Besluit van 5 oktober 2023, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (wijziging percentage artikel 4.5 en enkele andere technische aanpassingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 augustus 2023, no.2023001794;

Gelet op de artikelen 43, eerste en tweede lid, 65, eerste en tweede lid, 93, vierde lid, en 94, derde lid, van de Provinciewet, de artikelen 44, eerste en tweede lid, 73, eerste lid, 95, vierde lid, en 96, derde lid, van de Gemeentewet en de artikelen 32a, vierde lid, 44, eerste lid, en 49, eerste lid, van de Waterschapswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 augustus 2023, No. W04.23.00225/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 oktober 2023, nr. 2023-0000571850;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.3.1, tweede lid, vervalt «preventief».

B

Artikel 2.3.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt «2.2.8, tweede lid» vervangen door «2.2.8, derde lid».

2. Onder verlettering van de onderdelen j tot en met m tot de onderdelen k tot en met n wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • j. de voorzieningen ten behoeve van een veilige woon- en werkplek als bedoeld in artikel 2.3.1, eerste en tweede lid;.

C

In artikel 3.1.1 wordt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot het vierde tot en met zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien een gemeente in verband met een wijziging van het aantal inwoners op grond van artikel 3.3, eerste of derde lid, wordt ingedeeld in een hogere inwonersklasse of op grond van een besluit als bedoeld in artikel 3.4 voor een bepaald tijdvak in een hogere inwonersklasse wordt geplaatst, wordt de vergoeding voor de werkzaamheden van de op het tijdstip van overgang in functie zijnde raadsleden aan de hand van de tabel in het eerste lid aangepast.

D

Artikel 3.2.1, vierde lid komt te luiden:

  • 4. Indien een gemeente in verband met een wijziging van het aantal inwoners op grond van artikel 3.3, eerste of derde lid, wordt ingedeeld in een hogere inwonersklasse of op grond van een besluit als bedoeld in artikel 3.4 voor een bepaald tijdvak in een hogere inwonersklasse wordt geplaatst, wordt de bezoldiging van de burgemeester en van de wethouders aan de hand van de tabel in het eerste, onderscheidenlijk derde lid aangepast.

E

Artikel 3.3.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt «3.2.8, tweede lid» vervangen door «3.2.8, derde lid».

2. Onder verlettering van de onderdelen j tot en met m tot de onderdelen k tot en met n wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • j. de voorzieningen ten behoeve van een veilige woon- en werkplek als bedoeld in artikel 3.3.1, eerste en tweede lid;.

F

In artikel 4.5, eerste lid, wordt «300%» vervangen door «400%».

G

Artikel 4.3.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt «4.2.8, tweede lid» vervangen door «4.2.8, derde lid».

2. Onder vervanging verlettering van de onderdelen h tot en met k tot de onderdelen i tot en met l wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • h. de voorzieningen ten behoeve van een veilige woon- en werkplek als bedoeld in artikel 4.3.1, eerste en tweede lid;.

H

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien provinciale staten toepassing hebben gegeven aan artikel 9, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2 van dit besluit, blijft dat artikel in de desbetreffende provincie van toepassing.

2. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Indien de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan artikel 10, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 3 van dit besluit, blijft dat artikel in de desbetreffende gemeente van toepassing.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen C, D, E, eerste lid, en H, tweede lid, werken terug tot en met 1 januari 2019.

  • 3. Artikel I, onderdelen B, eerste lid, G, eerste lid, en H, eerste lid, werken terug tot en met 28 maart 2019.

  • 4. Artikel I, onderdeel F, werkt terug tot en met 29 maart 2023.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 oktober 2023

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Uitgegeven de dertiende oktober 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Het onderhavige besluit betreft enkele wijzigingen van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit dpa) die, met uitzondering van de wijziging van artikel 4.5, met name technisch van aard zijn.

Op grond van artikel 4.5, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa is het totale, door een waterschap aan zijn dagelijks bestuurders te betalen, bezoldigingsbedrag gesteld op een plafond van 300% van een voltijds bezoldigingsbedrag. Door dit plafond wordt een maximum gesteld aan ofwel het aantal bestuurders ofwel het per bestuurder toe te kennen deeltijdpercentage.

Zowel de Unie van Waterschappen als de Vereniging belangenbehartiging dagelijks bestuurders van waterschappen hebben aangegeven dat er sprake is van een zodanige toename van werkdruk, complexiteit van werkzaamheden en betrokkenheid bij maatschappij-brede vraagstukken zoals klimaat, stikstof en de energietransitie, dat het huidige plafond te knellend is geworden. Niet alleen heeft het deeltijdpercentage steeds minder correlatie met de werkdruk en de verantwoordelijkheden, maar daardoor wordt het ook steeds lastiger om mensen te vinden om dit werk te doen. Een verhoging van het plafond tot 400% geeft meer ruimte. In het kader van de huidige collegeonderhandelingen is deze wens ook vanuit verschillende individuele waterschappen uitdrukkelijk naar voren gebracht.

De laatste aanpassing van het plafond dateert uit 2014, toen dit is verhoogd van 250% naar 300%.

Indien het algemeen bestuur van een waterschap besluit om het aantal dagelijks bestuurders of het deeltijdpercentage per dagelijks bestuurder zodanig te verhogen dat het plafond komt op 400% van een voltijds bezoldigingsbedrag, kan dit leiden tot een beperkte stijging van de waterschapslasten. Het uitgangspunt is namelijk dat de waterschappen hun uitgaven en kosten uit de eigen begroting financieren. Op het totaal aan kosten van de waterschappen is dit aandeel minimaal. Het betreft bovendien, een plafond, een maximum, zodat het algemeen bestuur hier zelf een afweging in kan maken.

Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Op grond van artikel 2.3.1, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa kunnen bij ministeriele regeling regels worden gesteld voor preventieve maatregelen die niet binnen de werking van het stelsel bewaken en beveiligen1 kunnen worden vergoed. Dat hoeven echter niet noodzakelijkerwijs preventieve voorzieningen te zijn. Daarom kan deze term hier vervallen.

Volledigheidshalve wordt ten eerste opgemerkt dat in de artikelen 3.3.1 en 4.3.1 het woord «preventief» reeds ontbreekt. Ten tweede wordt opgemerkt dat de regels die op grond van artikel 2.3.1, tweede lid, in de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers zullen worden gesteld, worden vormgegeven met inachtneming van de randvoorwaarden voor een «arbo-vrijstelling» (een fiscale gerichte vrijstelling van voorzieningen die direct samenhangen met de verplichtingen van de werkgever op grond van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet).

Artikel I, onderdelen B, E, en G

Bij de wijziging van het Rechtspositiebesluit dpa van 26 april 20222 zijn de bepalingen over de vergoeding van water en energie bij bewoning van een ambtswoning ingevoegd en zijn in verband daarmee de artikelen 2.3.8, onder h, 3.3.8, onder h, en 4.3.8, onder e, aangevuld. Hierbij is in die onderdelen abusievelijk verwezen naar het tweede lid van de artikelen 2.2.8, 3.2.8 onderscheidenlijk 4.2.8 in plaats van naar telkens het derde lid. Dit wordt thans gecorrigeerd.

Daarnaast wordt in de artikelen 2.3.8, 3.3.8 en 4.3.8 voorzieningen ten behoeve van een veilige woonplek als bedoeld in de artikelen 2.3.1, 3.3.1 en 4.3.1 aangemerkt als eindheffingsbestanddeel. Om van de arbo-vrijstelling gebruik te kunnen maken, moet die vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling op grond van de fiscale regelgeving namelijk als eindheffingsbestanddeel worden aangewezen.

Artikel I, onderdelen C en D

De aanpassing van artikel 3.1.1 is een verduidelijking. In dat artikel, dat de vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden regelt, is in het derde lid bepaald dat de overgang van een gemeente naar een lagere inwonersklasse niet van invloed is op die vergoeding voor de werkzaamheden van de op het tijdstip van overgang zittende raadsleden. Vanzelfsprekend hoort bij de overgang naar een hogere inwonersklasse wel een aanpassing van de vergoeding van de werkzaamheden. Omdat dit, in tegenstelling tot artikel 3.2.1 (dat betrekking heeft op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders), echter niet uitdrukkelijk is bepaald, blijkt dit in de praktijk soms toch onduidelijkheid over te bestaan. Daarom wordt in artikel 3.1.1 nu eenzelfde bepaling opgenomen als in artikel 3.2.1, vierde lid. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om ook de redactie van artikel 3.2.1, vierde lid, iets te verbeteren.

Artikel I, onderdeel F

Dit onderdeel is besproken in het algemeen deel. Kortheidshalve wordt op deze plek daarnaar verwezen.

Artikel I, onderdeel H

Ingevolge de overgangsrechtelijke bepalingen in artikel 5.1, derde en zevende lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers kan een collectieve voorziening voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden die al in 2018 was afgesloten, blijven bestaan. Deze overgangsbepaling is echter per abuis zo geformuleerd dat het een individuele aanspraak is van staten- en raadsleden die in 2018 in functie waren. Hierdoor zouden staten- en raadsleden die in functie zijn gekomen na 2018, zich niet meer kunnen aansluiten bij deze oude voorziening en zou er een sterfhuisconstructie ontstaan. Dit was echter niet beoogd. Het doel was te bereiken dat bestaande voorzieningen als zodanig in stand konden blijven zolang de provincie of de gemeente dat wilde of kon; het ging niet om de individuele aanspraak van 2018.

De redactie van de genoemde overgangsbepalingen worden thans in die zin aangepast dat collectieve verzekeringen, die op grond van artikel 9, eerste lid, van het oude Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en artikel 10, eerste lid, van het voormalige Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, als voorziening voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden zijn afgesloten, gehandhaafd kunnen blijven. Het voornemen voor deze verbetering was al bij circulaires van 10 december 2019 aangekondigd3.

Artikel II

Voor zover de wijzigingen van het Rechtspositiebesluit dpa verbeteringen of verduidelijkingen betreffen, wordt daaraan terugwerkende kracht verleend tot en met de datum waarop de desbetreffende bepalingen in werking zijn getreden. Voor de bepalingen in het Rechtspositiebesluit dpa die betrekking hebben op gemeenten is dat 1 januari 2019, voor de bepalingen in de hoofdstukken 2 (Provincies) en 4 (Waterschappen) is dat 28 maart 2019.

Verder wordt ook aan de wijziging van artikel 4.5 van het Rechtspositiebesluit dpa terugwerkende kracht verleend, en wel tot en met 29 maart 2023. De (dringende) reden hiervoor is dat er bij de collegeonderhandelingen in de waterschappen na de verkiezingen op 15 maart 2023 al rekening moest kunnen worden gehouden met de verhoging van het percentage in artikel 4.5 tot 400%. Met de verhoging van het plafond kan het takenpakket van de dagelijks bestuurders beter worden verdeeld en de werkdruk worden verminderd, waardoor relatief eenvoudiger bestuurders kunnen worden gevonden. Het voornemen om het plafond te verhogen is, vooruitlopend op de totstandkoming van het onderhavige besluit, reeds aangekondigd bij circulaire van 7 juni 2023 (nr. 2023-0000339669). De wijziging van artikel 4.5 is begunstigend en daarom voor betrokkenen niet bezwaarlijk.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

Het stelsel bewaken en beveiligen is het geheel van regelgeving en afspraken met betrekking tot het bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten als er sprake is van dreiging van (terroristische) aanslagen.

X Noot
2

Stb. 2022, 178.

Naar boven