit politiegegevens wordt «het bevoegde gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit algemene rechtspositie politie» vervangen door «het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie».

ARTIKEL IX

In artikel 5, eerste lid, van het Besluit rangen politie vervalt «onderdeel vv,».

ARTIKEL X

Het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

ambtenaar:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van dat besluit;

ambtenaar in opleiding:

de ambtenaar in opleiding, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

aspirant:

de aspirant, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

bevoegd gezag:

het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Onze Minister:

Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

plaats van tewerkstelling:

de plaats van tewerkstelling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie.

B

In artikel 38a vervalt «onderdeel ss,».

ARTIKEL XI

In artikel 1, onderdeel b, van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie wordt «artikel 1, onder b, van het Besluit bezoldiging politie» vervangen door «artikel 1, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie».

ARTIKEL XII

In artikel 37, onderdeel b, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie vervalt «onderdeel vv,».

ARTIKEL XIII

In artikel 1 van het Instellingsbesluit Commissie van Advies Restschade Afwikkeling Politie komt de begripsomschrijving ambtenaar te luiden:

ambtenaar:
  • a. de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

  • b. de gewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

ARTIKEL XIV

Onze Minister van Justitie en Veiligheid doet binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.

ARTIKEL XV

  • 1. De met dit besluit gewijzigde artikelen van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie zijn van toepassing op ambtenaren en gewezen ambtenaren met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten die na inwerkingtreding van dit besluit voor het eerst leiden tot schade of verzuim, bedoeld in artikel 53a, eerste lid.

  • 2. De artikelen die in dit besluit worden gewijzigd blijven gelden zoals zij luidden op de dag vóór inwerkingtreding van dit besluit, voor de ambtenaar dan wel gewezen ambtenaar:

    • a. voor wie vóór inwerkingtreding van dit besluit door het bevoegd gezag is besloten of er sprake is van een beroepsziekte of dienstongeval op grond van artikel 1, onderdelen y of z, van het Besluit algemene rechtspositie politie, zoals dit luidde op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit;

    • b. die gezondheidsklachten heeft met het vermoeden dat deze beroepsgerelateerd zijn en hebben geleid tot verzuim of schade vóór inwerkingtreding van dit besluit.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, zijn de met dit besluit gewijzigde artikelen van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie van toepassing op ambtenaren en gewezen ambtenaren:

    • a. voor wie na inwerkingtreding van dit besluit zou kunnen worden besloten dat voor hen op grond van artikel 1, onderdelen y of z, van het Besluit algemene rechtspositie politie, zoals dit luidde op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit, sprake zou zijn van een beroepsziekte of dienstongeval; en

    • b. die binnen een termijn van twee jaar na inwerkingtreding van dit besluit, schriftelijk kenbaar hebben gemaakt voor toepassing van de gewijzigde artikelen te kiezen.

  • 4. Voor degene, bedoeld in artikel 46b, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie, die op de dag voor inwerkingtreding van dit besluit een uitkering geniet op grond van dat artikel, blijft het artikel gelden zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL XVI

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2025.

ARTIKEL XVII

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beroepsgerelateerde gezondheidsklachten politie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 november 2024

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

Uitgegeven de zevende november 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot herziening van het stelsel van omgang met beroepsziekten, dienstongevallen en beroepsincidenten binnen de politie. Uit gesprekken tussen de minister van Justitie en Veiligheid en de Tweede Kamer, de Korpsleiding, (oud-) medewerkers van de politie, politievakorganisaties en de Centrale Ondernemingsraad alsmede een evaluatie is gebleken dat het huidige stelsel in veel gevallen niet op de beoogde wijze heeft weten bij te dragen aan het herstel van politiemedewerkers. De evaluatie heeft naar voren gebracht dat het stelsel vooral was gericht op de formele erkenning van het dienstongeval, de beroepsziekte of het beroepsincident, het vaststellen van aanspraken van de betrokken medewerker en de procedures die daarmee samenhangen. De focus was minder gericht op zorg en ondersteuning. Medewerkers hebben aangegeven hierdoor de aandacht en de morele steun van de werkgever te missen. Er is aldus een kloof gesignaleerd tussen wat politiemedewerkers van hun werkgever verwachtten en wat hun werkgever kon leveren. In een tweetal Kamerbrieven heeft de minister de contouren van een verbeterd en toekomstbestendig stelsel geschetst om de geconstateerde knelpunten weg te nemen.1 Er is besloten over te gaan tot een algehele herziening en dientengevolge de invoering van een nieuw stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten.

Voor de wettelijke verankering van het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten zijn voornamelijk het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) en het Besluit bezoldiging politie (hierna: Bbp) gewijzigd.

Een nadere toelichting op de doorgevoerde wijzigingen is opgenomen in de artikelsgewijze toelichting.

2. Het nieuwe stelsel: vormgeving en inhoud

De beleving en behoeften van de politiemedewerkers staan in het nieuwe stelsel naast vereenvoudiging centraal. Deze zijn uitgewerkt aan de hand van zes belevingsfases die aansluiten bij de situatie waarin de medewerker zich bevindt: (1) «ik ben aan het werk», (2) «ik heb een incident meegemaakt», (3) «ik heb klachten», (4) «ik ben uitgevallen», (5) «ik re-integreer», (6) «ik ben niet of niet volledig belastbaar voor het werk bij de politie en ik heb (blijvende) schade of ik ben weer aan het werk en ik heb (blijvende) schade». Per belevingsfase is in kaart gebracht wat de medewerker en, indien nodig, partner en inwonende gezinsleden nodig hebben op het gebied van informatievoorziening, aandacht, zorg en ondersteuning om optimaal te herstellen en te re-integreren en welke aanspraken op dat moment bijdragen aan het proces.

De zes belevingsfases zijn verdeeld over drie stadia: (1) het preventief stadium; (2) het herstel en re-integratiestadium; en (3) het afrondende stadium. Aanvullend op de vraag wat de medewerker nodig heeft aan informatie, aandacht, zorg en ondersteuning is bekeken hoe vanuit de verantwoordelijkheid van de werkgever het juridisch kader per belevingsfase met voorzieningen kan bijdragen aan herstel en re-integratie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen a. de voorzieningen die ondersteunend zijn aan het herstel/re-integratie en b. de afwikkeling van materiele en immateriële schade, die resteert. Hieronder wordt dit per stadium nader toegelicht.

2.1. Preventief stadium: «ik ben aan het werk», «ik heb een incident meegemaakt»

Het preventief stadium bestaat uit twee belevingsfases: «ik ben aan het werk» en «ik heb een incident meegemaakt». Hoewel er in deze belevingsfases nog geen sprake hoeft te zijn van gezondheidsklachten, zijn deze fases wel relevant voor het (zoveel mogelijk) voorkomen van gezondheidsklachten. In dit stadium richt het stelsel zich op het verschaffen van informatie, aandacht en ondersteuning om bewustwording te stimuleren, weerbaarheid te vergroten en uitval te voorkomen. Financiële aanspraken zijn in dit stadium in principe niet aan de orde. Er zijn immers geen klachten waaraan die aanspraken kunnen worden gerelateerd.

2.2. Herstel- en re-integratiestadium: «ik heb klachten», «ik ben uitgevallen», «ik re-integreer»

Het herstel en re-integratiestadium bestaat uit drie belevingsfases: «ik heb klachten», «ik ben uitgevallen», en «ik re-integreer». In dit stadium legt het stelsel de nadruk op herstel en re-integratie binnen de politieorganisatie. Op het moment dat een medewerker bij zichzelf klachten ervaart kan diegene informatie of hulp zoeken bij een huisarts, de leidinggevende, via intranet of via de interne zorglijn VGW (Veilig en Gezond Werken, oftewel de bedrijfsarts, de eenheidspsycholoog, de bedrijfsmaatschappelijk werker en/of de geestelijk verzorger). De ondersteuningsbehoefte kan dan in kaart worden gebracht. Op het moment dat de klachten leiden tot schade of verzuim kan de medewerker een melding «beroepsgerelateerde gezondheidsklachten» doen met het doel de schade die deze klachten veroorzaken vergoed te krijgen. Dit betreft een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

In dit stadium worden, op basis van vertrouwen, beroepsgerelateerde gezondheidsklachten aannemelijk geacht. Onder beroepsgerelateerde gezondheidsklachten worden gezondheidsklachten verstaan die (gedeeltelijk) zijn veroorzaakt door werkzaamheden en omstandigheden die direct samenhangen met het «beroep», oftewel de functie van de medewerker. Een nadere toelichting op de begrippen «beroepsgerelateerd» en «beroepsgerelateerde gezondheidsklachten» is opgenomen in de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel A. Hierdoor zijn de voorzieningen – de zorg en aanspraken die bijdragen aan het herstel – direct toegankelijk voor iedere medewerker. De bewijsdruk bij de medewerker is komen te vervallen. Medewerkers krijgen direct na de melding een ontvangstbevestiging waarin wordt aangegeven dat de medewerker passende zorg krijgt aangereikt en aanspraak maakt op vergoeding van schade. Hierbij gaat het om de volgende schadeposten:

  • de kosten van gezondheidskundige behandeling en verzorging;

  • vergoeding voor huishoudelijke hulp en extra kinderopvang;

  • vergoeding voor verlies aan zelfwerkzaamheid;

  • smartengeld.

Naast deze schadeposten wordt voorzien in doorbetaling van bezoldiging op grond van het Bbp.

Er is vooralsnog sprake van tijdelijke aanspraak op vergoeding van de vorengenoemde schadeposten. De feitelijke informatie in de melding moet immers direct na de ontvangst nog worden geverifieerd en beoordeeld in het licht van de basisvoorwaarden die aan beroepsgerelateerdheid zijn gesteld. De aanspraak geldt daarom in eerste instantie tot het moment waarop het bevoegd gezag een besluit neemt over de beroepsgerelateerdheid van de gezondheidsklachten. Tot die tijd is de aanname dat er sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten voldoende voor de aanspraak; er vindt dus ook geen terugvordering plaats op het moment dat de gezondheidsklachten in het geheel niet beroepsgerelateerd blijken te zijn. Er kan dan nog wel sprake zijn van een overgangsregeling; zie ook de artikelsgewijze toelichting bij het nieuwe artikel 53a, zesde lid, van het Barp.

De in de melding aangeleverde feitelijke informatie wordt beoordeeld langs de volgende drie elementen:

  • 1. is er sprake van werk2?

  • 2. is er sprake van een vorm van eigen schuld? Dit wordt alleen aangenomen als er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid en dus niet als de medewerker onvoorzichtig heeft gehandeld.

  • 3. is er sprake van enige mate (dat wil zeggen 1% of meer) van beroepsgerelateerdheid?

Voor alle drie de elementen wordt de aanwezigheid van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in de melding van de medewerker op voorhand aannemelijk geacht. Dat uit zich in het feit dat de medewerker niet gevraagd wordt om hiervoor bewijs aan te leveren. Mocht de werkgever van mening zijn dat er geen sprake is van ten minste enige mate van beroepsgerelateerdheid, is het aan de werkgever om dat deugdelijk te motiveren. Hiermee wordt vertrouwen in de medewerker uitgestraald en wordt de medewerker zo min mogelijk belast, zonder de waarde van een correcte zorgvuldige beoordeling te verliezen. Bij deze lichte vorm van beoordeling wordt niet meer getoetst op de aanwezigheid van een verhoogd risico op een ongeval met de bijbehorende gezondheidsklachten, hetgeen onder het huidige stelsel bij dienstongevallen wel gebruikelijk is. Ook wordt niet meer getoetst op buitensporigheid, zoals onder het huidige stelsel bij beroepsziekten van psychische aard in voorkomende gevallen plaatsvindt. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van een gevaarzettende situatie3 waaraan niet onttrokken kon worden; ook deze toets vindt niet meer plaats.

Ook nieuw ten opzichte van het oude stelsel is dat er voor lichamelijke gezondheidsklachten, alsmede voor gezondheidsklachten van psychische aard er ook sprake kan zijn van beroepsgerelateerdheid als de gezondheidsklachten niet medisch objectiveerbaar zijn of niet op medisch substraat berusten. Dat geldt zowel bij de beoordeling van de enige mate van beroepsgerelateerdheid van de gezondheidsklachten als de beoordeling van de overwegende mate ervan (zie hiervoor paragraaf 2.3). Aangezien de aanspraken die samenhangen met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten invulling geven aan rechtspositionele verantwoordelijkheid vanuit goed werkgeverschap en niet ziet op wettelijke aansprakelijkheid, wordt er ook niet getoetst op eventuele schending van de zorgplicht als werkgever.

Indien er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar of de gezondheidsklachten zijn is uitsluitend veroorzaakt door arbeidsconflicten of pestgedrag is er volgens de definitie geen sprake zijn van beroepsgerelateerdheid. Dit wordt in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht.

In principe kan binnen acht weken4 na ontvangst van de melding een besluit over de beroepsgerelateerdheid van de klachten worden afgegeven. Mocht het bevoegd gezag tot het besluit komen dat er niet ten minste sprake is van enige mate van beroepsgerelateerdheid van de gezondheidsklachten worden de voorzieningen (voor zover al aan de orde) stopgezet. Als betrokkene het niet eens is met het voorgenomen besluit dat er geen sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in enige mate bestaat de mogelijkheid tot het inwinnen van extern advies op medisch gebied. Als het besluit definitief genomen is, staat tegen het besluit voorts bezwaar en (hoger) beroep open.

Voor berekening van de hoogte van de schade vindt, analoog aan de werkwijze in het civiele recht, in eerste instantie toerekening van de schade plaats en vervolgens, na vaststelling van de uitgangspunten voor de schadebegroting, de (rekenkundige) bepaling van de hoogte van de schade. Dit wordt bij ministeriële regeling verder uitgewerkt.

De uiteindelijke hoogte van de schadevergoeding is afhankelijk van het soort schadepost. Doorbetaling van bezoldiging vindt plaats via het reguliere systeem dat is opgenomen in hoofdstuk 10 van het Bbp. De medische kosten worden vergoed op declaratiebasis. Voor bepaling van de hoogte van de vergoedingen voor huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de richtlijnen die de Letselschaderaad hiertoe heeft ontwikkeld. Dit betreft een zogenaamde abstracte berekening op basis van objectieve criteria. Dat geldt in deze fase ook voor de aanspraak op smartengeld; in de ministeriële regeling worden hiertoe eenvoudig toe te passen objectieve criteria opgenomen.

Naast het ontzorgen van de ambtenaar door de aanspraak op schadevergoeding, ontstaat in dit stadium ook al ontslagbescherming voor de ambtenaar. Hiermee wordt aan één van de belangrijkste behoeften voor de zieke ambtenaar voldaan: baanzekerheid.

2.3. Afrondend stadium: «ik ben niet of niet volledig belastbaar voor het werk bij de politie en ik heb (blijvende) schade of ik ben weer aan het werk en ik heb (blijvende) schade»

Het afrondend stadium bestaat uit de belevingsfase: «ik ben niet of niet volledig belastbaar voor het werk bij de politie en ik heb (blijvende) schade of ik ben weer aan het werk en ik heb (blijvende) schade». In dit stadium staat de vergoeding van resterende schade centraal. De werkgever neemt de gehele of gedeeltelijke verantwoordelijkheid voor deze schade op zich, waarmee aanspraak kan ontstaan op vergoeding van materiële en immateriële schade (smartengeld).

Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, komt de medewerker in aanmerking voor volledige schadevergoeding langs de lijnen van het civiele recht, met in ieder geval de volgende materiële schadeposten:

  • de schadeposten uit het herstel- en re-integratiestadium;

  • verlies aan verdienvermogen, waaronder carrièreschade, pensioenschade en studievertragingsschade;

  • zorgschade.

Naast materiële schadevergoeding bestaat in het afrondend stadium aanspraak op de vergoeding van immateriële schade (smartengeld). Ten slotte kunnen ook niet genoemde schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de bepaling van de hoogte van deze schadevergoeding wordt daar waar mogelijk aangesloten bij wat in het civiele recht en de civiele praktijk op dat gebied gebruikelijk is. De schadeposten en de berekening van de hoogte van de schadevergoeding wordt bij ministeriële regeling verder uitgewerkt.

Voorwaarde voor de volledige vergoeding van resterende schade is dat de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in overwegende mate (dat wil zeggen 51% of meer) verband houden met de uitoefening van het beroep. Er is dan sprake van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in overwegende mate. In dat geval neemt de werkgever volledige rechtspositionele verantwoordelijkheid. Dat uit zich in de veronderstelling dat bij beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in overwegende mate de gezondheidsklachten als volledig beroepsgerelateerd worden aangemerkt en er hiervoor dus ook volledige verantwoordelijkheid wordt genomen. Bij de beoordeling van het feit of de klachten in overwegende mate verband houden met de uitoefening van het beroep worden de in het recht gebruikelijke leerstukken van pre-existentie en meervoudige causaliteit betrokken. Bij pre-existentie heeft de betrokkene al voor de schadeveroorzakende gebeurtenis vergelijkbare gezondheidsklachten en moet worden uitgezocht in hoeverre de klachten van na de schadeveroorzakende gebeurtenis samenhangen met de uitoefening van het beroep. Bij meervoudige causaliteit zijn er verschillende oorzaken aan te wijzen voor de gezondheidsklachten (daar kunnen ook privéomstandigheden bij zitten), zonder dat precies kan worden vastgesteld of deze oorzaken hebben bijgedragen aan de gezondheidsklachten. Predispositie (een bepaalde latente kwetsbaarheid waardoor de betrokkene eerder vatbaar is voor bepaalde gezondheidsklachten, maar deze klachten nog niet heeft) wordt niet betrokken bij de beoordeling van de overwegende mate van beroepsgerelateerdheid. Dit leerstuk kan wel van invloed zijn op de (looptijd van de) schadeberekening.

Bij de beoordeling van de overwegende mate van de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten wordt, net als bij de beoordeling van de enige mate van de gezondheidsklachten, niet meer getoetst op de aanwezigheid van een verhoogd risico op een ongeval met de bijbehorende gezondheidsklachten, op buitensporigheid bij gezondheidsklachten van psychische aard, of op een gevaarzettende situatie. Dit betreft namelijk de oude toetsingscriteria, mede voortkomend uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, behorende bij de uit het Barp geschrapte definities van beroepsziekte, dienstongeval en beroepsincident. Deze toetsingscriteria en de bijbehorende jurisprudentie zijn niet meer van toepassing op de beoordeling van beroepsgerelateerdheid in enige mate en in overwegende mate in dit nieuwe stelsel. Ook op schending van de zorgplicht als werkgever wordt niet getoetst, omdat het stelsel niet ziet op wettelijke aansprakelijkheid.

Indien in overwegende mate sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten ontstaat aanspraak op resterende schadevergoeding. Daarnaast is er, net als in het huidige stelsel, in dat geval ook sprake van het doorbetalen van bezoldiging en geldt ontslagbescherming voor de ambtenaar.

De beoordeling van beroepsgerelateerdheid in overwegende mate vindt plaats als de medische eindsituatie is bereikt of er vijf jaren zijn verstreken na het melden van de beroepsgerelateerde klachten.

Er is sprake van een medische eindsituatie als op objectief medische wijze is vastgesteld dat er in de toekomst geen belangrijke verbetering of verslechtering in de medische toestand van de ambtenaar te verwachten is. Of sprake is van een medische eindsituatie wordt beoordeeld op verzoek van de desbetreffende ambtenaar of uiterlijk drie jaar na het doen van de melding van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Deze termijn kan door het bevoegd gezag met twee jaar worden verlengd indien de medische eindsituatie nog niet kan worden vastgesteld. Als na vijf jaar de medische eindsituatie nog niet is bereikt wordt de omvang van de schadevergoeding bepaald naar de stand van zaken en verwachtingen voor de toekomst van dat moment.

Indien er geen sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in overwegende mate, maar nog wel van beroepsgerelateerdheid in enige mate, wordt door de werkgever gedeeltelijke rechtspositionele verantwoordelijkheid genomen. In dat geval wordt de volledige schade in kaart gebracht vanuit de fictieve situatie dat de gezondheidsklachten in overwegende mate beroepsgerelateerd zijn. Vervolgens worden de schadeposten naar rato van de beroepsgerelateerdheid toegerekend aan de werkgever. Hierbij wordt gestreefd naar een eenvoudige uitvoering van de schadeafwikkeling aan de hand van «brackets» en daarbij horende percentages. De beroepsgerelateerdheid hoeft op die manier niet tot op het percentage nauwkeurig te worden uitgerekend. Percentages beroepsgerelateerdheid die in een bepaalde bandbreedte vallen leiden dan tot één en hetzelfde percentage aan schadevergoeding. Dit wordt in een ministeriële regeling verder uitgewerkt.

Vergoeding van de schadeposten uit het afrondende stadium komt pas aan de orde op het moment dat de medische eindsituatie is bereikt. Dit is nodig om zo goed mogelijk de omvang van deze schade te kunnen bepalen.

Ook in dit afrondende stadium bestaat de mogelijkheid tot het inwinnen van extern advies.

Indien zich na de melding van gezondheidsklachten nieuwe gezondheidsklachten voordoen, wordt de procedure ten aanzien van die klachten zoveel mogelijk geïntegreerd doorlopen, resulterend in een schadevergoeding die ziet op zowel de eerder gemelde als de nieuwe gezondheidsklachten. Als de klachten onvoldoende met elkaar samenhangen worden de nieuwe gezondheidsklachten wel apart aan de toetsing op beroepsgerelateerdheid in enige mate dan wel in overwegende mate onderworpen.

3. Zorglijn

Alle meldingen beroepsgerelateerde gezondheidsklachten worden gedeeld met de bedrijfsarts of een andere BIG5-geregistreerde medisch deskundige onder verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts. Op basis van de melding beroepsgerelateerde gezondheidsklachten wordt de medewerker in principe en zo mogelijk binnen een week opgeroepen voor het spreekuur met als doel:

  • zorg indiceren (ook preventief, ofwel als de ambtenaar niet (gedeeltelijk) is uitgevallen);

  • het adviseren van de medewerker en leidinggevende over re-integratie;

  • het verwijzen naar specialistische hulp, indien nodig;

  • het opbouwen van het medisch dossier. Dit is belangrijk voor het vervolg ook als er op dat moment (nog) niet wordt verzuimd.

De bedrijfsarts/medisch deskundige bepaalt bij ontvangst van de melding in samenspraak de route van de melding. Indien sprake is van verzuim, zal de medewerker altijd bij de bedrijfsarts uitgenodigd worden. Mogelijk is de desbetreffende medewerker reeds in beeld bij de bedrijfsarts en zal gekeken worden naar wat (eventueel) aanvullend nodig is. Indien geen sprake is van verzuim en de gezondheidsklachten van psychische aard zijn, kan de betrokken medewerker direct verwezen worden naar de eenheidspsycholoog. De eenheidspsycholoog heeft de bevoegdheid door te verwijzen naar specialistische hulp indien geïndiceerd.

De bedrijfsarts/medisch deskundige (of eenheidspsycholoog) komt vroeg in het proces in beeld. Hoe eerder een adequate behandeling start, des te sneller het herstel. De aard en ernst van de gezondheidsklachten worden hierbij meegewogen. De bedrijfsarts maakt, mits dit ook toepasbaar is, gebruik van het 6-stappenmodel van het Nederlands Centrum Voor Beroepsziekten (NCvB) om te concluderen of er sprake is van een beroepsziekte in de zin van de arbo-wetgeving (die wettelijk verplicht gemeld moeten worden). Een formele beroepsziekte in het kader van de arbo-wetgeving betekent niet automatisch dat sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in de zin van dit stelsel. Omgekeerd staat de afwezigheid van een classificatie als formele beroepsziekte in het kader van de arbo-wetgeving in principe niet in de weg om wel te kunnen komen tot «beroepsgerelateerdheid» in dit stelsel; dit betreft een andere toets.

De bedrijfsarts en eenheidspsycholoog kunnen zo nodig doorverwijzen naar specialistische zorg waar zorg geboden wordt door (of onder regie van) een specialist met een BIG-registratie. Het korps streeft ernaar de betrokken medewerker snel, kosteloos voor de medewerker en met hoogwaardige kwaliteit te laten diagnosticeren, zodat een adequate behandeling van gezondheidsklachten zo snel mogelijk gestart kan worden. Wenselijk is daarom dat iedereen uiteindelijk op consult bij de bedrijfsarts komt. Als sprake is van een psychische aandoening kan de ambtenaar direct op gesprek bij de eenheidspsycholoog. De bedrijfsarts kan tevens de eenheidspsycholoog raadplegen en afhankelijk daarvan voor een diagnose doorverwijzen naar een specialistische instelling waarbij het de voorkeur heeft dat dit een instelling betreft uit de zorglijn politie. De medewerker mag ook voor een andere diagnosesteller en behandelaar kiezen.

Bij gebruikmaking van een door de werkgever geadviseerde specialistische instelling kan naar verwachting snel kwalitatief hoogwaardige en passende diagnostiek en behandeling aangeboden worden omdat hier met die partijen afspraken over zijn gemaakt.

4. Uitvoeringsaspecten

Het nieuwe stelsel is tot stand gekomen in nauw overleg tussen het ministerie, de politie, de politievakorganisaties en de centrale ondernemingsraad van de politie. Vanuit de politie keken zowel de directie HRM als het politiedienstencentrum mee op het stelsel en zijn de teksten in onderlinge afstemming tot stand gekomen. Om die reden is een aparte uitvoeringstoets door de politie en internetconsultatie van dit besluit niet nodig geacht.

Aanleiding voor het herontwerp was, zoals gezegd, onder meer de evaluatie van het oude stelsel, waaruit onder meer bleek dat het stelsel niet voldoende focus had op de zorg voor en herstel van medewerkers op het moment dat uitoefening van het beroep letsel had veroorzaakt. De nadruk lag op de juridische afhandeling, die ingewikkeld was (verschillende aanspraken via verschillende wegen) en in veel gevallen leidde tot juridische procedures. Daar was veel tijd en geld mee gemoeid, die ten goede hadden kunnen en moeten komen aan (psychisch) herstel van medewerkers.

In het nieuwe stelsel vindt uiteraard nog steeds toetsing van relevante feiten plaats, maar is in de eerste fase van de gezondheidsklachten zoveel mogelijk getracht de medewerker te ontlasten. De focus is zogezegd verlegd naar het op voorhand vertrouwen van medewerkers en op het zo snel mogelijk aanbieden van zorg.

Het nieuwe stelsel focust daarnaast op herstel en re-integratie. Belangrijke doelstelling is dat in beginsel iedereen die gezondheidsklachten ervaart die beroepsgerelateerd zijn bij de politie werkzaam blijft. Alleen in die gevallen waarin er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid of waarin werken bij de politie structureel herstel in de weg zit kan dat anders zijn.

Voorzieningen zijn al snel beschikbaar. Zodra een melding is gedaan kunnen schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen. Het betreft hier vergoeding van schadeposten waarvan slechts een deel ook onder de oude rechtspositie werd vergoed. De vergoeding voor huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid was in het oude stelsel slechts aan de orde nadat de werkgever via een juridische procedure aansprakelijk was gesteld. Omdat daarnaast de drempel om in aanmerking te komen voor financiële voorzieningen bijzonder laag is zal beroepsgerelateerdheid in enige mate vervolgens snel kunnen worden getoetst. Op deze manier is het stelsel van aanspraken maximaal ondersteunend aan herstel en re-integratie van medewerkers.

Om juridische conflicten en procedures zoveel mogelijk te voorkomen is in het nieuwe stelsel onder meer dus de drempel tot toegang op voorzieningen verlaagd, is duidelijk uitgeschreven hoe besluitvorming tot stand komt en heeft de medewerker verschillende mogelijkheden om zijn casus voor het voetlicht te brengen. Voorstellen en voorgenomen besluiten van de werkgever kunnen van onafhankelijk advies worden voorzien op medisch, arbeidskundig en rekenkundig gebied. Hierdoor zal het in aanzienlijk minder gevallen voorkomen dat een medewerker genoodzaakt is een procedure te starten.

5. Doenvermogentoets

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft in 2017 het rapport Weten is nog geen doen: Een realistisch perspectief op redzaamheid gepubliceerd met de aanbeveling om bij voorgenomen beleid en regelgeving vooraf te toetsen of de regeling «doenlijk» is voor burgers.6 In reactie hierop wordt sindsdien bij het maken van beleid en regelgeving meer aandacht besteed aan het doenvermogen van de burger. De kernvraag bij deze zogenoemde doenvermogentoets luidt: wordt bij de regeling uitgegaan van een realistische inschatting van het vermogen van burgers om acties te ondernemen die de wet biedt of verlangt en zijn er passende maatregelen getroffen (zoals beperken van keuzeaanbod en complexiteit) zodat burgers de regeling eenvoudig kunnen toepassen?

Bij het ontwerp van het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten is door de werkgever nadrukkelijk rekening gehouden met het doenvermogen van politieambtenaren die te maken krijgen met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Over het geheel genomen geldt voor het nieuwe stelsel dat de acties die politiemedewerkers moeten ondernemen en de keuzes die zij moeten maken om er gebruik van te maken is beperkt ten opzichte van het oude stelsel. Zo zijn de verschillende systemen, die voor verschillende soorten meldingen nodig waren in het oude stelsel, vervangen door één melding «beroepsgerelateerde gezondheidsklachten», die op een simpele manier kan worden gedaan via een tegel in Youforce, het HR-systeem van de politie. Bij het invullen wordt in heldere taal aangegeven wat onder «beroepsgerelateerde gezondheidsklachten» moet worden verstaan. Aan de melder wordt slechts een aantal feitelijke vragen gesteld. Per type gezondheidsklachten krijgt de melder slechts de vragen die nodig zijn voor de afhandeling van dat type klachten. Mocht een medewerker vragen hebben over hoe het formulier in te vullen, dan kan hij bij een helpdesk terecht. Bovendien wordt aan de melder zo nodig een casemanager gekoppeld bij hij gedurende de hele afhandeling van de melding, inclusief de schadeafwikkeling die daarop volgt, terecht kan.

Mochten er geschillen ontstaan over het besluit of de besluiten die door de werkgever worden genomen kan een medewerker zich in voorkomende gevallen laten bijstaan door een beroepsmatige belangenbehartiger. De kosten van deze beroepsmatig verleende juridische bijstand worden tegemoetgekomen of vergoed door de werkgever. Ook bestaat de mogelijkheid tot het inwinnen van extern advies op medisch, arbeidskundig of rekenkundig gebied, waartoe door partijen (werkgever én vakorganisaties) een lijst wordt ingericht.

6. Financiële gevolgen

De politie wordt door autonome ontwikkelingen, door afspraken over afdoening van lopende restschadedossiers en door invoering van het onderhavige nieuwe stelsel geconfronteerd met hogere kosten dan begroot. Deze meerlasten zullen primair worden ingepast in de politiebegroting. Dit heeft gevolgen voor de capaciteit van de politie.

In aansluiting op een nieuwe bestuurscultuur is er in de rechtspraak en het aansprakelijkheidsrecht sprake van meer aandacht voor het uiteindelijke effect van besluiten op de medewerker en de menselijke maat hierin. Dit leidt er onder meer toe dat de politie als werkgever sneller aansprakelijk wordt geacht en dat er voor politiewerk geen hogere drempel meer wordt gelegd. Het nieuwe stelsel sluit hierop aan en geeft vanuit goed werkgeverschap eerder een rechtspositionele aanspraak dan het huidige stelsel. De aanspraak is ook ruimer en geldt voor meer situaties. Omdat de overtuiging dat het anders moet al langer bestaat en de uitwerking van het stelsel veel tijd kost is vooruitlopend op dit stelsel de afspraak gemaakt dat de politie voor lopende restschadedossiers ook de ruimere aanspraak hanteert. Dit bij elkaar leidt tot hogere kosten dan begroot.

In het kader van het Coalitieakkoord zijn extra middelen toegevoegd aan de politiebegroting. Hiervan is een bedrag van € 27 mln. structureel bestemd voor de meerlasten op het gebied van PTSS en bijzondere zorg. Dit bedrag is niet toereikend om de totale meerlasten te dekken. Geraamd wordt dat de totale programmalasten door de geschetste ontwikkelingen ten opzichte van het in de politiebegroting opgenomen budget van € 31,5 mln. stijgen met € 50,8 mln. Daarnaast is sprake van een uitbreiding van de benodigde formatie voor de uitvoering van de bijzondere zorg; de kosten hiervan bedragen € 7 mln.

De uiteindelijke effecten van het nieuwe stelsel vanwege met name de sneller toegankelijke en betere zorg en de aandacht voor herstel en re-integratie hebben tijd nodig om zich te verwerkelijken. Primair zullen aantallen en kosten echter mogelijk toenemen. Dit geheel zal goed worden gemonitord. Daarbij zal aandacht zijn voor onverhoopt verdergaande stijging van lasten dan nu voorzien. De meerlasten zullen worden ingepast in de politiebegroting. Dit kan niet zonder consequenties en heeft gevolgen voor de capaciteit van de politie. Na drie jaar zal een tussenevaluatie plaatshebben om te beoordelen of een aanpassing van regelgeving en/of uitvoering nodig is. Na vijf jaar volgt een volledige evaluatie.

7. Gevolgen voor de regeldruk

Regeldrukeffecten zijn de investeringen en inspanningen die bedrijven, burgers of professionals moeten verrichten om zich aan wet- en regelgeving van de rijksoverheid te houden. In het onderhavige geval gaat het om politieprofessionals, meer in het bijzonder politieambtenaren die gezondheidsklachten ervaren. Te meer omdat dit een relatief kwetsbare groep betreft is geprobeerd te regeldruk voor deze ambtenaren zo beperkt mogelijk te houden. Zo zijn de aanvragen die de ambtenaar moet doen in het kader van het nieuwe stelsel zo laagdrempelig mogelijk ingericht en wordt de ambtenaar daarbij zo min mogelijk belast. Er wordt gebruik gemaakt van een zo eenvoudig mogelijk vormgegeven formulier.

De procedures in het huidige stelsel, verschillend vanwege het onderscheid tussen een dienstongeval, een beroepsziekte en een beroepsincident, zijn teruggebracht tot één procedure. Hierdoor wordt een administratieve lastenvermindering bewerkstelligd. Buitensporige of gevaarzettende omstandigheden hoeven niet meer door de ambtenaar te worden aangetoond. Ook daardoor verminderen de administratieve lasten. Zie voor een meer gedetailleerde beschrijving van het nieuwe stelsel en het doenvermogen van politieambtenaren ook paragraaf 2.2, 2.3 en paragraaf 5 van deze toelichting.

8. Evaluatie

De werking en effecten van het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten zullen structureel en periodiek worden gemonitord en geëvalueerd. Monitoring wordt een onderdeel van de reguliere planning- en controlcyclus van de politie.

Om goed te kunnen evalueren zal voorafgaand aan inwerkingtreding van het stelsel een nulmeting worden uitgevoerd. Eén jaar na inwerkingtreding van het nieuwe stelsel wordt een invoeringstoets gedaan. Daarbij zal worden getoetst of het stelsel is geïmplementeerd zoals afgesproken en of er in de uitvoering nog aandachtspunten zijn om de werking van het stelsel te bevorderen. Drie jaar na invoering zal een tussenevaluatie worden gedaan om te beoordelen of er zich onvoorziene situaties voordoen waarvoor een aanpassing van regelgeving en/of uitvoering noodzakelijk is. Ook de eerste financiële effecten zullen bij deze tussenevaluatie in beeld gebracht worden. Na vijf jaar volgt een formele evaluatie waarbij de doeltreffendheid en effecten van het nieuwe stelsel centraal zullen staan. Naast de financiële effecten (baten en lasten), de capaciteitseffecten en cijfermatige effecten (waaronder aantallen en doorlooptijden) zal daarbij aandacht zijn voor de beleving van het stelsel door betrokkenen en medewerkers. De verwachting is immers dat met voorliggend stelsel de onvrede over het vorige (huidige) stelsel beroepsziekten en dienstongevallen wordt weggenomen.

In februari 2020 is het (vorige) stelsel beroepsziekten en dienstongevallen van de politie intern geëvalueerd en zijn daarover persoonlijke gesprekken gevoerd met betrokkenen uit de politieorganisatie. Dat heeft geleid tot inzicht in de onbedoelde effecten van dat stelsel en de onvrede waar dit toe leidde onder betrokkenen en medewerkers. Die effecten kwamen voort uit de complexe vraagstellingen, onderscheid tussen meldingen en juridisering. Dit leidde tot onbegrip en onvrede bij de medewerker die zich als persoon niet gezien en gehoord voelde.

Vooral de laagdrempelige en snelle toegang tot medische zorg en extra voorzieningen, die zonder ingewikkelde juridische vragen kan worden verkregen, zal naar verwachting het vertrouwen van medewerkers in de organisatie verbeteren. Ook het feit dat er geen juridische aansprakelijkheid nodig is om na de periode van herstel en re-integratie in aanmerking te komen voor vergoeding van resterende schade en smartengeld en de duidelijkheid over de schadeposten die in aanmerking komen voor vergoeding zullen naar verwachting een positief effect hebben op de relatie tussen werkgever en werknemer en het aantal juridische conflicten terugdringen. De verwachting is dat medewerkers sneller hun werkzaamheden zullen hervatten. Daarnaast zullen de zorglijnen worden doorontwikkeld en zal de betrokkenheid van de leidinggevende groter worden. Daarmee zal de zorg en aandacht voor de medewerker meer dan voorheen voorop komen te staan. De verwachting is dat dit een positief effect zal hebben op het herstelproces van medewerkers en uiteindelijk ook zal leiden tot minder resterende schade.

Uitwerking van de (verschillende onderdelen van de) evaluatie gaat in goed overleg met de bij de ontwikkeling van het stelsel betrokken partijen, waaronder de politievakorganisaties en de centrale ondernemingsraad.

9. Advies en consultatie

Het besluit is zorgvuldig voorbereid en afgestemd met zowel de politie als de politievakorganisaties. In het Centraal Georganiseerd Overleg in Politie-ambtenarenzaken van 7 maart 2024 is door alle partijen tot overeenstemming gekomen. Daarnaast is dit besluit voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

10. Overgangsrecht en inwerkingtreding

Inwerkingtreding van dit stelsel is voorzien op 1 april 2025 en geldt dan alleen voor nieuwe gevallen. Om te bepalen wat in dat geval onder «nieuwe gevallen» moet worden verstaan is overgangsrecht opgenomen. Bij het opstellen van het overgangsrecht zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Er mag niemand tussen wal en schip vallen: alle medewerkers vallen of onder het oude stelsel of onder het nieuwe stelsel.

  • Beroepsgerelateerde gezondheidsklachten moeten altijd zo snel mogelijk worden gemeld zodat met zorg, herstel en re-integratie van de medewerker kan worden gestart. Er mag geen sprake zijn van belemmeringen om te melden of prikkels om niet te melden.

  • Het nieuwe stelsel moet uitvoerbaar zijn.

Afgesproken is dat het oude stelsel blijft gelden voor gevallen waarin de schade of het verzuim dat door de gezondheidsklachten is ontstaan zich al heeft voorgedaan voor inwerkingtreding van het besluit. Voor die gevallen en uiteraard ook in het geval er onder het oude stelsel al aanspraken zijn ontstaan omdat er voor inwerkingtreding van het nieuwe stelsel al een erkenning beroepsziekte of dienstongeval is afgegeven, blijven de oude artikelen gelden. Het nieuwe stelsel geldt daarmee voor gevallen waarin de schade of het verzuim na inwerkingtreding van het nieuwe stelsel optreedt. Het nieuwe stelsel geldt ook voor ambtenaren en gewezen ambtenaren die eigenlijk onder het oude stelsel vallen, maar binnen twee jaar na inwerkingtreding van het nieuwe stelsel schriftelijk aangeven onder het nieuwe stelsel te willen vallen. Dit kan alleen maar als er voor hen op basis van het oude stelsel een erkenning beroepsziekte of erkenning dienstongeval aan de orde zou zijn.

In alle gevallen geldt dat na de melding van gezondheidsklachten, of dit nou om de melding in het nieuwe stelsel of de aanvraag tot erkenning van een beroepsziekte of dienstongeval op grond van het oude stelsel gaat, zo snel mogelijk wordt gestart met herstel en re-integratie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdelen A, C en N

Artikel 1 van het Barp, waarin de begripsbepalingen van het besluit zijn opgenomen, is in zijn geheel vervangen. De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde geplaatst zonder nummering of lettering. De alfabetische volgorde komt de overzichtelijkheid ten goede en met het schrappen van de lettering wordt voorkomen dat bij een latere toevoeging van begrippen een verlettering van de opsommingstekens nodig is. Eenzelfde wijziging vindt plaats in artikel 1 van het Bbp.

In lijn met deze aanpassing zijn ook wetstechnische aanpassingen in andere bepalingen die naar dit artikel (onderdeel C) of naar artikel 1 van het Bbp (onderdeel N) verwezen aangebracht. Het merendeel van de definities is ongewijzigd in stand gebleven. De definities beroepsziekte, dienstongeval en beroepsincident zijn uit het Barp geschrapt aangezien het oude stelsel komt te vervallen. Nieuw zijn de definities van beroepsgerelateerd, beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, gewezen ambtenaar, in enige mate, in overwegende mate en medische eindsituatie. Deze definities zijn opgenomen in verband met de invoering van het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Hierna wordt nader ingegaan op de nieuwe definities.

Beroepsgerelateerd

In het nieuwe stelsel vormen zorg en goed werkgeverschap meer nadrukkelijk de basis. Het nieuwe stelsel richt zich in eerste instantie minder op de juridische afhandeling en legt daarentegen meer de nadruk op herstel en re-integratie. Om dit te bereiken is geprobeerd eenvoud in het stelsel aan te brengen. Om die reden wordt in het stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten geen onderscheid meer gemaakt tussen de juridische begrippen beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen. Deze begrippen komen dan ook te vervallen7. Het uitgangspunt van het nieuwe stelsel is de vraag of er sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, dat wil zeggen lichamelijke en/of psychische klachten, die hun oorzaak vinden in werkzaamheden die behoren tot de functie van de ambtenaar. Complexe criteria als «buitensporig» (bij psychisch letsel, zoals bijvoorbeeld PTSS) en «gevaarzettend» die werden gebezigd in het huidige stelsel zijn niet meer aan de orde. Zie hiertoe ook het algemene deel van de toelichting, paragrafen 2.2 en 2.3.

Onder het begrip «beroepsgerelateerd» valt het verband met:

  • werkzaamheden, die behoren tot de functie of in het verlengde hiervan liggen;

  • anderszins opgedragen werkzaamheden;

  • omstandigheden waaronder de werkzaamheden als hiervoor bedoeld zijn verricht.

Werkzaamheden zijn breed gedefinieerd: zowel werkzaamheden die behoren tot de functie als werkzaamheden die in het verlengde hiervan liggen als anderszins opgedragen werkzaamheden vallen hieronder. Op die manier wordt bijvoorbeeld ook voor klachten ontstaan als gevolg van een integrale beroepsvaardigheidstraining of een benodigde sporttest (voor een interne sollicitatieprocedure) een beroepsgerelateerd verband aangenomen. Andere voorbeelden van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten zijn gezondheidsklachten die voortkomen uit de aanhouding van een verdachte, uit het deelnemen aan het verkeer tijdens een surveillance of het ten val komen bij het betreden van een bouwterrein op zoek naar eventuele verdachten naar aanleiding van een inbraakmelding.

Ook indien wordt opgetreden in het kader van artikel 59 van het Barp is er sprake van werkzaamheden die onder dit begrip vallen. In dat geval moet het optreden wel redelijkerwijze zijn vereist, zoals ook in dat artikel tot uitdrukking komt.

Bij «omstandigheden waaronder deze werkzaamheden zijn verricht» gaat het om factoren die samenhangen met de aard van de werkzaamheden. Het kan daarbij ook gaan om psychische factoren zoals een groot afbreukrisico of hoge verantwoordelijkheid.

Uitzonderingen

Psychische druk die niet door de aard van het werk wordt veroorzaakt, maar wel aan de orde kan zijn tijdens het werk, bijvoorbeeld als gevolg van arbeidsconflicten of pestgedrag, wordt niet gezien als «beroepsgerelateerd», maar zou eventueel wel tot aansprakelijkheid van de werkgever kunnen leiden. Op die manier biedt het stelsel uitsluitend voorzieningen in situaties waarbij dat, gezien de bijzondere aspecten van het politieberoep, noodzakelijk is.

Ook klachten ontstaan door «bedrijfsongevallen» (huis-, tuin- en keukenongevallen) zoals het uitglijden bij de koffieautomaat of het op een politielocatie van de trap vallen, vallen buiten de definitie «beroepsgerelateerd», tenzij er sprake is van politiewerk, zoals in het geval de ambtenaar bijvoorbeeld tijdens het vasthouden van een arrestant in die politielocatie ten val komt. In de andere gevallen geldt het normale aansprakelijkheidsrecht.

Voor klachten die zijn ontstaan tijdens woon-werkverkeer geldt een separate voorziening; ook deze klachten vallen dus buiten de definitie van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten.

Ten slotte wordt het «beroepsgerelateerde» verband tussen de gezondheidsklachten van de ambtenaar en de werkzaamheden of omstandigheden ook niet aangenomen in situaties waarbij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de medewerker (een zware vorm van «eigen schuld»).

Beroepsgerelateerde gezondheidsklachten

Er is bewust niet gekozen voor het begrip «(ongevals)letsel» maar voor het ruimere begrip «gezondheidsklachten». Hieronder kunnen ook niet medisch objectiveerbare of niet op medisch substraat berustende klachten vallen. Bij deze klachten wordt in dat geval langs de lijn van de juridische causaliteit getoetst worden of er sprake is van beroepsgerelateerdheid8.

Gewezen ambtenaar

Het stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten is van toepassing op ambtenaren en gewezen ambtenaren. Hiertoe is een definitie van gewezen ambtenaar opgenomen. Tot nu toe kwam deze definitie slechts voor in het Besluit bezoldiging politie, maar met deze invoeging in artikel 1 van het Barp kan het begrip ook in dat besluit worden gebruikt.

In enige mate/in overwegende mate

De begrippen «in enige mate» en «in overwegende mate» zijn opgenomen om invulling te kunnen geven aan de relatie die tussen de gezondheidsklachtenklachten en de werkzaamheden moet worden aangenomen. In enige mate duidt op het feit dat er enig causaal verband moet zijn tussen de klachten en het werk. Hiervoor is een percentage van 1% al voldoende. In overwegende mate geeft aan dat het verband overwegende moet zijn. Hiervoor is 51% voldoende. Als er sprake is van overwegende mate is er altijd óók sprake van enig verband, oftewel «in enige mate». De begrippen «in enige mate» en «in overwegende mate» sluiten elkaar dus niet uit. De toetsing van de begrippen is beschreven in de paragrafen 2.2 en 2.3 van het algemene deel van de toelichting. Indien in de artikelen wordt gesproken van beroepsgerelateerdheid, zonder de nadere toevoeging van «in enige mate» of «in overwegende mate», wordt in ieder geval «in enige mate» van de beroepsgerelateerdheid van die gezondheidsklachten verondersteld.

Medische eindsituatie

Dit begrip is overgenomen uit de – inmiddels vervallen – Regeling volledige schadevergoeding beroepsincidenten politie en beschrijft de situatie waarbij kan worden aangenomen dat de medische toestand van de ambtenaar in de toekomst niet meer belangwekkend verbetert of verslechtert. Voor de definitie is aangesloten bij de ter beoordeling van die situatie door de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen opgestelde vragenlijst. Onder «objectief medische wijze» wordt verstaan dat er sprake moet zijn van een onafhankelijk medisch advies van een BIG-geregistreerde arts, psycholoog of medisch adviseur. Diegene kan niet tevens de behandelaar, de bedrijfsarts of korpspsycholoog zijn.

Onderdelen B, D, E en P

De wijzigingen in specifieke artikelleden van de artikelen 13a, 28b, 41 en 94 van het Barp hangen samen met het niet langer hanteren van de definities «dienstongeval» en «beroepsziekte». Doordat deze definities zijn vervangen door te beschrijven dat de arbeidsongeschiktheid of ziekte beroepsgerelateerd moet zijn om deze artikelleden van toepassing te laten zijn, wordt de drempel om deze artikelleden toe te passen verlaagd. Dat betekent dat er minder snel sprake zal zijn van inhouding op het salaris of juist sneller sprake is van het opschorten van ouderschapsverlof als de arbeidsongeschiktheid of ziekte haar oorsprong vindt in het werk. Ook de drempel voor de ontslagbescherming (geregeld in de artikelen 89 en 94; zie voor de artikelsgewijze toelichting op artikel 89 ook onderdeel O) van een ambtenaar die arbeidsongeschikt is vanwege beroepsgerelateerde gezondheidsklachten is verlaagd. Daar waar in het vijftiende lid van artikel 94 staat «blijft in dienst» is bedoeld dat zoveel mogelijk binnen de politie wordt herplaatst, waarmee aan de baanzekerheid wordt voldaan die in paragraaf 2.2 van het algemene deel van de toelichting is beschreven.

Onderdeel F, G en L

In verband met het opnemen van bepalingen inzake het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in een aparte paragraaf van hoofdstuk VII van het Barp, is het opschrift van dit hoofdstuk aangepast, de aanduiding van de oude paragraaf 2 van hoofdstuk VII vervallen en wordt (in onderdeel H) een nieuwe paragraafaanduiding ingevoegd. Artikel 53 van het Barp blijft bestaan maar behoort niet tot het nieuwe stelsel, omdat dit artikel een voorziening regelt die ook van toepassing kan zijn in het geval de ziekte van de ambtenaar niet beroepsgerelateerd is. Artikel 55 behoort ook niet tot het stelsel en krijgt een eigen paragraafaanduiding (paragraaf 3) waarmee duidelijk wordt waar dat artikel over gaat.

Onderdeel H

In de nieuwe artikelen 53a tot en met 53h is geregeld wanneer en welke schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen bij politieambtenaren die ten gevolge van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten schade lijden.

Artikel 53a

In het eerste lid is aangegeven dat de ambtenaar zo spoedig mogelijk melding doet van gezondheidsklachten waarvan hij vermoedt dat ze beroepsgerelateerd zijn, indien deze klachten leiden tot verzuim of schade veroorzaken. Onder verzuim wordt hier verstaan de (gedeeltelijke) ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte. Met schade wordt analoog aan artikel 6:95 van het Burgerlijk wetboek vermogensschade en ander nadeel (smartengeld) bedoeld. Een melding als bedoeld in het eerste lid is een aanvraag in de zin van de Awb, gericht op het verkrijgen van de rechtspositionele aanspraken uit dit stelsel. Om de (zorg)voorzieningen voor de ambtenaar al vroegtijdig te kunnen inzetten is in het artikellid opgenomen dat de ambtenaar zijn gezondheidsklachten zo spoedig mogelijk meldt. Later melden dan «spoedig» heeft echter geen effect op de aanspraken in het nieuwe stelsel.

Voor ambtenaren die nog niet verzuimen of nog geen schade lijden wordt door de uitvoering de mogelijkheid ingericht om gezondheidsklachten, waarvan de ambtenaar vermoedt dat ze beroepsgerelateerd zijn, te melden. In dat geval wordt er geen besluit over de beroepsgerelateerdheid van de klachten genomen, maar kan er al wel benodigde zorg worden verleend. Of er nu sprake is van verzuim of schade of niet, de melding van gezondheidsklachten waarvan het vermoeden bestaat dat deze beroepsgerelateerd zijn, wordt vanuit goed werkgeverschap voor de toepassing van de rechtspositionele aanspraken uit het nieuwe stelsel, gezien als een permanente stuitingshandeling. Bij het eventueel later (alsnog) ontstaan van aanspraken in het kader van dit stelsel zal de politie dus geen verjaring inroepen, ook niet als dit later dan vijf jaar na de melding van de gezondheidsklachten is.

Zoals ook vermeld in het algemeen deel van de toelichting (paragraaf 2.2) wordt de beroepsgerelateerdheid van de klachten in dit stadium op basis van vertrouwen aangenomen. In het tweede lid is derhalve geregeld dat de melding rechtstreeks leidt tot aanspraak op vergoeding van de schadeposten die in artikel 53b zijn genoemd. Met aanspraak wordt hier een voorwaardelijk recht bedoeld: om de schadeposten ook daadwerkelijk vergoed te krijgen, moet aan nadere voorwaarden voldaan zijn. Deze voorwaarden zijn opgenomen in een ministeriële regeling. De schadeposten die in dit stadium voor vergoeding in aanmerking komen zijn opgesomd in artikel 53b en worden nader ingevuld in de ministeriële regeling. De grondslag voor die regeling is opgenomen in het vierde lid van artikel 53b, waarnaar in het tweede lid van artikel 53a wordt verwezen.

In het derde lid van artikel 53a is geregeld dat de melding leidt tot een (bestuursrechtelijk) besluit over het in enige mate beroepsgerelateerd zijn van de gezondheidsklachten. Ook bij deze toetsing geldt het principe van vertrouwen: de gezondheidsklachten zijn in principe beroepsgerelateerd, tenzij het bevoegd gezag gemotiveerd besluit dat dat niet het geval is. De bewijslast rust dus op het bevoegd gezag. Zie ook paragraaf 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

Voor aspiranten en vrijwilliger-aspiranten geldt de rechtstreekse aanspraak op vergoeding uit het tweede lid niet; dit is geregeld in het vierde lid. Aspiranten en vrijwilliger-aspiranten hebben met betrekking tot dit stelsel een bijzondere positie. Zij hebben tijdens het volgen van de basispolitieopleiding een tijdelijke aanstelling en worden alleen onder begeleiding in de praktijk ingezet overeenkomstig de fase van de opleiding waarin zij zich op dat moment bevinden. De tijdelijke aanstelling wordt slechts omgezet in een vaste aanstelling indien de aspirant of vrijwilliger-aspirant tijdens de opleiding geschikt is bevonden voor het uitoefenen van politiewerkzaamheden. Mochten er tijdens de opleiding gezondheidsklachten ontstaan kunnen deze weliswaar beroepsgerelateerd zijn, maar kunnen zij daarnaast voortkomen uit het feit dat de aspirant of vrijwilliger-aspirant niet geschikt is voor het politiewerk. Als de gezondheidsklachten in overwegende mate voortkomen uit ongeschiktheid voor de dienst geldt het stelsel niet voor de aspirant of vrijwilliger-aspirant. Als dat het geval is, wordt dat besluit binnen drie maanden na de melding van de gezondheidsklachten genomen. Toetsing op ongeschiktheid in dit kader vindt alleen plaats als er aanleiding bestaat om over de geschiktheid van de (vrijwilliger-)aspirant voor de dienst te twijfelen, in relatie tot de gemelde gezondheidsklachten. Het onderzoek richt zich dan uitsluitend op de gemelde gezondheidsklachten; het is dus niet zo dat aspiranten of vrijwilliger-aspiranten een complete herkeuring ondergaan. In het geval de gezondheidsklachten in overwegende mate voortkomen uit ongeschiktheid voor de dienst hoeft geen toets op beroepsgerelateerdheid plaats te vinden, vandaar dat naast het tweede lid, het derde lid is uitgezonderd voor deze groep. Als de klachten niet in overwegende mate voortkomen uit ongeschiktheid voor de dienst, geldt reguliere toepassing van het stelsel, beginnend met een oordeel over de enige mate van beroepsgerelateerdheid van de gezondheidsklachten, inclusief de daaraan verbonden aanspraken. Indien het nodig is daarbij terugwerkende kracht toe te passen omdat de extra toetsing op ongeschiktheid heeft plaatsgevonden, wordt die toegepast. Ongeacht het feit of het aansprakenstelsel wel of niet van toepassing is op de aspirant of vrijwilliger-aspirant, behoort het tot de werkgeversverantwoordelijkheid om de aspirant dan wel vrijwilliger-aspirant de zorg te verlenen die deze behoeft.

Indien uit het derde lid volgt dat de gezondheidsklachten in enige mate beroepsgerelateerd zijn, behoudt de ambtenaar de aanspraak die hij op grond van het tweede lid al had. Dit is geregeld in het vijfde lid. In dit lid is tevens duidelijk gemaakt dat, naast de schadeposten in artikel 53b, in dit stadium ook doorbetaling van bezoldiging aan de orde is. Hiervoor wordt aangesloten bij de voorzieningen die ook in de huidige situatie al gelden op grond van hoofdstuk 10 van het Bbp.

In het zesde lid en zevende lid is geregeld wanneer de aanspraak op vergoeding van schade op grond van dit artikel eindigt. Dat is het geval indien er op basis van toetsing ingevolge het derde lid vast komt te staan dat er geen sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Er vindt geen terugvordering plaats van op grond van het tweede lid uitgekeerde schadevergoeding. In het geval dat er op dat moment nog sessies (moeten) plaatsvinden die onderdeel zijn van een eerder gestarte medische behandeling, kan er een passende overgangsregeling worden getroffen. De aanspraak op vergoeding van schade ingevolge artikel 53a eindigt ook indien bij de toetsing op overwegende mate blijkt dat van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten in het geheel geen sprake meer is en indien er een besluit wordt genomen op grond van artikel 53g. Dit betreft de vergoeding van resterende schade die plaatsvindt in het afrondend stadium (zie hiervoor paragraaf 2.3 van het algemene deel van de toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 53d tot en met 53g).

Artikel 53b

In het eerste lid van artikel 53b staan de schadeposten opgesomd die, naast het doorbetalen van bezoldiging op grond van het Bbp, in het herstel- en re-integratiestadium voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Het betreft vergoeding van die schade waar een ambtenaar al vrij snel in het proces mee te maken kan krijgen. Het gaat om de kosten van gezondheidskundige behandeling en -verzorging, de kosten van huishoudelijke hulp en extra kinderopvang en de kosten van verlies aan zelfwerkzaamheid. Met de kosten van huishoudelijke hulp worden kosten bedoeld die voortvloeien uit de door de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten extra ontstane behoefte aan huishoudelijke ondersteuning door derden. Het betreft bijvoorbeeld de activiteiten schoonmaken, koken, boodschappen doen en kinderen verzorgen. Met «extra» kinderopvang wordt de (extra) behoefte aan kinderopvang als gevolg van de beroepsgerelateerde klachten bedoeld. Kinderopvang waarvan reeds gebruik werd gemaakt voor de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten is geen «schade». Met «zelfwerkzaamheid» wordt bedoeld het verrichten van werkzaamheden in, aan of rond de woning. Voor deze schadeposten geldt dat, onder overeenkomstige voorwaarden, ook schade aan de ambtenaar of gewezen ambtenaar kan worden vergoed van kosten die een derde in het belang van die ambtenaar heeft gemaakt. Het kan hierbij zowel gaan om mantelzorg als kosten vanwege inhuur van een professionele aanbieder.

Daarnaast bestaat in het herstel- en re-integratiestadium al aanspraak op smartengeld. Smartengeld is vergoeding voor ander nadeel schade die niet uit vermogensschade bestaat. Het betreft een vergoeding voor geleden en nog te lijden smart, leed, pijn, verdriet en gederfde of nog te derven levensvreugd. Vergoeding van deze schadepost in het herstel- en re-integratiestadium bestaat uit een normbedrag dat kan worden afgeleid uit objectieve criteria, opgenomen in een ministeriële regeling.

Welke invulling overigens precies wordt gegeven aan de schadeposten wordt verder uitgewerkt in de ministeriële regeling.

In het tweede lid is een specifieke bepaling opgenomen voor politievrijwilligers. Op deze vrijwilligers is het Bbp niet van toepassing. Om toch te kunnen voorzien in doorbetaling van hun vergoeding, wordt schade als gevolg van het niet meer inzetbaar zijn als politievrijwilliger voor deze doelgroep toegevoegd aan de schadeposten. Het betreft dan de vergoeding die op grond van artikel 75bis van het Barp in de Regeling vergoedingen politievrijwilligers is geregeld.

In het derde lid is geregeld dat er op verzoek van de ambtenaar of gewezen ambtenaar een voorziening wordt getroffen voor schade en kosten die niet vallen onder de schadeposten uit het eerste lid, maar wel al gemaakt worden in het herstel- en re-integratiestadium. Een dergelijke voorziening wordt toegekend bij besluit in de zin van de Awb. Er moet dan wel sprake zijn van schade met een dringend karakter, dus vanwege zaken waarmee niet kan worden gewacht, bijvoorbeeld omdat dit het herstel, de stabilisatie van klachten of de re-integratie van de ambtenaar in de weg zit. Kosten die kunnen worden uitgesteld tot na de medische eindsituatie vallen hier niet onder. Ook moet er sprake zijn van schade waarvan de gevolgen substantieel zijn voor de ambtenaar, bijvoorbeeld omdat hij als gevolg van die schade zijn gebruikelijke uitgaven niet meer kan doen. Het is niet de bedoeling een stringente draagkrachttoets in te voeren bij de beoordeling van het substantiële karakter van de schade. Wel is bedoeld te beoordelen of de ambtenaar de kosten kan dragen in relatie tot de doelen die het nieuwe stelsel stelt zoals herstelbevordering. Uiteraard moeten de kosten of de schade verband houden met de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan noodzakelijke aanpassingen in het huis vanwege het verliezen van een been. Er kan dan niet gewacht worden op vergoeding van de resterende schade. Die vindt immers pas plaats nadat de medische eindsituatie is bereikt of in ieder geval na vijf jaar. Als er bij het bereiken van de medische eindsituatie geen sprake blijkt van in overwegende mate beroepsgerelateerde gezondheidsklachten wordt de voorziening niet teruggevorderd. Als wel sprake blijkt van overwegende mate van beroepsgerelateerdheid, kan reeds vergoede schade geen onderdeel meer zijn van de resterende schadevergoeding.

De wijze van toerekenen, begroten en berekenen van deze schadeposten en de eventuele schade op grond van het derde lid wordt geregeld bij ministeriële regeling. Hierin kan ook worden bepaald wanneer de schade aan de ambtenaar wordt vergoed. Voor smartengeld kan het bijvoorbeeld zinvol zijn eerst te wachten totdat klip en klaar is onder welk normbedrag het leed van de ambtenaar moet worden geschaard. Dit is geregeld in het vierde lid. Daarnaast biedt dit lid van artikel 53b de grondslag voor de eerdergenoemde nadere invulling van de schadeposten, vermeld in het eerste lid.

Artikel 53c

In artikel 53c is geregeld wanneer over de medische eindsituatie wordt besloten en dat het bevoegd gezag de kosten van vaststelling draagt. Als de ambtenaar om vaststelling heeft verzocht neemt het bevoegd gezag in ieder geval binnen drie maanden een besluit. Voor het bepalen van de medische eindsituatie speelt (de uitkomst van) de re-integratie geen rol; het gaat hier uitdrukkelijk om het vaststellen van de medische stand van zaken. Zie ook de toelichting in paragraaf 2.3 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 53d

In dit artikel is de aanspraak op vergoeding van de resterende schade geregeld. Deze aanspraak bestaat slechts volledig als in overwegende mate sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Omdat in dit artikel de aanspraak op resterende schade wordt geregeld, worden bij de beoordeling of in overwegende mate sprake is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten de klachten betrokken die bij de medische eindsituatie resteren. In het eerste lid is geregeld dat het bevoegd gezag hier na vaststelling van de medische eindsituatie een besluit over neemt. Dit besluit kan ook inhouden dat er in het geheel geen sprake meer is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Net als bij artikel 53a is hier sprake van een besluit in de zin van de Awb. Er wordt in dit stadium niet meer opnieuw onderzocht of sprake was van beroepsuitoefening of opzet of bewuste roekeloosheid. Ook bij deze beoordeling geldt het uitgangspunt dat er bij het ontbreken van medisch objectiveerbare klachten of het ontbreken van medisch substraat, kan worden volstaan met de juridische causaliteit om te voldoen aan het vereiste van 51% of meer. Zie voor een nadere toelichting ook paragraaf 2.3 van het algemene deel van de toelichting.

Om het verschil te kunnen maken tussen beroepsgerelateerdheid «in enige mate» en «in overwegende mate» is vooral medische informatie nodig. Hiertoe kan de ambtenaar worden verzocht aanvullende informatie aan te leveren. Dit is geregeld in het tweede lid.

Indien uit het eerste lid volgt dat de gezondheidsklachten in overwegende mate beroepsgerelateerd zijn, heeft de ambtenaar aanspraak op de schadeposten die zijn opgenomen in artikel 53e. Dit is geregeld in het derde lid van artikel 53d. Met aanspraak wordt ook hier een voorwaardelijk recht bedoeld: om de schadeposten daadwerkelijk vergoed te krijgen, moet aan de nadere voorwaarden, opgenomen in de ministeriële regeling, zijn voldaan. De grondslag voor die regeling is opgenomen in het derde lid van artikel 53e, waarnaar in het derde lid van artikel 53d wordt verwezen.

In het vierde lid wordt de gedeeltelijke aanspraak geregeld. Gedeeltelijke aanspraak ontstaat als geen sprake blijkt van een verband in overwegende mate, maar wel sprake is van beroepsgerelateerdheid in enige mate. Hierover worden ingevolge het zesde lid regels gesteld bij ministeriële regeling.

In het vijfde lid wordt duidelijk gemaakt dat de vergoeding van de resterende schade in dit artikel de schade betreft die in verband wordt gebracht met de gemelde beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Dat lijkt voor de schade die vóór vaststelling van de medische eindsituatie wordt geleden niet nodig, omdat deze schade in het zogenoemde herstel en re-integratiestadium is vergoed via artikel 53a, vijfde lid, in combinatie met artikel 53b. Zie ook paragraaf 2.2 van het algemeen deel van de toelichting. Toch is het in bepaalde gevallen ook nodig om terug te kijken. Bijvoorbeeld als de schade die in het herstel en re-integratiestadium wordt geleden, de vergoeding daarvan in datzelfde stadium overstijgt. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van verlies aan verdienvermogen in de vorm van gemist inkomen als gevolg van misgelopen carrièrekansen. Dit betreft kansen die zich zonder beroepsgerelateerde gezondheidsklachten zouden hebben voorgedaan in het herstel- en re-integratiestadium; de doorbetaling van bezoldiging in dit stadium op basis van het Bbp volstaat dan niet. Omdat voor de vergoeding van de schadeposten «kosten van huishoudelijke hulp» en «kosten van verlies aan zelfwerkzaamheid» wordt aangesloten bij de richtlijnen die de Letselschaderaad heeft ontwikkeld, betreft dit een abstracte vergoeding, terwijl in uitzonderlijke gevallen de geleden schade hoger kan uitpakken. Op het moment dat ingevolge het eerste lid sprake is van beroepsgerelateerdheid in overwegende mate, is het gerechtvaardigd de werkgever het verschil met terugwerkende kracht te laten vergoeden. Hoe dat gebeurt wordt vastgelegd in de ministeriële regeling. Naast kosten van huishoudelijke hulp en kosten van verlies aan zelfwerkzaamheid kan dit reeds verschenen zorgschade of overige schade betreffen. Ten slotte wordt ook voor de immateriële schadepost smartengeld teruggekeken. De pijn en smart die deze schadepost probeert te vergoeden kan immers zowel in het herstel en re-integratiestadium als in de toekomst aan de orde zijn. Weliswaar kan in dat eerste stadium al een eenvoudige smartengeldvergoeding aan de orde zijn geweest; bij de resterende schadebepaling is ruimte voor een meer complexere beoordeling waar de ernst van de situatie soms om vraagt.

Artikel 53e

In het eerste lid van artikel 53e staan de schadeposten opgesomd die in het afrondende stadium voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Het betreft vergoeding van de resterende schade. Naast de schadeposten uit het herstel- en re-integratiestadium omvat dit de materiële schadeposten verlies aan verdienvermogen, zorgschade en een restcategorie «overige schadeposten». Anders dan in artikel 53b is bij de schadepost huishoudelijke hulp in artikel 53e niet expliciet «extra kinderopvang» genoemd. Dat betekent niet dat extra kinderopvang (voor zover nog aan de orde in dit stadium) niet kan worden vergoed bij de afwikkeling van resterende schade. Overige schadeposten kunnen immers ook voor vergoeding in aanmerking komen.

De schadeposten worden hieronder globaal beschreven en worden in de ministeriële regeling nader ingevuld en toegelicht. Dat geldt ook voor de categorie «overige schadeposten». Voor de bepaling van het verlies aan verdienvermogen wordt de feitelijke inkomenssituatie met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten vergeleken met de hypothetische inkomenssituatie zonder de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Het netto inkomensverschil tussen deze twee is het verlies aan verdienvermogen. Verlies aan verdienvermogen ziet daarmee dus ook op eventuele carrièreschade, pensioenschade en studievertragingsschade. Doorbetaling van de bezoldiging en de aanvullingen op grond van de artikelen 38b en 39b van het Bbp geschiedt conform rechtspositie en maakt geen deel uit van de vergoeding van resterende schade. Onder zorgschade worden kosten van verpleging, verzorging en begeleiding in verband met de zorgbehoefte en voortdurende zorgbehoefte van de ambtenaar of gewezen ambtenaar verstaan. Ook in deze fase geldt voor de schadeposten dat, onder overeenkomstige voorwaarden, ook schade aan de ambtenaar of gewezen ambtenaar kan worden vergoed van kosten die een derde in het belang van die ambtenaar heeft gemaakt. Het kan hierbij zowel gaan om mantelzorg als kosten vanwege inhuur van een professionele aanbieder.

De wijze van toerekenen, begroten en berekenen van deze schadeposten wordt geregeld bij ministeriële regeling. Dit is geregeld in het tweede lid. Daarnaast biedt dit lid de grondslag om de in het eerste lid genoemde schadeposten nader in te vullen.

Artikel 53f

In dit artikel wordt, in navolging van de civiele praktijk, overlijdensschade geregeld. De overlijdensschade bestaat uit vergoeding van drie schadeposten: het derven van levensonderhoud, de kosten van lijkbezorging en een tegemoetkoming in het nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat. De laatste post is een vorm van smartengeld. De posten worden in de ministeriële regeling nader beschreven en ingevuld.

Artikel 53g

In dit artikel wordt tot uitdrukking gebracht dat in overleg tussen het bevoegd gezag en de ambtenaar wordt vastgesteld welke uitgangspunten in aanmerking moeten worden genomen bij de schadebegroting en -berekening.

Het overleg vindt in principe plaats nadat de medische eindsituatie is bereikt (zie hiertoe de toelichting bij artikel 53c) of toch uiterlijk vijf jaar na de melding van beroepsgerelateerde klachten. Dit is geregeld in het tweede lid. Indien beide partijen dat wensen kunnen voorbereidende gesprekken al wel voor die tijd plaatsvinden.

In het derde lid is opgenomen dat het overleg leidt tot een voorstel voor schadevergoeding van de kant van het bevoegd gezag. Idealiter is dat voorstel gebaseerd op de met de ambtenaar overeengekomen uitgangspunten. Indien partijen echter geen overeenstemming bereiken stelt het bevoegd gezag de schadebegroting en -berekening eenzijdig op en neemt op basis daarvan een voorgenomen besluit over de schadevergoeding. In dat geval heeft de ambtenaar de mogelijkheid om op kosten van het bevoegd gezag extern advies in te winnen. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 54a.

In het vierde lid is geregeld dat, na vaststelling van de begrotingsuitgangspunten en de berekening van de schadevergoeding die daarop volgt, de toekenning van schadevergoeding eenmalig plaatsvindt. De schadevergoeding bestaat naast een «kale» berekening van de schadeposten ook uit de (reken)rente over die schadeposten. De toekenning van de schadevergoeding vindt plaats bij besluit in de zin van de Awb. Dit besluit wordt genomen uiterlijk een jaar nadat de medische eindsituatie is vastgesteld of een jaar nadat vijf jaar zijn verstreken vanaf het moment van melden van de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, tenzij partijen dit gezamenlijk in overleg anders overeenkomen. Hiervoor kunnen verschillende aanleidingen zijn, zoals het feit dat er met betrekking tot de ambtenaar meerdere procedures rondom beroepsgerelateerde gezondheidsklachten lopen, nog geen beoordeling van de aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voor de ambtenaar kon worden afgegeven of de ambtenaar nog niet herplaatst is. In dergelijke gevallen kan het de voorkeur hebben om de termijn te verlengen. Voorwaarde voor een dergelijke verlenging is dat partijen hier gezamenlijk mee instemmen.

Eenmalige toekenning houdt niet per definitie in dat de uitbetaling ook in een keer plaatsvindt. Op verzoek van de ambtenaar kan de schadevergoeding in termijnen worden uitgekeerd.

Op de eenmalige toekenning bestaan twee uitzonderingen, geregeld in het zesde en zevende lid. Indien de ambtenaar in dienst blijft is het gewenst om de medische kosten te kunnen vergoeden op het moment dat die zich aandienen. Op die manier kan een noodzakelijke gezondheidskundige behandeling die op het moment van vaststelling van de schadevergoeding nog niet kon worden voorzien, worden vergoed. Als een ambtenaar uit dienst gaat wordt met inachtneming van goede en kwade kansen alsnog voorzien in een met betrekking tot die medische kosten zo passend mogelijke schadevergoeding. Indien uit het medisch advies blijkt dat de kans op verergering van de gezondheidsklachten reëel is en dat dit vermoedelijk tot grotere schade leidt, kan er ook voor gekozen worden een voorbehoud te maken op een of meerdere schadeposten. Dat betekent dat de schadepost wel wordt berekend en betaalbaar wordt gesteld aan de ambtenaar, maar dat de ambtenaar de mogelijkheid houdt om zich opnieuw te melden als de klachten inderdaad verergeren, met schade tot gevolg.

Artikel 53h

Dit artikel beschrijft de situatie waarbij er verergering van gezondheidsklachten of nieuwe gezondheidsklachten bij de ambtenaar of de gewezen ambtenaar optreden. Het stellen van een diagnose of het anderszins classificeren van de eerder gemelde klachten worden daarbij niet als nieuwe klachten beschouwd. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat er verschillende procedures naast elkaar gaan lopen, worden nieuwe gezondheidsklachten zoveel mogelijk afgehandeld via de procedure die al voor de eerdere gezondheidsklachten geldt. Over deze gezondheidsklachten informeert de ambtenaar het bevoegd gezag wel, maar hij hoeft er in de meeste gevallen geen nieuwe melding als bedoeld in artikel 53a voor te doen. Op die manier wordt de ambtenaar met zo min mogelijk besluiten belast en kan de schaderegeling zoveel mogelijk geïntegreerd plaatsvinden. Er zijn echter gezondheidsklachten waarvan het nodig is dat zij apart worden gemeld. Dat betreft klachten die andersoortig van aard zijn. Voor dergelijke gezondheidsklachten is immers niet op dezelfde manier duidelijk dat zij in dezelfde mate beroepsgerelateerd zijn. Dit geldt sowieso voor psychische klachten, wanneer er eerder slechts fysieke klachten gemeld zijn of andersom. Deze nieuwe gezondheidsklachten moeten opnieuw worden onderzocht. In het eerste lid van artikel 53h, onderdelen b en c, is om die reden opgenomen dat dergelijke klachten moeten worden gemeld conform artikel 53a, eerste lid. Mocht een ambtenaar of gewezen ambtenaar het bevoegd gezag informeren over nieuwe gezondheidsklachten die volgens het bevoegd gezag opnieuw moeten worden onderzocht, behandelt het bevoegd gezag deze klachten als ware zij gemeld op grond van artikel 53a, eerste lid. De ambtenaar of gewezen ambtenaar hoeft dus niet opnieuw een formulier invullen als hij twijfelt over het verband tussen eerder gemelde en later ontstane gezondheidsklachten. In het geval er onverhoopt een nieuwe schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgehad moeten de gezondheidsklachten die daar mogelijk uit voortvloeien apart worden onderzocht en dus apart worden gemeld. Nieuwe gezondheidsklachten waarover de ambtenaar of gewezen ambtenaar de werkgever niet heeft geïnformeerd of waarover hij geen melding heeft gedaan, maar waar de werkgever wel weet van heeft (bijvoorbeeld vanuit het medisch dossier) kunnen worden betrokken in de procedure indien daardoor geen sprake is van benadeling van de werkgever. Als de werkgever hierdoor wel zou worden benadeeld, dan kan de informatie alsnog worden meegenomen als het de ambtenaar of gewezen ambtenaar niet kan worden verweten geen informatie te hebben gegeven of melding te hebben gedaan, bijvoorbeeld omdat zijn ziekte daaraan in de weg stond.

Afhankelijk van het moment waarop die eigenstandige toetsing plaatsvindt, kan de vergoeding van de schadeposten die de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten met zich meebrengen door het bevoegd gezag worden betrokken in het overleg dat de ambtenaar en het bevoegd gezag voeren over de afwikkeling van de resterende schade. Dit kan handig zijn op het moment dat de verschillende gezondheidsklachten leiden tot overeenkomstige beperkingen en/of schade. Dit kan bijvoorbeeld de situatie betreffen waarin eerst psychische klachten zijn gemeld en later blijken er ook fysieke klachten aan de orde (bijvoorbeeld knieklachten), waardoor in beide gevallen vergelijkbare huishoudelijke hulpschade is opgetreden. Door het overleg over de schadevergoeding samen te voegen worden ingewikkelde causaliteitsdiscussies (welke schade hangt precies samen met welke soort gezondheidsklachten) voorkomen. Indien de resterende schade geïntegreerd wordt afgewikkeld gelden de termijnen die horen bij de allereerste melding. In overleg met elkaar kunnen partijen hiervan afwijken. Na vaststelling van de schadevergoeding kan geen nieuwe procedure worden doorlopen voor klachten die met elkaar samenhangen; die klachten worden immers geacht te zijn vergoed. Zoals hierboven al beschreven geldt voor psychische klachten, wanneer er eerder slechts fysieke klachten gemeld zijn of andersom, dat zij niet met elkaar samenhangen.

Onderdeel I

Kosten van beroepsmatig verleende juridische bijstand kunnen worden tegemoetgekomen of vergoed op grond van artikel 54. Wat onder beroepsmatig verleende juridische bijstand wordt verstaan wordt bij ministeriële regeling nader ingevuld.

Voor de kostenvergoedingen wordt onderscheid gemaakt tussen een proceskostenvergoeding en buitengerechtelijke kosten. De proceskostenvergoeding is van toepassing wanneer het bevoegd gezag het voornemen heeft de ambtenaar niet toe te laten tot de schadeposten van het herstel- en re-integratiestadium dan wel het afrondend stadium, of met andere woorden, wanneer het bevoegd gezag het voornemen heeft vast te stellen dat er geen sprake is van beroepsgerelateerdheid in enige mate, dan wel in overwegende mate. Ook in de situatie waarbij het bevoegd gezag naar aanleiding van de toetsing op overwegende mate het voornemen heeft vast te stellen dat er in het geheel geen sprake meer is van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, komt voor een proceskostenvergoeding in aanmerking. De proceskostenvergoeding is een forfaitair bedrag dat in de ministeriële regeling zal worden opgenomen.

Vergoeding van buitengerechtelijke kosten vindt plaats voor zover deze kosten zijn gemaakt om te komen tot zowel tussentijdse- als definitieve bepaling van de resterende schade. Dit betreft handelingen die gekoppeld zijn aan het in kaart brengen van de schadeposten, het vaststellen van de uitgangspunten, het berekenen en het vergoeden van de schadeposten, bedoeld in de artikelen 53d, derde tot en met vijfde lid, en 53e. Ook de juridische bijstand bij het overleg, beschreven in artikel 53g, valt binnen de vergoedingsregeling, omdat dat overleg immers over de uitgangspunten, de berekening en de vergoeding van de schadeposten van artikel 53e handelt. Voor de vergoeding van juridische bijstand op grond van artikel 54a, tweede lid, geldt dat tot een maximumtarief en een maximum aantal uren wordt vergoed. De hoogte van de tegemoetkoming en de vergoeding wordt geregeld in de ministeriële regeling.

Onderdeel J

Om tijdrovende en kostbare juridische procedures zoveel mogelijk te voorkomen wordt medewerkers in het nieuwe stelsel de mogelijkheid geboden tot het inwinnen van extern deskundig advies. Dit is geregeld in artikel 54a. Net als geldt voor de proceskostenvergoeding voor juridische bijstand, is deze mogelijkheid beschikbaar wanneer het bevoegd gezag het voornemen heeft vast te stellen dat er geen sprake is van beroepsgerelateerdheid in enige mate, dan wel in overwegende mate, en in de fase van overleg tussen het bevoegd gezag en de ambtenaar om te komen tot de uitgangspunten bij en berekening van de vergoeding van resterende schade.

De lijst van aanbieders bestaat uit instanties van buiten de politie. Zij leveren deskundigheid op medisch, arbeidskundig en rekenkundig gebied. De samenstelling van de lijst met aanbieders wordt in overeenstemming tussen werkgever en bonden vastgesteld. Hierbij wordt onder meer vastgesteld:

  • aan welke criteria de externe aanbieder moet voldoen om hierin te worden opgenomen;

  • wanneer een externe aanbieder wordt ingeschakeld;

  • een ten behoeve van het advies gestandaardiseerde vraagstelling aan de aanbieder;

  • binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

Door vooraf onder meer de vraagstelling aan de aanbieder te bepalen is de verwachting dat er, voor degene die juridische bijstand aan de ambtenaar verleent, nauwelijks kosten gemoeid zullen zijn met het inwinnen van extern deskundig advies. Mocht dat echter toch aan de orde zijn, vallen die kosten onder het bereik van de kostenvergoeding, bedoeld in artikel 54, tweede lid. De lijst kan periodiek worden geactualiseerd.

Het gebruikmaken van de mogelijkheid extern advies in te winnen is een andere second opinion dan opgenomen in artikel 51 Barp (de zogenaamde commissie van drie). Deze procedure dient immers een ander doel: beoordeling van de mogelijkheden om nog te werken en beslissing over bijvoorbeeld re-integratie. Het inwinnen van extern advies op basis van artikel 54a kan dus niet plaatsvinden als de ambtenaar het niet eens is met het oordeel van de commissie van drie.

Onderdeel K

Met dit onderdeel worden twee artikelen ingevoegd.

In artikel 54b is geregeld dat voor de partner en anderszins inwonende gezinsleden van de ambtenaar met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten ook kosten kunnen worden vergoed. Dit wordt verder uitgewerkt in de ministeriële regeling.

In artikel 54c is een hardheidsclausule opgenomen. Het uitgebreide en langdurige totstandkomingstraject van dit stelsel heeft bij partijen het inzicht versterkt dat niet in alle gevallen kan worden voorzien in een vooraf bepaalde passende oplossing die tegemoetkomt aan de aard en ernst van de schade die politieambtenaren kunnen leiden als gevolg van beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Dit blijkt ook uit de hoeveelheid jurisprudentie die inmiddels is ontwikkeld in civiele aansprakelijkheidsprocedures rondom letselschade. Hoewel dit bestuursrecht betreft en zoveel mogelijk getracht is heldere en toepasbare regels in het nieuwe stelsel op te nemen, is niet ondenkbaar dat een individueel geval vraagt om een andere toepassing. De hardheidsclausule kan niet lichtzinnig worden toegepast. Slechts daar waar toepassing van het stelsel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard kan van de artikelen in paragraaf 2 van hoofdstuk VII worden afgeweken.

Onderdeel M en Q

Deze wijzigingen hangt samen met het wijzigen en invoegen van nieuwe artikelen in hoofdstuk VII van het Barp en zijn technisch van aard.

Onderdeel O

In artikel 89 van het Barp zijn de mogelijkheden tot ontslag van aspiranten en vrijwilliger-aspiranten geregeld. Aan aspiranten op wie het stelsel wél van toepassing is omdat de arbeidsongeschiktheid beroepsgerelateerd is en de arbeidsongeschiktheid niet in overwegende mate voortkomt uit ongeschiktheid voor de dienst, zie hiertoe de toelichting bij artikel 53a, vijfde lid) wordt een vergelijkbare ontslagbescherming geboden. Dit is geregeld in het nieuwe achtste lid van artikel 89. Daarin wordt een trits aan mogelijkheden opgesomd. In eerste instantie betreft dit het re-integreren in de opleiding. Lukt dit niet of wordt de opleiding niet met goed gevolg afgesloten vanwege de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, dan wordt de aspirant elders binnen de politie herplaatst met benutting van een minimum percentage aan verdiencapaciteit. Lukt ook dat niet, dan spant het bevoegd gezag zich in de aspirant buiten de politie te re-integreren.

Artikel II

Onderdelen A tot en met D

In navolging van de wijziging in artikel I, onderdeel A, is ook artikel 1, eerste lid, van het Bbp, in zijn geheel vervangen. De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde geplaatst zonder nummering of lettering. De alfabetische volgorde komt de overzichtelijkheid ten goede en met het schrappen van de lettering wordt voorkomen dat bij een latere toevoeging van begrippen een verlettering van de opsommingstekens nodig is.

In artikel 1 van het Bbp is, in tegenstelling tot in het Barp, niet het begrip «in enige mate» opgenomen. Dit is niet nodig, omdat het vanwege een andere redactie van het Bbp niet in de artikelen gebruikt wordt. Waar in het Bbp wordt gesproken over «beroepsgerelateerd» en daar het begrip «in overwegende mate» niet aan is gekoppeld, is er sprake van enig verband tussen de gezondheidsklachten.

In lijn met deze aanpassing zijn ook wetstechnische aanpassingen in andere bepalingen die naar dit artikel of naar artikel 1 van het Barp verwezen aangebracht.

Onderdeel E tot en met I

Deze wijzigingen hangen samen met het vervallen van de definities «dienstongeval» en «beroepsziekte» en het introduceren van de definities «beroepsgerelateerd» en «in overwegende mate» in het Barp. Voor de aanvullende uitkering die in de artikelen 38b en 39b van het Bbp is geregeld, blijft de «overwegende mate»-drempel voorwaarde voor aanspraak. In tegenstelling tot bij de beoordeling van die overwegende mate van beroepsgerelateerdheid van de gezondheidsklachten voor de toepassing van de artikel 53d en 53e van het Barp, wordt voor de beoordeling in het Bbp gekeken naar de gezondheidsklachten op het moment van melding ervan. Alle medische informatie die in retroperspectief informatie geeft over de gemelde gezondheidsklachten kan hierbij worden betrokken. Het stellen van een diagnose of het anderszins classificeren van de eerder gemelde klachten worden niet als nieuwe klachten beschouwd, zoals ook toegelicht staat in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 53h. De beoordeling van overwegende mate van beroepsgerelateerdheid van de gezondheidsklachten voor het Bbp vindt niet eerder plaats dan dat dat nodig is voor de toepassing van artikel 38b en 39b. Voor deze toetsing hoeft niet de medische eindsituatie te worden afgewacht, de benodigde gegevens zijn immers bij de melding van de gezondheidsklachten al bekend. De toetsing door het bevoegd gezag op overwegende mate vindt plaats bij herplaatsing. Herplaatsing kan pas plaatsvinden op het moment dat een beschikking in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is afgegeven. Omdat het nieuwe stelsel voor ambtenaren met beroepsgerelateerde gezondheidsklachten uitgaat van baanzekerheid, zal de herplaatsing doorgaans binnen de politie plaatsvinden. Zie hiervoor ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdelen B, D, E en P.

Ook als er bij de resterende gezondheidsklachten op het moment van de medische eindsituatie geen sprake meer is van een overwegende mate-verband, blijven de Bbp-aanvullingen overeind.

Om onomstotelijk te regelen dat de toepassing van artikel 38 en de toepassing van artikel 38b goed op elkaar blijven aansluiten, wordt in het laatste artikel niet meer verwezen naar het tijdvak van 104 weken uit artikel 38, maar naar het moment dat de doorbetaling van bezoldiging op grond van artikel 38, eerste of vierde lid, eindigt. Het kan immers ook gaan om een langere termijn op grond van één van de situaties die beschreven staan in het vierde lid van artikel 38.

In de tekst van artikel 39b is de verwijzing naar het tijdvak van 104 weken, naast het eindigen van de doorbetaling van bezoldiging op grond van artikel 38, eerste of vierde lid, blijven staan. Hierdoor kan bijvoorbeeld de ambtenaar die ongeschikt is zijn arbeid te verrichten wegens in overwegende mate beroepsgerelateerde klachten aan wie binnen het tijdvak van 104 weken ontslag is verleend (op andere gronden dan die genoemd in artikel 94, eerste lid, onderdeel e of f, Barp) na het verstrijken van dat tijdvak aanspraak krijgen op de in artikel 39b opgenomen aanvullende uitkering. De loondoorbetaling bij ziekte van die ambtenaar vindt na het ontslag immers niet meer op grond van artikel 38 plaats. Voor de volledigheid: dit betreft uiteraard niet de situatie waarin de ontslaggrond van artikel 94, eerste lid, onderdeel j, is toegepast (het zonder deugdelijke grond weigeren gevolg te geven of medewerking te verlenen aan de re-integratieverplichtingen), omdat in die situatie via artikel 44 van het Bbp de aanspraken uit hoofdstuk 10 vervallen.

Onderdeel J

De uitkering die in artikel 46b van het Bbp werd geregeld is niet langer nodig nu het Barp in het nieuwe artikel 53e de mogelijkheid geeft overlijdensschade te vergoeden. Uitkeringen die zijn aangevangen voor inwerkingtreding van dit besluit blijven bestaan. Hiertoe is in het overgangsrecht een bepaling opgenomen.

Artikel III tot en met IX, XI, XII, XIII

Deze technische wijzigingen hangen samen met de wijzigingen die in de artikelen I, onderdeel A, en II, onderdeel A, zijn aangebracht.

Artikel X

In navolging van de wijziging in artikelen I, onderdeel A, en II, onderdeel A, is het eerste lid van bet Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie het in zijn geheel vervangen. De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde geplaatst zonder nummering of lettering. De alfabetische volgorde komt de overzichtelijkheid ten goede en met het schrappen van de lettering wordt voorkomen dat bij een latere toevoeging van begrippen een verlettering van de opsommingstekens nodig is.

Artikel XIV

Dit besluit wordt vijf jaar na de inwerkingtreding ervan geëvalueerd. Deze evaluatie komt tot stand in overleg met de politie en de politievakorganisaties.

Artikel XV

Met dit artikel wordt in overgangsrecht voorzien.

Voor de duidelijkheid is in het eerste lid expliciet geregeld voor wie de nieuwe artikelen gelden. Het betreft de (gewezen) ambtenaren van wie de beroepsgerelateerde gezondheidsklachten na inwerkingtreding van het nieuwe stelsel tot schade of verzuim leiden.

In het tweede lid is geregeld voor wie de oude, ongewijzigde artikelen blijven bestaan. Het betreft enerzijds de groep ambtenaren en gewezen ambtenaren die vóór de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel al een besluit hebben ontvangen waarin erkenning of afwijzing van een dienstongeval of beroepsziekte is afgegeven op grond van de oude artikelen. Zij hebben immers al aanspraken op grond van het oude recht. Deze aanspraken worden op dezelfde manier voortgezet. Tevens wordt geregeld dat voor (gewezen) ambtenaren met gezondheidsklachten die vóór inwerkingtreding van het nieuwe stelsel al tot schade dan wel verzuim leidden, de oude artikelen van toepassing blijven. Reden voor deze afbakening is een duidelijke scheiding tussen oud en nieuw en is tevens gelegen in het feit dat het nieuwe stelsel zorg, herstel en re-integratie combineert met financiële aanspraken.

In het derde lid wordt, onder twee voorwaarden, voor de groep op wie het oude stelsel van toepassing blijft een uitzondering gemaakt. Ambtenaren of gewezen ambtenaren kunnen kiezen voor toepassing van de nieuwe artikelen als zij onder de regels van het oude stelsel een besluit tot erkenning van een beroepsziekte of dienstongeval zouden hebben kunnen krijgen én als zij binnen twee jaar na inwerkingtreding kenbaar maken onder het nieuwe stelsel te willen vallen. Op deze manier wordt voorzien in eerbiedigende werking voor oude gevallen, maar bestaat desondanks (onder voorwaarden) de mogelijkheid om te kiezen voor het nieuwe stelsel, zodat de uitvoering minder vaak dan wel minder lang het oude stelsel hoeft toe te passen.

In het vierde lid van dit artikel is geregeld dat nabestaanden die een uitkering genieten op grond van het vervallen artikel 46b Bbp, deze uitkering onder gelijke voorwaarden behouden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 29 628, nr. 945 (Kamerbrief d.d. 23 april 2020) en Kamerstukken II 2020/21, 29 628, nr. 993 (Kamerbrief d.d. 18 december 2020).

X Noot
2

Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel A.

X Noot
3

Dit is een toetsingscriterium in de inmiddels vervallen Regeling volledige schadevergoeding bij beroepsincidenten politie.

X Noot
4

Dit wordt een redelijke termijn voor afgifte van een beschikking geacht op grond van artikel 4:13 Algemene wet bestuursrecht.

X Noot
5

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

X Noot
7

In het verlengde daarvan komen eveneens de circulaire PTSS en het protocol Advies Commissie PTSS Politie te vervallen.

X Noot
8

Analoog aan de uitgangspunten toetsing juridische causaliteit zoals in HR Zwolsche Algemeene/de Greef en HR London/X: het slachtoffer had de klachten voor het ongeval niet, de klachten kunnen op zich door het ongeval veroorzaakt worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt.

Naar boven