Besluit van 10 oktober 2024, houdende vaststelling van het te heffen recht voor de behandeling van nadeelcompensatieaanvragen door bestuursorganen van de centrale overheid (Besluit vaststelling recht nadeelcompensatie bestuursorganen centrale overheid)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 28 juni 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5576271, gedaan mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 4:128, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 augustus 2024, nr. W16.24.00174/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, van 7 oktober 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5767137, uitgebracht mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Van de aanvrager van een vergoeding op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht, kan door een bestuursorgaan van de centrale overheid een recht van € 300 worden geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag.

  • 2. De aanvrager betaalt het verschuldigde recht binnen vier weken na de indiening van de aanvraag.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaststelling recht nadeelcompensatie bestuursorganen centrale overheid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 oktober 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark

Uitgegeven de achttiende oktober 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding

Artikel 4:128 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt de mogelijkheid om bij wettelijk voorschrift te bepalen dat van de aanvrager van nadeelcompensatie op grond van artikel 4:126 Awb, een recht van maximaal € 500 wordt geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Voor bestuursorganen van de centrale overheid kan dit recht bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Dit besluit geeft hier uitvoering aan.

Nadeelcompensatie betreft het recht op vergoeding van schade ten gevolge van rechtmatig overheidshandelen. Hierbij geldt dat alleen onevenredige schade, schade die uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico, wordt vergoed. Het enkele feit dat een burger schade lijdt ten gevolge van een handeling of beslissing van de overheid is geen reden om aan te nemen dat deze schade boven het normaal maatschappelijk risico uitstijgt en dat een recht op nadeelcompensatie bestaat. Het is voor zowel burgers als bestuursorganen van belang dat niet lichtvaardig een verzoek om nadeelcompensatie wordt gedaan. Zoals in de memorie van toelichting bij artikel 4:128 Awb is vermeld, kan met het heffen van een recht worden voorkomen dat bestuursorganen niet serieuze of onvoldoende onderbouwde verzoeken om nadeelcompensatie in behandeling moeten nemen.1 Het heffen van een recht voor nadeelcompensatieverzoeken wordt door bestuursorganen van de decentrale overheid al langere tijd gedaan. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de nadeelcompensatieverordeningen van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Groningen. De aanvrager krijgt overigens het betaalde recht volledig terug wanneer de aanvraag om nadeelcompensatie wordt toegewezen (art. 4:129, aanhef en onder c, Awb).

2. Inhoud besluit

In dit besluit wordt aan bestuursorganen van de centrale overheid de bevoegdheid gegeven om voor nadeelcompensatieverzoeken een recht van € 300 te heffen. Dit is een uniform tarief. Met een bedrag van € 300, dat beduidend lager is dan het in artikel 4:128 Awb bepaalde maximum van € 500, wordt aangesloten bij de eerdergenoemde gemeentelijke praktijk. Het heffen van een recht voor nadeelcompensatieverzoeken is niet verplicht. Of bestuursorganen van de mogelijkheid tot het heffen van een recht op grond van dit besluit gebruik willen maken, mogen zij zelf beslissen. Om willekeur te voorkomen en rechtszekerheid te bevorderen moet wel duidelijk zijn of en wanneer een recht wordt geheven. Dit kan bij beleidsregel worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld worden overwogen om vast te leggen of voor bepaalde groepen of schadefeiten in ieder geval geen recht zal worden geheven. Daarbij geldt het uitgangspunt dat een aanvrager die in betalingsonmacht verkeert vanwege persoonlijke omstandigheden geen recht verschuldigd is.

In het tweede lid van artikel 1 is bepaald dat het verschuldigde recht binnen vier weken moet worden voldaan. Aangezien het betalen van het recht gelet op de formulering van artikel 4:128 en artikel 1, eerste lid, van dit besluit een voorwaarde is voor het in behandeling nemen van de aanvraag, betekent niet-betaling binnen vier weken dat het bestuursorgaan op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a, Awb kan besluiten de aanvraag niet te behandelen. Wel geldt daarvoor als voorwaarde dat het bestuursorgaan de aanvrager in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn (art. 4:5, eerste lid, slot, Awb). De in artikel 4:130 Awb geregelde beslistermijn wordt dan opgeschort (art. 4:15, eerste lid, onder a, Awb).

Opgemerkt zij verder dat, omdat het betalen van het recht een voorwaarde is voor het in behandeling nemen van de aanvraag, dat titel 4.4 Awb over bestuursrechtelijke geldschulden niet van toepassing is (zie art. 4:85, tweede lid, Awb).

3. Uitvoering en financiële gevolgen

Het heffen van een recht en de daarmee gepaard gaande administratieve handelingen passen in de bestaande werkwijze voor het behandelen van een aanvraag om schadevergoeding. Het heffen van een recht zal voor enige extra uitvoeringslasten zorgen, maar afgezet tegen de totale uitvoeringslasten die gemoeid zijn met de behandeling van een aanvraag om schadevergoeding zal deze lastenverzwaring zeer beperkt zijn.

4. Regeldruk

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna: ATR) heeft op 1 december 2023 advies afgegeven. Het college adviseert om beter in te gaan op de vraag hoe groot het probleem van de lichtvaardige verzoeken bij bestuursorganen van de centrale overheid is en hoe groot de kans is dat dit een reëel probleem zal worden. Op grond van artikel 4:128 Awb kan worden voorkomen dat er lichtvaardige verzoeken bij bestuursorganen van de centrale ingediend. Het is aan de bestuursorganen van de centrale overheid om te beslissen of zij van de mogelijkheid tot het heffen van een recht op grond van dit besluit gebruik willen maken. Bestuursorganen zijn hiertoe niet verplicht en kunnen het heffen van een recht met beleidsregels nader invullen. De vaststelling van een recht is hier juist bedoeld om een mogelijk probleem in de toekomst te voorkomen. Het opvolgen van het advies van de ATR om de regeldruk te berekenen conform de rijksbrede methodiek is thans niet goed mogelijk.

5. Consultatie en advies

Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft een ontwerp van dit besluit in de periode van 24 oktober 2023 tot en met 22 november 2023 opengesteld voor internetconsultatie. De Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA), vijf burgers en een bedrijf hebben gereageerd. Hieronder wordt een reactie gegeven naar aanleiding van de ontvangen commentaren.

Hoogte van het recht

De NOvA heeft geen principiële bezwaren tegen het heffen van een recht voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie en ook niet tegen het hanteren van een uniform tarief daarvoor. Het advies om in dit besluit een gereduceerd tarief voor belanghebbenden voor wie een dergelijk tarief een onoverbrugbare drempel is op te nemen, wordt niet overgenomen. Om willekeur te voorkomen en de rechtszekerheid te bevorderen acht de regering het voldoende als door bestuursorganen van de centrale overheid bij beleidsregels kan worden bepaald of en wanneer een recht wordt geheven. De regering gaat er daarbij vanuit dat on- of minvermogenden geen recht verschuldigd zullen zijn.

Terugbetaling van het recht

Het advies van een anonieme burger om in dit besluit te bepalen dat bij toekenning van de nadeelcompensatie het betaalde recht wordt terugbetaald, wordt niet overgenomen. Dit is al geregeld, en wel in artikel 4:129, aanhef en onder c, Awb. De regering benadrukt dat dit ook voor bedrijven die zich gespecialiseerd hebben om verzoeken om compensatie in te dienen op basis van no cure no pay opgaat. Ook ten aanzien van het handelen van deze bedrijven gaat de regering ervan uit dat met het heffen van een recht wordt bevorderd dat alleen serieuze en voldoende onderbouwde verzoeken om nadeelcompensatie worden ingediend. Het voorstel om bij verzoeken geen recht te heffen als op voorhand duidelijk is dat het niet gaat om een kansloze zaak wordt niet opgevolgd. Bij toekenning van de nadeelcompensatie wordt het betaalde recht immers terugbetaald. Zoals hierboven al is aangegeven, kunnen bestuursorganen wel beleidsregels over betalingsonmacht vaststellen waardoor er geen recht verschuldigd zal zijn.

Overige opmerkingen

Een anonieme burger heeft gevraagd of dit besluit ook geldt voor bestuursorganen van regionale gemeenschappelijke regelingen. Dit besluit is niet relevant voor bestuursorganen van regionale gemeenschappelijke regelingen. Gemeenschappelijke regelingen die zijn opgericht door besturen van gemeenten, provincies of waterschappen, worden immers niet gerekend tot bestuursorganen van de centrale overheid.

Rechtplus heeft gevraagd of het de bedoeling is dat twee keer een recht moet worden betaald als de schade is veroorzaakt door een project dat in opdracht van meerdere overheden is uitgevoerd.

Als er schadeveroorzakende besluiten zijn genomen door verschillende bestuursorganen, moet bij elk van die bestuursorganen een aanvraag worden ingediend. Het toepassen van de coördinatieregeling uit de Awb leidt niet tot het nemen van één besluit, maar tot een bundel van besluiten.2

Noch de Awb, noch de Omgevingswet bevatten een regeling voor een gebundelde aanvraag om schadevergoeding wanneer het verschillende bestuursorganen betreft. Daarop geldt één uitzondering. Vanwege de samenhang van de verschillende besluiten worden alle met de uitvoering van een projectbesluit samenhangende aanvragen om schadevergoeding door één bestuursorgaan afgewikkeld. Als de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een of meer besluiten ter uitvoering van een projectbesluit, is het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld, het bestuursorgaan dat de schadevergoeding vaststelt.3 Dan moet de benadeelde bij dat bestuursorgaan de aanvraag indienen.

Dat zorgt ervoor dat de burger die of het bedrijf dat schade lijdt als gevolg van een groot en complex project, bij één loket terecht kan voor de vergoeding van de schade.4

De introductie van het dienstbaarheidsbeginsel in de Awb is een onderdeel van een ander traject. Het belang om bijvoorbeeld al vooraf – voordat een infrastructurele maatregel wordt genomen of met de uitvoering wordt gestart – in contact te treden met belanghebbenden wordt onderschreven.

6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 32 621, nr. 3, p. 27.

X Noot
2

Afdeling 3.5 Awb.

X Noot
3

Artikel 15.8, tweede lid, Omgevingswet.

X Noot
4

Handreiking nadeelcompensatie Omgevingswet, p. 61–62.

Naar boven