Besluit van 20 februari 2023 tot wijziging van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in verband met de werkzaamheden voor verplichte bevragingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 16 december 2022, nr. 4371581; directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet en de artikelen 240 en 434a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 februari 2023, nr. W16.22.00207/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 9 februari 2023 nr. 4470542; directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2, eerste lid, van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 104,02» vervangen door «€ 106,73».

2. In onderdeel b wordt «€ 114,77» vervangen door «€ 116,20».

3. In onderdeel c wordt «€ 83,42» vervangen door «€ 84,85».

4. In onderdeel d wordt «€ 75,16» vervangen door «€ 76,59».

5. In onderdeel e wordt «€ 138,70» vervangen door «€ 140,13».

6. In onderdeel f wordt «€ 186,25» vervangen door «€ 186,61».

7. In onderdeel g wordt «€ 274,48» vervangen door «€ 274,84».

8. In onderdeel h wordt «€ 301,25» vervangen door «€ 302,86».

9. In onderdeel i wordt «€ 221,00» vervangen door «€ 221,57».

10. In onderdeel j wordt «€ 155,16» vervangen door «€ 157,17».

11. In onderdeel k wordt «€ 134,32» vervangen door «€ 135,75».

12. In onderdeel l wordt «€ 184,01» vervangen door «€ 185,59».

13. In onderdeel m wordt «€ 320,12» vervangen door «€ 321,55».

14. In onderdeel n wordt «€ 137,67» vervangen door «€ 139,10».

15. In onderdeel o wordt «€ 190,53» vervangen door «€ 192,33».

16. In onderdeel p wordt «€ 67,97» vervangen door «€ 69,77».

17. In onderdeel q wordt «€ 420,01» vervangen door «€ 421,81».

18. In onderdeel u wordt «€ 98,02» vervangen door «€ 98,38 ».

19. In onderdeel v wordt «€ 272,76» vervangen door «€ 274,19».

20. In onderdeel w wordt «€ 317,03» vervangen door «€ 318,46».

ARTIKEL II

De tarieven in artikel 2, eerste lid, van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders die golden op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders, zoals dat luidde voor 1 maart 2023, blijven van toepassing met betrekking tot de vergoeding van ambtshandelingen die voor die datum zijn verricht.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2023.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 februari 2023

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Uitgegeven de vierentwintigste februari 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding

Middels dit besluit wordt het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (hierna: Btag) aangepast. De basis voor de regeling van de tarieven voor ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders is tweeledig. Een ambtshandeling is op grond van artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet een taak waarmee een gerechtsdeurwaarder, al dan niet bij uitsluiting van ieder ander, bij of krachtens de wet wordt belast. Artikel 434a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de kosten ter zake van ambtshandelingen voor de bepaling van de kosten van tenuitvoerlegging in aanmerking worden genomen. Dit gebeurt overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde tarieven.

Dit besluit wijzigt artikel 2 van het Btag waarin de vaste tarieven voor ambtshandelingen zijn vastgelegd. Deze tarieven zijn laatstelijk per 1 juli 2021 integraal verhoogd met het doel ze weer in overeenstemming te brengen met de gemiddelde kostprijs die voor de verschillende ambtshandelingen is berekend.1 Inmiddels is gebleken dat dit doel nog niet volledig was bereikt.

Als openbaar ambtenaar dient de gerechtsdeurwaarder het algemeen belang en is hij verantwoordelijk voor het zorgvuldig en onafhankelijk uitvoeren van zijn ambtstaken. In die ambtelijke taken concurreert hij als ondernemer met de andere gerechtsdeurwaarders. Vanwege de gedachte dat de concurrentie tussen de gerechtsdeurwaarders zou leiden tot verhoging van de algehele kwaliteit van de beroepsgroep, is met de invoering van de Gerechtsdeurwaarderswet in 2001 de prijsvorming voor ambtelijke diensten in de relatie tussen de opdrachtgever en gerechtsdeurwaarder vrijgelaten. De Gerechtsdeurwaarderswet voorziet zodoende in een systeem waarin in principe geen regels zijn gesteld over de prijsvorming tussen opdrachtgever en gerechtsdeurwaarder. Daar staat tegenover dat de kosten die op de schuldenaar verhaald mogen worden zijn gelimiteerd tot vaste – door de overheid vastgestelde en op een gemiddelde kostprijs gebaseerde – tarieven.2 Artikel 1 van het Btag bepaalt dat deze schuldenaarstarieven mede dienen tot dekking van de rechtstreeks met de ambtshandeling samenhangende voorbereidende, uitvoerende en afrondende werkzaamheden die voor een goede verrichting van die ambtshandeling noodzakelijk zijn.3 Het betreffen vaste tarieven, waar richting de schuldenaar niet van mag worden afgeweken. Daarmee wordt maximale rechtszekerheid geboden, ongeacht wat opdrachtgever en gerechtsdeurwaarder zijn overeengekomen.4 Bovendien brengen de vaste tarieven voor de rechter bij de vaststelling van de proceskosten met zich mee dat deze niet wordt belast met tijdrovende kostenberekeningen.5

Naast de vaste kosten voor de schuldenaar die gelden voor een ambtshandeling regelt het Btag nog een aantal andere posten die mogen worden doorberekend aan de schuldenaar. Een van deze posten betreft de zogenaamde verschotten. Verschotten zijn onkosten die de gerechtsdeurwaarder bij de verrichting van een ambtshandeling bij voorraad betaalt en nadien in rekening brengt. Een voorbeeld van een verschot zijn de kosten die een gerechtsdeurwaarder aan de gemeente moet betalen voor het raadplegen van de Basisregistratie Personen of voor het raadplegen van andere registers. Deze raadpleging van de openbare registers is steeds vaker nodig gebleken in het kader van een zorgvuldige uitoefening van het ambt en wordt door de beroepsgroep «bevragingen» genoemd. In 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de opbouw van de kosten bij bevragingen en de verschotten die in rekening worden gebracht bij een bevraging. Hierbij is toegezegd dat de tarieven van de verschotten in relatie tot de tarieven van de ambtshandelingen betrokken zouden worden in een voorgenomen onderzoek naar de deurwaarderstarieven.6 Dit onderwerp heeft echter uiteindelijk geen plaats gekregen in het betreffende rapport van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. Dit rapport vormde de basis van de wijziging van de tarieven in juli 2021. Daardoor zijn kosten die gerechtsdeurwaarders maken in het kader van de bevragingen niet meegenomen in de herijking van de tarieven. Dit wringt omdat wel vaststaat dat de tijdsbesteding per ambtshandeling door de steeds vaker verplichte bevragingen is gestegen. De werkzaamheden die verband houden met het doen van bevragingen zijn tot op heden niet meegewogen in de kostprijsberekeningen die ten grondslag liggen aan de tarieven in artikel 2 Btag. Dat komt doordat de verplichting van deze bevragingen later is ontstaan. Er is in jurisprudentie en in de beroepsregels van de beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders nadere invulling gegeven in wat als een zorgvuldige uitoefening van de ambtshandeling op dit punt moet worden verstaan.

De verplichting voor gerechtsdeurwaarders om gegevens uit registers als vast onderdeel van de ambtshandeling te verifiëren vloeit voort uit tuchtrechtspraak waarin onder andere wordt gezegd dat een gerechtsdeurwaarder de adresgegevens dient te verifiëren.7 Daarbovenop is inmiddels de verplichting gekomen om het digitaal beslagregister te raadplegen via de Verordening digitaal beslagregister gerechtsdeurwaarders.

Beide type bevragingen zijn in het algemeen belang van een goede rechtspleging maar ook specifiek in het belang van de gedaagde/schuldenaar. Het is in het algemeen belang belangrijk dat ambtelijke stukken op het juiste adres betekend worden, zodat partijen kennis kunnen nemen van een procedure. Het raadplegen van het beslagregister dient te voorkomen dat een schuldeiser, in onwetendheid omtrent de beslagpositie van de schuldenaar, proces- en/of executiekosten maakt die niet verhaald kunnen worden. Wanneer de beslagpositie van een schuldenaar onbekend is kan de schuldenlast onnodig hoog worden. Ook dient het register als waarborg dat de juiste beslagvrije voet vastgesteld kan worden.

Het raadplegen van de noodzakelijke registers is voor de beroepsgroep van gerechtsdeurwaarders een gecentraliseerd en digitaal proces via de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders (SNG). Voor de bevragingen betalen gerechtsdeurwaarders aan SNG een bedrag waarin de kosten voor de gemeente of een andere registerhouder zijn verdisconteerd. Door de digitalisering is dit bedrag veel lager dan door een gemeente voor een individueel verzoek in rekening zou worden gebracht.

De voor de schuldenaar te maken kosten voor een adresverificatie heeft daarmee in de loop der tijd een positieve ontwikkeling gemaakt. Voor 2012 hanteerden gerechtsdeurwaarders standaard een hoger tarief. Dit kwam door het feit dat van oudsher de informatie uit de Basisregistratie Personen schriftelijk van de gemeentes werd verkregen. De gemeentes rekenden voor het verstrekken van deze informatie uiteenlopende tarieven.

Vanuit praktische overwegingen werd destijds in de praktijk door de rechter een forfaitair bedrag van maximaal € 7 per verificatie toegewezen. Investeringen door de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders, de ICT organisatie van de gerechtsdeurwaarders en de gerechtsdeurwaarders zelf hebben er toe geleid dat de laatste jaren de informatie digitaal aan de gerechtsdeurwaarders wordt verstrekt, waardoor de kostprijs per bevraging lager is geworden. Het digitaal beslagregister is van begin af aan enkel digitaal te raadplegen.

De gemiddelde kosten van de bevragingen worden jaarlijks door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) gepubliceerd. Deze kosten bestaan uit twee componenten, namelijk de verschotten die aan SNG betaald worden voor de digitale bevraging en de handelingskosten van de medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor die deze bevraging doet en verwerkt. Dit laatste is gebaseerd op twee door de KBvG geïnitieerde kostprijsonderzoeken.8 Er is geen winstopslag voor een gerechtsdeurwaarder opgenomen. Deze kostprijsonderzoeken geven inzicht in de gemiddelde tijdsbesteding die een gerechtsdeurwaarder kwijt is aan een bevraging en vormen daarmee de onderbouwing van de verhoging die in dit besluit wordt voorgesteld.

2. Inhoud van de regeling

De schuldenaarstarieven voor ambtshandelingen zijn gebaseerd op de kostprijs van het gemiddelde pakket aan voorbereidend, uitvoerend en afrondend werk dat tot de ambtshandeling behoort.9 In deze systematiek horen de handelingskosten van een bevraging te worden meegenomen in de kosten voor ambtshandelingen in artikel 2 Btag. Daarom worden in deze regeling alle ambtshandelingen waarbij een bevraging dient plaats te vinden verhoogd met de kosten volgens de eerder door de KBvG berekende – en op kostprijsonderzoek gebaseerde – handelingskosten. Dit om de omissie die in de loop der tijd is ontstaan te repareren. Er is bij het bepalen van de nieuwe tarieven vanuit gegaan dat zich sindsdien een prijsontwikkeling heeft voorgedaan die normaal gesproken zit verdisconteerd in de indexeringsformule van artikel 14 van het Btag. Daar is bepaald dat de bedragen, vastgesteld in de artikelen 2 tot en met 8 van het Btag, jaarlijks met ingang van 1 januari worden gewijzigd volgens een vastgelegde formule.

Bij de berekening van de nieuwe tarieven is uitgegaan van de tarieven zoals deze gelden op 1 januari 2023. Deze tarieven worden in dit besluit vermeerderd met de geldende interne kostprijs van de bevragingen. Dit is de kostprijs zoals die door de KBvG in het afgelopen jaar is gehanteerd maar dan geïndexeerd volgens de uitkomst van de formule van artikel 14 Btag per 1 januari 2023, te weten met 1,006%.

In artikel 2 zijn de tarieven zodoende telkens verhoogd met de handelingskosten die gelden bij een adresverificatie. Dat is als de gedaagde een natuurlijk persoon is een bevraging uit de Basisregistratie Personen (BRP) en als het gaat om een bedrijf het register van de Kamer van Koophandel (KvK). Dit met uitzondering van de ambtshandelingen benoemd in de onderdelen o, p, en q. In deze gevallen gaat het om de kosten bij de bevraging uit het Kadaster.

Bij sommige ambtshandelingen zijn er meerdere bevragingen nodig. Ook gelden er verschillende kostprijzen voor bevragingen aan verschillende instanties. In voorkomend geval worden de kosten van de verschillende bevragingen gezamenlijk opgeteld bij de nieuwe tarieven.

Bij de aanpassing van de tarieven is rekening gehouden met het aantal bevragingen dat plaatsvindt, dat wil zeggen dat is gekeken of de gerechtsdeurwaarders gemiddeld genomen altijd een bevraging moeten doen of dat soms kan worden aangenomen dat het adres vaststaat en de verificatie dus onnodig is.

Dit laatste uitgangspunt leidt tot een wat lagere verhoging bij de volgende onderdelen:

  • Onderdeel a (oproeping in een vorderingsprocedure)

    Naast de bevraging aan het BRP die altijd nodig is, komt een bevraging aan het beslagregister in 90% van de gevallen voor. Bij het berekenen van de interne kostprijs voor deze bevraging is hiermee rekening gehouden.

  • Onderdelen f (beslag op roerende zaken, safe loket), g (beslag op rechten aan toonder of order), en u (aanzegging van de overname van de executie)

    Een bevraging aan het BRP is in 25% van de gevallen nodig. Bij het berekenen van de interne kostprijs is hiermee rekening gehouden.

  • Onderdeel j (beslag onder derden op periodieke betalingen)

    Een bevraging aan het BRP is in 40% van de gevallen nodig. Hiernaast is in 100% van de gevallen een bevraging aan het beslagregister nodig. Bij het berekenen van de interne kostprijs is hiermee rekening gehouden.

  • Onderdeel k (beslag als bedoeld in artikel 479b)

    Een bevraging aan het BRP is in 40% van de gevallen nodig. Bij het berekenen van de interne kostprijs is hiermee rekening gehouden.

  • Onderdeel l (beslag onder de schuldeiser zelf)

    Naast de bevraging aan het BRP die altijd nodig is, komt een bevraging aan het beslagregister in 10% van de gevallen voor. Bij het berekenen van de interne kostprijs is hiermee rekening gehouden.

Bij de onderdelen o, p en q is in 100% van de gevallen een bevraging bij het Kadaster nodig.

Onderdelen r (gerechtelijk inbewaringgeving), s (het aanslaan van biljetten), t (executoriale verkoop van roerende zaken) en de onderdelen x en y van artikel 2, eerste lid, worden in dit besluit niet gewijzigd. Bij deze ambtshandelingen is een bevraging niet nodig.

3. Administratieve en financiële gevolgen

De tarieven voor de ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders betreffen de vaste tarieven die een schuldenaar door tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder aan zijn schuldeiser verschuldigd is. Schuldenaren betalen ten gevolge van de verhoging van de tarieven vanaf de inwerkingtreding van deze regeling iets meer voor ambtshandelingen die jegens hen zijn verricht. Voor de administratieve lasten heeft dit besluit geen gevolgen. De ambtshandelingen blijven op zichzelf gelijk en de gerechtsdeurwaarders voeren de bevragingen thans al uit.

4. Consultatie

Een concept van dit besluit is ter consultatie voorgelegd aan de KBvG en de Raad voor de rechtspraak. Dit heeft niet geleid tot opmerkingen. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het een tariefswijziging betreft en naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.

Daarnaast bestond voor een ieder de mogelijkheid zijn zienswijze in te brengen in het kader van de internetconsultatie van het besluit. Dit heeft niet geleid tot een reactie.

5. Inwerkingtreding en overgangsrecht

De inwerkingtreding van dit besluit is beoogd op 1 maart 2023.

Het is voor gerechtsdeurwaarders van belang dat de grondslag van de tarieven zo spoedig mogelijk meer in overeenstemming worden gebracht met de daadwerkelijke kosten van ambtshandelingen.

Het overgangsrecht bepaalt dat de tarieven die golden op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing blijven met betrekking tot de vergoeding van ambtshandelingen die voor die datum zijn verricht.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 29 279, nr. 574

X Noot
2

Stb. 2001, 325, p. 8.

X Noot
3

Stb. 2001, 325, p. 9–10.

X Noot
4

Kamerstukken II 1999/00, 22 775, nr. 16, p. 12–14.

X Noot
5

Idem.

X Noot
6

Reactie op het bericht _Deurwaarders incasseren miljoenen te veel_.pdf

X Noot
8

Bart van Gerven (Aqturion), Inzicht in de kostprijs van GBA-verificaties bij gerechtsdeurwaarderskantoren, ’s-Hertogenbosch, 18 december 2012 en Inzicht in de kostprijs van bevragingen bij gerechtsdeurwaarderskantoren, ’s-Hertogenbosch, 14 november 2014.

X Noot
9

Stb. 2001, 325, p.9

Naar boven