Besluit van 19 juni 2024 tot wijziging van het Besluit uitvoering kinderbijslag in verband met een noodzakelijke technische wijziging naar aanleiding van de Wet van 13 maart 2024 tot wijziging van de Wet langdurige zorg en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met de invoering van ambtshalve toekenning en toekenning met terugwerkende kracht van dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 april 2024, nr. 2024-0000087897;

Gelet op artikel 7a, eerste en zesde lid, van de Algemene kinderbijslagwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 mei 2024, nr. W12.24.00074/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 juni 2024, nr. 2024-0000163869,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 12 van het Besluit uitvoering kinderbijslag wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «wint de Sociale verzekeringsbank een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het Centrum indicatiestelling zorg» vervangen door «ontvangt de Sociale verzekeringsbank een op medische gegevens gebaseerd advies van het Centrum indicatiestelling zorg».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid door een dubbele punt worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • a. op verzoek van de Sociale verzekeringsbank; of

  • b. ambtshalve, indien sprake is van ambtshalve verstrekking van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9.1.3, tiende lid, van de Wet langdurige zorg.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2024, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 juni 2024

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Uitgegeven de vierentwintigste juni 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Wijziging van artikel 12 van het Besluit uitvoering kinderbijslag

Met dit besluit wordt artikel 12 van het Besluit uitvoering Kinderbijslag (hierna: BUK) gewijzigd vanwege de Wet van 13 maart 2024 tot wijziging van de Wet langdurige zorg en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met de invoering van ambtshalve toekenning en toekenning met terugwerkende kracht van dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (hierna: de wet).1 Deze wijziging brengt het BUK in overeenstemming met de als gevolg van de wet gewijzigde bepalingen van de Wet langdurige zorg en de Algemene kinderbijslagwet.

De Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) kan dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (hierna: DKIZ) toekennen voor kinderen die intensieve zorg behoeven. Ingevolge het bestaande artikel 11 van het BUK is geregeld wanneer sprake is van intensieve zorg. Het bestaande artikel 12, eerste lid, van het BUK regelt dat de SVB om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, advies «inwint» bij het Centrum indicatiestelling zorg (hierna: CIZ). In het bestaande artikel 2 van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (hierna: Regeling uitvoering DKIZ) is nader geregeld dat de SVB kan vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies van het CIZ positief luidt. Dat advies luidt positief indien:

  • a. voor het kind een geldig indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) is afgegeven; of

  • b. het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.

Na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdelen C, D en E, van de wet zal het CIZ ingevolge de wet ambtshalve, dus zonder verzoek daartoe van de SVB, aan de SVB adviseren ten behoeve van de vaststelling van intensieve zorgbehoefte. Dit betreft kinderen die na inwerkingtreding binnen de DKIZ-leeftijdsgroep vallen en beschikken over een indicatiebesluit. Artikel 9.1.3, tiende lid, (nieuw) van de Wlz zal de wettelijke grondslag bieden voor de benodigde ambtshalve verstrekking van persoonsgegevens door het CIZ aan de SVB.

Als gevolg van deze wetswijziging zal voor deze kinderen geen sprake meer zijn van «inwinnen» van advies door de SVB. Daarom wordt het actieve «inwinnen» in artikel 12, eerste lid, van het BUK vervangen door het passieve «ontvangen». In de toegevoegde onderdelen wordt verduidelijkt dat de SVB de advisering ofwel op verzoek ontvangt (onderdeel a), dan wel ambtshalve (onderdeel b). Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd voor de doelgroep waarvoor de SVB een advies zal blijven «inwinnen». Voor de doelgroep waarvoor de SVB ambtshalve een advies zal ontvangen, is beoogd technisch uitwerking te geven aan de wet door het woord «inwinnen» voor hen te vervangen door «ambtshalve ontvangen». Hierbij wordt in het nieuwe onderdeel b verwezen naar de nieuwe wettelijke grondslag voor de benodigde ambtshalve verstrekking van persoonsgegevens, artikel 9.1.3, tiende lid, van de Wlz.

Overigens is bij de voorbereiding van deze wijziging van het BUK overwogen of wenselijk zou zijn artikel 12 van het BUK en de Regeling uitvoering DKIZ gedeeltelijk te schrappen. Dit zou wenselijk kunnen zijn, voor zover sprake is van een doelgroep voor wie deze regelingen overbodig zijn na inwerkingtreding van de wet.

Hiervan is evenwel geen sprake. Deze regelingen gaan over de vaststelling van intensieve zorg door de SVB. Om voor kinderen met een indicatiebesluit deze vaststelling mogelijk te maken, draagt het CIZ de gegevensset over, genoemd in het nieuwe artikel 9.1.3, tiende lid, van de Wlz. De wet wijzigt voor deze doelgroep – voor zover het kind bij verkrijging van het indicatiebesluit binnen de DKIZ-leeftijdsgroep valt en de ouder geen bezwaar maakt tegen de ambtshalve gegevensverstrekking (opt-out) – de wijze waarop de SVB deze gegevensset verkrijgt: «ambtshalve ontvangen» in plaats van «inwinnen». De beoordeling van die gegevensset ten behoeve van de vaststelling van intensieve zorg door de SVB blijft echter gegrond op de bestaande, hiervoor omschreven artikelen in het BUK en de Regeling uitvoering DKIZ. Daarnaast vormt artikel 4 van de Regeling uitvoering DKIZ de grondslag voor een convenant tussen de SVB en het CIZ. Bij dit convenant zijn afspraken gemaakt over de werkwijze ten aanzien van alle kinderen voor wie mogelijk recht bestaat op DKIZ. De SVB en het CIZ zullen deze afspraken actualiseren naar aanleiding van de wet. De grondslag voor deze afspraken in het BUK en de Regeling uitvoering DKIZ dient behouden te blijven om uitvoering te kunnen blijven geven aan de DKIZ voor alle doelgroepen.

Per abuis is sprake van een dubbel tiende lid in artikel 9.1.3 van de Wlz. Herstel hiervan zal worden meegenomen in de Verzamelwet SZW 2025 die op het moment van schrijven in voorbereiding is. De verwijzing naar dit artikellid in het bij dit besluit gewijzigde artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van het BUK zal gelijktijdig met voornoemd herstel worden geactualiseerd. In de tussentijd betreft de verwijzing het tiende lid dat bij de voornoemde Wet van 13 maart 2024 is ingevoegd. Dit blijkt ook uit de tekst van onderdeel b: de verwijzing gaat over «ambtshalve verstrekking van persoonsgegevens als bedoeld in» het tiende lid, terwijl het andere tiende lid niet over ambtshalve verstrekking gaat. Een opmerking over deze dubbeling wordt in het wijzigingsoverzicht bij artikel 12 van het BUK op wetten.nl geplaatst.

2. Advisering en consultatie

De wijziging van artikel 12 van het BUK is niet voor advisering en internetconsultatie voorgelegd, nu het slechts een technische wijziging betreft.

3. Gevolgen

De wijziging van artikel 12 van het BUK heeft geen financiële gevolgen of gevolgen voor de uitvoering, aangezien deze enkel een technische uitwerking van de wet betreft.

4. Inwerkingtreding

Vanwege de samenhang met de wet treedt dit besluit in werking op dezelfde dag dat deze wet in werking treedt, namelijk 1 juli 2024.2

Met deze datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn. Deze afwijking is echter noodzakelijk om ervoor te zorgen dat op het moment van inwerkingtreding van de eerdergenoemde wet, artikel 12 van het BUK hiermee in lijn is. Mocht het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst onverhoopt pas na 30 juni 2024 worden uitgegeven, dan treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van die uitgave van het Staatsblad.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Stb. 2024, 78.

X Noot
2

Stb. 2024, 79.

Naar boven