Wijziging van 12 januari 2024 tot het Besluit algemene rechtspositie politie en Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van afspraken uit de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector politie 2022–2024 alsmede enkele technische wijzigingen (Verzamelbesluit rechtspositie politie 2023)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 3 oktober 2023, nr. 4943864;

Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012, de Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PbEU 2019, L 305) en de Wet van 25 januari tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 november 2023, nr. W16.23.00303/II;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 10 januari 2024, nr. 5094223;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De korpschef legt de eed dan wel verklaring en belofte af ten overstaan van Onze Minister.

B

Aan artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 12°. aanvullend geboorteverlof als bedoeld in artikel 4:2a, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg; of

C

In artikel 22, tweede lid, komt te luiden:

De ambtenaar heeft in elk kalenderjaar aanspraak op ten minste 21 kalenderdagen vakantie over een aaneengesloten periode.

D

Aan artikel 30, zesde lid, onderdeel a, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 10° door een puntkomma een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 11°. aanvullend geboorteverlof als bedoeld in artikel 4:2a, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg;

E

Aan artikel 30e wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de in dat lid bedoelde ambtenaar die op 1 januari 2023 in dienst was, tot 1 juli 2023 geen aanspraak heeft gemaakt op de toepassing van artikel 13a, en in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 bij het bevoegd gezag schriftelijk kenbaar heeft gemaakt met ingang van 1 juli 2023 alsnog aanspraak te willen maken op levensfase-uren.

F

Na artikel 30e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30f

  • 1. De ambtenaar, bedoeld in artikel 30e, vierde lid, die in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 bij het bevoegd gezag schriftelijk kenbaar heeft gemaakt alsnog aanspraak te willen maken op levensfase-uren ontvangt op 1 juli 2023 een beginaantal levensfase-uren.

  • 2. Het aantal, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door middel van de volgende formule, met inachtneming van de daarbij vermelde begrenzingen en het derde en vierde lid:

    {(A1 x 53,8) – (A1 x 14) – (A2 x 25,032) – (B1 x 7,2) – (B2 x 14,4) – (B3 x 21,6) – (B4 x 28,8)} x C/36, afgerond op 1 decimaal,

    waarbij:

    A1 = de op grond van het derde en vierde lid berekende diensttijd;

    A2 = de diensttijd gelijk aan A1, tenzij deze meer bedraagt dan 25 jaar. In dat geval bedraagt A2: 25;

    B1 = de diensttijd die het leeftijdscohort 45 tot en met 49 jaar omvat;

    B2 = de diensttijd die het leeftijdscohort 50 tot en met 54 jaar omvat;

    B3 = de diensttijd die het leeftijdscohort 55 tot en met 59 jaar omvat;

    B4 = de diensttijd die het leeftijdscohort 60 jaar en ouder omvat, waarbij voor B1 tot en met B4 geldt dat de op grond van het derde en vierde lid berekende diensttijd wordt geacht direct voorafgaand aan 1 juli 2019 onafgebroken te zijn volbracht, en

    C = de betrekkingsomvang in uren per week per 1 juli 2019, waarbij geldt dat C niet groter kan zijn dan 36.

  • 3. De diensttijd wordt vastgesteld op basis van het aantal door de ambtenaar tot 1 juli 2019 al dan niet in een aaneengesloten periode in politiedienst doorgebrachte jaren, op een hele maand nauwkeurig berekend. Hierbij geldt dat ingeval de aanstelling in politiedienst is aangevangen na de eerste dag van een maand, het aantal in politiedienst doorgebrachte jaren wordt berekend met ingang van de eerste dag van de daaropvolgende maand.

  • 4. Als diensttijd in politiedienst doorgebracht worden mede aangemerkt die jaren waarin de ambtenaar:

    • a. was aangesteld als algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee;

    • b. was aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar van de Douane;

    • c. was aangesteld als algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst-ECD of de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst;

    • d. als algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar in dienst was van het Korps Spoorwegpolitie van de Nederlandse Spoorwegen voor zover het principeakkoord van 14 oktober 1999, gesloten tussen de vakorganisaties, FNV-bondgenoten, FSV, CNV-Bedrijvenbond, VHS en het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Nederlandse Spoorwegen, op de ambtenaar van toepassing was en deze een AFUP- garantieregeling toegekend heeft gekregen voor de jaren dat hij bij de spoorwegpolitie heeft gewerkt;

    • e. was aangesteld als onbezoldigd algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van het Korps Rijkspolitie, werkzaam voor een krachtens de Wet op de weerkorpsen toegestane particuliere beveiligingsorganisaties van de luchthaven Schiphol in de periode van 15 februari 1974 tot en met 31 december 1992;

    • f. was aangesteld als ambtenaar van politie in dienst bij de politie in Suriname tot en met 24 november 1975; of

    • g. anderszins een schriftelijk besluit kan overleggen waaruit volgt dat de tijd die deze ambtenaar in een bepaalde functie was aangesteld door het bevoegd gezag voor inwerkingtreding van de Politiewet 2012 is aangemerkt als politiedienstjaar.

G

Artikel 30f vervalt.

H

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

  • 1. De ambtenaar die ouderschapsverlof geniet als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt, in afwijking van die bepaling, over het aantal uren ouderschapsverlof van dertien maal de arbeidsduur per week 75% van zijn bezoldiging, uitgaande van zijn arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt.

  • 2. Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek om het ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten van de ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. In dat geval wordt het recht op verlof opgeschort.

I

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

  • 1. De ambtenaar die ouderschapsverlof geniet als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt, in afwijking van die bepaling, over het aantal uren ouderschapsverlof van ten hoogste negen maal de arbeidsduur per week, gedurende de periode dat het kind de leeftijd van een jaar nog niet heeft bereikt, de volledige bezoldiging, uitgaande van de arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt.

  • 2. De ambtenaar die ouderschapsverlof geniet als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt over het aantal uren ouderschapsverlof van dertien maal de arbeidsduur per week, onder vermindering van het aantal uren ouderschapsverlof dat is genoten, bedoeld in het eerste lid, 75% van de bezoldiging.

  • 3. Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek om het ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten van de ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. In dat geval wordt het recht op verlof opgeschort.

J

In artikel 41a vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.

K

Na artikel 41a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 41b

De ambtenaar die aanvullend geboorteverlof geniet als bedoeld in artikel 4:2a, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt, in afwijking van die bepaling, 70% van de bezoldiging.

L

In het opschrift van paragraaf 2 van Hoofdstuk VII.a vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht».

M

Artikel 55da wordt als volgt gewijzigd:

De begripsbepalingen inbreuk op het Unierecht en informatie over een inbreuk op het Unierecht vervallen.

In de begripsbepaling melding vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht door een melder;».

N

In het opschrift van paragraaf 2.2 van Hoofdstuk VII.a vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht».

O

In artikel 55dc, tweede lid, onderdeel a, vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht».

P

In artikel 55de vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht».

Q

Artikel 55dj wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht».

2. In het vijfde lid vervalt «of inbreuk op het Unierecht».

ARTIKEL II

Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a, onder c, komt te luiden:

  • c. niveau 6 of 7: het niveau dat op grond van artikel 7.10a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek recht geeft op het voeren van de graad Bachelor of Master.

B

In artikel 3, elfde lid, wordt «€ 1.300» vervangen door «€ 1.339».

C

In artikel 3, elfde lid, wordt «€ 1.339» vervangen door «€ 1.365,78».

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achtste lid, onder d, wordt «niveau 5» vervangen door «niveau 6».

2. In het achtste lid, onder e, wordt «niveau 6» vervangen door «niveau 7».

3. In het negende lid, vervalt de zinsnede «of Tactische Opsporing».

E

Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder d, wordt «niveau 5» vervangen door «niveau 6».

2. In het tweede lid, onder e, wordt «niveau 6» vervangen door «niveau 7».

3. In het zevende lid, onder d, wordt «niveau 5» vervangen door niveau 6.

4. In het zevende lid, onder e, wordt «niveau 6» vervangen door «niveau 7».

5. In het achtste lid vervalt de zinsnede «of Tactische Opsporing».

F

In artikel 3a wordt, onder vernummering van het negende tot het tiende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 9. Bij inschaling vanuit het maximumbedrag van schaal 4a respectievelijk 5a van bijlage II bij dit besluit in salarisschaal 6 respectievelijk salarisschaal 8 van bijlage I bij dit besluit, vindt inschaling plaats op salarisregel 3 respectievelijk salarisregel 1 van de desbetreffende salarisschaal.

G

In artikel 3c, eerste lid, wordt «€ 94,88» vervangen door «€ 96,77».

H

In artikel 3c, eerste lid, wordt «€ 96,77» vervangen door «€ 99,68».

I

In artikel 3c, eerste lid, wordt «€ 99,68» vervangen door «€ 101,67».

J

Artikel 9, achtste lid komt te luiden:

  • 8. In afwijking van het zevende lid vindt voor de ambtenaar die tijdens de opleiding was ingeschaald op grond van artikel 3a, derde lid, onderdeel b, de eerstvolgende salarisverhoging plaats in de eerstvolgende kalendermaand na het voltooien van de opleiding waarin een geheel aantal jaren is verstreken sinds de aspirant het maximum salarisbedrag op grond van artikel 3a, zesde lid, onderdeel b, heeft bereikt.

K

Artikel 14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 4,39» vervangen door «€ 4,48».

2. In onderdeel b wordt «€ 6,59» vervangen door «€ 6,73».

L

Artikel 14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 4,48» vervangen door «€ 4,62».

2. In onderdeel b wordt «€ 6,73» vervangen door «€ 6,93».

M

Artikel 14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 4,62» vervangen door «€ 4,71».

2. In onderdeel b wordt «€ 6,93» vervangen door «€ 7,06».

N

In artikel 18, derde lid, wordt «€ 2,21» vervangen door «€ 2,26».

O

In artikel 18, derde lid, wordt «€ 2,26» vervangen door «€ 2,32».

P

In artikel 18, derde lid, wordt «€ 2,32» vervangen door «€ 2,37».

Q

In artikel 23, tweede lid, aanhef, wordt «€ 169,49» vervangen door «€ 172,88».

R

In artikel 23, tweede lid, aanhef, wordt «€ 172,88» vervangen door «€ 178,06».

S

In artikel 23, tweede lid, aanhef, wordt «€ 178,06» vervangen door «€ 181,62».

T

In artikel 25b, tweede lid, aanhef, wordt «€ 169,49» vervangen door «€ 172,88».

U

In artikel 25b, tweede lid, aanhef, wordt «€ 172,88» vervangen door «€ 178,06».

V

In artikel 25b, tweede lid, aanhef, wordt «€ 178,06» vervangen door «€ 181,62».

W

Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26a

  • 1. De ambtenaar maakt aanspraak op een budget van € 100,– netto ten behoeve van fitheid en vitaliteit per kalenderjaar. De aanspraak wordt op declaratiebasis toegekend. De aanspraak vervalt na afloop van het kalenderjaar, en is niet overdraagbaar naar een volgend kalenderjaar. Ten aanzien van de besteding van dit budget kunnen door het bevoegd gezag nadere regels worden gesteld.

  • 2. In 2023 en 2024 bedraagt de waarde van het budget € 200,– netto voor ambtenaren als bedoeld in het eerste lid die zijn aangesteld in een functie in het domein ondersteuning, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden.

X

In artikel 26a, eerste lid, wordt «€ 100,–» vervangen door «€ 102,–».

Y

In artikel 27, achtste lid, wordt «€ 6,08» vervangen door «€ 6,20».

Z

In artikel 27, achtste lid, wordt «€ 6,20» vervangen door «€ 6,38».

AA

In artikel 27, achtste lid, wordt «€ 6,38» vervangen door «€ 6,51».

BB

In artikel 27b vervalt het vijfde lid, onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot het vijfde tot en met achtste lid.

CC

Na artikel 27b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27c

Met ingang van 1 januari 2026 wordt in artikel 27b een lid ingevoegd onder vernummering van het vijfde tot en met het achtste lid tot het zesde tot en met het negende lid, luidende:

  • 5. De vergoeding voor een verschuiving in de roosters, bedoeld in artikel 12, negende of tiende lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, wordt pas toegekend indien meer dan acht uren zijn verschoven op grond van één van deze leden of beide leden gezamenlijk. In dat geval worden de eerste acht gewerkte verschoven uren niet meegeteld bij de berekening van de vergoeding in het derde lid.

DD

In artikel 29, derde lid, wordt «€ 34,83» vervangen door «€ 35,53».

EE

In artikel 29, derde lid, wordt «€ 35,53» vervangen door «€ 36,60».

FF

In artikel 29, derde lid, wordt «€ 36,60» vervangen door «€ 37,33».

GG

In artikel 29a, eerste lid, wordt «€ 796,79» vervangen door «€ 812,73».

HH

In artikel 29a, eerste lid, wordt «€ 812,73» vervangen door «€ 837,11».

II

In artikel 29a, eerste lid, wordt «€ 837,11» vervangen door «€ 853,85».

JJ

In artikel 37b, eerste lid wordt «€ 2,–» vervangen door «€ 2,15».

KK

Artikel 37b, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Het bedrag van de vergoeding, genoemd in het eerste lid, wordt aan het begin van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag, bepaald conform de indexatiemethode vermeld in artikel 31a, dertiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

LL

In artikel 50a, eerste lid, wordt na «25b,» ingevoegd «26a,».

MM

Bijlage IV wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage A bij dit besluit.

NN

Bijlage IV wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage B bij dit besluit.

OO

Bijlage IV wordt vervangen door de bijlage opgenomen als bijlage C bij dit besluit.

PP

Bijlage II wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage D bij dit besluit.

QQ

Bijlage II wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage E bij dit besluit.

RR

Bijlage II wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage F bij dit besluit.

SS

Bijlage II wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage G bij dit besluit.

TT

Bijlage V wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage H bij dit besluit.

UU

Bijlage V wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage I bij dit besluit.

VV

Bijlage V wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage J bij dit besluit.

WW

Bijlage V wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage K bij dit besluit.

XX

Bijlage VI wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage L bij dit besluit.

YY

Bijlage VI wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage M bij dit besluit.

ZZ

Bijlage VI wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage N bij dit besluit.

AAA

Bijlage VI wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage O bij dit besluit.

BBB

Bijlage III wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage P bij dit besluit.

CCC

Bijlage III wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage Q bij dit besluit.

DDD

Bijlage III wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage R bij dit besluit.

EEE

Bijlage III wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage S bij dit besluit.

FFF

Bijlage III wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage T bij dit besluit.

GGG

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage U bij dit besluit.

HHH

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage V bij dit besluit.

III

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage W bij dit besluit.

JJJ

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage X bij dit besluit.

KKK

Bijlage Ia wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage Y bij dit besluit.

LLL

Bijlage Ia wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage Z bij dit besluit.

MMM

Bijlage Ia wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage AA bij dit besluit.

NNN

Bijlage Ia wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage BB bij dit besluit.

ARTIKEL III

Het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervallen de onderdelen d, e en m.

B

Artikel 3a, derde en vierde lid, vervallen.

C

In artikel 4a, tweede lid, vervalt «of de voorzitter van het overleg GOPB».

D

Artikel 4b vervalt.

E

Artikel 7, vierde lid, vervalt.

F

Artikel 10, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het standpunt van de Commissie wordt bepaald bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Elke vereniging van ambtenaren brengt één stem uit. Indien de stemmen binnen de Commissie staken beslist de voorzitter van het overleg CGOP of de voorzitter van het overleg GOKB of het voorstel ten uitvoer wordt gebracht.

ARTIKEL IV

Het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie wordt als volgt gewijzigd:

A

1. Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De ambtenaar kan voor de reizen, bedoeld in het eerste lid, onder de voorwaarden genoemd in dit besluit aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten voor:

    • a) openbaar vervoer;

    • b) eigen vervoer dan wel;

    • c) een combinatie van openbaar vervoer en eigen vervoer.

2. Artikel 3, derde lid, vervalt.

B

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, gebruik maakt van het openbaar vervoer wordt de reistijd boven een halfuur enkele reis aangemerkt als diensttijd, mits de ambtenaar aannemelijk heeft kunnen maken dat er werkzaamheden worden verricht.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

Voor reizen waarbij gebruik wordt gemaakt van eigen vervoer, wordt voor woon-werkverkeer een tegemoetkoming van € 0,19 per afgelegde kilometer verstrekt. Voor iedere combinatie van reizen met openbaar vervoer en reizen met eigen vervoer, wordt voor de afzonderlijke delen een vergoeding toegekend, gelijk aan de voor eigen vervoer en openbaar vervoer vastgestelde vergoedingen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geldt een maximum van 300 kilometer per enkele reis, heen- en terugreis, per dienst.

D

Artikel 7a komt te luiden:

Artikel 7a

De tegemoetkoming in kosten van eigen vervoer genoemd in artikel 6 en de aanvulling op grond van de artikelen 64, derde en vierde lid, en 64a, vierde en vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, bedragen tezamen € 0,28 per afgelegde meerkilometer.

E

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt na «motorvoertuig» toegevoegd «, het gebruik van een fiets of bromfiets».

2. Onderdeel d vervalt.

F

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien door het bevoegd gezag aan de ambtenaar is verzocht voor het maken van de dienstreis gebruik te maken van een eigen vervoermiddel en de ambtenaar heeft hiermee ingestemd, ontvangt de ambtenaar per afgelegde kilometer een vergoeding van € 0,28 voor het gebruik van een eigen motorvoertuig dan wel eigen fiets of bromfiets.

2. Het derde lid komt te vervallen.

ARTIKEL V

  • 1. In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:

    • a. feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of

    • b. zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.

  • 3. Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.

  • 4. De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.

ARTIKEL VI

Artikel 41, tweede en derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, subonderdeel 2, van dit besluit, blijft van toepassing op verplichtingen tot terugbetaling die voor 2 augustus 2022 zijn ontstaan.

ARTIKEL VII

Voor de toepassing van artikel 3a eerste lid van het Besluit bezoldiging politie, zoals dat luidde van 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022, wordt het in dat lid genoemde bedrag geacht te luiden € 96,77.

ARTIKEL VIII

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, onderdeel CC.

  • 2. Artikel II, onderdeel CC treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

  • 3. Artikel I, onderdeel G en artikel II, onderdelen C, I, M, P, S, V, X, AA, FF, II, SS, WW, AAA, FFF, JJJ en NNN werken terug tot en met 1 januari 2024.

  • 4. Artikel I, onderdelen L tot en met Q, werken terug tot en met het tijdstip waarop de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen in werking is getreden.

  • 5. Artikel II, onderdelen A, D, eerste en tweede lid, E, eerste tot en met vierde lid, OO en EEE werken terug tot en met 1 juli 2023.

  • 6. Artikel II, onderdeel D, derde lid en E, vijfde lid, werken terug tot en met 3 maart 2023.

  • 7. Artikel I, onderdelen B, E, F, I, K, artikel II, onderdelen B, H, L, O, R, U, W, Z, EE, HH, JJ, NN, RR, VV, ZZ, DDD, III en MMM en artikel IV werken terug tot en met 1 januari 2023.

  • 8. Artikel II, onderdeel BB, werkt terug tot en met 13 augustus 2022.

  • 9. Artikel I, onderdeel H, werkt terug tot en met 2 augustus 2022.

  • 10. Artikel II, onderdelen F, G, J, en MM werken terug tot en met 1 augustus 2022.

  • 11. Artikel II, onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL, werkt terug tot en met 1 juli 2022.

  • 12. Artikel II, onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG, KKK, werkt terug tot en met 1 januari 2022.

  • 13. Artikel V werkt terug tot en met 1 november 2021.

  • 14. Artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 25 juni 2019.

ARTIKEL IX

Dit besluit wordt aangehaald als: Verzamelbesluit rechtspositie politie 2023.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 januari 2024

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Uitgegeven de negentiende januari 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Bijlage A

Bijlage IV bij artikel 3, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 38-urige werkweek per 1 augustus 2022 (bruto per maand)

Opleidingsniveaus 2, 3 en 4

€ 1.100,–

Opleidingsniveaus 5 en 6

€ 1.200,–

Bijlage B

Bijlage IV bij artikel 3, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 38-urige werkweek per 1 januari 2023 (bruto per maand)

Opleidingsniveaus 2, 3 en 4

€ 1.129,70

Opleidingsniveaus 5 en 6

€ 1.232,40

Bijlage C

Bijlage IV bij artikel 3, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 38-urige werkweek per 1 juli 2023 (bruto per maand)

Opleidingsniveaus 2, 3 en 4

€ 1.129,70

Opleidingsniveaus 6 en 7

€ 1.232,40

Bijlage D

Bijlage II bij de artikelen 3, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid, en 3a, eerste en negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2022 (in euro per maand)

schaal 2a

de eerste 6 maanden

€ 1.744

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.812

 

na 12 maanden

€ 1.941

schaal 3a

de eerste 6 maanden

€ 1.744

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.812

 

van 12 tot 24 maanden

€ 1.941

 

na 24 maanden

€ 2.116

schaal 4a

de eerste 6 maanden

€ 1.744

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.812

 

van 12 tot 24 maanden

€ 1.941

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.187

 

na 36 maanden

€ 2.344

schaal 5a

de eerste 6 maanden

€ 1.744

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.812

 

van 12 tot 24 maanden

€ 1.941

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.314

 

na 36 maanden

€ 2.566

schaal 6a

de eerste 6 maanden

€ 1.744

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.812

 

van 12 tot 24 maanden

€ 1.941

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.314

 

na 36 maanden

€ 2.566

Bijlage E

Bijlage II bij de artikelen 3, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid, en 3a, eerste en negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2022 (in euro per maand)

schaal 2a

de eerste 6 maanden

€ 1.779

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.848

 

na 12 maanden

€ 1.980

schaal 3a

de eerste 6 maanden

€ 1.779

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.848

 

van 12 tot 24 maanden

€ 1.980

 

na 24 maanden

€ 2.159

schaal 4a

de eerste 6 maanden

€ 1.779

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.848

 

van 12 tot 24 maanden

€ 1.980

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.230

 

na 36 maanden

€ 2.391

schaal 5a

de eerste 6 maanden

€ 1.779

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.848

 

van 12 tot 24 maanden

€ 1.980

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.360

 

na 36 maanden

€ 2.618

schaal 6a

de eerste 6 maanden

€ 1.779

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.848

 

van 12 tot 24 maanden

€ 1.980

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.360

 

na 36 maanden

€ 2.618

Bijlage F

Bijlage II bij de artikelen 3, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid, en 3a, eerste en negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2023 (in euro per maand)

schaal 2a

de eerste 6 maanden

€ 1.832

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.904

 

na 12 maanden

€ 2.039

schaal 3a

de eerste 6 maanden

€ 1.832

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.904

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.039

 

na 24 maanden

€ 2.223

schaal 4a

de eerste 6 maanden

€ 1.832

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.904

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.039

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.297

 

na 36 maanden

€ 2.463

schaal 5a

de eerste 6 maanden

€ 1.832

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.904

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.039

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.431

 

na 36 maanden

€ 2.696

schaal 6a

de eerste 6 maanden

€ 1.832

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.904

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.039

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.431

 

na 36 maanden

€ 2.696

Bijlage G

Bijlage II bij de artikelen 3, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid, en 3a, eerste en negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2024 (in euro per maand)

schaal 2a

de eerste 6 maanden

€ 1.869

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.942

 

na 12 maanden

€ 2.080

schaal 3a

de eerste 6 maanden

€ 1.869

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.942

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.080

 

na 24 maanden

€ 2.268

schaal 4a

de eerste 6 maanden

€ 1.869

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.942

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.080

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.343

 

na 36 maanden

€ 2.512

schaal 5a

de eerste 6 maanden

€ 1.869

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.942

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.080

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.479

 

na 36 maanden

€ 2.750

schaal 6a

de eerste 6 maanden

€ 1.869

 

van 6 tot 12 maanden

€ 1.942

 

van 12 tot 24 maanden

€ 2.080

 

van 24 tot 36 maanden

€ 2.479

 

na 36 maanden

€ 2.750

Bijlage H

Bijlage V bij artikel 3 derde lid, onderdeel b, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2022 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.480,88

Bijlage I

Bijlage V bij artikel 3, derde lid, onderdeel b, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2022 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.510,50

Bijlage J

Bijlage V bij artikel 3, derde lid, onderdeel b, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2023 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.555,81

Bijlage K

Bijlage V bij artikel 3, derde lid, onderdeel b, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2024 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.586,93

Bijlage L

Bijlage VI bij artikel 3, vierde lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2022 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.665,06

Bijlage M

Bijlage VI bij artikel 3, vierde lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2022 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.698,36

Bijlage N

Bijlage VI bij artikel 3, vierde lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2023 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.749,31

Bijlage O

Bijlage VI bij artikel 3, vierde lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2024 (in euro per maand)

Alle opleidingsniveaus

€ 1.784,29

Bijlage P

Bijlage III bij artikelen 3, achtste en negende lid, en 3a, zevende en achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2022 (in euro per maand)

garantiebedragen (per maand)

 

Opleidingsniveau 2

€ 2.102,14

Opleidingsniveau 3

€ 2.345,36

Opleidingsniveau 4

€ 2.566,26

Opleidingsniveau 5

€ 2.850,60

Opleidingsniveau 6

€ 2.915,22

Bijlage Q

Bijlage III bij artikelen 3, achtste en negende lid, en 3a, zevende en achtste lid van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2022 (in euro per maand)

garantiebedragen (per maand)

 

Opleidingsniveau 2

€ 2.144,19

Opleidingsniveau 3

€ 2.392,27

Opleidingsniveau 4

€ 2.617,58

Opleidingsniveau 5

€ 2.907,61

Opleidingsniveau 6

€ 2.973,53

Bijlage R

Bijlage III bij de artikelen 3, achtste en negende lid, en 3a, zevende en achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2023 (in euro per maand)

garantiebedragen (per maand)

 

Opleidingsniveau 2

€ 2.208,51

Opleidingsniveau 3

€ 2.464,04

Opleidingsniveau 4

€ 2.696,11

Opleidingsniveau 5

€ 2.994,84

Opleidingsniveau 6

€ 3.062,73

Bijlage S

Bijlage III bij de artikelen 3, achtste en negende lid, en 3a, zevende en achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2023 (in euro per maand)

garantiebedragen (per maand)

 

Opleidingsniveau 2

€ 2.208,51

Opleidingsniveau 3

€ 2.464,04

Opleidingsniveau 4

€ 2.696,11

Opleidingsniveau 6

€ 2.994,84

Opleidingsniveau 7

€ 3.062,73

Bijlage T

Bijlage III bij de artikelen 3, achtste en negende lid, en 3a, zevende en achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2024 (in euro per maand)

garantiebedragen (per maand)

 

Opleidingsniveau 2

€ 2.252,68

Opleidingsniveau 3

€ 2.513,32

Opleidingsniveau 4

€ 2.750,03

Opleidingsniveau 6

€ 3.054,73

Opleidingsniveau 7

€ 3.123,99

Bijlage U

Bijlage I bij artikel 8, eerste lid, en artikel 3a, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2022 (in euro per maand)

bedrag in €

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

1.641,56

0

0

                               

1.719,10

1

1

                               

1.797,83

2

2

0

                             

1.904,75

3

3

1

0

                           

2.008,15

4

4

2

1

                           

2.102,14

5

5

3

2

0

0

                       

2.186,74

6

6

4

3

1

1

0

                     

2.258,41

7

7

5

4

   

1

                     

2.345,36

8

8

6

5

2

2

                       

2.418,21

9

9

7

6

3

3

2

                     

2.492,23

10

10

8

7

4

                         

2.566,26

 

11

9

8

5

4

3

0

                   

2.626,18

 

12

10

9

6

5

                       

2.695,50

 

13

11

10

7

6

4

1

0

                 

2.783,63

   

12

11

8

7

5

                     

2.850,60

   

13

12

9

8

 

2

1

                 

2.915,22

   

14

13

10

 

6

 

2

                 

3.003,35

     

14

11

9

7

3

3

0

               

3.070,32

       

12

10

8

4

 

1

               

3.120,84

       

13

11

                       

3.173,72

       

14

12

9

5

4

                 

3.234,81

         

13

10

   

2

               

3.300,61

         

14

11

6

5

                 

3.385,21

           

12

7

 

3

               

3.468,63

           

13

8

6

                 

3.569,68

           

14

9

7

4

               

3.647,23

             

10

 

5

0

             

3.735,35

             

11

8

                 

3.787,05

                 

6

1

             

3.838,75

             

12

9

                 

3.896,32

                 

7

2

             

3.955,07

             

13

10

                 

4.032,62

             

14

 

8

3

             

4.047,89

               

11

                 

4.165,39

               

12

9

4

             

4.287,59

               

13

10

5

0

           

4.399,21

               

14

11

6

1

           

4.529,63

                 

12

7

2

           

4.661,23

                 

13

8

3

0

         

4.784,60

                 

14

9

4

1

         

4.907,97

                   

10

5

2

         

5.030,17

                   

11

6

3

0

       

5.148,84

                   

12

7

4

1

       

5.268,68

                   

13

8

5

2

       

5.395,58

                   

14

9

6

3

0

     

5.476,65

                     

10

7

4

1

     

5.600,03

                     

11

8

5

2

     

5.753,95

                     

12

9

6

3

0

   

5.906,69

                     

13

10

7

4

1

   

6.061,79

                     

14

11

8

5

2

   

6.215,71

                       

12

9

6

3

0

 

6.370,81

                       

13

10

7

4

1

 

6.532,96

                       

14

11

8

5

2

 

6.699,80

                         

12

9

6

3

0

6.871,34

                         

13

10

7

4

1

7.078,14

                         

14

11

8

5

2

7.290,81

                           

12

9

6

3

7.511,70

                           

13

10

7

4

7.737,30

                           

14

11

8

5

7.972,29

                           

15

12

9

6

8.214,33

                             

13

10

7

8.463,43

                             

14

11

8

8.720,75

                             

15

12

9

8.987,46

                               

13

10

9.261,23

                               

14

11

9.545,57

                               

15

12

9.836,97

                                 

13

10.079,01

                                 

14

10.322,23

                                 

15

Bijlage V

Bijlage I bij artikel 8, eerste lid en, artikel 3a, negende lid van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 juli 2022 (in euro per maand)

bedrag in €

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

1.674,39

0

0

                               

1.753,49

1

1

                               

1.833,78

2

2

0

                             

1.942,84

3

3

1

0

                           

2.048,31

4

4

2

1

                           

2.144,19

5

5

3

2

0

0

                       

2.230,48

6

6

4

3

1

1

0

                     

2.303,58

7

7

5

4

   

1

                     

2.392,27

8

8

6

5

2

2

                       

2.466,57

9

9

7

6

3

3

2

                     

2.542,08

10

10

8

7

4

                         

2.617,58

 

11

9

8

5

4

3

0

                   

2.678,70

 

12

10

9

6

5

                       

2.749,41

 

13

11

10

7

6

4

1

0

                 

2.839,30

   

12

11

8

7

5

                     

2.907,61

   

13

12

9

8

 

2

1

                 

2.973,53

   

14

13

10

 

6

 

2

                 

3.063,41

     

14

11

9

7

3

3

0

               

3.131,72

       

12

10

8

4

 

1

               

3.183,26

       

13

11

                       

3.237,19

       

14

12

9

5

4

                 

3.299,51

         

13

10

   

2

               

3.366,63

         

14

11

6

5

                 

3.452,91

           

12

7

 

3

               

3.538,00

           

13

8

6

                 

3.641,07

           

14

9

7

4

               

3.720,17

             

10

 

5

0

             

3.810,06

             

11

8

                 

3.862,79

                 

6

1

             

3.915,52

             

12

9

                 

3.974,25

                 

7

2

             

4.034,17

             

13

10

                 

4.113,27

             

14

 

8

3

             

4.128,85

               

11

                 

4.248,70

               

12

9

4

             

4.373,34

               

13

10

5

0

           

4.487,19

               

14

11

6

1

           

4.620,22

                 

12

7

2

           

4.754,45

                 

13

8

3

0

         

4.880,29

                 

14

9

4

1

         

5.006,13

                   

10

5

2

         

5.130,77

                   

11

6

3

0

       

5.251,82

                   

12

7

4

1

       

5.374,06

                   

13

8

5

2

       

5.503,49

                   

14

9

6

3

0

     

5.586,19

                     

10

7

4

1

     

5.712,03

                     

11

8

5

2

     

5.869,03

                     

12

9

6

3

0

   

6.024,83

                     

13

10

7

4

1

   

6.183,02

                     

14

11

8

5

2

   

6.340,02

                       

12

9

6

3

0

 

6.498,22

                       

13

10

7

4

1

 

6.663,61

                       

14

11

8

5

2

 

6.833,79

                         

12

9

6

3

0

7.008,77

                         

13

10

7

4

1

7.219,70

                         

14

11

8

5

2

7.436,62

                           

12

9

6

3

7.661,94

                           

13

10

7

4

7.892,04

                           

14

11

8

5

8.131,73

                           

15

12

9

6

8.378,62

                             

13

10

7

8.632,69

                             

14

11

8

8.895,16

                             

15

12

9

9.167,21

                               

13

10

9.446,45

                               

14

11

9.736,48

                               

15

12

10.033,71

                                 

13

10.280,59

                                 

14

10.528,67

                                 

15

Bijlage W

Bijlage I bij artikel 8, eerste lid, en artikel 3a, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2023 (in euro per maand)

bedrag in €

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

1.724,62

0

0

                               

1.806,09

1

1

                               

1.888,80

2

2

0

                             

2.001,13

3

3

1

0

                           

2.109,76

4

4

2

1

                           

2.208,51

5

5

3

2

0

0

                       

2.297,39

6

6

4

3

1

1

0

                     

2.372,69

7

7

5

4

   

1

                     

2.464,04

8

8

6

5

2

2

                       

2.540,57

9

9

7

6

3

3

2

                     

2.618,34

10

10

8

7

4

                         

2.696,11

 

11

9

8

5

4

3

0

                   

2.759,06

 

12

10

9

6

5

                       

2.831,90

 

13

11

10

7

6

4

1

0

                 

2.924,48

   

12

11

8

7

5

                     

2.994,48

   

13

12

9

8

 

2

1

                 

3.062,73

   

14

13

10

 

6

 

2

                 

3.155,31

     

14

11

9

7

3

3

0

               

3.225,68

       

12

10

8

4

 

1

               

3.278,75

       

13

11

                       

3.334,30

       

14

12

9

5

4

                 

3.398,49

         

13

10

   

2

               

3.467,62

         

14

11

6

5

                 

3.556,50

           

12

7

 

3

               

3.644,14

           

13

8

6

                 

3.750,30

           

14

9

7

4

               

3.831,78

             

10

 

5

0

             

3.924,36

             

11

8

                 

3.978,67

                 

6

1

             

4.032,99

             

12

9

                 

4.093,47

                 

7

2

             

4.155,20

             

13

10

                 

4.236,67

             

14

 

8

3

             

4.252,71

               

11

                 

4.376,16

               

12

9

4

             

4.504,54

               

13

10

5

0

           

4.621,81

               

14

11

6

1

           

4.758,83

                 

12

7

2

           

4.897,09

                 

13

8

3

0

         

5.026,70

                 

14

9

4

1

         

5.156,31

                   

10

5

2

         

5.284,69

                   

11

6

3

0

       

5.409,37

                   

12

7

4

1

       

5.535,28

                   

13

8

5

2

       

5.668,60

                   

14

9

6

3

0

     

5.753,77

                     

10

7

4

1

     

5.883,39

                     

11

8

5

2

     

6.045,10

                     

12

9

6

3

0

   

6.205,57

                     

13

10

7

4

1

   

6.368,51

                     

14

11

8

5

2

   

6.530,22

                       

12

9

6

3

0

 

6.693,17

                       

13

10

7

4

1

 

6.863,52

                       

14

11

8

5

2

 

7.038,81

                         

12

9

6

3

0

7.219,03

                         

13

10

7

4

1

7.436,29

                         

14

11

8

5

2

7.659,72

                           

12

9

6

3

7.891,79

                           

13

10

7

4

8.128,80

                           

14

11

8

5

8.375,69

                           

15

12

9

6

8.629,98

                             

13

10

7

8.891,67

                             

14

11

8

9.162,01

                             

15

12

9

9.442,23

                               

13

10

9.729,85

                               

14

11

10.028,58

                               

15

12

10.334,72

                                 

13

10.589,01

                                 

14

10.844,53

                                 

15

Bijlage X

Bijlage I bij artikel 8, eerste lid, en artikel 3a, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie, op basis van een 36-urige werkweek per 1 januari 2024 (in euro per maand)

bedrag in €

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

1.759,11

0

0

                               

1.842,21

1

1

                               

1.926,57

2

2

0

                             

2.041,15

3

3

1

0

                           

2.151,95

4

4

2

1

                           

2.252,68

5

5

3

2

0

0

                       

2.343,34

6

6

4

3

1

1

0

                     

2.420,14

7

7

5

4

   

1

                     

2.513,32

8

8

6

5

2

2

                       

2.591,38

9

9

7

6

3

3

2

                     

2.670,71

10

10

8

7

4

                         

2.750,03

 

11

9

8

5

4

3

0

                   

2.814,24

 

12

10

9

6

5

                       

2.888,53

 

13

11

10

7

6

4

1

0

                 

2.982,97

   

12

11

8

7

5

                     

3.054,73

   

13

12

9

8

 

2

1

                 

3.123,99

   

14

13

10

 

6

 

2

                 

3.218,42

     

14

11

9

7

3

3

0

               

3.290,19

       

12

10

8

4

 

1

               

3.344,33

       

13

11

                       

3.400,99

       

14

12

9

5

4

                 

3.466,46

         

13

10

   

2

               

3.536,98

         

14

11

6

5

                 

3.627,63

           

12

7

 

3

               

3.717,03

           

13

8

6

                 

3.825,31

           

14

9

7

4

               

3.908,41

             

10

 

5

0

             

4.002,85

             

11

8

                 

4.058,25

                 

6

1

             

4.113,65

             

12

9

                 

4.175,34

                 

7

2

             

4.238,30

             

13

10

                 

4.321,40

             

14

 

8

3

             

4.337,77

               

11

                 

4.463,68

               

12

9

4

             

4.594,63

               

13

10

5

0

           

4.714,24

               

14

11

6

1

           

4.854,00

                 

12

7

2

           

4.995,03

                 

13

8

3

0

         

5.127,23

                 

14

9

4

1

         

5.259,44

                   

10

5

2

         

5.390,39

                   

11

6

3

0

       

5.517,56

                   

12

7

4

1

       

5.645,98

                   

13

8

5

2

       

5.781,97

                   

14

9

6

3

0

     

5.868,58

                     

10

7

4

1

     

6.001,05

                     

11

8

5

2

     

6.166,00

                     

12

9

6

3

0

   

6.329,68

                     

13

10

7

4

1

   

6.495,88

                     

14

11

8

5

2

   

6.660,83

                       

12

9

6

3

0

 

6.827,03

                       

13

10

7

4

1

 

7.000,79

                       

14

11

8

5

2

 

7.179,58

                         

12

9

6

3

0

7.363,41

                         

13

10

7

4

1

7.585,02

                         

14

11

8

5

2

7.812,92

                           

12

9

6

3

8.049,63

                           

13

10

7

4

8.291,38

                           

14

11

8

5

8.543,20

                           

15

12

9

6

8.802,58

                             

13

10

7

9.069,51

                             

14

11

8

9.345,25

                             

15

12

9

9.631,07

                               

13

10

9.924,44

                               

14

11

10.229,15

                               

15

12

10.541,41

                                 

13

10.800,79

                                 

14

11.061,42

                                 

15

Bijlage Y

Bijlage Ia bij artikel 8, derde lid, van het Besluit bezoldiging politie per 1 januari 2022 (in euro per maand)

Schaal 19

€ 10.790,18

Bijlage Z

Bijlage Ia bij artikel 8, derde lid, van het Besluit bezoldiging politie per 1 juli 2022 (in euro per maand)

Schaal 19

€ 11.005,98

Bijlage AA

Bijlage Ia bij artikel 8, derde lid, van het Besluit bezoldiging politie per 1 januari 2023 (in euro per maand)

Schaal 19

€ 11.336,16

Bijlage BB

Bijlage Ia bij artikel 8, derde lid, van het Besluit bezoldiging politie per 1 januari 2024 (in euro per maand)

Schaal 19

€ 11.562,88

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Op 8 juni 2022 hebben de minister van Justitie en Veiligheid, de korpschef en de voorzitters van de politievakorganisaties een akkoord bereikt over de arbeidsvoorwaarden in de sector politie voor de periode 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2024. Dit hebben de partijen formeel vastgelegd in het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie 2022–2024 (hierna: akkoord). In dit akkoord is een aantal maatregelen overeengekomen dat leidt tot wijzigingen in het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp), het Besluit bezoldiging politie (hierna: Bbp) en het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie (hierna: Brvvp). Het onderhavige besluit strekt er toe de afgesproken wijzigingen in genoemde besluiten door te voeren, alsmede een aantal technische wijzigingen door te voeren.

De maatregelen en wijzigingen die in het kader van het akkoord in dit besluit opgenomen zijn, betreffen:

  • een verhoging van de salarissen in 2022, 2023 en 2024 (artikelen 3, 3a (oud), 3c, 14, 18, 23, 25b, 26a (nieuw), 27, 29, 29a, en bijlagen I, IA, II, III, V en VI van het Bbp)

  • een tijdelijke financiële tegemoetkoming in 2022, 2023 en 2024 aan uitvoerend personeel ter compensatie voor de extra belasting die samenhangt met de werkdruk (artikel V van dit besluit);

  • een verhoging van de tegemoetkoming voor aspiranten in het eerste jaar van de politieopleiding (bijlage IV van het Bbp);

  • een mogelijkheid om alsnog voor een aanspraak op levensfase-uren te kiezen voor spijtoptanten die hiervoor niet hadden gekozen ten tijde van de invoering van de regeling (artikel 30f (nieuw) van het Barp);

  • de invoering van gedeeltelijke loondoorbetaling in geval van aanvullend geboorteverlof en een verruiming van het stelsel rondom gedeeltelijk doorbetaald ouderschapsverlof (artikelen 19, 30 en 41b (nieuw) respectievelijk 41 van het Barp en artikel VI van dit besluit);

  • de invoering van een vitaliteitsbudget en de verdubbeling van de waarde hiervan in 2023 en 2024 voor ondersteunend personeel (artikel 26a (nieuw) van het Bbp) alsmede een koppeling van de waarde van het budget aan de algemene salarisontwikkeling (artikel 50a van het Bbp);

  • een verruiming van de mogelijkheden en compensatie voor het gebruik van openbaar en vervoer en een vereenvoudiging van de regelgeving rondom dienstreizen en woon-werkverkeer (artikelen 3, 5,6, 7a, 11 en 12 van het Brvvp);

  • een tijdelijke schrapping van de drempel van acht uur voor aanspraak op een verschuivingsvergoeding (artikel 27b, vijfde lid, van het Bbp); en

  • een verruiming van het stelsel rondom vakantieverlof vanwege het belang van recuperatie (artikel 22 van het Barp).

Voor zover het akkoord de wijziging van regels op het niveau van een ministeriële regeling vereist, is daarin voorzien in de Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 22 november 2022 (Stcrt. 2022, 32185).

Voorts zijn in dit wijzigingsbesluit enkele wetstechnische bepalingen opgenomen in het kader van een nadere wetsvoorstelwijziging in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305). In de tweede nota van wijziging bij de voorgestelde Wet bescherming klokkenluiders ter implementatie van de richtlijn is onder meer de definitie van informatie over een inbreuk komen te vervallen.1 In lijn hiermee zijn in dit wijzigingsbesluit nadere wijzigingen doorgevoerd in enkele aanverwante artikelen in paragraaf 2 van Hoofdstuk VII.a van het Barp, waarin de interne klokkenluidersregeling voor de sector politie is geregeld.

Over de formalisering van het akkoord en de doorgevoerde wijzigingen in dit besluit is overeenstemming bereikt met de politievakorganisaties conform artikel 3, derde lid, van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 in het Centraal Georganiseerd Overleg Politie-ambtenarenzaken (CGOP). Dit wijzigingsbesluit is tevens voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.

Voor een nadere toelichting van de vorengenoemde aanpassingen volgt hieronder een artikelsgewijze toelichting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging betreft een reparatie. In juni 2019 hebben de minister van Justitie en Veiligheid, de korpschef van de politie en de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst afspraken gemaakt over onder meer de verantwoordelijkheid voor het werven, selecteren, benoemen en ontwikkelen van politietopambtenaren. De afspraken zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. In die overeenkomst is bevestigd dat de korpschef van politie verantwoordelijk is voor alle politietopambtenaren, met uitzondering van de korpschef zelf. Daar hoort bij dat het dus ook de korpschef is die betreffende ambtenaren beëdigt. Op grond van die afspraken had artikel 9, derde lid van het Barp moeten worden aangepast, zodat de politiechef en de overige ambtenaren die op grond van artikel 28, derde lid van de Politiewet 2012 deel uitmaken van de leiding van de politie voortaan door de korpschef worden beëdigd op grond van het zesde lid. Deze wijziging wordt nu alsnog doorgevoerd.

Onderdelen B, D, H, I en K en artikel VI

Politieambtenaren hebben op grond van artikel 41, eerste lid, van het Barp recht op dertien weken ouderschapsverlof met doorbetaling van 75% van de bezoldiging. Sinds 2 augustus 2022 financiert de rijksoverheid voor alle werknemers in Nederland de doorbetaling van 70% procent van het dagloon van de werknemer (tot 70% van het maximum dagloon) over ten hoogste negen maal de arbeidsduur per week in het eerste levensjaar van het kind. Voor de sector politie leidt deze financiering door de rijksoverheid tot een besparing van € 2,5 miljoen. De partijen bij het akkoord zijn overeengekomen dat deze besparing behouden blijft voor regelingen in het kader van arbeid en zorg. Op 1 september 2022 is in het CGOP overeenstemming bereikt over de invulling van deze cao-afspraak. Er is besloten over te gaan tot de invoering van gedeeltelijke loondoorbetaling in geval van aanvullend geboorteverlof en verruiming van het stelsel rondom ouderschapsverlof. Met ingang van 1 januari 2023 wordt volledig doorbetaald over het aantal uren ouderschapsverlof van ten hoogste negen maal de arbeidsduur per week, gedurende de periode dat het kind de leeftijd van een jaar nog niet heeft bereikt, uitgaande van de arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt. Daarnaast behoudt de politieambtenaar het recht op dertien weken ouderschapsverlof met doorbetaling van 75% van de bezoldiging, met aftrek van het volledig doorbetaalde ouderschapsverlof.

Artikelen 19, 30 en 41b (nieuw)

De ambtenaar die aanvullend geboorteverlof als bedoeld in artikel 4:2a van de Wet arbeid en zorg geniet, behoudt gedurende dit verlof recht op loondoorbetaling tot 70% van de bezoldiging. Dit is geformaliseerd door een nieuw artikel 41b in te voegen in het Barp.

Door de wijzigingen in de artikelen 19, vijfde lid, en 30, zesde lid, van het Barp blijft de ambtenaar gedurende de periode waarin het aanvullend geboorteverlof wordt opgenomen de aanspraak op vakantieverlof respectievelijk levensfase-uren opbouwen ondanks het feit dat geen dienst wordt verricht.

Artikel 41

De ambtenaar die ouderschapsverlof, als bedoeld in artikel 6:1 van de Wet arbeid en zorg, geniet, behoudt over 13 maal de arbeidsduur per week recht op loondoorbetaling, tot het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt. De hoogte van de loondoorbetaling is per 1 januari 2023:

  • a. 100% van de bezoldiging over maximaal 9 maal de arbeidsduur per week, mits deze verlofuren worden opgenomen in het eerste levensjaar van het kind en waarvoor recht is op de UWV-uitkering. Dit is geformaliseerd door aanpassingen aan te brengen in het eerste lid;

  • b. 75% van de bezoldiging over de verlofuren die opgenomen worden vanaf het eerste levensjaar van het kind voor zover het kind de leeftijd van acht jaren niet heeft bereikt, onder vermindering van het aantal weken ouderschapsverlof dat in het eerste levensjaar van het kind is opgenomen en waarover 100% van de bezoldiging is ontvangen. Dit is geformaliseerd door invoeging van een nieuw tweede lid.

Voorts is afgesproken de terugbetalingsverplichting bij vertrek tijdens de verlofperiode, of één jaar na afloop van het verlof, tegelijkertijd met de invoering van de Wet betaald ouderschapsverlof vanaf 2 augustus 2022, te laten vervallen. Hiertoe is de voormalige inhoud van het tweede lid alsmede het derde lid, waarin regels over de terugbetalingsverplichting waren opgenomen, met ingang van die datum geschrapt.

Voor wat betreft de terugbetalingsverplichtingen die vóór 2 augustus 2022 zijn ontstaan, blijven het voormalige tweede en derde lid van toepassing. Hiertoe is een overgangsbepaling in artikel VI opgenomen.

Inwerkingtreding

De partijen zijn overeengekomen de aanpassing van de hoogte van de loondoorbetaling met ingang van 1 januari 2023 in werking te laten treden en de terugbetalingsverplichting reeds met ingang van 2 augustus te laten vervallen. De terugwerkende kracht is geregeld in artikel VIII van dit besluit.

Onderdeel C

Artikel 22 bevat regels over de toekenning van vakantieverlof. De partijen bij het akkoord hebben op het gebied van capaciteit en inzetbaarheid onderkend dat recuperatie van belang is en de afspraak gemaakt dat hiertoe artikel 22 wordt aangepast. Medewerkers hebben vanaf de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst in elk kalenderjaar aanspraak op ten minste 21 kalenderdagen vakantie over een aaneengesloten periode. Deze periode bevat de vakantiedagen en de vrije dagen waarop anderszins geen dienst is vastgesteld, zoals de wekelijkse rust. Door deze afspraak vallen er altijd drie weekenden in de aaneengesloten verlofperiode. Voorheen hadden zij in elk kalenderjaar aanspraak op ten minste 72 uren vakantie over een aaneengesloten periode.

Onderdeel E

In 2019 is een nieuw stelsel van levensfase-uren ingevoerd. Dit is een individuele voorziening waarbij gedurende de actieve loopbaan een saldo wordt opgebouwd dat naar keuze van de betrokkene kan worden aangewend en dat in uren wordt vormgegeven. Dit sluit aan bij de behoefte van ambtenaren en de werkgever om in diverse fases van de loopbaan verlof te kunnen opnemen. In artikel 30e, tweede lid, werd bepaald dat ambtenaren die op 30 juni 2018 in dienst waren en op 1 juli 2018 46 jaar waren maar nog geen 55 jaar oud waren (de categorie onder artikel 30e, eerste lid, onderdeel b, derde subonderdeel) eenmalig – in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 – de mogelijkheid kregen te kiezen voor het nieuwe stelsel van levensfase-uren of voor het toenmalig geldende stelsel, waarbij zij onder meer uitzicht hielden op de regeling partieel uittreden (RPU) als genoemd in artikel 13a van het Barp.

De partijen bij het akkoord hebben afgesproken dat de vorengenoemde categorie ambtenaren, die op 1 januari 2023 nog in dienst waren, de mogelijkheid krijgen om hun eerdere keuze om af te zien van gebruikmaking van het stelsel van levensfase-uren (en daarmee behoud van RPU-aanspraken) eenmalig te herzien in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023. Hiertoe is besloten omdat na het eerdere keuzemoment in 2019 de regeling rondom levensfase-uren op een tweetal punten substantieel is verbeterd:

  • 1. De levensfase-uren mogen sinds 1 januari 2021 langer opgespaard worden: 100 weken in plaats van 50 weken.

  • 2. De bronnen waaruit de levensfase-uren kunnen worden opgebouwd, zijn uitgebreid met onder meer overwerk (1 januari 2020) en LFU vanuit sociaal plannen (5 september 2020). Niet alleen de overwerktoeslag, maar ook het overuurzelf mag de medewerker in LFU omzetten (1 januari 2022).

De desbetreffende ambtenaren die voor 1 januari 2023 uit dienst zijn gegaan, krijgen geen keuzemogelijkheid meer. Verder geldt ook de voorwaarde dat zij nog geen rechten voortvloeiend uit de RPU als bedoeld in artikel 13a van het Barp hebben opgenomen en ook niet gaan opnemen tot uiterlijk 1 juli 2023.

Uit de artikelen 30, tweede lid, onderdeel a en vierde lid, en 30f – vaststelling startbudget – volgt dat de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2023 voor de berekening van de LFU-aanspraak buiten beschouwing blijft. Partijen zijn vanwege eenvoud in de uitvoering overeengekomen dat geen verrekening plaatsvindt van over voornoemde periode door de ambtenaar genoten algemene levensloopbijdrage (artikel 12b, Bbp), toelage bezwarende functie (artikel 12c, Bbp), leeftijdsverlof (artikel 18) en de 1% die de ambtenaar op grond van artikel 12, vijfde lid, meer gewerkt heeft met LFU waarop aanspraak had bestaan als de medewerker per 1 juli 2019 onder het stelsel van LFU was gekomen. Het startbudget wordt per 1 juli 2023 toegekend en vanaf dat moment bestaat ook aanspraak op het jaarbudget (2023 tijdsevenredig).

Onderdeel F

Omdat aan een selecte groep ambtenaren de mogelijkheid wordt gegeven toch te kiezen voor het stelsel van levensfase-uren, moet ook worden voorzien in een grondslag om het aantal levensfase-uren waar de ambtenaar aanspraak op maakt te bepalen. Hierin voorziet artikel 30f. Dit artikel is eerder geschrapt (Stb. 2019, 495), maar wordt vanwege de behoefte aan een mogelijkheid de hoeveelheid toe te kennen levensfase-uren te berekenen opnieuw ingevoerd. Voor een nadere toelichting kan dan ook worden verwezen naar de toelichting bij de introductie van het artikel (Stb. 2018, 208, p. 18).

De herziene keuze voor gebruikmaking van het stelsel van levensfase-uren treedt in werking met ingang van 1 juli 2023. Vanwege het keuzemoment dat per 1 januari 2023 ingaat, treedt deze wijzigingsbepaling met ingang van 1 januari 2023 in werking. De terugwerkende kracht is geregeld in artikel VIII van dit besluit.

Onderdeel G

Omdat het berekenen en toekennen van het startbudget eenmalig plaatsvindt voor de ambtenaren die per 1 juli 2023 onder het stelsel van levensfase-uren komen te vallen, kan artikel 30f op enig moment daarna vervallen. Omwille van het differentiëren in inwerkingtredingsdata van het wijzigen en het vervallen van artikel 30f is dit laatste opgenomen in een afzonderlijk onderdeel van artikel I. Er is voor gekozen om onderdeel G met ingang van 1 januari 2024 te laten vervallen. Dit is geregeld is artikel VIII van dit besluit.

Onderdeel J

Artikel 41a, tweede lid komt te vervallen omdat deze situatie, namelijk dat het UWV de financiële tegemoetkoming rechtstreeks aan de ambtenaar uitbetaalt, zich niet meer voordoet. De financiële tegemoetkoming loopt altijd via de werkgever.

Onderdelen L tot en met Q

Met het Besluit van 12 oktober 2021 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) zijn wijzigingen aangebracht in paragraaf 2 van Hoofdstuk VII.a, meer in het bijzonder de artikelen 55da tot en met 55dq, van het Barp. Deze artikelen bevatten een interne procedure binnen de sector politie voor het melden van vermoedens van misstanden. Met de wijzigingen aan een deel van deze artikelen in het Barp werd beoogd de richtlijn tijdig, voor de inwerkingtreding ervan op 17 december 2021, te implementeren. De richtlijn introduceerde de verplichting van een interne meldprocedure voor meldingen over de in de richtlijn vermelde schendingen van het Unierecht.

Het vorengenoemde wijzigingsbesluit was verwant aan de implementatie van de richtlijn op nationaal niveau. Bij de implementatie op nationaal niveau is middels een wetsvoorstel voorgesteld de Wet Huis voor Klokkenluiders te wijzigen en te hernoemen als de Wet bescherming klokkenluiders. Deze herziening van de Wet Huis voor Klokkenluiders heeft tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel vertraging in de implementatie opgelopen, maar is inmiddels in werking getreden (Stb. 2023, 29). Bij de tweede nota van wijziging van dit wetsvoorstel medio juni 2022 is naar aanleiding van de parlementaire behandeling een tweetal nadere wijzigingen aangebracht die ook van invloed zijn op de artikelen in het Barp en hiermee ook het eerdergenoemde Besluit van 12 oktober 2021 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305). De aanpassing in de tweede nota van wijziging betreft het schrappen van de definitie van informatie over een inbreuk. In enkele opschriften en bepalingen in het Barp waarin middels het eerdergenoemde wijzigingsbesluit naar deze definitie werd verwezen, is de verwijzing alsnog geschrapt.

De terugwerkende kracht van deze wijzigingen naar het moment waarop de wet tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) in werking is getreden – en de daaraan gekoppelde inwerkingtreding van het Besluit van 12 oktober 2021 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) – is geregeld in artikel VIII van dit besluit.

Artikel II

Onderdelen G tot en met I, K tot en met V, X tot en met AA, DD tot en met JJ, LL tot en met NNN

De partijen bij het akkoord zijn voor wat betreft de primaire loonontwikkeling de volgende salarisverhoging voor politieambtenaren overeengekomen:

  • per 1 januari 2022 een verhoging van de maandelijkse schaalbedragen met een nominaal bedrag van € 100,–;

  • per 1 juli 2022 een generieke salarisverhoging van 2 procent;

  • per 1 januari 2023 een generieke salarisverhoging van 3 procent;

  • per 1 januari 2024 een generieke salarisverhoging van 2 procent.

Naar aanleiding van deze afspraak zijn de bedragen in de artikelen 3, 3a (oud), 3c, 14, 18, 23, 25b, 26a (nieuw), 27, 29, en 29a, en in de bijlagen I, IA, II, III, V en VI van het Bbp aangepast.

Aangezien deze salarisverhoging op verschillende tijdstippen ingaat, is deze voor de verschillende artikelen in verschillende onderdelen uitgewerkt, zodat deze ieder met een verschillende datum in werking kunnen treden. Voor de wijzigingen is in een inwerkingtreding met terugwerkende kracht (per 1 januari 2022, per 1 juli 2022, per 1 januari 2023, per 1 januari 2024) voorzien. De inwerkingtreding op verschillende tijdstippen is geregeld in artikel VIII van dit besluit.

Onderdelen A tot en met E
Artikelen 1a, onderdeel c, 3, achtste lid en 3a, tweede en zevende lid

In het regulier onderwijs wordt al 20 jaar gebruik gemaakt van de NLQF-systematiek2.

De Politieacademie werkt met de komst van de nieuwe kwalificatiedossiers volgens de NLQF-systematiek. Dit geeft een verandering in de benaming en niveau-aanduiding van onderwijs. Concreet gaat het om de wijziging van artikelen 1a, sub c, 3 achtste lid, sub d en e en artikel 3a tweede en zevende lid, sub d en e, van het Bbp. Bachelor was N5 en wordt N6 en master was N6 en wordt N7. De wijziging in niveau-aanduiding heeft voor de huidige en toekomstige aspirant geen financiële consequenties.

Om parallel te gaan werken met het regulier onderwijs en Politieacademie, maar ook om ervoor te zorgen dat het politieonderwijs goed aansluit op het regulier onderwijs (en andersom), is het noodzakelijk dat de niveau-aanduidingen worden aangepast. Voorts zijn de niveau-aanduidingen ook in de personeelssystemen van de politie opgenomen. Om administratieve redenen is het daarom eveneens noodzakelijk het Bbp aan te passen.

Artikelen 3, negende lid en 3a, achtste lid

In deze artikelen vervalt «of Tactische Opsporing». In 2021 is de nieuwe basispolitieopleiding PO21 (niveau 4) van start gegaan. Deze opleiding is gericht op het werken in een basisteam GGP. Ook de uitstroomprofielen GGP of VVC (veel voorkomende criminaliteit) zijn gericht op het werken in een basisteam GGP. Na deze opleiding wordt iedereen geplaatst op de functie Medewerker GGP. Er wordt na deze opleiding niet direct, dan aanvankelijk de bedoeling was, geplaatst in het vakgebied Tactische Opsporing. Daar zijn deze medewerkers niet voor opgeleid. Voor het vak Tactische Opsporing is een vervolgopleiding nodig. Vanuit de GGP blijft wel interne doorstroom – met aanvullende scholing – naar Tactische Opsporing mogelijk.

Onderdeel F
Art 3a, nieuwe negende lid

De inschaling vanuit het maximumbedrag van schaal 4a respectievelijk 5a van bijlage II, naar salarisschaal 6 respectievelijk salarisschaal 8 van bijlage I vindt in principe plaats in salarisregel 2 respectievelijk salarisregel 0. Aangezien dit een marginale verhoging van het salaris betekent, is in het negende lid geregeld dat inschaling in deze situatie plaatsvindt in salarisregel 3 van salarisschaal 6 respectievelijk salarisregel 1 van salarisschaal 8. De uitzondering die met het negende lid wordt geregeld, geldt voor de inschaling van het maximumbedrag van schaal 4a naar salarisschaal 6 zowel voor de overgang van de aspirantenschaal naar de «reguliere schaal» na afronding van de opleiding, als voor de overgang naar de «reguliere schaal» tijdens de opleiding. Voor de inschaling van het maximumbedrag van schaal 5a naar salarisschaal 8 geldt de uitzondering alleen voor de overgang van de aspirantenschaal naar de «reguliere schaal» tijdens de opleiding. Bij afronding van de opleiding vindt inschaling plaats op grond van het garantiebedrag, waardoor geen sprake is van een marginale verhoging.

Onderdeel J

In artikel 9, achtste lid van het Bbp, worden onjuiste verwijzingen gecorrigeerd. De verwijzing naar artikel 3, derde lid, onderdeel b wordt gewijzigd naar artikel 3a, derde lid, onderdeel b. De verwijzing naar artikel 3, zesde lid, onderdeel b wordt gewijzigd naar artikel 3a, zesde lid, onderdeel b.

Onderdelen W en X

In het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie 2021 zijn de partijen overeengekomen dat ambtenaren met ingang van 2023 een budget met een waarde van € 100 netto per kalenderjaar ontvangen als financiële bijdrage voor fitheid en vitaliteit van medewerkers. Het budget wordt toegekend op declaratiebasis en vervalt na afloop van het kalenderjaar. Tevens is het budget niet overdraagbaar naar een volgend kalenderjaar. Ten aanzien van de besteding van dit budget kunnen nadere regels door de Korpschef worden gesteld. De waarde van het budget wordt vanaf 2024 geïndexeerd aan de hand van de primaire loonontwikkeling in de sector politie.

In het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie 2022-2024 is vervolgens afgesproken dat de waarde van het vitaliteitsbudget voor ondersteund personeel dat is ingeschaald tot en met salarisschaal 9 tijdelijk wordt verdubbeld gedurende de looptijd van dit akkoord. Daarom is de waarde van het budget voor de betrokken medewerkers in 2023 en 2024 verhoogd naar € 200,– netto. Met deze financiële prikkel is beoogd de betrokken medewerkers die niet vanuit hun functie ondersteund worden in fysieke fitheid extra te stimuleren om te investeren in hun vitaliteit.

Onderdelen BB en CC

In artikel 27b is de financiële vergoeding voor verschuivingen in de roosters vastgelegd. Om in aanmerking te komen voor een verschuivingsvergoeding was een ondergrens van acht uur geregeld in het vijfde lid. De partijen bij het akkoord zijn op het gebied van capaciteit en inzetbaarheid overeengekomen dat deze drempel van acht uur zal komen te vervallen van 13 augustus 2022 tot en met 31 december 2025. Deze regeling is vooralsnog tijdelijk. In de tussentijd wordt bezien of dit in een structurele regeling kan worden veranderd. De terugwerkende kracht van onderdeel BB is geregeld in artikel VIII van dit besluit. De inwerkingtreding van onderdeel CC is geregeld in de regeling, in overeenstemming met Ar 5.73.

Onderdeel MM

De partijen bij het akkoord zijn overeengekomen dat de tegemoetkoming voor aspiranten in het eerste jaar van de politieopleiding wordt verhoogd. Hiertoe is de tegemoetkoming die is opgenomen in bijlage IV van het Bbp voor de opleidingsniveaus 2, 3 en 4 verhoogd naar € 1.100,– per maand en voor de opleidingsniveaus 5 en 6 naar € 1.200,– per maand. Er is afgesproken dat de wijziging ingaat op het eerstvolgende instroommoment na vaststelling van het akkoord, zijnde 1 augustus 2022. Vanaf dit moment geldt de verhoging voor alle aspiranten die in aanmerking komen voor de tegemoetkoming. De terugwerkende kracht is geregeld in artikel VIII van dit besluit.

Onderdelen NN en OO

Deze wijzigen betreffen een tweetal indexaties van Bijlage IV, behorende bij artikel 3 van het Bbp. Daarnaast wordt in onderdeel OO de niveauaanduiding gewijzigd. Het moment van inwerkingtreding van deze onderdelen is geregeld in artikel VIII van dit besluit.

Artikel III

Het overleg Georganiseerd Overleg Politiechef Bonden (GOPB) is het overleg van de politiechef of de directeur van het betreffende korpsonderdeel met de Commissie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken. Het overleg wordt regionaal gevoerd met de politiechef van de betreffende eenheid (politieregio), de directeur van het betreffende korpsonderdeel (het kan dan bijvoorbeeld gaan om het Politiedienstencentrum) of de directeur van de rijksrecherche.

Het overleg GOPB heeft een sterk uitvoerend karakter. In dit overleg kunnen geen afspraken worden gemaakt over invoering of wijziging van een regeling met rechten of verplichtingen van ambtenaren. Het overeenstemmingsvereiste uit artikel 3 van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 geldt dan ook niet voor wat betreft het GOPB. Het overleg GOPB heeft daarnaast een signaalfunctie ten aanzien van uitvoeringskwesties in het betreffende korpsonderdeel.

Omdat in de praktijk is gebleken dat de uitvoering van afspraken in de eenheden het vertrouwen heeft van de commissie en dat de overleggen CGOP en GOKB goed functioneren, is het GOPB niet meer nodig. Aangelegenheden en regels die worden vastgelegd in algemeen verbindende voorschriften worden in het overleg CGOP besproken. Aangelegenheden en regels die worden vastgelegd in beleidsregels worden in het overleg GOKB besproken. In het overleg GOKB wordt ook de voortgang van de afspraken uit het akkoord besproken en daarnaast blijft het uitvoeringsloket beschikbaar voor vakorganisaties om vragen aangaande de uitvoering van afspraken aan te kaarten.

Met het schrappen van de artikelen betreffende de GOPB ook de definitiebepalingen die dit overleg betreffen geschrapt.

Artikel III treedt in werking op de dag na publicatie van dit besluit.

Artikel IV

De partijen bij het akkoord hebben op het gebied van mobiliteit de verantwoordelijkheid onderkend die de organisatie en de medewerkers hebben in het belang van het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer, rekening houdend met sociale veiligheid. Daarnaast is besloten over te gaan tot enkele maatregelen ter vereenvoudiging van de regelgeving. Hiertoe zijn de volgende afspraken gemaakt die in verschillende bepalingen in het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie zijn doorgevoerd:

  • het mogelijk maken van een combinatiereis voor woon-werkverkeer met eigen vervoer en het openbaar vervoer, waarbij geldt dat voor het eigen vervoer de gebruikelijke tegemoetkoming wordt uitbetaald en de kosten voor het OV op gebruikelijke wijze worden vergoed (zie onderdeel C, wijziging van artikel 6, eerste lid);

  • het aanmerken van het gedeelte boven de 30 minuten reistijd in het openbaar vervoer bij een enkele reis als diensttijd, indien aannemelijk gemaakt wordt dat deze tijd wordt besteed aan het werk (zie onderdeel B, wijziging van artikel 5).

  • vervanging van de verschillende tarieven voor een tegemoetkoming per afgelegde kilometer bij dienstreizen (€ 0,09, € 0,18, en € 0,28) door één tarief van € 0,28 per afgelegde kilometer voor alle vormen van vervoer bij dienstreizen (zie onderdelen E en F, wijzigingen van de artikelen 11 en 12); en

  • het vervangen van de bovengrens van 120 kilometer voor een tegemoetkoming per afgelegde kilometer bij woon-werkverkeer door een bovengrens van 300 kilometer (zie onderdelen D en E, wijzigingen van artikel 6, tweede lid, met een bijbehorende technische wijziging van artikel 7a).

Dit artikel treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2023.

Artikel V

De partijen bij het akkoord zijn overeengekomen dat het mede vanwege het behoud van uitvoerend personeel van groot belang is om hen een reële compensatie te bieden voor de extra belasting die samenhangt met de aanhoudende werkdruk in de komende jaren.

Doelgroep

Bovengenoemde extra belasting vanwege de aanhoudende werkdruk doet zich met name voor bij de gedefinieerde doelgroep, namelijk de medewerkers die zijn aangesteld in het domein uitvoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en die zijn ingeschaald tot ten hoogste salarisschaal 9. Deze doelgroep is uitgebreid met één unieke kleine doelgroep, namelijk de medewerkers die zijn aangesteld in het domein ondersteuning van het LFNP in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of D, die takelwerkzaamheden uitvoeren. Deze uitbreiding vindt zijn rechtvaardiging in het gelijkheidsbeginsel, aangezien deze takelwerkzaamheden zowel in een functie in het domein uitvoering als in een functie in het domein ondersteuning zijn belegd.

De functie die de medewerker volgens de personeelsregistratie feitelijk vervult, is bepalend voor de beoordeling welke werkzaamheden verricht en daarmee tevens voor de vraag of de medewerker binnen de doelgroep valt. Door de feitelijke functie als uitgangspunt te nemen wordt namelijk zo dicht mogelijk bij de bedoeling van de afspraak gebleven. De feitelijke functie wordt op maandbasis geadministreerd in het personeelssysteem van de politie op basis van een besluit. Alleen als de feitelijke functie op deze wijze geadministreerd is, kan sprake zijn van toepassing van deze regeling.

In de meeste gevallen komt de feitelijke functie overeen met de formele functie (dit is de functie waarin de medewerker is aangesteld). In geval van een tijdelijke tewerkstelling (TTW) kan de feitelijke functie afwijken van de formele functie.

Grondslag en berekening van financiële tegemoetkoming

De uitkering is pensioengevend, gelijk aan de totale in de referteperiode uitbetaalde operationele toelage (artikel 14 Bbp), verschuivingsvergoeding (artikel 27b Bbp) en overwerktoeslag (artikel 27 lid 8 Bbp), uitgezonderd het vakantieloon (artikel 29a Bbp), met een maximum van € 2.500,– bruto en wordt uitbetaald in de maand december van de kalenderjaren 2022, 2023 en 2024. Voor de berekening/referteperiode wordt uitgegaan van 1 november 2021, maar de aanspraak bestaat per 1 januari 2022.

De partijen bij het akkoord hebben over de berekening van de tegemoetkoming een aantal specifieke afspraken gemaakt.

  • Het maximumbedrag van € 2.500,– is niet afhankelijk van de omvang van het dienstverband.

  • Het maximumbedrag van € 2.500,– is ook niet afhankelijk van het aandeel van de referteperiode waarin men tot de doelgroep behoort. Oftewel: het maximumbedrag wordt niet naar rato verlaagd, als de medewerker slechts een deel van de referteperiode tot de doelgroep behoort.

  • Als referteperiode voor het bepalen van de hoogte van de uitkering geldt de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling. Deze periode komt overeen met BVCM-periode 10 van het voorgaande jaar tot en met BVCM-periode 9 van het jaar van uitbetaling. BVCM (BasisVoorziening CapaciteitsManagement) is de applicatie waarin de politiemedewerker het inzetplan (rooster) voor de komende periode ziet, uren registreert, verlof aanvraagt en gemaakte overuren ziet. Een BVCM-periode is een periode van vier weken in deze applicatie. BVCM kent dertien periodes per kalenderjaar. De geregistreerde diensten worden iedere BVCM-periode door of namens de leidinggevende van de medewerker gefiatteerd. Te laat gefiatteerde BVCM-periodes met de niet-gefiatteerde diensten en de daaraan gekoppelde toelagen, worden niet meegenomen in de berekeningsgrondslag.

  • Als een medewerker slechts voor een deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoet, dan tellen alleen de toeslagen/uren mee waarvoor de medewerker voldeed aan de voorwaarden.

  • Iedere 1e dag van een BVCM-periode wordt bekeken of een medewerker aan de voorwaarden voldoet. Dit is de peildatum. De referteperiode bevat dertien BVCM-periodes en daarmee dertien peildata. Voldoet de medewerker aan de voorwaarden op de betreffende peildatum, dan worden alle toeslagen/uren uit de volledige periode meegeteld in de berekeningsgrondslag. Voldoet de medewerker niet, dan worden geen toeslagen/uren uit deze periode meegeteld in de berekeningsgrondslag. De overwerktoeslag die in levensfase-uren (LFU) is omgezet, wordt ook meegenomen in de berekening door deze te herleiden naar de BVCM-periode(s) waarin dat overwerk is ontstaan. De overwerktoeslag wordt in dat geval gewaardeerd tegen het tarief dat gold toen de overuren werden gemaakt (voorbeeld: het toeslagbedrag is per 01-01-2022 € 6,08 en wijzigt per 1-7-2022 naar € 6,20). Omdat periode 7 in 2022 twee tarieven kent, wordt voor 50% van de uren het oude tarief en voor de andere 50% van de uren het nieuwe tarief aangehouden.

  • Voor de medewerker die op de peildatum als gedeeltelijk arbeidsongeschikt staat geregistreerd, wordt de volledige operationele toelage zoals bedoeld in artikel 14, vierde lid Bbp (het zogenaamde VIT-bedrag) meegenomen in de berekeningsgrondslag. Deze operationele toelage wordt niet meegenomen in de berekeningsgrondslag als de medewerker volledig arbeidsongeschikt is op de peildatum.

  • De afbouwtoelage genoemd in artikel 15 van het Besluit bezoldiging politie telt niet mee in de berekeningsgrondslag.

De terugwerkende kracht is geregeld in artikel VIII van dit besluit.

Artikel VII

Deze afspraak houdt in dat vakantiewerkers die een beroep doen op artikel 3a eerste lid van het Besluit bezoldiging politie zoals dat luidde voordat het lid werd gewijzigd, aanspraak kunnen maken op een bedrag van € 96,77, in plaats van het oorspronkelijke bedrag van € 94,88. Dit heeft te maken met de generieke salarisverhogingen per 1 juli 2022, per 1 januari 2023 en per 1 januari 2024 die zijn toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij onder meer artikel II, onderdelen H en I. Omdat het bedrag waarmee de aanvulling op het minimumloon voor vakantiewerkers plaatsvond vóór 1 januari 2023 in artikel 3a stond, is het nodig met terugwerkende kracht in dat artikel een ander bedrag te lezen.

Artikel VIII

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Het onderhavige wijzigingsbesluit betreft deels reparatieregelgeving en grotendeels de implementatie van een arbeidsvoorwaardenakkoord dat is overeengekomen tussen de Minister van Justitie en Veiligheid, de korpschef en de voorzitters van de politievakorganisaties. Dit wijzigingsbesluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Staatsblad, met dien verstande dat voor een enkel onderdeel een verschillend moment van inwerkingtreding is geregeld en voor de inwerkingtreding van een aantal onderdelen gebruik wordt gemaakt van terugwerkende kracht. Dit is gerechtvaardigd, omdat het van belang is dat de gemaakte Cao-afspraken worden geïmplementeerd als in het akkoord afgesproken.

Voor een groot deel van de wijzigingen is in een inwerkingtreding met terugwerkende kracht dan wel met een latere datum voorzien. Waar dat het geval is, is dat uiteengezet bij de toelichting op de betreffende onderdelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 35 851, nr. 12.

X Noot
2

NLQF is de afkorting voor Dutch Qualification Framework of het Nederlands Kwalificatieraamwerk. Het NLQF maakt het mogelijk om kwalificaties, die de basis vormen voor publieke en private diploma’s en certificaten, onderling te vergelijken en te rangschikken op acht niveaus. Met het NLQF wordt inzichtelijk wat kwalificaties (en dus diploma’s) waard zijn in Nederland en daarbuiten.

Naar boven