Besluit van 19 september 2023 houdende regels ter uitvoering van de Wet vrachtwagenheffing (Besluit vrachtwagenheffing)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 11 juli 2023, nr. IENW/BSK-2023/180775, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 3, derde lid, 8, derde lid, 14, vijfde lid, 21, eerste lid, en 22, eerste lid, van de Wet vrachtwagenheffing;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2023, nr. W17.23.00200/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 11 september 2023, nr. IenW/BSK-2023/239437, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In dit besluit wordt verstaan onder:

statusgegevens:

gegevens, geregistreerd met boordapparatuur in een vrachtwagen, die betrekking hebben op het in- en uitschakelen en het functioneren van die boordapparatuur;

verplaatsingsgegevens:

coördinaten, geregistreerd met boordapparatuur in een vrachtwagen;

wet:

Wet vrachtwagenheffing.

HOOFDSTUK 2 VOORWAARDE ONTHEFFING VAN DE VRACHTWAGENHEFFING

Artikel 2 (voorwaarde ontheffing)

De op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet verleende ontheffing is niet overdraagbaar.

HOOFDSTUK 3 VOERTUIGDOCUMENTEN VOOR SLUITEN DIENSTVERLENINGSOVEREENKOMST

Artikel 3 (te overleggen voertuigdocumenten)

  • 1. Bij het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet overlegt de houder het kentekenbewijs.

  • 2. Voor zover uit het kentekenbewijs niet blijkt wat de toegestane maximum massa en euro-emissieklasse van de vrachtwagen zijn, kan dat worden aangetoond met een aan het kentekenbewijs gelijkwaardig voertuigdocument.

HOOFDSTUK 4 GEGEVENSBESCHERMING

Artikel 4 (gegevensverwerking Minister voor de heffing, invordering en handhaving)

  • 1. De te verwerken persoonsgegevens voor de heffing en invordering, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder a, van de wet betreffen uitsluitend:

    • a. het kenteken van de vrachtwagen waarvoor een vrijstelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet geldt;

    • b. de naam, het adres, de woonplaats en de contactgegevens van de houder en het kenteken van de vrachtwagen waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet is aangevraagd;

    • c. het kenteken van de vrachtwagen waarvoor een dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet is gesloten alsmede het unieke kenmerk van de dienstverleningsovereenkomst;

    • d. het identificatienummer van de boordapparatuur;

    • e. de verplaatsingsgegevens van de vrachtwagen.

  • 2. De te verwerken persoonsgegevens voor de handhaving, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder b, van de wet, betreffen uitsluitend:

    • a. de naam, het adres, de woonplaats, het KvK-nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of indien sprake is van een rechtspersoon waar geen onderneming aan toebehoort, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, en de contactgegevens van de houder;

    • b. de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer van degene die de bestuurlijke boete heeft betaald;

    • c. de verplaatsingsgegevens van de vrachtwagen; en

    • d. het unieke kenmerk van de dienstverleningsovereenkomst.

Artikel 5 (gegevensverwerking toezichthouder voor het toezicht op de naleving)

  • 1. De te verwerken persoonsgegevens voor het toezicht op de naleving, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a, van de wet betreft het unieke kenmerk van de dienstverleningsovereenkomst.

  • 2. De te verwerken persoonsgegevens voor het uitreiken van een bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, van de wet, betreffen:

    • a. de naam van de houder en de naam van de bestuurder van de vrachtwagen;

    • b. het kenteken van de vrachtwagen waarvan een overtreding als bedoeld in artikel 13 van de wet is vastgesteld;

    • c. de naam van de rekeninghouder en de overige betalingsgegevens van degene die de boete heeft betaald.

  • 3. De te verwerken persoonsgegevens voor het informeren van de houder, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder c, van de wet betreffen uitsluitend:

    • a. de naam, het adres, de woonplaats en de contactgegevens van de houder;

    • b. het kenteken van de vrachtwagen waarvan is gebleken dat deze binnen de vrachtwagenheffing valt.

HOOFDSTUK 5 REGELS OVER INZET EN KENBAAR MAKEN GEBRUIK TECHNISCH HULPMIDDEL EN BENODIGDE INFORMATIE BOORDAPPARATUUR

Artikel 6 (inzet technisch hulpmiddel)

  • 1. Er worden zodanige maatregelen of voorzieningen getroffen dat slechts gebruik wordt gemaakt van technische hulpmiddelen die zo zijn gericht en afgesteld dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat personen of andere zaken dan motorrijtuigen herkenbaar op een beeldopname staan.

  • 2. In het voorkomende geval dat personen of andere zaken dan motorrijtuigen herkenbaar op een beeldopname staan, worden deze personen of andere zaken onmiddellijk onherstelbaar onherkenbaar gemaakt.

Artikel 7 (waarnemingsplan technisch hulpmiddel)

  • 1. De toezichthouder stelt in ieder geval jaarlijks een waarnemingsplan vast voorafgaand aan de datum met ingang waarvan het tarief, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, wordt geheven en draagt zorg voor de actualiteit van het plan.

  • 2. Het waarnemingsplan bevat ten minste een overzicht van:

    • a. het aantal vaste technische hulpmiddelen waarvan gebruik wordt gemaakt of waarvan gebruik zal worden gemaakt in het daaropvolgende jaar;

    • b. de soort technische hulpmiddelen waarvan gebruik wordt gemaakt of waarvan gebruik zal worden gemaakt in het daaropvolgende jaar;

    • c. de locaties waar vaste technische hulpmiddelen zijn of zullen worden geplaatst;

    • d. de locaties van vaste camera’s van andere instanties wanneer daarvan structureel gebruik wordt gemaakt; en

    • e. het aantal mobiele technische hulpmiddelen dat kan worden ingezet en het soort locaties waar deze mobiele technische hulpmiddelen kunnen worden ingezet.

  • 3. Het waarnemingsplan bevat een motivering van elk van de het tweede lid opgenomen onderdelen van overzicht.

  • 4. Het waarnemingsplan wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Artikel 8 (benodigde informatie uit boordapparatuur)

De vast te leggen en te verwerken informatie uit de boordapparatuur, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet betreft uitsluitend:

  • a. het kenteken van de vrachtwagen behorende bij de boordapparatuur;

  • b. de statusgegevens van de boordapparatuur;

  • c. het identificatienummer van de boordapparatuur.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 (inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.

Artikel 10 (citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vrachtwagenheffing.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 september 2023

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Uitgegeven de negenentwintigste september 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

 
         

ALGEMEEN DEEL

5

         

1.

Inleiding

5

         

2.

Het heffingssysteem

6

         

3.

Voertuigdocumenten voor het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst

7

         

4.

Gegevensbescherming

8

 

4.1

Persoonsgegevens in relatie tot uitvoering van de vrachtwagenheffing

8

 

4.2

Proportionaliteit en subsidiariteit

8

 

4.3

De Minister als verwerkingsverantwoordelijke

9

   

4.3.1

Verwerken persoonsgegevens voor de heffing en invordering

9

   

4.3.2

Verwerken persoonsgegevens ten behoeve van de handhaving

10

 

4.4

Toezichthouder als verwerkingsverantwoordelijke

11

   

4.4.1

Toezicht op de naleving

12

   

4.4.2

Uitreiken van een boete bij stilhouden van een voertuig

12

   

4.4.3

Het informeren van houders van wie geen dienstverleningsovereenkomst is geregistreerd

12

 

4.5

Toezicht met technische hulpmiddelen

12

         

5.

Verhouding tot bestaande regelgeving en hoger recht

13

         

6.

Gevolgen

13

         

7.

Advisering en consultative

14

 

7.1

Vooroverleg

14

 

7.2

Toetsen en adviezen

14

 

7.3

Consultatie

15

         

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

15

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

De Wet vrachtwagenheffing (hierna: de wet) regelt dat op autosnelwegen en een aantal andere wegen (met name N-wegen) voor vrachtwagens per gereden kilometer wordt betaald. De heffing geldt voor Nederlandse en buitenlandse kentekenhouders van motorrijtuigen of een samenstel van voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoeren van goederen met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg (vrachtwagens).

In de wet is een aantal grondslagen opgenomen om regelgeving te delegeren naar een algemene maatregel van bestuur. In dit besluit zijn de volgende grondslagen uitgewerkt:

  • de beperkingen en voorwaarden die aan een ontheffing worden verbonden (artikel 3, derde lid, van de wet);

  • de te verstrekken voertuigdocumenten in het kader van het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst (artikel 8, derde lid, van de wet);

  • de inzet en het kenbaar maken van het gebruik van een technisch hulpmiddel en het aanwijzen van de benodigde informatie uit de boordapparatuur die wordt verwerkt (artikel 14, vijfde lid, van de wet);

  • de te verwerken persoonsgegevens voor de heffing, invordering en de handhaving (artikel 21, eerste lid van de wet); en

  • de gegevensverwerking in verband met het toezicht op de naleving van de vrachtwagenheffing (artikel 22, eerste lid, van de wet).

2. Het heffingssysteem

2.1 Het systeem van de vrachtwagenheffing op hoofdlijnen

De vrachtwagenheffing wordt in beginsel geheven op alle autosnelwegen en daarnaast op wegen waarop anders substantiële uitwijk plaats zou kunnen vinden. De houder van een vrachtwagen dient een tarief per kilometer te betalen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de toegestane maximum massa en emissieklasse van de vrachtwagen. Een kentekenhouder van een vrachtwagen die gebruik wil maken van het Nederlandse wegennet, moet hiervoor boordapparatuur (in de huidige praktijk ook elektronische registratievoorziening of on-board unit (OBU) genoemd) in de vrachtwagen aanwezig hebben. Boordapparatuur wordt door private aanbieders van toldiensten – aangeduid als dienstaanbieders – in het kader van een dienstverleningsovereenkomst verstrekt. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de Minister) is de tolheffer voor de vrachtwagenheffing. Dienstaanbieders zorgen voor registratie en het voldoen van de verschuldigde vrachtwagenheffing van de houder aan de Minister. Door middel van controleapparatuur en fysiek toezicht wordt frequent gecontroleerd of vrachtwagens over naar behoren werkende boordapparatuur beschikken. De door de Minister aangewezen toezichthouder stelt vast of er sprake is van een overtreding door de houder van een vrachtwagen. Als dat het geval is dan kan een bestuurlijke boete opgelegd worden.

Op het systeem van de vrachtwagenheffing is de Wet implementatie EETS-richtlijn van toepassing. Die wet voorziet in de implementatie van richtlijn (EU) 2019/520.1 Deze richtlijn heeft als belangrijkste doelstellingen dat de interoperabiliteit tussen Europese tolsystemen en de handhaafbaarheid wordt verbeterd. In deze toelichting wordt op onderdelen verwezen naar de Wet implementatie EETS-richtlijn.

2.2 Registratie van verplaatsings- en statusgegevens met boordapparatuur

Boordapparatuur en de gegevens die daarmee worden geregistreerd zijn belangrijk in het systeem van de vrachtwagenheffing, zowel voor de heffing en invordering als voor de handhaving. De registratie van gereden kilometers vindt plaats met behulp van boordapparatuur. Daarom moeten vrachtwagens zijn voorzien van boordapparatuur die naar behoren werkt, die is ingeschakeld tijdens het rijden en hoort bij de vrachtwagen waarvoor een dienstverleningsovereenkomst is afgesloten. Dit geldt voor alle wegen in Nederland, zodat een vrachtwagenchauffeur niet telkens de boordapparatuur moet inschakelen als hij op een weg komt waar de vrachtwagenheffing wordt geheven.

De dienstaanbieder betaalt het voor een vrachtwagen verschuldigde bedrag aan vrachtwagenheffing aan de Minister. De Minister zal (steekproefsgewijs) controleren of het bedrag dat een dienstaanbieder afdraagt juist is. Om de berekening van het bedrag te kunnen verifiëren kan de Minister bij de dienstaanbieder de daarvoor benodigde informatie opvragen op grond van artikel 32, eerste lid, onder b, van de Wet implementatie-EETS-richtlijn. Dit betreffen gegevens, geregistreerd met de boordapparatuur, aan de hand waarvan de verschuldigde heffing kan worden bepaald.

Overigens kunnen (verplaatsings)gegevens uit de boordapparatuur ook bij de dienstaanbieder worden opgevraagd voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de wettelijke verplichtingen van de kentekenhouder van de vrachtwagen. De verplichtingen van de dienstaanbieder om deze gegevens uit de boordapparatuur (desgevraagd) te verstrekken zijn ook geregeld in de Wet implementatie EETS-richtlijn.

Boordapparatuur registreert niet alleen verplaatsingsgegevens maar ook gegevens betreffende onder meer het in- en uitschakelen en het functioneren van die boordapparatuur. Dergelijke gegevens zijn in dit besluit – tezamen – aangeduid als statusgegevens omdat zij als één geheel worden beschouwd, in die zin dat bij het uitlezen van boordapparatuur met DSRC-apparatuur om technische redenen geen onderscheid kan worden gemaakt in welke gegevens wel en niet worden uitgelezen. Er wordt dus als het ware een pakket aan gegevens uitgelezen.2

Statusgegevens kunnen door de toezichthouder uit de boordapparatuur worden uitgelezen met controleapparatuur (dedicated short-range communication, DSRC). Statusgegevens zijn nodig om te controleren of is voldaan aan de verplichtingen van artikel 4, tweede lid, van de wet, namelijk dat een vrachtwagen is voorzien van boordapparatuur die naar behoren werkt, is ingeschakeld tijdens het rijden en hoort bij de vrachtwagen waarvoor een dienstverleningsovereenkomst is gesloten.

Status- en verplaatsingsgegevens zijn persoonsgegevens. Het gebruik en de verwerking daarvan wordt hierna (in paragraaf 4) verder toegelicht.

3. Voertuigdocumenten voor het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst

Met de informatie in de voertuigdocumenten – waaronder het kenteken, de toegestane maximum massa van het samenstel en de euro-emissieklasse – wordt het voor de dienstaanbieder mogelijk om te bepalen welk tarief van toepassing is. Voor motorrijtuigen waarvoor in Nederland een kentekenbewijs is afgegeven is deze informatie te vinden op het kentekenbewijs. Vanaf 1 januari 2014 is dat de kentekencard (het kentekenbewijs op creditcardformaat). Voor motorrijtuigen waarvoor in Nederland voorafgaand aan die datum een kentekenbewijs is afgegeven zijn die gegevens te vinden in deel 1A van het kentekenbewijs. Voor motorrijtuigen waarvoor vóór 1 juni 2004 een kentekenbewijs is afgegeven, is deze informatie te vinden in deel 1.

Als informatie over de euro-emissieklasse of de toegestane massa van het samenstel niet vermeld staat op het kentekenbewijs, dan kan die informatie ook gevonden worden in andere, gelijkwaardige voertuigdocumenten. Zo is het ook mogelijk dat de euro-emissieklasse en de toegestane maximummassa van het motorrijtuig wordt aangetoond met documenten van de fabrikant of een importeur, zoals met een certificaat van overeenstemming (CVO).3

4. Gegevensbescherming

4.1 Persoonsgegevens in relatie tot uitvoering van de vrachtwagenheffing

In dit besluit worden de persoonsgegevens aangewezen die de Minister en de toezichthouder mogen verwerken voor de uitvoering van de vrachtwagenheffing, in aanvulling op de in de wet bepaalde vastgelegde gegevens die de toezichthouder en de Minister mogen verwerken voor het toezicht op de naleving en de handhaving. Het betreft de volgende gegevens:

  • a) naam, adres- en woonplaatsgegevens van de houder;

  • b) de naam van de bestuurder bij uitreiking van een boete voor de administratieve afhandeling;

  • c) kenteken van de vrachtwagen;

  • d) contactgegevens van de houder: bijvoorbeeld e-mailadressen en telefoonnummers;

  • e) de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer van degene die de bestuurlijke boete heeft betaald;

  • f) verplaatsingsgegevens van de vrachtwagen;

  • g) identificatienummer van de boordapparatuur;

  • h) statusgegevens van de boordapparatuur;

  • i) het unieke kenmerk van de dienstverleningsovereenkomst; en

  • j) het KvK-nummer en het KvK-vestigingsnummer.

In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de proportionaliteit en subsidiariteit van de verwerking ervan.

Dienstverleningsovereenkomsten, tolmeldingen, beschrijvingen van overtredingen en bezwaar- en beroepsdossiers kunnen de hierboven opgesomde persoonsgegevens bevatten.

4.2 Proportionaliteit en subsidiariteit

De in de vorige paragraaf genoemde persoonsgegevens zijn voor de uitvoering van de vrachtwagenheffing nodig. Daarbij moet wel worden voldaan aan het proportionaliteitsvereiste en het vereiste van subsidiariteit als bedoeld in artikel 5, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).4 Alleen dié gegevens zijn aangewezen waarmee het doel – bijvoorbeeld het verlenen van een ontheffing, het toezicht op de naleving of het versturen van een boetebeschikking – bereikt kan worden. Zonder die verwerking is een goede uitvoering van de vrachtwagenheffing niet mogelijk. Er worden geen onnodige gegevens verwerkt. De aanwijzing van de persoonsgegevens in dit besluit voldoet daarmee aan het proportionaliteitsbeginsel en het vereiste van subsidiariteit. De gegevens die worden verwerkt zijn ook in het Privacy Impact Assessment (hierna: PIA) betrokken.

4.3 De Minister als verwerkingsverantwoordelijke

De Minister is op grond van artikel 21, eerste lid, van de wet verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens voor de heffing en de invordering van de vrachtwagenheffing net als voor de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wet. De te verwerken persoonsgegevens zijn in het onderhavige besluit aangewezen.

Voor de volgende taken die vallen onder «heffing en invordering» worden persoonsgegevens verwerkt:

  • het registreren van vrijstellingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet;

  • het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet;

  • de controle op de dienstaanbieder of hij het juiste bedrag afdraagt aan de tolheffer; en

  • het registreren van de kentekens van vrachtwagens, de unieke kenmerken van dienstverleningsovereenkomsten en identificatienummers van boordapparatuur die door dienstaanbieders worden doorgegeven op grond van artikel 9, eerste lid, van de wet.

Onder handhaving vallen de volgende taken:

  • het opleggen van een bestuurlijke boete (artikel 15, eerste lid, van de wet);

  • het innen en incasseren van de boetegelden; en

  • het afhandelen van bezwaar en beroep.

Hieronder wordt per taak besproken welke persoonsgegevens in dit besluit zijn opgenomen die nodig zijn voor het uitoefenen van de respectievelijke taken.

4.3.1 Verwerken persoonsgegevens voor de heffing en invordering
Registratie vrijstellingen

In artikel 3, eerste lid, van de wet zijn categorieën vrachtwagens opgenomen die zijn vrijgesteld van de vrachtwagenheffing. De kentekens van deze vrachtwagens worden geregistreerd zodat duidelijk is dat de verplichtingen genoemd in artikelen 4, tweede lid, en 8, eerste lid van de wet niet voor die vrachtwagens gelden.

Verlenen van ontheffingen

De houder kan bij de Minister een ontheffing aanvragen voor zijn vrachtwagen. Hiertoe dient de aanvraag om ontheffing de naam, het adres van de verzoeker en het kenteken te bevatten. Ook zal voor deze aanvraag (een kopie van) het kentekenbewijs meegestuurd moeten worden ter onderbouwing van dit verzoek. Deze gegevens worden verwerkt voor het beslissen op de aanvraag en het verzenden van de beschikking naar de aanvrager. In dit besluit zijn die gegevens aangewezen.

Controle of dienstaanbieder het juiste bedrag afdraagt

De Minister controleert steekproefsgewijs of het bedrag – tarief per gereden kilometer vermenigvuldigd met het aantal kilometers – dat een dienstaanbieder afdraagt voor vrachtwagens, juist is. Het tarief is afhankelijk van de emissieklasse en de massa. Voor vrachtwagens met een kentekenbewijs dat in Nederland is uitgegeven, kan de Minister dit inzien via het kentekenregister. Voor vrachtwagens met een niet-Nederlands kenteken kan de Minister de emissieklasse en massa controleren met voertuigdocumenten, waaronder het kentekenbewijs. Als de Minister van de dienstaanbieder een kentekenbewijs ontvangt waarop de naam van de houder niet is afgeschermd, dan verwijdert de Minister dit persoonsgegeven uit zijn administratie zodra hij het kentekenbewijs ontvangt.5

Ook het aantal gereden kilometers zal de Minister controleren. Dat kan aan de hand van de coördinaten die met de boordapparatuur zijn geregistreerd. Aan de hand daarvan kan de (historische) verplaatsing van de vrachtwagen worden afgelezen. Deze gegevens zijn in dit besluit aangeduid als verplaatsingsgegevens. Verplaatsingsgegevens zijn persoonsgegevens. Daarom zijn deze gegevens in dit besluit aangewezen als voor de heffing en invordering te verwerken persoonsgegevens.

Dienstaanbieders dienen deze gegevens desgevraagd aan de Minister te verstrekken op grond van artikel 32, eerste lid, onder b, van de Wet implementatie EETS-richtlijn.6

Het registreren van kentekens van vrachtwagens, het unieke kenmerk van de dienstverleningsovereenkomst en identificatienummers van boordapparatuur

De dienstaanbieder is verplicht om het kenteken waarvoor een dienstverleningsovereenkomst is gesloten, het unieke kenmerk van die overeenkomst en het bijbehorende identificatienummer van de boordapparatuur door te geven aan de Minister. Deze gegevens zijn noodzakelijk voor de controle op de heffing en invordering door dienstaanbieders.

4.3.2 Verwerken persoonsgegevens ten behoeve van de handhaving
Het opleggen van een boetebeschikking

Voor het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 15, eerste lid, van de wet dient de Minister te beschikken over het kenteken en de naam, het adres en de woonplaats van de houder (hierna: NAW-gegevens). De NAW-gegevens zijn in dit besluit opgenomen; het kenteken mag de Minister al verwerken op grond van artikel 21, eerste lid in verbinding met artikel 14, tweede lid, van de wet. Daarnaast is in dit besluit het unieke kenmerk van de dienstverleningsovereenkomst aangewezen als te verwerken persoonsgegeven. Dit persoonsgegeven is noodzakelijk om in een boetebeschikking te kunnen duiden dat de door wegkantapparatuur geregistreerde boordapparatuur niet behoort bij het kenteken waarvoor een dienstverleningsovereenkomst is gesloten, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder c, van de wet.

Behalve statusgegevens, die met artikel 8 van dit besluit zijn aangewezen als te verwerken gegevens uit de boordapparatuur, zijn voor de handhaving onder uitzonderlijke omstandigheden ook verplaatsingsgegevens nodig.7 Verplaatsingsgegevens zijn in dit besluit daarom ook aangewezen als voor de handhaving te verwerken persoonsgegevens.

In veruit de meeste gevallen zal op basis van de statusgegevens kunnen worden geconstateerd dat een overtreding is begaan, bijvoorbeeld omdat daaruit blijkt dat de boordapparatuur niet ingeschakeld is (geweest). In uitzonderlijke gevallen zullen echter ook verplaatsingsgegevens van de vrachtwagen nodig zijn om uitsluitsel te kunnen geven over een mogelijke overtreding. Als bijvoorbeeld uit de statusgegevens blijkt dat de boordapparatuur vlak voor een portaal is aangezet, kan dat reden zijn om te vermoeden dat een overtreding is begaan. Aan de hand van de verplaatsingsgegevens kan in een dergelijk geval definitief worden nagegaan of hier een legitieme reden voor was – bijvoorbeeld omdat de vrachtwagen heeft stilgestaan op een verzorgingsplaats – of dat de boordapparatuur pas tijdens het rijden is aangezet waardoor een deel van de gereden kilometers ten onrechte niet is geregistreerd. Verplaatsingsgegevens fungeren dus als het ware als vangnet voor gevallen waarin op basis van de statusgegevens enige twijfel bestaat over de vraag of de waargenomen situatie een overtreding oplevert.

Dienstaanbieders dienen verplaatsingsgegevens – nodig voor de handhaving – desgevraagd aan de Minister te verstrekken op grond van artikel 33 van de Wet implementatie EETS-richtlijn.8 De overige voor handhaving benodigde gegevens, zoals de locatie en afbeeldingen van de vrachtwagen die de overtreding aantonen, kunnen al op grond van de wet worden verwerkt en worden daarom niet in dit besluit aangewezen.

Het innen en incasseren van de verschuldigde boetebedragen

Naast de vastgelegde gegevens die al op grond van de wet verwerkt mogen worden, voorziet dit besluit erin dat ook de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer van degene die de boete heeft betaald verwerkt kunnen worden. Daarnaast wordt ook de bijbehorende betalingsgeschiedenis (informatie over het tijdstip en de wijze van betaling) verwerkt omdat de Minister moet kunnen controleren of de boete op het juiste moment is voldaan of dat de boete van rechtswege moet worden verhoogd en een aanmaning moet worden verzonden. Dergelijke informatie is echter geen persoonsgegeven.

Het afhandelen van bezwaar en beroep

Ook voor het afhandelen van bezwaar en beroep tegen een ontheffings- en boetebeschikking kunnen persoonsgegevens aan de orde zijn. Naast de vastgelegde gegevens uit artikel 14, tweede lid, van de wet, zijn NAW-gegevens, betalings- en contactgegevens nodig. Deze gegevens worden in dit besluit aangewezen als te verwerken gegevens.

4.4 Toezichthouder als verwerkingsverantwoordelijke

De toezichthouder is zowel verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens voor het toezicht op de naleving, het uitreiken van een bestuurlijke boete bij stilhouden van een voertuig, als voor het informeren van houders van wie geen dienstverleningsovereenkomst is geregistreerd.9

4.4.1 Toezicht op de naleving

Voor het toezicht op de naleving mag de toezichthouder de vastgelegde gegevens als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet verwerken. Het gaat dan om het kenteken, de locatie, de datum en het tijdstip van vastlegging, de beeldopname van het motorrijtuig en de benodigde informatie uit de boordapparatuur. In artikel 8 van dit besluit wordt de te verwerken informatie uit de boordapparatuur gespecificeerd door te bepalen dat het gaat om het identificatienummer en de statusgegevens van de boordapparatuur.

4.4.2 Uitreiken van een boete bij stilhouden van een voertuig

Als een vrachtwagen is stilgehouden kan de bekendmaking van een bestuurlijke boete plaatsvinden door uitreiking van de beschikking door de toezichthouder aan de feitelijke bestuurder van het voertuig als de kentekengegevens van de houder niet zijn te verifiëren (artikel 17 van de wet). Als de kentekengegevens niet zijn te verifiëren, kan de boetebeschikking immers niet verzonden worden. Dit is relevant voor kentekenhouders uit een land buiten de EU dat niet is aangesloten op EUCARIS die een overtreding van de wet hebben begaan. Het kan hierbij gaan om een overtreding die op automatische wijze is geconstateerd, maar ook om een overtreding die ter plekke langs de weg wordt geconstateerd.

Voor het kunnen uitreiken van de boete door de toezichthouder moet de naam van de overtreder – de houder van de vrachtwagen – en het kenteken verwerkt kunnen worden. Ook wordt de naam van de bestuurder verwerkt om te kunnen administreren aan wie de boete is uitgereikt. De aan de bestuurder van het voertuig uitgereikte boete moet direct betaald worden. Indien girale betaling plaatsvindt worden betalingsgegevens verwerkt. Deze gegevens worden met dit besluit aangewezen als te verwerken persoonsgegevens.

4.4.3 Het informeren van houders van wie geen dienstverleningsovereenkomst is geregistreer

De toezichthouder kan nagaan of houders van vrachtwagens een geldige dienstverleningsovereenkomst hebben gesloten met dienstaanbieders. Indien het er op lijkt dat houders geen dienstverleningsovereenkomst hebben en nog niet zijn waargenomen kan de toezichthouder de houders informeren. Hiervoor heeft de toezichthouder zowel het kenteken van het voertuig als de NAW- en contactgegevens van de houder nodig. Die gegevens worden met dit besluit aangewezen als te verwerken gegevens.

4.5 Toezicht met technische hulpmiddelen

Dit besluit bevat regels over de inzet van technische hulpmiddelen en het aanwijzen van de benodigde informatie uit de boordapparatuur. Door de verwerking met technische hulpmiddelen worden de vastgelegde gegevens verzameld. Als het gaat om beeldopnames, dan worden deze vervolgens onherstelbaar bewerkt zodanig dat personen onherkenbaar zijn.

Dit besluit bevat een verplichting om een waarnemingsplan op te stellen zodat kenbaar is waar vaste technische hulpmiddelen worden geplaatst. Het gaat vooralsnog om camera’s en DSRC-apparatuur.

Daarnaast wordt in dit besluit limitatief de informatie uit de boordapparatuur aangewezen die verwerkt mag worden. Bij de aanwijzing is alleen die informatie aangewezen die noodzakelijk is in het kader van het toezicht op de naleving en de handhaving. Hierdoor is de verwerking proportioneel. Het gaat om het kenteken, het identificatienummer van de boordapparatuur en de statusgegevens van de boordapparatuur.

5. Verhouding tot bestaande regelgeving en hoger recht

Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15

De Wet vrachtwagenheffing regelt dat op autosnelwegen en een aantal andere wegen (met name N-wegen) voor vrachtwagens per gereden kilometer wordt betaald. Dit besluit bevat een nadere uitwerking van de wet, zoals hierboven beschreven. De vrachtwagenheffing wordt niet van toepassing op de twee wegvakken Blankenburgverbinding en ViA15. Op deze wegvakken blijft het tolregime van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 van toepassing. Het doel van de tolheffing in de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, is de financiering van de twee projecten. Die heffing stopt als de projecten zijn afbetaald. Dat is wezenlijk anders dan het betalen naar gereden kilometers, zoals beoogd met de vrachtwagenheffing.

Algemene Verordening Gegevensbescherming

Voor dit besluit is de relatie met de Europese kaders voor de bescherming van persoonsgegevens in de AVG, met name artikelen 5 en 6, en de Uitvoeringswet AVG (UAVG) van belang omdat de (U)AVG kaders bevatten over de verwerking van persoonsgegevens, bijvoorbeeld over in welke gevallen persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe deze mogen worden verwerkt en hoe lang ze mogen worden bewaard.

Wet implementatie EETS-richtlijn

In de Wet implementatie EETS-richtlijn is de EETS-richtlijn geïmplementeerd. Die implementatiewet draagt bij aan harmonisatie van elektronische tolsystemen binnen de EER en aan de mogelijkheid om gegevens uit te wisselen tussen lidstaten in het geval van niet betalen van wegentol. De EETS-richtlijn is van toepassing op de elektronische inning van alle typen tolgelden op het hele wegennet binnen de EER. De richtlijn is dus ook van toepassing op de vrachtwagenheffing.

6. Gevolgen

Dit besluit leidt niet tot extra financiële gevolgen ten opzichte van de wet. Zo is bij het beoordelen van die gevolgen al uitgegaan van het feit dat een houder een kopie van het kentekenbewijs moet aanleveren bij de dienstaanbieder voor het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst. Voor de artikelen in dit besluit over gegevensbescherming geldt dat deze de mogelijkheid bieden om gegevens te verwerken. Uit deze artikelen volgt geen verplichting voor bedrijven en overheden om die persoonsgegevens te verwerken. Bovendien zijn de met dit besluit aangewezen persoonsgegevens betrokken in het PIA dat is opgesteld ten behoeve van het wetsvoorstel en zijn in het PIA privacyrisico’s beoordeeld en maatregelen in kaart gebracht om risico’s te beperken. Derhalve is met dit besluit geen sprake van zelfstandige gevolgen voor privacy die nog niet eerder in beeld zijn gebracht. Met de regeling voor ontheffing is bedoeld deze zo gebruiksvriendelijk mogelijk vorm te geven zodat de houder die een ontheffing wenst zo min mogelijk documenten hoeft aan te leveren. Dat sluit aan bij het beleidskader Vrachtwagenheffing, waar in de wet van uitgegaan is.10 De gevolgen van die ontheffingsregeling zijn al bij de wet beoordeeld. Om die redenen is met dit besluit geen sprake van zelfstandige administratieve lasten of financiële gevolgen die nog niet eerder in beeld zijn gebracht.

7. Advisering en consultatie

7.1 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van dit ontwerpbesluit zijn de RDW, het CJIB, de ILT en RWS – uitvoeringsorganisaties – betrokken. De sector is geïnformeerd.

7.2 Toetsen en adviezen

Hieronder wordt de wijze van verwerking van de toetsen en adviezen samengevat. Het CJIB en RWS hebben aangegeven geen noodzaak te zien in het opstellen van een uitvoeringstoets.

Dienst wegverkeer (RDW)

Op verzoek heeft de RDW een uitvoeringstoets uitgevoerd. De belangrijkste punten worden hieronder behandeld. De RDW geeft aan dat de benodigde informatie met betrekking tot de status van de boordapparatuur (hierna: de statusgegevens) niet specifiek genoeg beschreven is. De RDW adviseert dit op te nemen in de ministeriële regeling. Statusgegevens zijn nodig voor het toezicht op de naleving van de wet vrachtwagenheffing. Er is overleg gevoerd met RDW waarbij aangegeven is dat statusgegevens (in technische zin) als één geheel worden beschouwd en ook als zodanig zijn gestandaardiseerd. Dit brengt met zich dat bij het uitlezen van deze gegevens uit boordapparatuur (technisch) geen onderscheid gemaakt kan worden in welke gegevens wel en niet worden uitgelezen. In dit besluit is daarom – zonder verdere specificatie – geregeld dat statusgegevens mogen worden vastgelegd en verwerkt. Het tweede punt van de RDW is gaat over het gebruik van verplaatsingsgegevens. Naar aanleiding van diverse gesprekken hierover is duidelijk geworden dat de toezichthouder geen verplaatsingsgegevens gaat verwerken. Om die reden is die bevoegdheid uit dit besluit geschrapt. De handhaver gaat die gegevens wel gebruiken, en kan die verkrijgen op grond van artikel 33 van de Wet implementatie EETS-richtlijn.

Daarnaast heeft de RDW nog enkele opmerkingen. De RDW merkt onder andere op dat de geformuleerde beperking aan een ontheffing, namelijk dat een ontheffing kan worden aangevraagd voor vrachtwagens die worden gebruikt voor de uitoefening van de politie respectievelijk brandweer taak, niet uitvoerbaar is. Om die reden is besloten deze beperking te schrappen. Ook merkt RDW op dat in artikel 5 verschillende vormen van toezicht door elkaar lopen en stelt de RDW voor om dit in het artikel aan te passen. Dit is aanleiding geweest om de tekst van het artikel en de bijbehorende toelichting aan te passen.

De RDW heeft ook enkele redactionele wijzigingen voorgesteld. Deze zijn overgenomen voor zover dit tot een inhoudelijke verbetering leidt.

Inspectie leefomgeving en toezicht (ILT)

ILT heeft een handhaafbaarheid-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets uitgevoerd (HUF-toets). Het besluit geeft ILT geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen over de uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid. In het kader van de handhaafbaarheid vraagt ILT nadere regels in dit besluit of een ministeriële regeling op te nemen ten behoeve van de uitvoering van de handhaving, waaronder het opleggen van voorlopige maatregelen. De reden van dit verzoek is dat ILT hierdoor meer richting en handvatten krijgen voor de invulling van de toezicht- en handhavingstaak. Hierover heeft overleg plaatsgevonden met ILT. In dat overleg is geconcludeerd dat het wetsvoorstel voldoende grondslagen biedt voor het stilhouden, het innen van de boete, het opleggen van voorlopige maatregelen en overdragen, verkopen en vernietigen van de vrachtwagen. Nadere regels in dit besluit of een ministeriële regeling zijn daarom niet nodig. In overleg met ILT is besproken om de nadere uitwerking van het opleggen van voorlopige maatregelen gezamenlijk uit te werken in het handhavingsbeleid.

Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Raad voor de rechtspraak

De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat het besluit geen aanleiding biedt tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Raad verwacht geen noemenswaardige IT-consequenties voor de rechtspraak. De Raad verwacht evenmin gevolgen voor de werklast van de rechtspraak.

Autoriteit Persoonsgegevens (AP)

De AP adviseert om de bevoegdheid tot het verwerken van de naam van de houder voor de controle of de dienstaanbieder het juiste tarief afdraagt te schrappen. Dit gegeven was als te verwerken persoonsgegeven opgenomen voor de controle op de dienstaanbieder waarbij de Minister aan de hand van voertuigdocumenten – waaronder kentekenbewijzen – nagaat of het juiste tarief wordt afgedragen. Dit persoonsgegeven is niet noodzakelijk voor deze controle maar het persoonsgegeven staat op het kentekenbewijs vermeld, zodat de Minister dit ook kan inzien. Uit het oogpunt van dataminimalisatie mag dit persoonsgegeven afgeschermd worden op het voertuigdocument en hoeft de Minister geen bevoegdheid te hebben om dit gegeven in te zien. De naam van de houder is daarom uit artikel 4, eerste lid, onder b, geschrapt.

7.3 Consultatie

De internetconsultatie heeft geen reacties opgeleverd

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

De begrippen die in artikel 1 van de wet worden gehanteerd worden ook in dit besluit gehanteerd. In aanvulling daarop zijn in dit besluit twee begrippen gedefinieerd.

statusgegevens

Statusgegevens zijn gegevens, geregistreerd met boordapparatuur in een vrachtwagen, die betrekking hebben op het in- en uitschakelen en het functioneren van die boordapparatuur.

verplaatsingsgegevens

Verplaatsingsgegevens zijn coördinaten, geregistreerd met de boordapparatuur in een vrachtwagen. Het betreft gegevens aan de hand waarvan kan worden gecontroleerd of de boordapparatuur tijdens het rijden over elke weg naar behoren werkte en ingeschakeld is geweest, en aan de hand waarvan het aantal gereden kilometers op een wegvak als bedoeld in de bijlage bij de wet kan worden bepaald.

wet

Onder wet wordt verstaan de Wet vrachtwagenheffing.

HOOFDSTUK 2 VOORWAARDE ONTHEFFING VAN DE VRACHTWAGENHEFFING

Artikel 2 (voorwaarde ontheffing)

In dit artikel wordt geregeld dat de ontheffing van de vrachtwagenheffing niet op een andere houder kan worden overgedragen. De ontheffing is persoonsgebonden. Als de vrachtwagen verkocht wordt, vervalt de ontheffing. Dit geldt ook voor de gevallen waarin een vrachtwagen over gaat van houder door fusie, splitsing, overgang onder algemene titel, etc.. Er moet dan om een nieuwe ontheffing worden verzocht.

HOOFDSTUK 3 VOERTUIGDOCUMENTEN VOOR SLUITEN DIENSTVERLENINGSOVEREENKOMST

Artikel 3 (te overleggen voertuigdocumenten)

Bij het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst met een dienstaanbieder overlegt de houder het kentekenbewijs. Dit kan een Nederlands kentekenbewijs zijn of een kentekenbewijs uit een ander land. Als de euro-emissieklasse of de toegestane maximum massa (van het samenstel) niet op het kentekenbewijs staat, dan moeten deze gegevens blijken uit andere over te leggen gelijkwaardige voertuigdocumenten. Een voorbeeld hiervan is een certificaat van overeenstemming (CVO). Het CVO is het document zoals bedoeld in Verordening (EU) 2018/858 en wordt door de fabrikant afgegeven. Het CVO certificeert dat een geproduceerd voertuig in overeenstemming is met het goedgekeurde voertuigtype en voldoet aan alle regelgevingshandelingen die van toepassing waren ten tijde van productie.

HOOFDSTUK 4 GEGEVENSBESCHERMING

Artikel 4 (gegevensverwerking Minister voor de heffing, invordering en handhaving)

Artikel 21 van de wet biedt de grondslag voor aanwijzing van persoonsgegevens die door de Minister verwerkt kunnen worden voor de heffing en invordering (artikel 21, eerste lid, onder a) en de handhaving (artikel 21, eerste lid, onder b). De in dit artikel opgenomen gegevens zijn voor een goede werking van het systeem van de vrachtwagenheffing noodzakelijk naast de vastgelegde gegevens die zijn opgenomen in artikel 14, tweede lid, van de wet.

Het eerste lid van het onderhavige artikel wijst gegevens aan ten behoeve van de heffing en invordering. De kentekens van vrijgestelde vrachtwagens worden geregistreerd zodat duidelijk is dat de houders van deze vrachtwagens niet hoeven te voldoen aan de verplichtingen van de vrachtwagenheffing. Als een ontheffing is aangevraagd, zijn naam, adres, woonplaats en de contactgegevens van de houder en het kenteken van de vrachtwagen nodig (onderdeel b). De ontheffing kan zo op naam van de houder worden gezet en tevens worden verstuurd naar de houder. De contactgegevens van de houder die een ontheffing heeft aangevraagd, worden ook verwerkt indien de houder contact heeft opgenomen met het bevoegde gezag via de telefoon of per e-mail of kenbaar heeft gemaakt via deze weg te willen communiceren. Een niet-houder kan als gevolmachtigde namens een houder een ontheffing aanvragen. Het kunnen dus ook de contactgegevens van deze niet-houder zijn, die verwerkt worden. Die handelt daarmee als ware hij houder.

Verder gaat het om het kenteken van de vrachtwagen waarvoor een dienstverleningsovereenkomst is gesloten (onderdeel c) en het kenmerk van die dienstverleningsovereenkomst. Voor de steekproefsgewijze controle (audits) op de dienstaanbieder moet de Minister zowel de juistheid van het tarief als het aantal kilometers controleren. Voor de controle op het tarief moet de Minister de mogelijkheid hebben om een kopie van het kentekenbewijs bij de dienstaanbieder op te vragen indien het gaat om buitenlandse voertuigen. Voor Nederlandse voertuigen kan in het kentekenregister gekeken worden.

Dienstaanbieders zijn verplicht om de dienstverleningsovereenkomsten die zijn gesloten door te geven aan de Minister. De Minister verwerkt het kenteken van de vrachtwagen en het identificatienummer van de boordapparatuur behorende bij het kenteken (onderdeel d). Ook kan de Minister verplaatsingsgegevens opvragen ten behoeve van de steekproef zoals hiervoor is beschreven (onderdeel e). Deze verplaatsingsgegevens – nodig voor de heffing en invordering – kunnen door de Minister bij de dienstaanbieder worden verkregen op grond van artikel 32 van de Wet implementatie EETS-richtlijn.

Het tweede lid gaat over de verwerking van persoonsgegevens voor de handhaving. De naam, het adres, de woonplaats van de houder en in voorkomend geval het KvK-nummer, het KvK-vestigingsnummer, worden verwerkt voor het versturen van de beschikking waarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd (onderdeel a). In dit besluit wordt onder het «KvK-nummer» en KvK-vestigingsnummer verstaan de nummers zoals beschreven in de Handelsregisterwet 2007. Het KvK-nummer en het KvK-vestigingsnummer zijn te verwerken persoonsgegevens. Wanneer nodig worden telefoon- of e-mailgegevens van de houder verwerkt. Specifiek kan deze verwerking nodig zijn in een bezwaar- en beroepsprocedure. Daarom zijn ook de contactgegevens van de houder aangewezen in onderdeel a. Ook de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer van degene die de bestuurlijke boete heeft betaald, worden verwerkt (onderdeel b). Daarnaast wordt de bijbehorende betalingsgeschiedenis verwerkt (informatie over het tijdstip en de wijze van betaling), maar dergelijke informatie betreft geen persoonsgegevens. Op deze manier kan worden gecontroleerd of de bestuurlijke boete is betaald. Degene die de boete betaalt, hoeft niet de houder van het motorrijtuig te zijn. Er is om die reden niet voor gekozen om hier de betalingsgegevens van de houder aan te wijzen. De toezichthouder kan voor het constateren van een overtreding ook de verplaatsingsgegevens nodig hebben (onderdeel c). Dit is reeds beschreven in paragraaf 4.3.2 van het algemeen deel van de toelichting en komt hierna (bij artikel 5) ook aan de orde. van dit besluit. Als aan de hand van deze gegevens blijkt dat een overtreding heeft plaatsgevonden, dan heeft de handhaver deze gegevens nodig om het opleggen van de boete te motiveren. Ook kunnen de verplaatsingsgegevens in de bezwaar- en beroepsfase als bewijsmiddel opgevoerd worden. Om die reden worden de verplaatsingsgegevens in dit artikel aangewezen. De toezichthouder zal aan de handhaver de overtredingen doorgeven. Daarvoor is tevens het unieke kenmerk van de dienstverleningsovereenkomst nodig (onderdeel d). Zo kan de handhaver een boete opleggen voor het niet hebben van de boordapparatuur die hoort bij de vrachtwagen en daarmee dus geen juiste heeft.

Artikel 5 (gegevensverwerking toezichthouder voor het toezicht op de naleving)

Artikel 22 van de wet biedt de grondslag voor aanwijzing van persoonsgegevens die door de toezichthouder verwerkt kunnen worden voor het toezicht op de naleving (artikel 22, eerste lid, onder a), voor het uitreiken van een bestuurlijke boete (artikel 22, eerste lid, onder b) en voor het informeren van houders van wie geen dienstverleningsovereenkomst is geregistreerd (artikel 22, eerste lid, onder c). De in dit artikel opgenomen gegevens zijn voor een goede werking van het systeem noodzakelijk naast de vastgelegde gegevens die zijn opgenomen in artikel 14, tweede lid, van de wet.

In het eerste lid worden de persoonsgegevens aangewezen die verwerkt worden voor het toezicht op de naleving. De toezichthouder zal aan de handhaver de overtredingen doorgeven. Daarvoor is tevens het unieke kenmerk van de dienstverleningsovereenkomst nodig. Zo kan de toezichthouder controleren of de waargenomen vrachtwagen de boordapparatuur bij zich heeft die hoort bij de vrachtwagen waarvoor een dienstverleningsovereenkomst is gesloten. De toezichthouder is bevoegd langs de wegkant statusgegevens van de boordapparatuur uit te lezen en te verwerken (artikel 14, tweede lid, van de wet in verbinding met artikel 8 van dit besluit). Als uit deze statusgegevens blijkt dat de boordapparatuur uit staat, is er reden om aan te nemen dat een overtreding is begaan. Vaak zullen de statusgegevens voldoende uitsluitsel geven of een overtreding is begaan en kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. In uitzonderlijke gevallen zullen echter ook verplaatsingsgegevens van de vrachtwagen nodig zijn, die om die reden in dit artikellid worden aangewezen. Zie hierover ook de paragrafen 4.3.2 en 4.5 van het algemeen deel van de toelichting.

Verplaatsingsgegevens – nodig voor toezicht en handhaving – kunnen door de Minister bij de dienstaanbieder worden verkregen op grond van artikel 33 van de Wet implementatie EETS-richtlijn. De toezichthouder kan de door de Minister verkregen verplaatsingsgegevens vervolgens gebruiken voor het toezicht op de naleving. Artikel 14, vierde lid, van de wet biedt daarvoor de grondslag.

In het tweede lid worden de persoonsgegevens aangewezen die de toezichthouder moet kunnen verwerken in verband met het uitreiken van een beschikking waarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd nadat een vrachtwagen is stilgehouden. Het gaat om de naam van de houder, de naam van de bestuurder en het kenteken van de vrachtwagen. Omdat de boete onmiddellijk moet worden betaald, worden ook de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer verwerkt.

In het derde lid worden de persoonsgegevens genoemd die worden verwerkt voor het informeren van de houder. Het betreft hier niet het sturen van een formele waarschuwingsbrief maar het gaat om een dienst die erop gericht is te voorkomen dat houders onbedoeld in een boetetraject belanden. Deze dienst is voor houders van vrachtwagens waarvan uit het kentekenregister blijkt dat deze onder de vrachtwagenheffing vallen. Om houders van vrachtwagens te kunnen informeren zal de naam, het adres, de woonplaats, de kentekengegevens en de contactgegevens van de houder worden verwerkt. Contactgegevens, zoals een telefoonnummer, kunnen in een voorkomend geval nodig zijn om bijvoorbeeld effectief te kunnen communiceren over praktische zaken bij een gepland bedrijfsbezoek.

HOOFDSTUK 5 REGELS OVER INZET EN KENBAAR MAKEN GEBRUIK TECHNISCH HULPMIDDEL EN BENODIGDE INFORMATIE BOORDAPPARATUUR

Artikel 6 (inzet technisch hulpmiddel)

Op grond van artikel 14, vijfde lid, van de wet zijn in dit besluit regels gesteld over de inzet van technische hulpmiddelen. Op grond van artikel 14, tweede lid, van de wet is de toezichthouder bevoegd om met technische hulpmiddelen persoonsgegevens en informatie van de boordapparatuur te verwerken ten behoeve van het toezicht op de naleving en op grond van artikel 15, eerste lid, van de wet de handhaving van de vrachtwagenheffing. Dit besluit bevat regels over de inzet van technische hulpmiddelen en wijst de benodigde informatie uit de boordapparatuur aan.

Met een technisch hulpmiddel wordt in ieder geval gedoeld op zogenoemde Elektronische Camerabeelden (ECB)-camera’s boven de Nederlandse wegen met ANPR-technologie, camera’s op, aan of in scanauto’s met ANPR-technologie en camera’s met ANPR-technologie op, aan of in flitspalen langs de Nederlandse wegen. ANPR is een techniek waarmee kentekens met behulp van camera’s automatisch worden gelezen en waarbij de locatie, de datum en het tijdstip worden vastgelegd. Tevens wordt gebruikt gemaakt van microgolftechnologie (Dedicated Short-Range Communication; DSRC) om boordapparatuur uit te lezen waaronder de statusgegevens, het identificatienummer en het kenteken dat bij de boordapparatuur hoort (zie artikel 8).

Artikel 6 bepaalt dat er zodanige maatregelen of voorzieningen getroffen worden dat slechts gebruik wordt gemaakt van technische hulpmiddelen die zo zijn gericht en afgesteld dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat personen of andere zaken dan het betreffende motorrijtuig herkenbaar op een beeldopname staan. De beelden die ten behoeve van het toezicht met een technisch hulpmiddel worden gemaakt zijn in eerste instantie bewegende beelden. Hier worden vervolgens frames uitgeknipt. Het gaat dus om foto-opnames die zijn verkregen uit bewegende beelden. Het tweede lid regelt dat personen en andere zaken die onbedoeld wel herkend zouden kunnen worden, onmiddellijk onherstelbaar onherkenbaar gemaakt worden («geblurd»). Onmiddellijk betekent direct na constatering van de personen of andere zaken op de beeldopname.

Artikel 7 (waarnemingsplan technisch hulpmiddel)

Het eerste lid bevat de verplichting voor de toezichthouder om in ieder geval jaarlijks een waarnemingsplan op te stellen zodat kenbaar is waar technische hulpmiddelen, zoals vaste camera’s en DSRC-apparatuur, worden geplaatst. Het waarnemingsplan kan tussentijds gewijzigd worden vastgesteld als daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld als het aantal camera’s of de locatie daarvan wijzigt. Het plan dient actueel te blijven. Het tweede lid bevat inhoudelijke eisen waaraan het waarnemingsplan ten minste moet voldoen. Het gaat om een overzicht van het aantal vaste technische hulpmiddelen waarvan gebruik wordt gemaakt of zal worden gemaakt in het daaropvolgende jaar (onderdeel a). Ook moet een overzicht gegeven worden van de soort technische hulpmiddelen, zoals camera’s en DSRC-apparatuur (onderdeel b). Het gaat verder om een overzicht van locaties waar vaste technische hulpmiddelen zijn geplaatst of zullen worden geplaatst (onderdeel c) en de locaties van vaste camera’s van andere instanties wanneer daarvan structureel gebruik wordt gemaakt (onderdeel d). Tot slot gaat het om het aantal mobiele technische hulpmiddelen die kunnen worden ingezet en het soort locaties waar deze mobiele technische hulpmiddelen kunnen worden ingezet (onderdeel e). Het derde lid bevat de verplichting dat een waarnemingsplan een motivering bevat van elk van de in het tweede lid opgenomen onderdelen van het overzicht. Het waarnemingsplan wordt volgens het vierde lid in de Staatscourant gepubliceerd.

Artikel 8 (benodigde informatie uit boordapparatuur)

Dit artikel wijst de gegevens aan die uit de boordapparatuur benodigd zijn voor het toezicht, bedoeld in artikel 14 van de wet. Het gaat om het kenteken van de vrachtwagen behorende bij de boordapparatuur (onderdeel a), de statusgegevens die geregistreerd zijn door de boordapparatuur, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet (onderdeel b), en het identificatienummer van de boordapparatuur (onderdeel c). De statusgegevens bedoeld in onderdeel b zien op de informatie van de boordapparatuur over het functioneren daarvan. Door het uitlezen van die informatie met DSRC-apparatuur kan gecontroleerd worden of de houder heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van artikel 4, tweede lid, onder a en b, van de wet. Het gaat dan om het aanstaan en het juist functioneren van de boordapparatuur. Met het identificatienummer van de boordapparatuur en het met ANPR waargenomen kenteken van de vrachtwagen kan gecontroleerd worden of de boordapparatuur bij de vrachtwagen hoort als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder c, van de wet

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 (inwerkingtreding)

Inwerkingtreding geschiedt op 1 januari 2024. Voor de inwerkingtreding wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de voor regelgeving vastgestelde vaste verandermomenten (datum van inwerkingtreding). Dat is 1 januari of 1 juli van een bepaald jaar. Voor dit besluit is gekozen voor het eerst volgende vast verandermoment, zijnde 1 januari 2024.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europese Parlement en de Raad van de Europese unie van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie (PbEU 2019, L 91).

X Noot
2

Het betreft hier gegevens op grond van hoofdstuk 7.3 van de ISO-norm 12813:2019, bijvoorbeeld: aan-uit meldingen, technische storingen en wijzigingen m.b.t. algemene technische en functionele werking, voeding, communicatie en navigatie alsmede door de dienstaanbieder gemelde statuswijzigingen via de gebruikersinterface van de boordapparatuur.

X Noot
3

Het CVO wordt door de fabrikant afgegeven en is het document bedoeld in Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2019 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151).

X Noot
4

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119).

X Noot
5

De Minister informeert een dienstaanbieder dat bij het verstrekken van voertuigdocumenten de naam van de houder op het document mag worden afgeschermd.

X Noot
6

Artikel 32, eerste lid, onder b, van de Wet implementatie EETS-richtlijn regelt dat EETS-aanbieders (dienstaanbieders) aan de tolheffer (de Minister) de informatie verschaffen die hij nodig heeft om de berekening te kunnen verifiëren van de tol die door de EETS-aanbieders is geheven.

X Noot
7

Zie over statusgegevens ook paragraaf 4.5 van deze toelichting.

X Noot
8

Artikel 33, tweede lid, van de Wet implementatie EETS-richtlijn regelt dat als niet-betaling van wegentol wordt vermoed, de tolheffer (Minister) bij de EETS-aanbieder (dienstaanbieder) de gegevens kan opvragen betreffende het voertuig dat betrokken is bij de vermeende niet-betaling van wegentol en betreffende de houder van dat voertuig die klant is van deze EETS-aanbieder, alsmede dat de EETS-aanbieder deze gegevens vervolgens onmiddellijk verstrekt. Dit omvat ook verplaatsingsgegevens.

X Noot
9

Artikel 22, eerste lid, van de wet.

X Noot
10

Beleidskader Vrachtwagenheffing, bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 31 305, nr. 269.

Naar boven