Besluit van 20 maart 2023 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 houdende regels ten aanzien van een ruimere herkansingsmogelijkheid voor diplomakandidaten in het staatsexamen en afwijkende bepalingen inzake de uitslagbepaling van het staatsexamen voortgezet onderwijs in het examenjaar 2023 in verband met de gevolgen die de maatregelen ter bestrijding van de covid-19 pandemie hebben gehad op het onderwijs (Besluit staatsexamens 2023)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, van 23 december 2022, nr. WJZ/35152006 (ID14573) directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 2.78, derde lid, onderdeel a, en 2.79, vierde lid, onderdeel b van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 februari 2023, nr. W05.22.00215/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 13 maart 2023, nr. WJZ/36298950 (ID14573), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING UITVOERINGSBESLUIT WVO 2020

Het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4.21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.21a. Aangepaste uitslagbepaling 2023

  • 1. Het college laat bij de bepaling van de definitieve uitslag, in afwijking van de artikelen 4.19, 4.20 en 4.21, het eindcijfer van een vak, of de beoordeling van het profielwerkstuk, buiten beschouwing bij de kandidaat die:

    • a. in het examenjaar 2023, tenminste een vak van het staatsexamen afrondt;

    • b. met inbegrip van het vak dat buiten beschouwing wordt gelaten een volledig staatsexamen heeft afgelegd; en

    • c. ten minste één vak bij de bepaling van de uitslag laat betrekken waarvan het eindcijfer is vastgesteld in het examenjaar 2020, 2021 of 2022.

  • 2. Het vak bedoeld in het eerste lid kan niet zijn:

    • a. het vak Nederlandse taal, bedoeld in artikel 4.21, eerste lid, onderdeel b, voor het staatsexamen van een leerweg in het vmbo;

    • b. het vak Nederlandse taal en literatuur, het vak Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing het vak wiskunde A, wiskunde B of wiskunde C, bedoeld in artikel 4.20, eerste lid, onderdeel b, voor het staatsexamen vwo of havo.

  • 3. Het eindcijfer bedoeld in het eerste lid kan niet zijn:

    • a. het eindcijfer bedoeld in artikel 4.21, derde en vierde lid, voor het staatsexamen van een leerweg in het vmbo;

    • b. het eindcijfer bedoeld in artikel 4.20, tweede lid, voor het staatsexamen vwo en havo.

  • 4. De cijfers van het vak, bedoeld in het eerste lid, worden opgenomen op de cijferlijst, bedoeld in artikel 4.25, tweede lid.

  • 5. Het eindcijfer, bedoeld in het eerste lid, wordt betrokken bij de toepassing van de artikelen 4.30 en 4.31.

  • 6. Het gewicht van het profielvak, bedoeld in artikel 4.21, vierde lid, wordt bepaald voorafgaand aan de toepassing van het eerste lid.

  • 7. Bij de toepassing van artikel 4.22, eerste lid, wordt dit artikel buiten beschouwing gelaten.

  • 8. Het derde lid, onderdeel a, is niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 9. Deze bepaling vervalt met ingang van 1 januari 2024.

B

Artikel 4.22, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het recht op herkansing houdt in om voor twee door de examenkandidaat te kiezen vakken waarin hij dat jaar door het college is geëxamineerd, opnieuw deel te nemen aan:

    • a. het college-examen of onderdelen daarvan, in door het college vast te stellen onderdelen van het examenprogramma; en

    • b. het centraal examen.

C

In artikel 4.23, eerste lid, wordt «het vak» telkens vervangen door «de vakken».

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 maart 2023

Willem-Alexander

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Doel en inhoud regeling

1.1 Inleiding

De uitbraak van de covid-19 pandemie heeft de afgelopen jaren een grote impact gehad op (de voorbereiding op) het eindexamen. Dit geldt voor iedereen die deel heeft genomen aan het eindexamen in de examenjaren 2020, 2021 en 2022, onafhankelijk van welke examenvoorziening gebruik werd gemaakt. Om die reden zijn in die examenjaren maatregelen getroffen ten aanzien van de examens in het voortgezet onderwijs. Deze golden voor alle examenkandidaten en dus ook voor het staatsexamen. Staatsexamenkandidaten die in de eerdergenoemde jaren enkel opgingen voor losse certificaten, en (nog) niet voor het diploma, hebben echter beperkt gebruik kunnen maken van deze maatregelen. Terwijl voor deze kandidaten ook geldt dat covid-19 van invloed kan zijn geweest op (de voorbereiding op) hun examens en daarmee op de cijfers die zij hebben behaald en hun kansen op het behalen van een diploma. Daarom acht de regering het wenselijk om deze specifieke groep staatsexamenkandidaten hiervoor alsnog te compenseren door middel van een aangepaste uitslagbepaling.

Daarnaast is in de afgelopen jaren de politieke en maatschappelijke aandacht voor de verschillen tussen het reguliere eindexamen en het staatsexamen toegenomen. In het bijzonder ten aanzien van de herkansingsmogelijkheden. In het huidige stelsel zijn herkansingen in het staatsexamen alleen mogelijk voor kandidaten indien zij daarmee kunnen slagen voor een diploma. Kandidaten die in een bepaald jaar opgaan voor één of meer certificaten kunnen op dit moment niet herkansen. Het is de wens van de regering om de herkansingsmogelijkheden binnen het staatsexamen structureel uit te breiden, onafhankelijk van de gevolgen van de covid-19 pandemie. Het bieden van een herkansingsmogelijkheid aan certificaatkandidaten vraagt evenwel een forse wijziging in de staatsexamenorganisatie. Een dergelijke omvangrijke nieuwe taak moet op een verantwoorde manier geïmplementeerd worden zodat de continuïteit van de overige staatsexamens niet in gevaar komt. Dat kost tijd. In de komende jaren zal worden gewerkt aan een structurele oplossing als onderdeel van de Verbeteragenda Staatsexamen VO (2022–2024). In de tussenliggende periode acht de regering het daarom wenselijk dat kandidaten worden gecompenseerd voor het ontbreken van een herkansingsmogelijkheid in de jaren dat zij enkel certificaten en (nog) geen diploma behalen. Deze compensatie bestaat uit een uitgebreide herkansingsregeling in het jaar dat een kandidaat wel opgaat voor het diploma. Op die manier krijgen staatsexamenkandidaten aan het einde van hun traject naar het diploma een extra herkansingsmogelijkheid in plaats van een herkansingsmogelijkheid gedurende de examenjaren waarin zij toewerken naar het diploma door certificaten te behalen. Alle kandidaten van het staatsexamen kunnen aanspraak maken op de uitgebreide herkansingsmogelijkheid als zij diplomakandidaat zijn.

Deze maatregelen zijn aangekondigd in een Kamerbrief van 29 september 2022.1 Voor leerlingen uit het regulier voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen volwassenen onderwijs geldt dat in het examenjaar 2023 een tweetal kleine maatregelen wordt getroffen waarvoor aanpassing van de regelgeving niet nodig is.

1.2 Toelichting maatregelen
Uitgebreide herkansingsmogelijkheden

Staatsexamenkandidaten die in 2023 (en de daaropvolgende jaren, totdat er herkansingen kunnen worden geboden aan alle certificaatkandidaten) opgaan voor een diploma en in eerste instantie niet geslaagd zijn, krijgen het recht op het herkansen van alle (of enkele) onderdelen van maximaal twee vakken uit het jaar waarin ze opgaan voor het diploma mits zij door middel van een herkansing alsnog kunnen slagen. Met onderdelen wordt bedoeld: centraal examen, mondeling college-examen, schriftelijk college-examen en praktisch college-examen. Kandidaten die in aanmerking komen voor een herkansing krijgen altijd de mogelijkheid om alle onderdelen van twee vakken te herkansen, ook als zij met het herkansen van één vak zouden kunnen slagen. Voor kandidaten met een resultaat uit 2020, 2021 of 2022 dat bij de uitslagbepaling wordt betrokken wordt eerst gekeken of de kandidaat kan slagen met het toepassen van aangepaste uitslagbepaling. In dat geval kan de kandidaat geen gebruik maken van één of meer herkansingen.

Aangepaste uitslagbepaling

Staatsexamenkandidaten komen in aanmerking voor deze regeling als zij een resultaat hebben behaald in 2020, 2021 of 2022 en dit resultaat betrekken bij de uitslagbepaling in 2023. Ze mogen in dat geval de resultaten van één vak, niet zijnde een kernvak, buiten beschouwing laten bij het bepalen van de uitslag, ook als dit een vak van voor 2020 of uit 2023 betreft (met inachtneming van de bestaande regels rond de geldigheid van behaalde resultaten).

De aangepaste wijze van uitslagbepaling en de uitgebreide herkansingsmogelijkheden kunnen niet naast elkaar worden gebruikt. Na afloop van het tweede tijdvak, maar voor de afname van de herkansingen, beoordeelt het CvTE welke kandidaten met en zonder toepassing van de aangepaste uitslagbepaling geslaagd zijn. Deze kandidaten slagen. Dat geldt dus ook voor de kandidaat die één deficiëntie heeft, dat wil zeggen één vak waarvan de uitslag moet worden verbeterd om te kunnen slagen. Wanneer de kandidaat twee deficiënties heeft, krijgt de kandidaat de gelegenheid om twee vakken in het geheel of gedeeltelijk te herkansen. Wanneer de kandidaat na afloop van de herkansingen nog altijd één deficiëntie heeft, wordt de aangepaste uitslagbepaling toegepast, waardoor de kandidaat slaagt. Uitgangspunt is dat bij ieder wegingsmoment de toepassing van de aangepaste regeling omtrent de uitslagbepaling, of gebruikmaking van de uitgebreide herkansingsmogelijkheden op zichzelf voldoende moet zijn om te kunnen slagen. Het voorgaande leidt ertoe dat staatsexamenkandidaten die nadat zij voor het eerst het centraal examen hebben afgelegd drie of meer deficiënties hebben, geen vakken kunnen herkansen en ook niet kunnen slagen. Daarmee sluit de gewijzigde regeling omtrent de uitslagbepaling aan bij het in het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 verankerde uitgangspunt dat kandidaten alleen mogen herkansen als zij door die herkansing ook kunnen slagen. De regeling van de aangepaste uitslagbepaling beoogt in dit uitgangspunt geen verandering aan te brengen.

De kandidaat kan niet kiezen voor welk vak de resultaten buiten beschouwing wordt gelaten, dit wordt op geautomatiseerde wijze bepaald. De aangepaste uitslagbepaling wordt toegepast als er een resultaat uit 2020, 2021 of 2022 wordt ingebracht dat bij de uitslagbepaling wordt betrokken. Als juist dit resultaat buiten beschouwing moet worden gelaten om te kunnen slagen, heeft dat geen effect op het recht van de kandidaat om een resultaat buiten beschouwing te mogen laten. Indien er één resultaat uit 2020, 2021 of 2022 wordt ingebracht en dit vak als bezwaarvak wordt aangemerkt door de kandidaat (en dus niet bij de uitslagbepaling wordt betrokken), dan heeft de kandidaat geen recht op de aangepaste uitslagbepaling. Een bezwaarvak is een extra vak in aanvulling op een volledig vakkenpakket. Een kandidaat kan ervoor kiezen om dit vak niet te laten betrekken bij de uitslagbepaling. De kandidaat heeft eveneens geen recht op deze mogelijkheid als hij opnieuw het staatsexamen in een vak aflegt in 2023, waarvoor in 2020, 2021 of 2022 ook een resultaat is behaald, en daardoor geen resultaat meer inbrengt uit 2020, 2021 of 2022. Indien een kandidaat opnieuw opgaat voor een vak in een examenjaar wordt namelijk altijd het laatste resultaat bij de uitslagbepaling betrokken.

Het resultaat voor het vak waarvan het eindcijfer buiten beschouwing wordt gelaten bij het bepalen van de uitslag wordt wel vermeld op de cijferlijst. Op die manier wordt beoogd de transparantie van het diploma te waarborgen. Zo blijft het voor iedereen, waaronder het vervolgonderwijs, transparant op basis van welke resultaten een examenkandidaat het diploma heeft behaald.

1.3 Noodzaak en doeltreffendheid

De noodzaak en doeltreffendheid van bovenstaande maatregelen verschilt per maatregel. Ten aanzien van de aangepaste uitslagbepaling geldt dat het onderwijs en de (voorbereiding op) het examen in de examenjaren 2020, 2021 en 2022 sterk is geraakt door de gevolgen van de covid-19 pandemie. Voor alle examenkandidaten geldt dat de omstandigheden waarin zij in de eerdergenoemde jaren hebben toegewerkt naar en hebben deelgenomen aan het examen suboptimaal waren. Daarmee ontstond een verschil in uitgangspositie tussen examenkandidaten in deze jaren en de uitgangspositie van examenkandidaten in reguliere examenjaren. De regering zag zich in deze jaren dan ook genoodzaakt om maatregelen ten aanzien van de examens te treffen. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden in de betreffende examenjaren zijn maatregelen genomen met als doel om kandidaten te compenseren. Deze golden voor alle examenkandidaten, regulier vo, vavo en staatsexamen. Echter heeft één groep examenkandidaten zeer beperkt gebruik kunnen maken van de getroffen maatregelen. Staatsexamenkandidaten die in de jaren dat er examenmaatregelen van kracht waren niet opgingen voor hun diploma, maar examen aflegden in losse vakken om daarmee een certificaat te behalen, hebben zeer beperkt van deze maatregelen gebruik kunnen maken omdat deze grotendeels ter ondersteuning van het behalen van het diploma waren. Echter, ook zij hebben te kampen gehad met de gevolgen van de covid-19 pandemie op de voorbereiding en deelname aan het examen. Voor kandidaten die zich op een school hebben voorbereid op hun examen, waaronder staatsexamenkandidaten uit het voortgezet speciaal onderwijs, betekende dit onder meer schoolsluitingen en lesuitval. De regering is van mening dat alle examenkandidaten op gelijke wijze gecompenseerd moeten worden voor de omstandigheden waarin zij het examen hebben afgelegd. De condities waaronder kandidaten hebben deelgenomen aan het examen zijn een bepalende factor voor de mate van compensatie. Staatsexamenkandidaten die in de afgelopen jaren een certificaat hebben behaald dienen dan ook op vergelijkbare wijze behandeld te worden als andere examenkandidaten uit de betreffende examenjaren. De regering acht het dan ook wenselijk om deze kandidaten met terugwerkende kracht een vergelijkbare compensatie als hun medekandidaten te bieden voor de gevolgen die zij hebben ondervonden van covid-19 in de jaren dat zij certificaten hebben behaald in de vorm van een duimregeling.

Ten aanzien van de uitgebreide herkansingsregeling geldt dat deze maatregel nadrukkelijk van tijdelijk aard is, bedoeld om de periode te overbruggen totdat er voor alle kandidaten van het staatsexamen een herkansingsmogelijkheid geboden kan worden en niet alleen voor diplomakandidaten. Met het creëren van een structurele herkansingsmogelijkheid voor alle staatsexamenkandidaten worden de mogelijkheden om examens te herkansen grotendeels gelijk getrokken bij de verschillende examenvoorzieningen. Het bieden van een herkansingsmogelijkheid aan alle kandidaten zal nog enkele jaren in beslag nemen, omdat dit grote organisatorische consequenties voor de staatsexamenorganisatie met zich meebrengt. De manier waarop dit structureel kan worden geïmplementeerd in de staatsexamenorganisatie is onderdeel van de Verbeteragenda. In de tussenliggende periode is het niet mogelijk een herkansing te bieden aan alle staatsexamenkandidaten. Om die reden acht de regering het wenselijk om kandidaten te compenseren voor het ontbreken van een herkansing in de jaren dat zij examen afleggen in losse vakken in de vorm van een extra herkansing in het jaar dat zij opgaan voor het diploma. Deze herkansingsmogelijkheid past binnen de huidige staatsexamenorganisatie en is daarmee op de korte termijn uitvoerbaar. Met deze tijdelijke maatregel wordt de beoogde doelgroep van de beoogde beleidswijziging, deelcertificaatkandidaten van het staatsexamen, nu niet direct bediend. Uit gegevens van het College voor Toetsen en Examens blijkt echter dat ruim tachtig procent van de kandidaten die één of meer certificaten afleggen bij het staatsexamen uiteindelijk diplomakandidaat wordt. Met bovengenoemde maatregel wordt deze groep aan het einde van hun examentraject daarmee alsnog bediend.

2. Reikwijdte en tijdelijkheid van de regeling

De maatregelen uit dit besluit zijn reeds aangekondigd in een brief aan de Tweede Kamer. Het betreft aanpassingen in de regels over de staatsexamens voortgezet onderwijs die worden afgenomen in Europees en Caribisch Nederland. Dit besluit is, voor wat betreft de aangepaste uitslagbepaling, alleen geldig in het examenjaar 2023. Voor de uitgebreide herkansingsregeling geldt dat dit een wijziging voor onbepaalde tijd is. Daarmee wordt het recht van staatsexamenkandidaten op een extra herkansing gewaarborgd, tot het moment dat de herkansingen voor deelcertificaatkandidaten kunnen worden gerealiseerd en de hiervoor benodigde wijzigingen van de regelgeving in werking zijn getreden.

3. Lasten voor scholen, instellingen en kandidaten

De uitvoering van dit besluit vraagt een extra inspanning van examenkandidaten en betrokken scholen. Zij zullen kennis moeten nemen van de maatregelen en in het geval van de uitgebreide herkansingsmogelijkheid zich moeten voorbereiden op de herkansing. In totaal ondervinden circa 4.500 diplomakandidaten van het staatsexamen gevolgen van dit besluit. Bij de administratieve lasten worden de kosten voor kandidaten en scholen om kennis te nemen van de nieuwe maatregelen geschat op € 7.394,70. Ter ondersteuning van de kandidaten en scholen zal de regering nadrukkelijk aandacht besteden aan de communicatie over de maatregelen.

Doenvermogen

Dit besluit heeft beperkte gevolgen voor het doenvermogen van examenkandidaten. Kandidaten kunnen ten gevolge van dit besluit recht hebben op een uitgebreide herkansingsmogelijkheid, wat betekent dat zij moeten beslissen welke (onderdelen van) vakken die zij willen herkansen. Kandidaten dienen het CvTE in kennis te stellen van hun keuze, indien van toepassing. Voor de duimregeling geldt dat deze automatisch door de staatsexamenorganisatie wordt toegepast zodra een kandidaat hier recht op heeft en daarmee kan slagen voor zijn diploma. Dit vraagt geen actie van de kandidaat.

4. Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Consultatie van onderwijspartijen en draagvlak

Het concept van de algemene maatregel van bestuur en de nota van toelichting zijn in de periode 4 tot en met 14 november 2022 ter openbare consultatie aangeboden. Gedurende deze periode zijn tien reacties ontvangen. De belangrijkste thema’s waar aandacht voor wordt gevraagd zijn: de vakken die herkanst kunnen worden door middel van de uitgebreide herkansingsregeling, de manier waarop het cijfer voor de herkansing meetelt in de uitslagbepaling en de looptijd van de maatregelen. Onderstaand wordt ingegaan op de verschillende thema’s en wordt aangegeven wat daarmee is gedaan.

Vakken die herkanst kunnen worden

In twee van de tien reacties wordt gepleit voor een verbreding van de herkansingsmogelijkheid waarmee alle eerder afgelegde vakken in aanmerking komen voor een herkansing in plaats van enkel de vakken die in het betreffende examenjaar zijn afgelegd. Het alleen kunnen herkansen van vakken die in het betreffende examenjaar zijn afgelegd is in lijn met de bestaande regelgeving rond het staatsexamen. Deze regel komt voort uit het feit dat staatsexamenkandidaten, in tegenstelling tot examenkandidaten in het regulier voortgezet onderwijs, elk examenjaar opnieuw kunnen opgaan voor een vak zonder dat behaalde resultaten voor andere vakken komen te vervallen. Vanwege het bestaan van deze mogelijkheid acht de regering het niet noodzakelijk om de herkansingsmogelijkheid bij het staatsexamen open te stellen voor alle eerder behaalde vakken.

Resultaat herkansing in de uitslagbepaling

Uit de reacties blijkt dat de formulering over de manier waarop het behaalde resultaat voor de herkansing meetelt in de uitslagbepaling verwarring oproept. In twee van de acht reacties wordt opgeroepen om te regelen dat het hoogst behaalde cijfer bij de herkansing en het afgelegde centraal examen meetelt in de uitslagbepaling en niet het laatst afgelegde cijfer. Dat is echter ook het geval. Dit is verhelderd in de nota van toelichting.

Verlengen looptijd maatregelen

In reactie op de geldigheid van de maatregelen verzoeken twee partijen de geldigheid van de duimregeling te verlengen zodat ook kandidaten die na 2023 een diploma behalen en daarbij resultaten inbrengen uit 2020, 2021 of 2022 recht hebben op deze regeling. De regering vindt het niet wenselijk om een maatregel van dergelijke omvang voor meerdere jaren te verankeren. In de toekomst zal worden bezien of het nodig is deze maatregel te verlengen ter compensatie van deze groep kandidaten. Ten aanzien van de looptijd van de uitgebreide herkansingsmogelijkheid geeft één indiener aan het wenselijk te vinden dat deze verlengd wordt tot aan de implementatie van een structurele herkansingsmogelijkheid voor certificaatkandidaten. Dit is eveneens de wens van de regering en wordt door middel van dit besluit juridisch verankerd.

Overig

Naast bovenstaande thema’s wordt eveneens aandacht gevraagd voor tijdige en heldere communicatie over de maatregelen. De regering zal hier specifiek aandacht voor hebben in het vervolgtraject. Ook vragen verschillende indieners aandacht voor de doelgroep die gebruik kunnen maken van deze regeling. Daarbij wordt specifiek aandacht gevraagd voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) en het onderscheid tussen reguliere staatsexamenkandidaten en staatsexamenkandidaten uit het voortgezet speciaal onderwijs. Ten aanzien van het vavo ziet de regering geen noodzaak om voor deze groep kandidaten compenserende maatregelen te treffen omdat zij gedurende de afgelopen examenjaren (2020, 2021 en 2022) reeds gebruik hebben kunnen maken van de toen geldende examenmaatregelen en daarnaast al gebruik kunnen maken van een herkansingsmogelijkheid. Wat betreft het onderscheid binnen de groep staatsexamenkandidaten (vo en vso) is er door de regering specifiek voor gekozen om de maatregelen voor alle staatsexamenkandidaten te laten gelden en geen onderscheid te maken binnen deze groep. Als laatste is er via de internetconsultatie ook een individuele casus onder de aandacht gebracht. Deze wordt via een andere weg behandeld.

6. Uitvoerings- en handhavingsgevolgen

Bovenstaande maatregelen zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de examenketen. Dit besluit is door DUO en het CvTE op uitvoerbaarheid getoetst.

DUO en het CvTE hebben laten weten de maatregelen voor het staatsexamen haalbaar en uitvoerbaar te achten. De maatregelen hebben mogelijk invloed op de benodigde capaciteit voor het uitvoeren van de examens, omdat er potentieel meer examens moeten worden afgenomen. Als gevolg van de verschillen in examenmaatregelen 2023 tussen de staatsexamens vo enerzijds als regulier vo en vavo anderzijds, en zelfs binnen de staatsexamens vo, is het noodzakelijk dat bij het onderdeel OCW Examens een aantal aanpassingen doorgevoerd worden in de applicatie waarmee de uitslag wordt bepaald (BUS). Daarnaast moet de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel geborgd worden, evenals de logistieke processen en producten. DUO heeft tot slot een aantal randvoorwaarden opgesteld voor de uitvoerbaarheid van de maatregelen voor de staatsexamens in 2023. Allereerst de voorwaarde dat er voor leerlingen uit het regulier onderwijs geen aanvullende maatregelen gelden. In dat geval zou de uitvoerbaarheid van de maatregelen ten aanzien van het staatsexamen, zoals geregeld in dit besluit, moeten worden herzien. Daarnaast is de beschikbaarheid van voldoende examenbetrokkenen een voorwaarde voor de uitvoering van de maatregelen, evenals voldoende financiële middelen en juridische borging van de maatregelen.

7. Financiële gevolgen

De maatregelen die met dit besluit worden doorgevoerd hebben financiële consequenties. De verwachte kosten voor de examenketen voor de uitvoering van de extra herkansing voor diplomakandidaten bedragen ca. € 3,5 mln. per jaar structureel. De minister zorgt voor dekking op zijn eigen begroting. Met het inzetten van de duimregeling zijn weinig tot geen aanvullende kosten gemoeid.

8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Gestreefd wordt naar een inwerkingtreding op 1 april 2023. Het besluit wordt zodoende tijdig kenbaar voor alle betrokkenen.

Er wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Dat is noodzakelijk, omdat publicatie en inwerkingtreding anders zouden plaatsvinden na de periode waarop de inhoud van dit besluit ziet.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A [invoeging van artikel 4.21a]

Eerste lid In dit artikel wordt geregeld dat de uitslagbepaling voor het examenjaar 2023 voor een specifieke groep kandidaten wordt aangepast. Bij de vaststelling van de uitslag wordt, indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen, het eindcijfer of de beoordeling van één vak buiten beschouwing gelaten. Onder het eindcijfer vallen ook de onderliggende SE en CE resultaten van het desbetreffende vak.

De aangepaste uitslagbepaling in het examenjaar 2023 is uitsluitend van toepassing op de kandidaat die in het jaar 2020, 2021 of 2022 het examen in één of meerdere vakken heeft afgelegd en het in dat jaar behaalde eindcijfer van ten minste één van die vakken bij de uitslagbepaling in 2023 laat betrekken.

Daarnaast geldt dat bij de uitslagbepaling alleen een vak buiten beschouwing kan worden gelaten indien de kandidaat met inbegrip van het vak dat buiten beschouwing wordt gelaten een eindexamen heeft afgerond. Het moet dan gaan om een totaal pakket, zoals dat voor de verschillende schoolsoorten, leerwegen en profielen in het uitvoeringsbesluit WVO 2020 is gedefinieerd.

Tweede lid Het vak dat buiten beschouwing wordt gelaten bij de vaststelling van de uitslag mag geen kernvak zijn. Een kernvak is niet altijd een verplicht onderdeel van het staatsexamen, maar kan ook een keuzevak zijn. Dat geldt in het bijzonder voor het eindexamen havo voor het vak wiskunde A of B. Wil de kandidaat een kernvak dat geen verplicht onderdeel van het eindexamen vormt niet laten meetellen, dan kan de kandidaat dat vak slechts op grond van de bestaande regeling omtrent de uitslagbepaling laten vallen. Daartoe bestaat alleen ruimte als alle overgebleven vakken tezamen een staatsexamen vormen. Deze mogelijkheid blijft naast de aanpassing in de uitslagbepaling bestaan. Overigens zij hier expliciet opgemerkt dat de leerwerktrajecten ook onder deze regeling vallen.

Derde lid Het eindcijfer dat op grond van het eerste lid buiten beschouwing wordt gelaten kan niet het combinatiecijfer zijn, maar wel het cijfer van een vak dat onderdeel uitmaakt van het combinatiecijfer. Voor het eindexamen vwo en havo gaat het om het gemiddelde van de eindcijfers van de volgende onderdelen, voor zover een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer, culturele en kunstzinnige vorming en het profielwerkstuk en de onderdelen die het bevoegd gezag of het College voor Toetsen en Examens hier aan kan toevoegen. Voor de gemengde leerweg van het vmbo gaat het om het gemiddelde van de eindcijfers voor het profielvak en alle beroepsgerichte keuzevakken. Voor het eindexamen in de basisberoepsgerichte leerweg en kaderberoepsgerichte leerweg van het vmbo gaat het om het gemiddelde van de eindcijfers van alle beroepsgerichte keuzevakken. Het is alleen mogelijk het eindcijfer van één vak buiten beschouwing te laten.

Vierde lid De cijfers van het vak dat bij de uitslagbepaling buiten beschouwing wordt gelaten worden wel opgenomen op de cijferlijst van de kandidaat. Er hoeft op de cijferlijst geen aantekening te worden gemaakt dat het vak bij de uitslagbepaling buiten beschouwing is gelaten.

Vijfde lid Het cijfer van het vak dat bij de uitslagbepaling buiten beschouwing wordt gelaten wordt wel betrokken bij de beoordeling of een kandidaat geslaagd is voor het staatsexamen met toekenning van het judicium cum laude.

Zesde lid Het gewicht van het profielvak wordt bepaald voorafgaand aan de toepassing van de aangepaste uitslagbepaling. In artikel 4.21, vierde lid, is voorgeschreven dat het gewicht van het profielvak gelijk is aan het aantal beroepsgerichte keuzevakken. Zijn er twee beroepsgerichte keuzevakken, dan telt het profielvak twee keer mee, ook als de kandidaat er voor kiest het cijfer van één van die beroepsgerichte vakken buiten beschouwing te laten. Dat betekent dat het relatieve gewicht van het profielvak toeneemt.

Zevende lid Bij het bepalen van het recht op herkansing wordt de aangepaste uitslagbepaling buiten toepassing gelaten. Ter beoordeling van het recht op herkansing beoordeelt het CvTE eerst welke kandidaten die het staatsexamen hebben afgelegd zonder toepassing van de aangepaste uitslagbepaling geslaagd zouden zijn. Zij slagen. Op de overblijvende kandidaten past het CvTE de aangepaste uitslagbepaling toe. Slaagt de kandidaat met toepassing van de aangepaste uitslagbepaling, dan kan hij niet meer herkansen. Slaagt de kandidaat niet, dan wordt het recht op herkansing beoordeeld zonder de aangepaste uitslagbepaling daarin te betrekken. De kandidaat krijgt de gelegenheid om twee vakken te herkansen. Als dat nodig is om te kunnen slagen wordt na afloop van de herkansingen de aangepaste uitslagbepaling alsnog toegepast.

Achtste lid Met dit lid wordt geregeld dat in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba het vak Nederlands op het vmbo buiten beschouwing kan worden gelaten bij de toepassing van de aangepaste uitslagbepaling. Het vak Nederlands op het vmbo is in artikel 9.19 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 uitgezonderd van de kernvakkenregeling in de openbare lichamen. Met dit lid wordt hierbij aangesloten.

Negende lid Met dit lid wordt geregeld dat deze bepaling van enkel van toepassing zijn op de staatsexamens die worden afgenomen in het examenjaar 2023.

Artikel I, onderdeel B [wijziging van artikel 4.22]

Met de wijziging van dit artikel wordt geregeld dat staatsexamenkandidaten twee vakken mogen herkansen, wanneer zij hierdoor alsnog kunnen slagen. Zij mogen van die vakken het centraal examen en/of het volledige college-examen of onderdelen daarvan herkansen. Maar zij kunnen er ook voor kiezen om voor een vak alleen het college-examen te herkansen en voor een ander vak zowel het college-examen als het centraal examen. Voor het examenjaar 2023 geldt dat voor de kandidaat die in het jaar 2020, 2021 of 2022 het examen in één of meerdere vakken heeft afgelegd en het in dat jaar behaalde eindcijfer van ten minste één van die vakken bij de uitslagbepaling in 2023 laat betrekken eerst de duimregeling wordt toegepast om te bepalen of een kandidaat met alleen een duimregeling kan slagen, in dat geval mag er niet worden herkanst (zie hiervoor ook toelichting artikel 4.21a, zevende lid). Deze wijziging wordt voor de komende jaren doorgevoerd in het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.

Staatsexamenkandidaten hebben recht op herkansing van twee vakken totdat er herkansingen kunnen worden geboden aan alle certificaatkandidaten. Dit moment zal samenvallen met de Verbeteragenda staatsexamen vo.

Artikel I, onderdeel C [wijziging van artikel 4.23]

Met de wijziging van dit artikel wordt het artikel aangepast aan de uitgebreide herkansingsregeling.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstukken II 2022/23, 31 289, nr. 521.

Naar boven