Wet van 5 juni 2024, houdende regels over een bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal (Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bestuursrechtelijk op te treden tegen de opslag en doorgifte van online kinderpornografisch materiaal;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

aanbieder van een communicatiedienst:

de aanbieder van een communicatiedienst als bedoeld in artikel 138g van het Wetboek van Strafvordering;

aanbieder van hostingdiensten:

de aanbieder van een communicatiedienst bestaande in de opslag van gegevens die van een ander afkomstig zijn;

Autoriteit:

de Autoriteit, genoemd in artikel 2;

geautomatiseerd werk:

een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht;

kinderpornografisch materiaal:

afbeeldingen als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht;

ontoegankelijk maken:

het treffen van maatregelen ter voorkoming dat van online kinderpornografisch materiaal wordt kennisgenomen, alsmede ter voorkoming van de verdere verspreiding van dit materiaal, dan wel het verwijderen van het materiaal uit het geautomatiseerde werk, met behoud van de gegevens ten behoeve van de strafvordering en de bestuursrechtelijke procedure;

Onze Minister:

Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

Paragraaf 2. De Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal

Artikel 2. De Autoriteit

  • 1. De Autoriteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud, heeft mede tot taak:

    • a. de ontoegankelijkmaking van online kinderpornografisch materiaal af te dwingen, en

    • b. onderzoek te doen naar, en informatie te verstrekken over, de aanwezigheid van online kinderpornografisch materiaal teneinde de verspreiding daarvan onder het publiek te beperken, waar mogelijk in samenwerking met private en publieke partijen.

  • 2. De leden van de Autoriteit en de bij besluit van de Autoriteit aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel 3. Strafuitsluitingsgrond

Artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op de Autoriteit en de onder de Autoriteit werkzame personen, voor zover deze handelingen verrichten ter uitvoering van de bij deze wet aan de Autoriteit opgedragen taken en bevoegdheden.

Artikel 4. Elektronisch verkeer

  • 1. In afwijking van de artikelen 2:14, eerste lid, en 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt in het verkeer tussen de Autoriteit en een aanbieder van hostingdiensten een bericht uitsluitend elektronisch verzonden.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het elektronisch berichtenverkeer plaatsvindt.

Artikel 5. Afstemming

  • 1. Over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden overlegt de Autoriteit met de politie en het openbaar ministerie.

  • 2. De Autoriteit kan persoonsgegevens of inlichtingen, verkregen bij de uitvoering van de aan hem krachtens deze wet opgedragen taken, aan de politie verstrekken voor zover deze persoonsgegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van diens wettelijke taak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012.

Paragraaf 3. Maatregelen en sancties

Artikel 6. Bevel

  • 1. De Autoriteit kan een aanbieder van hostingdiensten die online kinderpornografisch materiaal heeft opgeslagen een bevel geven alle redelijkerwijs te nemen maatregelen te treffen om dit materiaal ontoegankelijk te maken.

  • 2. Indien het bevel niet kan worden gericht tot een aanbieder van hostingdiensten, kan dit worden gericht tot een aanbieder van een communicatiedienst.

  • 3. De aanbieder tot wie het bevel is gericht handelt overeenkomstig dat bevel.

  • 4. Het bevel is schriftelijk en vermeldt:

    • a. de feiten en omstandigheden waar, naar het oordeel van de Autoriteit, uit blijkt dat sprake is van online kinderpornografisch materiaal;

    • b. welke gegevens ontoegankelijk moeten worden gemaakt;

    • c. de termijn waarbinnen dat moet gebeuren, met dien verstande dat die termijn ten hoogste twaalf uren bedraagt.

Artikel 7. Last onder dwangsom

De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van de in artikel 6, derde lid, opgenomen verplichting.

Artikel 8. Bestuurlijke boete

  • 1. De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 6, derde lid. De op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Indien de overtreding bestaat uit het systematisch of aanhoudend overtreden van artikel 6, derde lid, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht of, indien die boetecategorie geen passende bestraffing toelaat, ten hoogste 10% van de omzet van de onderneming, onderscheidenlijk, indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan, van de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Artikel 9. Openbaarmaking

  • 1. De Autoriteit kan een beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 7 of een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 8, eerste lid, openbaar maken.

  • 2. Op de openbaarmaking is artikel 5.1 van de Wet open overheid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De openbaarmaking geschiedt niet eerder dan nadat twee weken zijn verstreken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt.

  • 4. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.

  • 5. Bij de openbaarmaking wordt vermeld of tegen het besluit tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete een rechtsmiddel is ingesteld dan wel of daartoe de mogelijkheid bestaat.

  • 6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de openbaar te maken gegevens, waaronder de wijze waarop de openbaarmaking plaatsvindt en de mogelijke reactie van de geadresseerde in verband met de openbaarmaking van zijn gegevens.

Paragraaf 4. Persoonsgegevens

Artikel 10. Bijzondere persoonsgegevens

  • 1. Gelet op artikel 9, aanhef en tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming, is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens, als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door de Autoriteit voor zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.

  • 2. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming mag de Autoriteit persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verwerken voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.

Artikel 11. Rechten van betrokkenen

  • 1. De verplichtingen en rechten als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming, kunnen worden beperkt indien dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van een in artikel 23, eerste lid, onderdelen a, c, d, of i van de Algemene verordening gegevensbescherming genoemd belang.

  • 2. Indien de Autoriteit gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid, deelt hij dit voorzien van een dragende onderbouwing schriftelijk mee aan de betrokkene wiens rechten worden beperkt.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt geen mededeling gedaan aan de betrokkene indien dit afbreuk doet aan het doel van de beperking.

Artikel 12. Behoud van kinderpornografisch materiaal

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het behoud van het kinderpornografisch materiaal en de daarbij bijbehorende persoonsgegevens door de Autoriteit, en regels over de wijze waarop dit materiaal kan worden gebruikt ten behoeve van de strafvordering of de bestuursrechtelijke procedure.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 13. Vervolgingsuitsluitingsgrond

In artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht wordt na «of een beslissing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172)» ingevoegd: of een bevel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal.

Artikel 14. Samenloop met de Wet seksuele misdrijven

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 oktober 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet seksuele misdrijven) (36 222) tot wet is of wordt verheven en artikel I van die wet:

a. eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking «kinderpornografisch materiaal: afbeeldingen als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht;» vervangen door «kinderpornografisch materiaal: visuele weergaven als bedoeld in artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht;».

2. In artikel 3 wordt «Artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «Artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht».

3. Artikel 13 komt als volgt te luiden:

Artikel 13. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 54a wordt na «of een beslissing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172)» ingevoegd «of een bevel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal».

2. In artikel 252 wordt «een kind dat» vervangen door «een persoon die».

3. In artikel 253 wordt «een kind» vervangen door «een persoon».

4. Na artikel 253 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 253a

Degene die een voorwerp met een uiterlijke verschijningsvorm van een kind of van een lichaamsdeel van een kind dat de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dat bestemd is om seksuele handelingen mee te verrichten, verspreidt, aanbiedt, openlijk tentoonstelt, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert, verwerft of in bezit heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

5. In artikel 254, eerste lid, onderdeel c, wordt «253» vervangen door «253a».

b. later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:

1. In artikel I, onderdeel K, wordt in artikel 252 «een kind dat» vervangen door «een persoon die».

2. In artikel 253 wordt «een kind» vervangen door «een persoon».

3. Na artikel XV wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL XVA

De Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking «kinderpornografisch materiaal: afbeeldingen als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht;» vervangen door «kinderpornografisch materiaal: visuele weergaven als bedoeld in artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht;».

2. In artikel 3 wordt «Artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «Artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht».

Artikel 15. Wijziging Uitvoeringswet TOI-verordening

Artikel 19 van de Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud vervalt.

Artikel 16. Samenloopbepaling Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Kamerstuknummer 35261) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet eerder in werking treedt dan artikel 4 van deze wet, wordt in artikel 4 van deze wet «de artikelen 2:14, eerste lid, en 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door »artikel 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht».

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 18. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 5 juni 2024

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering, A.C. van Huffelen

Uitgegeven de veertiende juni 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 36 377

Naar boven