Wet van 9 maart 2023 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om onder meer het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen in verband met het tegengaan van huwelijkse gevangenschap en het aanbrengen van technische en procedurele verbeteringen op het terrein van het personen- en familie(proces)recht;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A1

In artikel 4 wordt in het derde lid, onder a ,«d en e» vervangen door «d en f».

A2

Artikel 30p komt te luiden:

Artikel 30p

  • 1. De rechter kan, indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak doen.

  • 2. In afwijking van de artikelen 230 en 287 bestaat de mondelinge uitspraak uit de beslissing en de gronden van de beslissing.

  • 3. Van de mondelinge uitspraak wordt door de rechter een proces-verbaal opgemaakt, dat door hem wordt ondertekend. Bij verhindering van de rechter wordt dit in het proces-verbaal vermeld.

  • 4. De rechter stelt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken na de mondelinge uitspraak, een afschrift van het proces-verbaal ter beschikking van partijen. Het afschrift dat wordt verstrekt aan een partij die tot tenuitvoerlegging van de uitspraak kan overgaan, is in executoriale vorm opgemaakt.

  • 5. Indien vanwege een spoedeisend belang de schriftelijke uitspraak niet kan worden afgewacht, kan de rechter in afwijking van het eerste lid, ongeacht of alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak doen. De mondelinge uitspraak omvat, in afwijking van het tweede lid, de beslissing en de belangrijkste gronden van de beslissing. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op deze mondelinge uitspraak.

  • 6. Wordt mondeling uitspraak gedaan op grond van het vijfde lid, dan stelt de rechter zo nodig een verkort vonnis of verkorte beschikking in executoriale vorm op. In ieder geval wordt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken na de mondelinge uitspraak, met inachtneming van de eisen opgenomen in de artikelen 230 en 287, een volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak ter beschikking van partijen gesteld. De schriftelijke uitwerking vermeldt de datum van de mondelinge uitspraak alsmede de datum van vaststelling van de schriftelijke uitwerking van die uitspraak. Is geen verkort vonnis of verkorte beschikking in executoriale vorm opgemaakt, dan is de volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak in executoriale vorm opgemaakt.

B

Na artikel 801 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 801a

Artikel 30j, eerste lid, laatste zin, is niet van toepassing op de rechtspleging in zaken vallend onder deze afdeling.

Artikel 801b

In zaken van verlenging van een ondertoezichtstelling, van verlenging van de machtiging van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, om een minderjarige uit huis te plaatsen niet zijnde een machtiging als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet, alsmede van de vervanging van een gecertificeerde instelling door een andere gecertificeerde instelling kan de kinderrechter bepalen dat de mondelinge behandeling achterwege blijft indien geen van de belanghebbenden, na te zijn gewezen op zijn recht te worden gehoord, binnen een door de rechter gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat hij gebruik wil maken van dit recht.

C

Er wordt een artikel 802a ingevoegd, luidende:

Artikel 802a

In alle zaken betreffende een verzoek tot verlening van een machtiging als bedoeld in paragraaf 6.1 van de Jeugdwet, een verzoek op grond van Afdeling 4 van Titel 14 van Boek 1 of betreffende een voorziening in het gezag als bedoeld in artikel 241 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter bepalen dat de zitting wordt gehouden in de gesloten accommodatie, bedoeld in de Jeugdwet, waarin de jeugdige verblijft.

D

In artikel 826, eerste lid, onder c, vervalt «bij toewijzing voor tenuitvoerlegging vatbaar wordt dan wel bij afwijzing».

E

Artikel 827, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen e en f tot f en g wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. een bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis op grond van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in samenhang met artikel 68, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of een andere daartoe strekkende voorziening;

2. In onderdeel g (nieuw) wordt «onderdelen a tot en met e» vervangen door «onderdelen a tot en met f».

ARTIKEL II

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A1

Artikel 19e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «tweede» vervangen door «derde».

2. Het dertiende lid vervalt, onder gelijktijdige vernummering van het veertiende tot het dertiende lid.

A2

In artikel 19i tweede lid wordt «zesde» vervangen door «zevende».

A3

In artikel 25a, tweede lid, vervalt «ook zonder toestemming van de officier van justitie, »

B

In artikel 38 vervalt «een».

C

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Een partij bij een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis is gehouden tot het verlenen van medewerking aan het teniet doen gaan van die verbintenis indien een andere partij daarom verzoekt, tenzij dit gelet op zwaarwegende belangen in redelijkheid niet kan worden gevergd.

D

Artikel 80a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid vervalt de komma na 58.

2. In het zesde lid wordt «artikelen 69 tot en met 73, 74, 75 tot en met 77, eerste lid en tweede lid» vervangen door «artikelen 69 tot en met 77».

E

Artikel 80d wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid en in het derde lid wordt «artikel 80c, onder c» vervangen door «artikel 80c, eerste lid, onder c».

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «die hen tot hoofdverblijf dient» vervangen door «die hun tot hoofdverblijf dient» en wordt «een van hen of hen beiden» worden vervangen door «een van hen of hun beiden».

F

Artikel 80e, eerste lid komt te luiden als volgt:

  • 1. Op een ontbinding van een geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 80c, eerste lid, onder d, zijn de artikelen 151, 153 tot en met 160, 164 en 165 van overeenkomstige toepassing.

G

In artikel 80f wordt «herleven alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap van rechtswege» vervangen door «worden alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap geacht steeds te hebben bestaan».

H

In artikel 99, derde lid, wordt «herleven van rechtswege alle gevolgen van de gemeenschap» vervangen door «worden alle gevolgen van de gemeenschap geacht steeds te hebben bestaan».

I

In artikel 133, tweede lid, wordt «artikelen 34, 35, 36, 38 en 126, tweede lid, onder a en c, van Boek 4, en afdeling 3 van titel 4 van Boek 4» vervangen door «artikelen 34, 35, 36, 38, 63 tot en met 92 en 126, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en c, van Boek 4».

J

Artikel 204 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen geregistreerd partnerschap met de moeder mag aangaan».

2. In artikel 204, vijfde lid, wordt na «mag slechts erkennen» ingevoegd «of toestemming verlenen voor erkenning».

K

In artikel 207, tweede lid, onderdeel b, vervalt « of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen partnerschap zou mogen worden geregistreerd».

L

In artikel 227, eerste lid, vervalt «of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen partnerschap zouden mogen aangaan».

M

In artikel 237, eerste lid, vervalt «en in twee in de beschikking aan te wijzen dagbladen».

N

Artikel 253aa, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van gehuwde en gehuwd geweest zijnde ouders zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het omtrent scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed bepaalde. Na ontbinding van het geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 80c, eerste lid, onderdeel d, blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben, dit gezag gezamenlijk uitoefenen.

O

Artikel 253p wordt als volgt gewijzigd:

1. In lid 2 wordt na «gerechtelijke ontbinding van het huwelijk» ingevoegd «of van het geregistreerd partnerschap» en wordt na «de beschikking houdende ontbinding van het huwelijk» ingevoegd «of van het geregistreerd partnerschap».

2. Het derde lid vervalt.

P

Artikel 253sa, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van gehuwde en gehuwd geweest zijnde ouders zijn van overeenkomstige toepassing, voor wat betreft het in het vorige lid bedoeld geregistreerd partnerschap met uitzondering van het omtrent scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed bepaalde. Na ontbinding van het geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 80c, eerste lid, onder d, blijven de ouder en zijn geregistreerde partner die niet de ouder is, dit gezag gezamenlijk uitoefenen.

Q

In artikel 401, tweede lid, wordt na «gewezen echtgenoten» ingevoegd «of gewezen geregistreerde partners».

R

Aan artikel 425, eerste lid wordt toegevoegd «Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de achtergebleven geregistreerde partner en het aangaan van een nieuw geregistreerd partnerschap.».

ARTIKEL III

Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 45 wordt «het huwelijksvermogensregime niet wordt beheerst door het Nederlandse recht» vervangen door «het huwelijksvermogensregime wordt beheerst door dat recht».

B

In artikel 79 wordt «het partnerschapsvermogensregime niet wordt beheerst door het Nederlandse recht» vervangen door «het partnerschapsvermogensregime wordt beheerst door dat recht».

ARTIKEL IIIA

Artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

    • 1⁰ de bedienaar van de godsdienst die, voordat partijen hem hebben doen blijken dat hun huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken, enige godsdienstige plechtigheid daartoe betrekkelijk verricht;

    • 2⁰ hij die vrijwillig, voordat zijn huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken, partij is bij enige onder 1 bedoelde godsdienstige plechtigheid.

2. In het tweede lid wordt «twee maanden» vervangen door «zes maanden» en wordt «tweede categorie» vervangen door «derde categorie».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Niet strafbaar is hij die een andere partij heeft verzocht tot medewerking als bedoeld in artikel 1:68, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL IV

Aan het begin van artikel 1 van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen vervalt «1.».

ARTIKEL V

In artikel IV, tweede lid, van de Wet van 24 april 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken wordt «is artikel 96, derde lid, niet van toepassing» vervangen door «zijn de artikelen 95a en 96, derde lid, niet van toepassing».

ARTIKEL VI

Artikel 271 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

1. Lid 1 komt te luiden:

  • 1. De artikelen 35, 36, 39, 40 en 41 van Boek 10, zoals die luidden voor inwerkingtreding van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen, blijven van toepassing voor het bepalen van het toepasselijke recht op rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten, indien deze rechtsbetrekkingen op of na 1 januari 1994 maar voor 29 januari 2019 bestonden.

2. In het tweede lid wordt «de artikelen 42, 43, 44, 46, 47, 48» vervangen door «de artikelen 42 tot en met 48».

3. In het vierde lid wordt «de artikelen 70 tot met 78, 80, 81, 82» vervangen door «de artikelen 70 tot en met 82».

ARTIKEL VIA

Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk van de onderdelen van deze wet die gericht zijn op het voorkomen en tegengaan van huwelijkse gevangenschap.

ARTIKEL VII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 9 maart 2023

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Uitgegeven de zeventiende maart 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 348

Naar boven