Besluit van 10 februari 2023 tot vaststelling van het tijdstip van gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 februari 2023, nr. 2023-0000046879;

Gelet op artikel VIII van de Wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, treden in werking:

  • a. artikel I, onderdelen A, B, D, E, I, J, K, M, N, O, Q, R, W, Y, Z en AA, van de Wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29);

  • b. artikel I, onderdeel C, van de Wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29), met uitzondering van artikel 2, tweede lid, onderdelen e en f, van de Wet bescherming klokkenluiders;

  • c. artikel I, onderdeel F, van de Wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29), met uitzondering van onderdeel 5a;

  • d. artikel I, onderdeel X, van de Wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29), met uitzondering van artikel 17i van de Wet bescherming klokkenluiders, en

  • e. de artikelen II tot en met VIII van de Wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29).

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 februari 2023

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Uitgegeven de zeventiende februari 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de bepalingen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichtingen van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PbEU 2019, L 305) (verder: de Richtlijn). Vanwege de overschrijding van de door de Richtlijn verplichte implementatiedatum van 17 december 2021, is het gewenst dat deze bepalingen in de Wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29) (verder: de implementatiewet) zo spoedig mogelijk in werking treden, te weten met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst. Deze uitzondering op de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn is gerechtvaardigd, omdat het om implementatie van Europese regelgeving gaat (zie aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

De in artikel I, onderdeel C, van de implementatiewet opgenomen onderdelen e en f van artikel 2, tweede lid, van de Wet bescherming klokkenluiders (anoniem melden bij een werkgever), het in artikel I, onderdeel F, onder 5a, van de implementatiewet opgenomen onderdeel e van artikel 3a, derde lid, van de Wet bescherming klokkenluiders (sanctietaak afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders) en het in artikel I, onderdeel X, van de implementatiewet opgenomen artikel 17i van de Wet bescherming klokkenluiders (sanctiebevoegdheden afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders) treden nog niet in werking, vanwege de nadere regelgeving bij of krachtens algemene maatregel van bestuur die voor de werking van artikel 2, tweede lid, onderdelen e en f, en artikel 17i vereist is. Daarnaast wordt voor een goede uitwerking eveneens een uitvoerings- en handhavingstoets verricht met betrekking tot het bepaalde in artikel 3a, derde lid, onderdeel e, en artikel 17i van de Wet bescherming klokkenluiders over de sanctietaak en -bevoegdheden van de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders bij overtreding van de eisen die gelden voor de inrichting van de interne meldprocedures, bij het niet opvolgen van aanbevelingen van de afdeling onderzoek van het Huis in onderzoeken naar misstanden en bij benadeling door een werkgever.

Ten overvloede wijs ik erop dat op grond van artikel 21c, tweede lid, van de Wet bescherming klokkenluiders, die krachtens dit koninklijk besluit in werking is getreden, de artikelen 2, 2a en 2b van de Wet bescherming klokkenluiders pas met ingang van 17 december 2023 van toepassing zullen zijn op werkgevers in de private sector met 50 tot 249 werknemers. Tot die datum blijft, op grond van artikel 21c, eerste lid, van de Wet bescherming klokkenluiders, artikel 2 van de Wet Huis voor klokkenluiders zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de implementatiewet op deze werkgevers van toepassing.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven