Besluit van 10 juli 2023, houdende regels ter uitvoering van de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES, alsmede houdende wijziging van het Visserijbesluit BES in verband met het uitbreiden van verboden vistuigen en vistechnieken, redactionele verbeteringen en technische wijzigingen (Uitvoeringsbesluit Wgnb BES)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister voor Natuur en Stikstof van 11 juli 2022, nr. WJZ/22271787;

Gelet op de artikelen 5, 10 en 11 van het op 18 januari 1990 te Kingston getekende protocol betreffende de bijzondere beschermde gebieden en de in de natuur levende dieren en planten, met bijlagen (Trb. 1990, 115), behorende bij het op 24 maart 1983 te Cartagena de Indias gesloten Verdrag inzake de bescherming en ontwikkeling van het mariene milieu in het Caraïbisch gebied (Trb. 1983, 152);

Gelet op artikel 8a, derde lid, van de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES en de artikelen 2, derde lid, 3, 4 en 12 van de Visserijwet BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 december 2022, no. W11.22.00092/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister voor Natuur en Stikstof van 6 juli 2023, nr. WJZ/33364356;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1

  • 1. In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

    haaien en roggen:

    dieren van soorten behorend tot de familie van de Elasmobranchii;

    Onze minister:

    Onze Minister voor Natuur en Stikstof;

    wet:

    Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES;

    Yarari-reservaat:

    gebied dat op grond van artikel 2a, eerste lid, van de wet door Onze minister is ingesteld als natuurpark ten uitvoering van het SPAW-protocol, ten behoeve van dieren van walvisachtigen, haaien en roggen en hun leefgebieden, en dat de territoriale wateren van de openbare lichamen Saba, Sint-Eustatius en Bonaire omvat, alsmede de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, als bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voor zover deze betrekking heeft op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2. In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt mede verstaan onder verhandelen: aankopen, te koop vragen, verwerven voor commerciële doeleinden, tentoonstellen voor commerciële doeleinden, gebruik met winstoogmerk, verkopen, in bezit hebben met het oog op verkoop, ten verkoop aanbieden of vervoeren met het oog op verkoop, huren, verhuren, ruilen of ten ruil aanbieden.

HOOFDSTUK 2. BESCHERMINGSMAATREGELEN YARARI-RESERVAAT

Artikel 2

Alle binnen het Yarari-reservaat van nature in het wild voorkomende soorten haaien en roggen die niet al zijn opgenomen in Bijlage II of Bijlage III bij het SPAW-protocol worden aangemerkt als beschermde soorten als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het SPAW-protocol.

Artikel 3

  • 1. Het is verboden om binnen het Yarari-reservaat:

    • a. gericht te vissen op haaien of roggen van daar van nature in het wild voorkomende soorten die niet zijn opgenomen in Bijlage II bij het SPAW-protocol;

    • b. haaien of roggen van deze soorten opzettelijk te verminken of anderszins te beschadigen of te doden; en

    • c. haaien of roggen van deze soorten of eieren, of delen of producten daarvan, binnen het Yarari-reservaat of op het grondgebied van de openbare lichamen te verhandelen.

  • 2. Bij toeval gevangen haaien en roggen worden onmiddellijk teruggezet, op zodanige wijze dat de kans op overleving zo groot mogelijk is.

Artikel 4

  • 1. Het is verboden om binnen het Yarari-reservaat haaien en roggen van daar van nature in het wild voorkomende soorten die niet zijn opgenomen in Bijlage II bij het SPAW-protocol opzettelijk te verstoren.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor de uitoefening van activiteiten:

    • a. die wetenschaps-, vormings- en beheersdoeleinden dienen:

      • 1°. met het oog op het voortbestaan van de haaien en roggen; of

      • 2°. ter voorkoming van aanzienlijke schade aan het mariene milieu van het Yarari-reservaat; of

    • b. van een bestuurscollege, een eilandsraad of een bestuursorgaan van het Rijk, indien de activiteiten in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid zijn.

  • 3. De activiteiten, bedoeld in het tweede lid, zijn uitsluitend vrijgesteld indien voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden:

    • a. op basis van de beste beschikbare kennis vormen zij evident geen bedreiging voor de haaien en roggen;

    • b. op basis van de beste beschikbare kennis hebben zij evident geen wezenlijke invloed op de staat van instandhouding van de haaien en roggen; en

    • c. zij voldoen aan de in voorkomend geval bij ministeriële regeling gestelde nadere regels.

  • 4. Onze minister kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder de voorwaarde dat het duurzaam voortbestaan van de populaties van haaien en roggen in het Yarari-reservaat niet in gevaar komt.

Artikel 5

Het is binnen het Yarari-reservaat verboden dieren van niet-inheemse soorten of eieren van die dieren uit te zetten.

HOOFDSTUK 3. WIJZIGINGEN IN ANDERE REGELGEVING

Artikel 6

Het Visserijbesluit BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

bottom longline:

lange hoofdlijn met vele korte zijlijnen met haakjes en aasvis, die horizontaal wordt afgezonken op de bodem;

drift longline:

lange hoofdlijn met vele korte zijlijnen met haakjes en aasvis, die horizontaal net onder het wateroppervlak drijvend wordt gehouden;

drop long line:

hoofdlijn met vele korte zijlijnen met haakjes en aasvis, die verticaal in het water wordt gehouden door een drijver aan het wateroppervlak en een gewicht aan de onderkant;

haaien en roggen:

soorten behorend tot de familie van de Elasmobranchii;

hookah-uitrusting:

onderwateruitrusting die de gebruiker via luchtaanvoer vanuit de buitenlucht boven het wateroppervlak in staat stelt om gedurende een lange periode onder water te verblijven;

kieuwnet:

staand net dat uit een enkel net bestaat en verticaal in het water wordt gehouden door drijvers en zinkers;

ringnet:

omsluitingsnet waarvan de bodem wordt samengetrokken door een sluitlijn aan de onderkant van het net, die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten;

schrobnet:

bodem beroerend sleepnet;

scuba-uitrusting:

onderwateruitrusting die de gebruiker via onder druk gebrachte ademhalingslucht in duikflessen in staat stelt om gedurende een lange periode onder water te verblijven;

vergunninghouder:

de vergunninghouder bedoeld in artikel 2 van de Visserijwet BES;

zeekomkommers:

soorten die behoren tot de familie van de Holothuroidea.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2
  • 1. Het is in de territoriale zee en de visserijzone verboden te vissen met:

    • a. visfuiken met een maaswijdte van minder dan 50 millimeter;

    • b. visfuiken die niet zijn voorzien van een ontsnappingsopening welke is afgedekt door een paneel, van biologisch afbreekbaar materiaal, dat na gebruik in zeewater uiteenvalt zodat na een periode van om en nabij 20 dagen een opening in één van de zijkanten van de fuik ontstaat van tenminste 20 centimeter bij 20 centimeter;

    • c. chemische middelen;

    • d. ontplofbare stoffen;

    • e. aas bestaande uit vlees van zeezoogdieren of haaien en roggen;

    • f. kieuwnetten met een grotere lengte dan 20 meter en een diepte groter dan 2,5 meter;

    • g. drift longlines;

    • h. ringnetten, tenzij deze ringnetten worden gebruikt voor de traditionele visserij op Bonaire, waarbij met deze netten vanaf het strand of vanaf kleine vaartuigen nabij de kust wordt gevist op horsmakreel in de territoriale wateren van Bonaire (Papiamento: Masbango);

    • i. schrobnetten;

    • j. hookah- of scuba-uitrusting; en

    • k. bottom- en drop long lines met in totaal meer dan 20 haken.

  • 2. Onze Minister kan nadere regels stellen aan het gebruik van vistuigen waarmee het is toegestaan te vissen.

  • 3. Onze minister kan, gehoord de Visserijcommissie BES, tijdelijk ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien sprake is van een bijzondere omstandigheid en gewichtige belangen tot het verlenen van een ontheffing aanleiding geven.

  • 4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. Een ontheffing kan worden gewijzigd of ingetrokken, indien:

    • a. de bij de aanvraag verstrekte gegevens of bescheiden zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • b. de omstandigheden op grond waarvan de ontheffing werd verleend, zich zodanig hebben gewijzigd, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de gewijzigde omstandigheden aanwezig waren geweest;

    • c. aan de ontheffing verbonden beperkingen of voorschriften niet worden nageleefd.

  • 6. Het is verboden te handelen in strijd met de bij een ontheffing gestelde voorschriften.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef wordt vervangen door «Het is aan een ieder in de territoriale zee en de visserijzone verboden te vissen op de volgende vissen, of om deze vissen die in die gebieden zijn gevangen, aan boord te houden, over te laden, te verplaatsen, aan te landen, of voorhanden te hebben in die gebieden of in de onmiddellijke nabijheid van die wateren:».

b. In onderdeel a wordt de zinsnede «van minder dan 18 cm lengte» vervangen door «uit een schelp met een lipdikte van minder dan 10 mm».

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. haaien en roggen;

  • f. zeekomkommers.

2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Bij toeval gevangen dieren als bedoeld in het eerste lid, worden ongedeerd gelaten en worden dood of levend onmiddellijk teruggezet, waarbij voor de nog levende dieren geldt dat dit op zodanige wijze gebeurt dat de kans op overleving zo groot mogelijk is.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.

2. In het eerste lid wordt «de landsverordening» vervangen door «de Visserijwet BES».

3. In het tweede lid wordt «Curaçao en» geschrapt.

E

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7
  • 1. Dit besluit berust op de artikelen 3, 4, eerste lid, en 12 van de Visserijwet BES.

  • 2. Dit besluit berust mede op artikel 8a, derde lid, van de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Wgnb BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 juli 2023

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

Uitgegeven de veertiende juli 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Doel en aanleiding

Dit besluit strekt tot invoering van het Besluit houdende regels ter uitvoering van de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES, alsmede houdende wijziging van het Visserijbesluit BES (Uitvoeringsbesluit Wgnb BES; hierna: besluit). Er is voor gekozen om de wijziging van het Visserijbesluit BES te integreren in het besluit1. De reden voor het tot stand brengen van het op de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES (hierna: Wgnb BES) gebaseerde besluit is om maatregelen vast te stellen voor de wateren van en rond de eilanden van Caribisch Nederland, te weten Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, ter bescherming van alle daar voorkomende haaien en roggen. Bij ministeriële regeling op grond van de Wgnb BES wordt hiertoe een beschermd gebied met de naam Yarari-reservaat vastgesteld.

Voor de eilanden gelden meerdere specifieke regionale verdragen, waaronder het Verdrag inzake de bescherming en ontwikkeling van het mariene milieu in het Caraïbisch gebied2 en het SPAW-protocol bij dat verdrag3. Het SPAW-protocol is gericht op de bescherming van het mariene milieu in Caribische zeegebied en bevat in het bijzonder regels over de bescherming van zeldzame en kwetsbare ecosystemen en habitats. Het is daarmee ook ondersteunend aan de uitvoering van het Biodiversiteitsverdrag4. Met onderhavig besluit wordt invulling gegeven aan de verplichtingen zoals die voortvloeien uit het SPAW-protocol. Daarnaast sluit het treffen van maatregelen aan bij vergelijkbare maatregelen in naburige landen en eilanden in het Caribisch gebied om haaien, roggen en zeezoogdieren (walvisachtigen) beter te beschermen.

Allereerst worden in artikel 2 van het besluit haaien en roggen (Elasmobranchii) aangewezen, die niet al bescherming genieten doordat ze zijn opgenomen op bijlage II en bijlage III bij het SPAW-protocol, als beschermde soorten in de zin van artikel 10, eerste lid, van het SPAW-protocol. Haaien en roggen, voor zover ze niet al met uitsterven bedreigd worden, lopen door hun biologie (late geslachtsrijpheid, weinig nageslacht) en wereldwijde overbevissing, grote kans om bedreigd te raken. De beschermingsmaatregelen voor haaien en roggen in het besluit sluiten aan bij de Nederlandse internationale haaienstrategie voor haaien en roggen, inclusief de strategie voor Caribisch Nederland (de internationale haaienstrategie)5, het Beheerplan voor mariene diversiteit en visserij in de EEZ van Caribisch Nederland6, en het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–20307.

Ingevolge het besluit wordt het verboden om gericht te vissen op haaien roggen en haaien en roggen opzettelijk te verminken of anderszins te beschadigen of te doden in de territoriale wateren van de drie eilanden en de omliggende exclusieve economische zone8 (hierna: EEZ; artikel 3, eerste lid, van het besluit).

Ook worden regels geformuleerd voor het omgaan met eventuele ongewenste bijvangsten (artikel 3, tweede lid, van het besluit) en worden regels vastgesteld waaraan andere activiteiten dan visserij in het gebied moeten voldoen. Zo wordt het verboden om deze soorten of hun leefgebied op enige wijze opzettelijk te verstoren (artikel 4, eerste lid, van het besluit). Daarbij wordt een uitzondering opgenomen op het verbod om haaien en roggen te verstoren voor de uitoefening van activiteiten die wetenschaps-, vormings- en beheersdoeleinden dienen, of de uitoefening van activiteiten van een bestuurscollege, een eilandsraad of een bestuursorgaan van het Rijk, als deze activiteiten nodig zijn in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid zijn (artikel 4, tweede lid, van het besluit).

Aangezien het beschermde gebied zowel de territoriale wateren als de EEZ rond de eilanden omvat, legt de Wgnb BES de verantwoordelijkheid voor het implementeren van de beschermings- en beheersmaatregelen van het SPAW-protocol in het Yarari-reservaat bij de Minister voor Natuur en Stikstof (hierna: de minister)9 10. De reden hiervoor is dat de EEZ nadrukkelijk onderdeel is van het Koninkrijk der Nederlanden en niet is toe te rekenen aan de individuele openbare lichamen. Om goed overleg en afstemming tussen de openbare lichamen en de minister te garanderen, zal de minister bij het nemen van beslissingen ter zake, altijd de door de minister ingestelde Visserijcommissie BES horen.

Het besluit heeft daarnaast als doel om bestaande regelgeving voor visserij in Caribisch Nederland, zoals die is vastgelegd in het Visserijbesluit BES, aan te passen en te verduidelijken. Op 10 oktober 2010 is de Visserijlandsverordening van de Nederlandse Antillen met slechts kleine aanpassingen «omgezet» in de Visserijwet BES11, en is het Antilliaanse Visserijlandsbesluit «omgezet» naar het Visserijbesluit BES12, zonder dat beleidsmatige inhoudelijke wijzigingen daarin zijn doorgevoerd. Feitelijk wordt derhalve nog altijd de oude Antilliaanse visserijwetgeving toegepast. Dit maakt onder meer dat de bevoegdheidsverdeling tussen Rijk en de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba op onderdelen onduidelijk is, en dat diverse voorschriften gedateerd zijn.

Zo wordt het aantal verboden vistuigen en vistechnieken in artikel 2 van het Visserijbesluit BES uitgebreid, in overeenstemming met de huidige standaarden van duurzame visserij, met de mogelijkheid om een ontheffing voor deze verboden te verkrijgen (artikel 6, onderdeel B, van het besluit).

In hoofdstuk I, paragraaf 2, van de nota van toelichting wordt in hoofdlijnen het besluit toegelicht. In hoofdstuk I, paragraaf 3, worden de lasten en andere effecten uiteengezet die voortvloeien uit dit besluit. In hoofdstuk I, paragraaf 4, wordt ingegaan op de uitkomsten van de internetconsultatie van het besluit en op de uitkomsten van de overleggen die gevoerd zijn met belanghebbenden. Hoofdstuk I, paragraaf 5, behandelt de regeldruk. Hoofdstuk I, paragraaf 6, bespreekt de inwerkingtreding van het onderhavige besluit. In hoofdstuk II van de nota van toelichting is een artikelsgewijze toelichting opgenomen.

2. Hoofdlijnen van het besluit

2.1 Bescherming haaien en roggen in Yarari-reservaat
2.1.1 Juridisch kader natuur

Voor het grondgebied van de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba geldt de Wgnb BES. Deze wet bevat de grondslagen voor de uitvoering van de verschillende natuurbeschermingsverdragen die op de eilanden gelden, waaronder het eerdergenoemde SPAW-protocol. Het SPAW-protocol verplicht partijen tot het aanwijzen van beschermde gebieden, wanneer dat noodzakelijk is voor het behoud van de natuurlijke rijkdommen van het Caribisch gebied13. De werkingssfeer van het protocol is beperkt tot het mariene milieu van het Caribisch gebied14. Partijen kunnen, indien nodig, bufferzones aanwijzen15.

De Wgnb BES attribueert regelgevende bevoegdheden aan de eilandsraden. De openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn primair verantwoordelijk voor de invulling van de internationale verplichtingen op land en in de omliggende wateren tot aan de buitengrens van de territoriale wateren. Het Rijk is exclusief bevoegd ten aanzien van het natuurbeleid in de EEZ en is ook primair verantwoordelijk voor de invulling van de internationale verplichtingen in de EEZ. Ter uitvoering van het SPAW-protocol heeft de minister, mede gelet op de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van internationale verplichtingen, de bevoegdheid voor het instellen van beschermde gebieden als bedoeld in het SPAW-protocol in de EEZ16. Alvorens de minister over kan gaan tot het instellen van een beschermd gebied bij ministeriële regeling voert de minister hierover overleg met het betreffende openbare lichaam.

Zodra een beschermd gebied of natuurpark is ingesteld, moet het voorgedragen worden bij het bij het SPAW-protocol ingestelde uitvoerende bureau, met het verzoek om het beschermd gebied op te nemen in de bij het SPAW-protocol horende lijst van beschermde gebieden17. Partijen nemen de maatregelen die noodzakelijk en uitvoerbaar zijn om de doelstellingen waarvoor het beschermde gebied is ingesteld te verwezenlijken18. Onder deze maatregelen worden onder meer begrepen de regulering van de visserij en een verbod op het doden of vernietigen van bedreigde diersoorten. Partijen dienen voor ingestelde beschermde gebieden een beheerplan vast te stellen om goed beheer en bescherming te borgen19.

In de Wgnb BES worden handelingen en activiteiten ten aanzien van plantensoorten, opgenomen in bijlage I van het SPAW-protocol, en ten aanzien van diersoorten, opgenomen in bijlage II van het SPAW-protocol, verboden, voor zover deze in artikel 11, eerste lid, onderdelen a en b, van het SPAW-protocol verboden worden20. In artikel 11 van het SPAW-protocol is bepaald dat het verboden is om de beschermde soorten, genoemd in bijlagen I en II, te schaden, dan wel te doden, te vangen of te verstoren.

Het verbod, bedoeld in artikel 8a van de Wgnb BES, is van toepassing op het gehele grond- en zeegebied van Caribisch Nederland, inclusief de EEZ.

Op grond van artikel 8a, derde lid, van de Wgnb BES kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gegeven ten aanzien van planten- en diersoorten, die zijn opgenomen op bijlage III van het SPAW-protocol, en andere aangelegenheden ter uitvoering van het SPAW-protocol. Het onderhavige besluit geeft daaraan invulling.

2.1.2 Aanwijzing Yarari-reservaat

De minister wijst bij ministeriële regeling het Yarari-reservaat formeel aan als natuurpark in de zin van de Wgnb BES. Met de formele aanwijzing van het Yarari-reservaat door de minister wordt uitvoering gegeven aan artikel 4, eerste lid, en tweede lid, onder b, van het SPAW-protocol. Het beschermd gebied wordt ingesteld ten behoeve van het behoud, de handhaving en het herstel van leefmilieus en de daarmee samenhangende ecosystemen die essentieel zijn voor het voortbestaan en het herstel van uitstervende, bedreigde of inheemse diersoorten, namelijk de zeezoogdieren, de haaien en de roggen.

De instelling van het Yarari-reservaat gebeurt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2a, tweede lid, van de Wgnb BES, in nauw overleg met de bestuurscolleges van de openbare lichamen van Saba, Sint-Eustatius en Bonaire. Deze bestuurscolleges hebben per brief verzocht om over te gaan tot deze instelling, met name ook voor haaien en roggen, vanwege de verwachte positieve effecten voor bestandsbeheer en daarmee ook voor het economisch zo belangrijke (duik)toerisme. Deze intentieverklaringen (memoranda van overeenstemming) zijn formeel ondertekend door de toenmalige vertegenwoordigers van de drie bestuurscolleges en de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken21. De intentieverklaringen hebben als strekking om in samenwerking te streven naar het strikt beschermen van zeezoogdieren, haaien en roggen in de EEZ rondom de eilanden. In de verklaringen wordt expliciet verwezen naar het verbieden van schadelijke visserijmethoden en -praktijken en het reguleren van activiteiten met directe of indirecte negatieve of verstorende effecten op haaien, roggen en zeezoogdieren.

2.1.3 Beschermingsmaatregelen ter uitvoering van artikel 10 van het SPAW-protocol

In artikel 8a, tweede lid, van de Wgnb BES wordt uitvoering gegeven aan het SPAW-protocol, door het verrichten van handelingen en activiteiten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van het SPAW-protocol te verbieden. Zeezoogdieren en twee soorten zaagvissen zijn opgenomen op Bijlage II bij het SPAW-protocol en genieten derhalve op grond van de Wgnb BES bescherming. Op grond van artikel 8a, derde lid, van de Wgnb BES kunnen regels worden gegeven ter zake van andere aangelegenheden ter uitvoering van het SPAW-protocol. In het voorgestelde artikel 2 van het onderhavige besluit wordt van deze grondslag gebruik gemaakt door in het Yarari-reservaat van nature in het wild levende haai- en roggensoorten, die niet al op Bijlage II en Bijlage III bij het SPAW-protocol staan, aan te wijzen als soorten met een beschermde status, ter uitvoering van artikel 10, eerste lid, van het SPAW-protocol. Elke partij bij het protocol neemt, in overeenstemming met haar rechtsstelsel, passende maatregelen om te voorkomen dat soorten uitstervende of bedreigde soorten worden22. Ter uitvoering van artikel 10, derde lid, van het SPAW-protocol en artikel 8a, derde lid, van de Wgnb BES zijn in de voorgestelde artikelen 3 en 4 van het onderhavige besluit verbodsbepalingen opgenomen als bedoeld in artikel 10, derde lid, onderdelen a en b, van het SPAW-protocol ten aanzien van de haai- en roggensoorten die in het voorgestelde artikel 2 van het besluit worden aangewezen als soorten met een beschermde status.

2.1.4 Beschermingsmaatregelen ter uitvoering van artikel 5 van het SPAW-protocol

Het Koninkrijk der Nederlanden is als partij bij het SPAW-protocol eraan gebonden om geleidelijk de maatregelen te nemen die noodzakelijk en uitvoerbaar zijn om de doelstellingen waarvoor het Yarari-reservaat is ingesteld te verwezenlijken23. Artikel 5, tweede lid, van het SPAW-protocol bepaalt welke maatregelen, indien van toepassing, genomen moeten worden. De nota van toelichting gaat vergezeld van een bijlage. Deze bijlage bevat een transponeringstabel met betrekking tot de omzetting van de in artikel 5, tweede lid, van het SPAW-protocol genoemde beschermingsmaatregelen. Enkele van deze beschermingsmaatregelen worden in het besluit verankerd. Voor andere in het SPAW-protocol genoemde beschermingsmaatregelen op het terrein van afval, lozingen, doorvaart van schepen en fysieke veranderingen aan de zeebodem, geldt dat de betreffende bescherming al via andersoortige bestaande regelgeving (bijvoorbeeld op het beleidsterrein van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat) wordt geboden.

2.1.5 Plannings- en beheersmaatregelen op grond van het SPAW-protocol

Partijen bij het SPAW-protocol dienen voor ingestelde beschermde gebieden een beheerplan vast te stellen om goed beheer en bescherming te borgen24. Op grond van het Beleidsplan natuur en milieu Caribisch Nederland 2020–203025 zal een beheerplan voor het Yarari-reservaat worden opgesteld. Dit is expliciet onderdeel van het Beleidsplan natuur en milieu Caribisch Nederland 2020–203026.

2.1.6 Toezicht en handhaving Uitvoeringsbesluit Wgnb BES

Personen die toezicht uitoefenen op de naleving van de beheersmaatregelen hebben de bevoegdheid om schepen aan te houden en vast te houden voor onderzoek27. Deze bevoegdheden zijn ook verleend aan de personen die belast zijn met de opsporing van overtredingen van de Wgnb BES. De uitoefening van die bevoegdheden wordt beperkt tot de uitoefening van opsporingsbevoegdheden binnen de natuurparken ingesteld in de EEZ. Daarbuiten komen de bevoegdheden toe aan de toezichthouders aangewezen op grond van de Wet maritiem beheer BES.

De strafbaarstelling van overtredingen is opgenomen in artikel 33 van de Wgnb BES. De strafmaat voor opzettelijk begane overtredingen betreft een maximum geldboete van de zesde categorie. Dit maximum wordt gehanteerd voor opzettelijke overtredingen van beheersmaatregelen buiten de ingestelde natuurparken. Het ligt in de rede dat soortgelijke overtredingen binnen de ingestelde natuurparken op dezelfde wijze gestraft kunnen worden. Daarnaast zijn de politie en de kustwacht algemeen bevoegd om strafbare feiten op te zoeken. De douane is belast met de controle op personen en goederen aan de grens.

Het opzettelijk overtreden van de wet of de daarop gebaseerde regels, kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of een geldboete van maximaal USD 560.000,00. De wet bevat bepalingen over het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom. Verder kunnen specimen van beschermde soorten verbeurdverklaard worden of aan het verkeer onttrokken worden.

2.2 Wijziging Visserijbesluit BES
2.2.1 Juridisch kader visserij

Het garanderen van duurzame visserij is een uitgangspunt voor alle beleid en wetgeving op alle bestuursniveaus die betrokken zijn bij Caribisch Nederland. Internationale instrumenten zoals het Verenigde Naties Zeerecht Verdrag (UNCLOS) en de FAO Richtlijn voor Duurzame Visserij (FAO Code of Conduct for Responsible Fisheries) vormen het juridisch raamwerk voor het beheer van mariene biologische rijkdommen dat ook binnen Caribisch Nederland in acht moet worden genomen.

Op internationaal niveau zijn daarbij ook het CITES-Verdrag, het SPAW-protocol, het zeeschildpaddenverdrag (IAC)28, het Verdrag van Ramsar29 en de Bonn-conventie30 van belang. Dit zijn verdragen die strekken ter bescherming van de natuur in de breedste zin des woords, waartoe ook het mariene milieu en mariene diersoorten moeten worden gerekend. De natuurbeschermingsregelgeving en visserijregelgeving versterken elkaar, sluiten op elkaar aan en kunnen deels overlappen nu de regelgeving, zij het vanuit een onderling verschillend perspectief, uiteindelijk strekt tot bescherming van visbestanden en het mariene milieu. Tegen deze achtergrond is de bescherming van de haaien, roggen en zeezoogdieren niet alleen geborgd via de Wgnb BES en het nu tot stand gebrachte Uitvoeringsbesluit Wgnb BES, maar voor zover daarnaast nodig, ook via de Visserijwet BES en het Visserijbesluit BES.

De Visserijwet BES is de centrale wet waarin de beheersstructuur voor duurzame visserij in Caribisch Nederland is uitgewerkt. Deze wet is in de kern inhoudelijk identiek aan de Visserijlandsverordening die reeds vóór 2010 binnen de Nederlandse Antillen tot stand is gebracht. Bij de staatskundige hervormingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden en dus bij de transitie naar openbare lichamen per 10 oktober 2010 is deze vroegere Antilliaanse regelgeving feitelijk geheel «overgenomen», zonder gerichte beleidsmatige inhoudelijke wijzigingen.

Het Visserijbesluit BES (vóór 2010, binnen de Nederlandse Antillen: het Visserijlandsbesluit) is op de Visserijwet BES gebaseerd. Het stelt in de eerste plaats verdeling vast van bevoegdheden ten aanzien van visserij en visserijbeheer van enerzijds de respectievelijke openbare lichamen en anderzijds het Rijk in de persoon van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarnaast formuleert het Visserijbesluit BES kaders voor technische visserijmaatregelen en formuleert het besluit een aantal verboden. Zo zijn een aantal vistuigen verboden en is het verboden om bepaalde soorten te bevissen, zoals grote kroonslak (beter bekend onder de Engelse verzamelnaam «Conch»), zeeschildpadden en zeezoogdieren. Verder zijn minimum omvangvereisten voor aanlanding van de Caribische «Panulirus argus» kreeft vastgesteld. Daarnaast bevat het de kaders voor de samenstelling van de Visserijcommissie BES en de benoeming en het ontslag van de desbetreffende leden, en een grondslag voor nadere regels over, van, voor de taken, werkwijze en bevoegdheden van de Visserijcommissie.

2.2.2 Achtergronden wijziging Visserijbesluit BES

Het doel van de wijziging van het Visserijbesluit BES is om het Visserijbesluit BES op onderdelen te moderniseren en te verduidelijken. Zoals toegelicht, dateert de inhoud van het Visserijbesluit BES inhoudelijk in feite nog uit de tijd vóór de staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden in 2010. Mede op verzoek van de openbare lichamen zelf is aangestuurd op modernisering van de gedateerde visserijregelgeving, opheldering van onduidelijkheden en het opvullen van hiaten die in de loop der tijd na de transitie zijn ontstaan of aan het licht kwamen. De structuur en strekking van het Visserijbesluit BES blijft gehandhaafd. De inhoudelijke aard en strekking van de wijzigingen van het Visserijbesluit BES zijn in paragraaf 1 van hoofdstuk I van de toelichting weergegeven. De artikelsgewijze toelichting op artikel 7 van dit besluit (door middel van welk artikel het Visserijbesluit BES is gewijzigd) bevat een nadere duiding van de diverse wijzigingen.

3. Lasten en andere effecten die voortvloeien uit dit besluit

3.1. Administratieve lasten Uitvoeringsbesluit Wgnb BES (hoofdstuk 2 van dit besluit)

Uit het vaststellen van beschermingsmaatregelen binnen het Yarari-reservaat volgen geen vergunningplicht, administratieplicht of andere vormen van administratieve verplichtingen voor burgers of bedrijven. Er hoeft geen vergunning of toestemming aangevraagd te worden, er ontstaat geen rapportageplicht en er hoeven geen technische maatregelen aan apparatuur of vaartuigen getroffen te worden.

3.2 Administratieve lasten wijziging Visserijbesluit BES (hoofdstuk 3 van dit besluit)
3.2.1 Administratieve lasten in verband met de wijziging van de artikelen 1, 2, 3, 6 en 7 van het Visserijbesluit BES (artikel 6, onderdelen A tot en met D, en F)

De wijzigingen van het Visserijbesluit BES zien voornamelijk op het moderniseren en verduidelijken van de oude Antilliaanse wetgeving. Gedateerde definities van visserij-technieken worden gemoderniseerd. Er worden wel enkele visserij technieken verboden, zoals het vissen met drift long lines, chemicaliën, schrobnetten of kieuwnetten die langer zijn dan twintig meter. Dit is in de uitvoeringspraktijk echter uitsluitend een formalisering van de reeds bestaande visserijpraktijk met als doel de eventuele controle en handhaving eenduidiger te maken. Uit deze maatregelen vloeit dan ook geen nieuwe lastendruk voort in de vorm van een rechtstreekse nieuwe of additionele vergunningplicht, vergunningvereisten of rapportageplicht voor burgers of bedrijven.

Er zijn geen nauwkeurige gegevens over het aantal vissers in Caribisch Nederland bekend. Het overgrote gedeelte van de visserij vindt voor zover bekend plaats in de territoriale wateren en is kleinschalig, lokaal en vaak zelfvoorzienend en daarmee vergunning vrij.

Op Bonaire zijn naar schatting ongeveer 70 mensen actief als visser. De visserij is voor zover bekend altijd een nevenactiviteit en in geen enkel geval is visserij aan te merken als commerciële hoofdactiviteit. Op Bonaire is vrijwel alle visserij zelfvoorzienend, waarbij incidenteel te veel voor persoonlijke consumptie gevangen vis wordt verkocht. Hiervan vindt echter geen registratie plaats op basis waarvan op Bonaire visserijvergunningen verleend worden.

Op Saba en Sint-Eustatius kunnen naar schatting maximaal een dertigtal vissers (twintig op Saba en tien op Sint-Eustatius) als commercieel worden aangemerkt die de beschikking hebben over vaartuigen waarmee gevist kan worden buiten de territoriale wateren van de eilanden. Jaarlijks worden er door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in heel Caribisch Nederland ongeveer twintig tot vijfentwintig commerciële vergunningen voor visserij met grote schepen (groter dan twaalf meter) en/of visserij in de visserijzone) verleend. Al deze commerciële vergunningen gaan naar vissers op Saba en Sint-Eustatius. Er worden geen commerciële vergunningen verleent aan vissers op Bonaire.

Op Saba wordt op grond van lokaal beleid voor het aanvragen van een commerciële vergunning 140 Amerikaanse dollars door het eilandsbestuur in rekening gebracht. Dit brengt de totale kosten voor de gehele Sabaanse visserijsector bij benadering op 2.800 Amerikaanse dollars. Op Sint- Eustatius worden geen kosten in rekening gebracht.

Al deze commerciële vergunningen zien op visserij met schepen groter dan twaalf meter in de visserijzone en vallen casu quo nu al onder de bevoegdheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit31. De vergunningverlening is daarmee nu al onderdeel van de bestaande verantwoordelijkheid en werkzaamheden van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De controle en handhaving door de Kustwacht op het naleven van de Visserijwet BES en onderliggende regelgeving zijn reeds onderdeel van de reguliere taken. Er worden, los van de administratiekosten op Saba, door de eilandbesturen of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de praktijk geen andere kosten in rekening gebracht voor deze vergunningaanvragen. De wijzigingen van het Visserijbesluit BES die rechtstreeks uit dit besluit voortvloeien creëren geen nieuwe verplichtingen en zullen dan ook geen additionele lasten voor burgers of bedrijven opleveren.

4. Consultatie

Over onderhavig besluit heeft een internetconsultatie plaatsgevonden in de periode van 25 juni 2021 tot en met 31 augustus 2021. Er zijn in totaal twee, Engelstalige, reacties binnengekomen; een daarvan betreft een gezamenlijk reactie van de Dutch Caribbean Nature Alliance (DCNA) en de Nederlandse Elasmobrachen Vereniging (NEV), en de andere reactie is afkomstig van het International Fund for Animal Welfare (IFAW). Beide reacties hebben eensluidend betrekking op de uitzonderingen op het verbod in artikel 4, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wgnb BES (het verbod op, kort gezegd, de verstoring binnen het Yarari-reservaat van bepaalde haaien en roggen). Het gaat om de uitzonderingen die zijn opgenomen in artikel 4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wgnb BES. De strekking van de consultatiereacties is dat deze uitzonderingen onvoldoende geclausuleerd zijn, waardoor er een onwenselijke maas in de regelgeving zou ontstaan. Aldus zou de beoogde bescherming van haaien en roggen alsnog ondermijnd kunnen worden.

Een vergelijkbare opmerking hebben de DCNA en de NEV gemaakt ten aanzien van de ontheffingsmogelijkheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zoals geformuleerd in artikel 6, onderdeel B (houdende de vaststelling van artikel 2 van het Visserijbesluit BES, waarin een nieuw derde lid is opgenomen). In het nieuwe derde lid van artikel 2 van het Visserijbesluit BES is een bevoegdheid tot verlening van een ontheffing opgenomen van het verbod tot het vissen met bepaalde vistuigen.

In de betreffende reacties is aangegeven dat geen clausulering is opgenomen ten aanzien van deze ontheffingsbevoegdheid, en dat maakt blijkens de reacties dat ook hier een onwenselijke maas in de regelgeving lijkt te bestaan die het mogelijk maakt om verboden vistuigen te blijven gebruiken.

Naar aanleiding van deze reacties is zowel de uitzondering op het verbod tot verstoring van haaien en roggen, als de bepaling betreffende de ontheffing van het verbod tot gebruik van bepaalde vistuigen aangepast.

Artikel 4, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wgnb BES is aangescherpt in die zin dat het op basis van de beste beschikbare kennis evident moet zijn dat de beoogde activiteiten geen bedreiging vormen voor de haaien en roggen, of geen wezenlijke invloed hebben op de staat van instandhouding van de haaien en roggen. Door geheel aan te knopen bij de stand van de kennis wordt de reikwijdte van de uitzonderingsgrond beperkt. Diegene die zich in voorkomend geval op de uitzonderingsgrond beroept, zal aan de hand van objectieve gegevens moeten kunnen betogen dat is uitgesloten dat de betreffende activiteiten een bedreiging vormen voor, of wezenlijke invloed hebben op, (de staat van instandhouding van) haaien en roggen.

In het nieuwe artikel 2, derde lid, van het Visserijbesluit BES is bepaald dat de ontheffing (enkel) verleend kan worden, indien sprake is van een bijzondere omstandigheid en er voorts gewichtige belangen zijn die aanleiding geven tot het verlenen van een ontheffing (zie ook de artikelsgewijze toelichting verderop). In dit geval zal het steeds gaan om een tijdelijke ontheffing, in die zin dat de ontheffing slechts voor een beperkte, door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te bepalen tijd geldt (en dat kan ook eenmalig zijn). Het is aan de aanvrager van de ontheffing om aan te tonen dat een dergelijke bijzondere omstandigheid zich voordoet en dat de vereiste gewichtige belangen aanwezig zijn. Op basis daarvan beslist de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, na de Visserijcommissie BES te hebben gehoord. Aldus is ook de reikwijdte van de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen naar aanleiding van de consultatiereacties nader ingekaderd.

Verder is na de internetconsultatie vanuit Bonaire nog de uitdrukkelijke wens geuit om de traditionele Masbango-visserij te behouden. Deze vorm van visserij met ringnetten zou door het opnemen van een verbod tot het vissen met ringnetten in artikel 2 van het Visserijbesluit BES niet langer zijn toegestaan. Na afweging van de betrokken belangen is besloten aan deze wens gehoor te geven door een nadere aanpassing van het betreffende artikel (zie ook de toelichting op artikel 6, onderdeel B, van dit besluit).

5. Regeldruk

Gelijktijdig met het in consultatie brengen van dit besluit is het voor advies aangeboden aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR beoordeelt alle wet- en regelgeving op nut en noodzaak, minder belastende alternatieven, een werkbare uitvoering van de naleving van de regelgeving door de doelgroepen en het effect van regeldruk voor de beoordeling van met name de effecten van regeldruk die deze nieuwe regelgeving met zich mee zal brengen voor de doelgroepen. ATR heeft, in een schriftelijke reactie op het verzoek om een formeel advies over het besluit te geven, aangegeven dat over het onderhavig besluit geen formeel advies wordt uitgebracht, omdat de gevolgen voor de regeldruk niet significant zijn.

6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden algemene maatregelen van bestuur in werking met ingang van 1 januari of 1 juli en dient de publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan die data te geschieden. De datum van inwerkingtreding wijkt af van de vaste verandermomenten, maar deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat er sprake is van het voldoen aan verdragsbepalingen.

II. Artikelen

Artikel 1

Haaien en roggen

Tot de subklasse Elasmobranchii van de klasse van kraakbeenvissen (Chondrichthyes) behoren zowel de haaien als de roggen.

Twee zaagvissen zijn opgenomen op Bijlage II bij het SPAW-protocol. De walvishaai, twee mantaroggen, de witpunthaai en drie hamerhaaien zijn opgenomen op Bijlage III bij het SPAW-protocol. In het voorgestelde artikel 2 van het onderhavige besluit worden de haai- en roggensoorten, die niet zijn opgenomen op Bijlage II en Bijlage III bij het SPAW-protocol, aangewezen als nationale beschermde diersoort (zie hierna de toelichting bij artikel 2).

Artikel 2

In artikel 2 van het onderhavige besluit worden haai- en roggensoorten, die niet op Bijlage II en Bijlage III bij het SPAW-protocol staan, aangewezen als nationale beschermde soort, ter uitvoering van artikel 10, eerste lid, van het SPAW-protocol en artikel 8a, derde lid, onder b, van de Wgnb BES.

Op grond van artikel 10, eerste lid, SPAW-protocol stelt iedere partij in de gebieden waarover zij soevereiniteit, soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent vast welke diersoorten uitstervende of bedreigde soorten zijn en kent deze soorten een beschermde status toe. Vervolgens reguleert en verbiedt iedere partij bij het verdrag, indien van toepassing, activiteiten die schadelijke gevolgen hebben voor deze soorten. Daarnaast neemt iedere partij passende maatregelen om te voorkomen dat soorten uitstervende of bedreigde soorten worden.

Van de aanwijzing zijn de haai- en roggensoorten, die op Bijlage II en Bijlage III bij het SPAW-protocol staan, uitgezonderd. De soorten die op Bijlage II bij het SPAW-protocol staan genieten al een beschermde status op grond van artikel 8a, tweede lid, van de Wgnb. Voor de haai- en roggensoorten die op Bijlage III bij het SPAW-protocol staan is het ook niet nodig om ze aan te wijzen in artikel 2 van dit besluit om ze een beschermde status te geven. Voor bijlage III soorten is in artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het SPAW protocol bepaald dat elke partij passende maatregelen neemt ten behoeve van de bescherming en het herstel van deze diersoorten. In artikel 8a, derde lid, onderdeel a, van de Wgnb BES is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gegeven ter zake van de planten- of diersoorten, opgenomen in Bijlage III van het SPAW-protocol, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, onderdeel c, van dat protocol. In de artikelen 3 en 4 van dit besluit wordt hieraan uitvoering gegeven (zie hierna de toelichting bij de artikelen 3 en 4).

Artikel 3

De verbodsbepaling in artikel 3, eerste lid, van het onderhavige besluit komt grotendeels overeen met de maatregel die is opgenomen in artikel 11, eerste lid, onder b, onder i, van het SPAW-protocol. In artikel 11, eerste lid, onder b, onder i, van het SPAW-protocol is bepaald dat elke partij toeziet op de totale bescherming en het herstel van de diersoorten die zijn opgenomen op Bijlage II door het vangen, in bezit hebben of doden van (met inbegrip, voor zover mogelijk, van het bij toeval vangen, in bezit hebben of doden) dan wel verhandelen van die soorten en eieren, delen of producten daarvan te verbieden. In artikel 8a, tweede lid, van de Wgnb BES wordt hieraan uitvoering gegeven ten aanzien van de Bijlage II diersoorten.

De in artikel 3, eerste lid, van het besluit opgenomen verbodsbepaling ziet op de bescherming en het herstel van alle van nature in het wild levende haaien en roggen, die niet op Bijlage II bij het SPAW-protocol zijn opgenomen. Met deze verbodsbepaling, en de verbodsbepaling die is opgenomen in artikel 4, eerste lid, van dit besluit (zie hierna de toelichting bij artikel 4), wordt het beschermingsregime voor de haaien en roggen, die niet op Bijlage II bij het SPAW-protocol zijn opgenomen, vergelijkbaar met het beschermingsregime voor de zeezoogdieren en haaisoorten, die wel op Bijlage II bij het SPAW-protocol voorkomen. Dit verbod omvat eveneens de gerichte visserij op haaien en roggen. Weliswaar is een dergelijk verbod eveneens door middel van artikel 6, onderdeel C, onder 2, opgenomen in het Visserijbesluit BES, maar de doelstelling van de regelgeving bij of krachtens de Wgnb BES (bescherming van natuurbelangen) is technisch gezien een andere dan de doelstelling van de regelgeving bij of krachtens de Visserijwet BES. Bij deze laatste wet gaat het primair om de meer economische belangen die gemoeid zijn met de visserij als bron van inkomsten voor burgers, al kunnen deze belangen uiteraard nooit helemaal los worden gezien van de natuurbeschermingsbelangen. Gerichte visserij is «opzettelijke» visserij. Aan het opzetvereiste is voldaan als er sprake is van voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake als iemand een handeling verricht en daarbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat zijn gedragingen schadelijke gevolgen hebben voor dieren, zoals de vangst of de dood van de dieren.

Het tweede lid ziet op de situatie dat de in het eerste lid bedoelde verboden soorten onopzettelijk als bijvangst worden gevangen. Zoals ook in de Europees-Nederlandse regelgeving gebruikelijk is, verplicht de onderhavige bepaling tot het op verantwoorde wijze terugzetten van zowel levende als dode dieren («catch and release»).

Artikel 4

In artikel 11, eerste lid, onder b, onder ii, van het SPAW-protocol is bepaald dat elke partij toeziet op de totale bescherming en het herstel van de diersoorten die zijn opgenomen op Bijlage II door, voor zover mogelijk, het verstoren van die soorten, met name gedurende de voortplantings-, broed-, zomerslaap- of trektijd, alsmede andere perioden van biologische onrust, te verbieden. In artikel 8a, tweede lid, van de Wgnb BES wordt hieraan uitvoering gegeven ten aanzien van de Bijlage II diersoorten. De in het voorgestelde artikel 4, eerste lid, van dit besluit opgenomen verbodsbepaling ziet op de bescherming en het herstel van alle van nature in het wild levende haaien en roggen, die niet op Bijlage II bij het SPAW-protocol zijn opgenomen. Bij de ingevolge artikel 4, eerste lid, van dit besluit te verbieden gedragingen is het opzetvereiste opgenomen. In alle gevallen zal het (voorwaardelijk) opzetvereiste moeten zijn vervuld, wil sprake zijn van handelen in strijd met het verbod (zie de toelichting bij artikel 3).

Met deze verbodsbepaling, en de verbodsbepaling die is opgenomen in artikel 3 van dit besluit (zie hiervoor de toelichting bij artikel 3), wordt het beschermingsregime voor de haaien en roggen, die niet op Bijlage II bij het SPAW-protocol zijn opgenomen, vergelijkbaar met het beschermingsregime voor de zeezoogdieren en haaisoorten, die wel op Bijlage II bij het SPAW-protocol voorkomen.

De verbodsbepaling in artikel 4, eerste lid, van dit besluit geldt niet voor activiteiten die wetenschaps- vormings- en beheersdoeleinden dienen. Daarnaast geldt het verstoringsverbod niet als de activiteiten in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid zijn. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan activiteiten die onmiddellijk verband houden met de uitoefening van de defensietaak. Voorwaarden bij deze uitzonderingen op het verstoringsverbod zijn wel dat deze activiteiten evident geen bedreiging vormen voor de haaien en roggen en geen wezenlijke invloed hebben op de staat van instandhouding van de haaien en roggen (artikel 4, derde lid). Daarbij zijn de op dat moment best beschikbare gegevens omtrent de instandhouding van haaien en roggen leidend. Het is vervolgens aan de initiatiefnemer van de beoogde activiteiten om voorafgaand aan de uitoefening van de activiteiten aan te tonen, dat in het licht van de dan beschikbare objectieve gegevens is uitgesloten dat ze een bedreiging vormt voor de haaien en roggen of een wezenlijke invloed heeft op de staat van instandhouding. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden opgenomen, op grond van artikel 8a, derde lid, van de Wgnb BES (artikel 4, derde lid, aanhef en onderdeel c).

Het onderhavige besluit voorziet, naast de hiervoor genoemde uitzonderingen op de verbodsbepaling in artikel 4, eerste lid, van dit besluit, in de mogelijkheid voor de minister om een ontheffing te verlenen van het verstoringsverbod. De verlening van een ontheffing mag het duurzaam voortbestaan van de populaties van haaien en roggen in het Yarari-reservaat niet in gevaar brengen (artikel 4, vierde lid).

Artikel 5

Artikel 5 van het onderhavige besluit bevat een algemeen verbod om niet-inheemse dieren uit te zetten, omdat het uitzetten van dergelijke dieren uit een oogpunt van soortenbescherming in het algemeen ongewenst is. Met artikel 5 van dit besluit wordt uitvoering gegeven aan artikel 5, eerste en tweede lid, SPAW-protocol, waarin is bepaald welke maatregelen, indien van toepassing, genomen moeten worden, die noodzakelijk en uitvoerbaar zijn om de doelstellingen waarvoor een beschermd gebied is ingesteld te verwezenlijken. In artikel 5, tweede lid, SPAW-protocol is bepaald dat een van deze maatregelen het reguleren of verbieden van het uitzetten van niet inheemse soorten betreft.

Artikel 6, onderdeel A (wijziging van artikel 1 van het Visserijbesluit BES, begripsbepalingen)

Artikel 1 van het Visserijbesluit BES is opnieuw vastgesteld. Daarbij zijn de definities toegevoegd van haaien en roggen, zeekomkommers, en van diverse soorten vistuigen. Enkele vistuigen zijn al in het Visserijbesluit BES genoemd, maar waren nog niet gedefinieerd (zoals de begrippen «kieuwnet», drift longline» en «ringnet» in artikel 5 van het Visserijbesluit BES). De onderhavige bepaling strekt er dan ook onder meer toe om die begrippen nu duidelijkheidshalve alsnog te definiëren.

De begripsbepaling en omschrijving van «Onze Minister» is geschrapt. Deze is namelijk al in artikel 1 van de Visserijwet BES opgenomen en is gezien de aanhef van dat artikel ook van toepassing ten aanzien van het Visserijbesluit BES.

Artikel 6, onderdeel B (wijziging artikel 2 Visserijbesluit BES, verboden vistuigen en vistechnieken)

In de eerste plaats is de aanhef van artikel 2 van het Visserijbesluit BES in die zin gewijzigd, dat het thans een tot eenieder gerichte verbodsbepaling betreft. Voorheen volgde uit de Antilliaanse regelgeving overgenomen formulering dat het verbod in dat artikel zich wat betreft de territoriale wateren enkel richtte tot vergunninghouders. Deze onjuistheid is nu hersteld. Daarnaast is nu, mede met het oog op de handhaving van het verbod, expliciet kenbaar gemaakt dat het verbod om te vissen (logischerwijs) ook omvat dat het verboden is om de in het artikel genoemde vissen die (in strijd met het verbod) toch in de territoriale zee of de EEZ zijn gevangen, aan boord te houden, over te laden, te verplaatsen, aan te landen, of voorhanden te hebben in die wateren. Ook is het verboden om die vissen in de onmiddellijke nabijheid van wateren voorhanden te hebben. Dit draagt bij aan de handhaving van het visverbod, omdat dan immers kan worden opgetreden tegen eenieder die de verboden vissen op daartoe ingerichte aanlandplekken of elders aan de kustlijn onder zich heeft.

In de tweede plaats is het verbod om te vissen ten aanzien van bepaalde vistuigen aangescherpt, met het oog op verduurzaming van de visserij en bescherming van het mariene milieu. Zo mocht op grond van de tot op heden geldende regelgeving gevist worden met visfuiken met een maaswijdte van meer dan 1,5 inch of 38 millimeter, maar als gevolg van deze wijziging mag enkel nog gevist worden met visfuiken met een maaswijdte van meer dan 50 millimeter (2 inches) (artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het Visserijbesluit BES). Visfuiken met een dergelijke ruimere maaswijdte zijn minder selectief, waardoor het risico op bijvangsten verkleind wordt. Het zelfde geld voor de zogenaamde ontsnappingsluiken: een grotere maatvoering lijdt tot minder bijvangst van ongewenste bijvangst van jonge kreeft. Ook de maximaal toegestane lengte van kieuwnetten is beperkt van (voorheen) 2,5 kilometer tot (thans) 20 meter met een maximale diepte van 2,5 meter (artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van het Visserijbesluit BES). De tot op heden geldende definitie komt uit de oude visserijwetgeving voor de Nederlandse Antillen van voor 2010. Deze ging nog uit van grootschalige, industriële visserij die slechts in beperkte delen van de vroegere Nederlandse Antillen aanwezig was. Deze vorm van visserij komt echter niet voor in Caribisch Nederland. De nieuwe maatvoering is gebaseerd op de huidige, algemeen geaccepteerde inzichten die gebaseerd zijn op een veelheid van recent internationaal onderzoek in de Caribische wateren, onder andere door Wageningen Marien Research (WMR, Universiteit van Wageningen). Tevens sluit dit aan bij de huidige visserijpraktijk in vrijwel het hele Caribische gebied. Zo zijn in heel het Caribische gebied kieuwnetten langer dan 20 meter verboden, met uitzondering van Grenada, waar 30 meter lengte is toegestaan.

Verder is vissen met chemische middelen voortaan geheel verboden. De vroegere uitzondering op dat verbod ten aanzien van Quinaldine voor de vangst van aquariumvissen, is geschrapt (artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het Visserijbesluit BES).

In de derde plaats zijn diverse vistuigen en vistechnieken onder het verbod geschaard die daar voorheen niet onder waren geschaard. Deze uitbreiding van de reikwijdte van het verbod is eveneens ingegeven door het belang van een duurzame visserij in Caribisch Nederland en ter bescherming van het mariene milieu aldaar. Zo is inmiddels algemeen geaccepteerd dat drift long lines een onacceptabel risico opleveren voor onder meer zeevogels en zeeschildpadden terwijl andere long lines met grote hoeveelheden haken en ringnetten een grote ongewenste bijvangst hebben (artikel 2, eerste lid, onderdelen g, h en k, van het Visserijbesluit BES).

Op het verbod om met ringnetten te vissen is één uitzondering gemaakt, namelijk voor het vissen met ringnetten in het kader van de Masbango-visserij (artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van het Visserijbesluit BES). Traditionele Masbango-visserij is feitelijk visserij op horsmakreel met een ringnet, en zou dus vanwege de onderhavige wijziging van artikel 2 van het Visserijbesluit BES verboden zijn. Immers, de visserij met ringnetten is voortaan niet langer toegestaan. Echter, nu de Masbango-visserij slechts kleinschalig en incidenteel plaatsvindt, en de netten enkel direct vanaf het strand en met behulp van kleine bootjes worden uitgezet om deze rond de vis te trekken, is besloten om het gebruik van ringnetten voor deze vorm van visserij bij wijze van uitzondering toe te staan. Hierbij is het belang bij bescherming van het mariene milieu door het verbieden van bepaalde vistuigen afgewogen tegen het belang van het behoud van deze kleinschalige visserijtraditie die een relatief beperkte belasting van het mariene milieu meebrengt. Bij die afweging was eveneens van belang dat voor zover deze visserij plaatsvindt binnen een van de als beschermd gebied aangewezen onderwaterparken van Bonaire, deze visserij ingevolge het huidige Eilandsbesluit ter uitvoering van de Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire32 enkel zal zijn toegestaan met ringnetten («treknetten») die door de verantwoordelijke beheerder van het onderwaterpark zijn goedgekeurd en als zodanig zijn gewaarmerkt. Dit draagt er aan bij dat eventuele schade aan het desbetreffende mariene milieu door Masbango-visserij tot een minimum wordt beperkt.

Het toestaan van visserij met behulp van duikapparatuur heeft in het verleden geleid tot oncontroleerbare vormen van stroperij (met name van de kreeft), waardoor dit nu ook expliciet onder een verbod wordt gebracht (artikel 2, eerste lid, onderdeel j, van het Visserijbesluit BES).

In het verlengde van de in onderhavig besluit gecreëerde bescherming voor haaien en roggen binnen het Yarari-reservaat, is het ingevolge het gewijzigde artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van het Visserijbesluit BES nu ook verboden om te vissen met aas bestaande uit het vlees van haaien en roggen (en van zeezoogdieren).

Ten aanzien van het gebruik van vistuigen die niet onder het verbod in artikel 2, eerste lid, van het Visserijbesluit BES vallen, blijft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bevoegd om nadere regels te stellen (artikel 2, tweede lid, van het Visserijbesluit BES).

Nieuw in artikel 2 van het Visserijbesluit BES zijn de leden 3 tot en met 6. Deze leden hebben betrekking op de bevoegdheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om ontheffingen te verlenen, te wijzigen en in te trekken. Deze bevoegdheid maakt het mogelijk om, nadrukkelijk tijdelijk en bij uitzondering, in bijzondere omstandigheden en indien een gewichtig belang daartoe aanleiding geeft, af te wijken van de verbodsbepaling in artikel 2. Deze relatief strikte clausulering beoogt te borgen dat slechts in daadwerkelijk uitzonderlijke gevallen een ontheffing wordt verleend. Dit maakt het lastig om op voorhand specifieke situaties te duiden waarin sprake zou zijn van een dergelijke uitzonderlijke situatie, maar zo zou onder omstandigheden gedacht kunnen worden aan de situatie waarin het vissen met een bepaald (verboden) vistuig nodig of wenselijk is om bijvoorbeeld bepaalde invasieve vissoorten in een bepaalde periode en in een bepaald gebied effectief te bestrijden. Bij de besluitvorming dient de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het advies ter zake van de visserij commissie CN mee te wegen.

Artikel 6, onderdeel C (wijziging artikel 3 Visserijbesluit BES, verboden vissoorten)

Evenals ten aanzien van artikel 2 van het Visserijbesluit BES, is ook in artikel 3 van het Visserijbesluit BES de aanhef gewijzigd ter correctie van een redactionele onjuistheid die stamt uit de vroegere Antilliaanse regelgeving. Ook hier richt de betreffende verbodsbepaling zich door deze wijziging tot eenieder, in plaats van dat het verbod in dat artikel zich wat betreft de territoriale wateren enkel richtte tot vergunninghouders.

In artikel 3 onder a is de oude minimum maat in millimeters schelplengte van Strombus Gigas ( grote kroonslak, ook wel bekend als de «queen conch») vervangen door een minimale lipdikte van de queen conch schelp. Op slakken in schelpen die een kleinere lipdikte hebben, mag niet worden gevist.

Nieuw wetenschappelijk inzicht geeft aan dat schelplengte minder zegt over de leeftijd van de soort dan lipdikte, omdat de schelp door de jaren heen erodeert en dus weer kleiner wordt. Een lipdikte van 10 millimeter is de zogeheten LT50, de lipdikte waarop 50% van de individuen geslachtsrijp is. Door de minimum lipdikte op 10 millimeter te stellen, wordt verzekert dat 50% van de populatie zich heeft voortgeplant vóór te zijn geoogst. Een minimum lipdikte wordt tevens aanbevolen in het WECAFC Regional Queen Conch Fishery Management and Conservation Plan.

Daarnaast is het verbod in artikel 3 van het Visserijbesluit BES uitgebreid tot haaien en roggen door toevoeging van onderdeel e. Dit ligt in het verlengde van en sluit aan op de bescherming die ingevolge de artikelen 2, 3, 4 en 5 van dit besluit aan haaien en roggen binnen het Yarari-reservaat wordt geboden. Tevens worden in onderdeel f zeekomkommers onder het verbod in artikel 3 van het Visserijbesluit BES gebracht, om de zich recent ontwikkelende stroperij van deze beschermde diersoorten tegen te gaan.

Het nieuwe vierde lid van artikel 3 van het Visserijbesluit BES ziet op de situatie dat de in het eerste lid bedoelde verboden soorten onbedoeld als bijvangst worden gevangen. Zoals ook in de Europees-Nederlandse regelgeving gebruikelijk is, verplicht de onderhavige bepaling tot het op verantwoorde wijze terugzetten van deze dieren («catch and release»).

Artikel 6, onderdeel D (wijziging van artikel 6 van het Visserijbesluit BES)

Zoals in hoofdstuk I van de toelichting al is opgemerkt, omvat het huidige Visserijbesluit BES in feite niets anders dan het vroegere Antilliaanse Visserijlandsbesluit; bij de transitie naar openbare lichamen per 10 oktober 2010 is de vroegere regelgeving feitelijk «overgenomen» zonder beleidsmatige inhoudelijke wijzigingen. Artikel 6 van het Visserijbesluit BES bevatte tegen deze achtergrond nog verwijzingen naar de Landsverordening (de Antilliaanse voorganger van de Visserijwet BES) en Curaçao als onderdeel van de Nederlandse Antillen. Deze verwijzingen zijn echter achterhaald. Door de onderhavige wijziging is de verwijzing naar de Landsverordening aangepast en de verwijzing naar Curaçao geschrapt, nu Curaçao geen deel uitmaakt van Caribisch Nederland, maar een soeverein land is binnen het Koninkrijk der Nederlanden met eigenstandige (visserij)regelgeving.

Artikel 6, onderdeel E (wijziging van artikel 7 van het Visserijbesluit BES)

Artikel 7 van het Visserijbesluit BES stamt in de kern nog uit de Antilliaanse voorganger van het Visserijbesluit BES en is als zodanig gehandhaafd. Wel zijn volledigheidshalve enkele artikelen uit de Visserijwet BES toegevoegd die (eveneens) de grondslag vormen voor het Visserijbesluit BES.

In het nieuwe tweede lid van artikel 7 van het Visserijbesluit BES is aangegeven dat het Visserijbesluit mede gebaseerd is op artikel 8a, derde lid, van de Wgnb BES. Dit laatstgenoemde artikel bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gegeven ter zake van de planten- of diersoorten, opgenomen in Bijlage III van het SPAW-protocol, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, onderdeel c, van dat protocol. De walvishaai, twee soorten mantaroggen, de witpunthaai en drie soorten hamerhaaien zijn opgenomen in Bijlage III bij het SPAW-protocol. Partijen bij het SPAW-protocol moeten gepaste maatregelen treffen om de gunstige staat van instandhouding van deze diersoorten te beschermen. Naast het Uitvoeringsbesluit Wgnb BES voorziet ook het Visserijbesluit BES, als gewijzigd, in die maatregelen, met name door de wijzigingen in artikel 3 van het Visserijbesluit BES (invoering van het nieuwe onderdeel e in het eerste lid, en invoering van het nieuwe vierde lid in dat artikel).

Artikel 7

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Op de inwerkingtreding van dit besluit wordt nader ingegaan in Hoofdstuk I, paragraaf 6, van deze nota van toelichting.

Deze nota van toelichting is mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

BIJLAGE 1. TRANSPONERINGSTABEL SPAW PROTOCOL

Onderwerp

Plaats

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling

Beschermingsmaatregelen

Artikel 5

 

Het reguleren of verbieden van de storting of lozing van afval en andere stoffen die het beschermde gebied kunnen schaden

Artikel 5, tweede lid, onderdeel a

Niet geïmplementeerd. Bestaand recht in paragraaf 3.3 (artikelen 6 en 7) van de Wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES en artikel 44 van de Wet Maritiem Beheer BES.

Het reguleren of verbieden van het zich ontdoen of lozen vanaf de kust van afval of andere stoffen die vervuiling veroorzaken, afkomstig van inrichtingen en bouwprojecten op de kust, uit rioolafvoeren of uit andere bronnen op haar grondgebied

Artikel 5, tweede lid, onderdeel b

Niet geïmplementeerd. Bestaand recht in artikel 4 van het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire, artikel 12 van de Marien Milieu verordening Sint Eustatius en artikel 11 van de Eilandsverordening Marien Milieu Saba.

Het reguleren van de doorvaart van schepen, het stilliggen of ankeren en andere scheepsverrichtingen die nadelige milieu-effecten op het beschermde gebied kunnen hebben, zonder afbreuk te doen aan de rechten van onschuldige doorvaart, doortocht, doorvaart via scheepvaartroutes in een archipel en de vrijheid van de scheepvaart, in overeenstemming met het internationale recht

Artikel 5, tweede lid, onderdeel c

Niet geïmplementeerd. Bestaand recht in artikel 19 van de Wet maritiem beheer BES.

Het reguleren of verbieden van het vissen, jagen, vangen of oogsten van uitstervende of bedreigde dier- en plantesoorten en delen of produkten daarvan

Artikel 5, tweede lid, onderdeel d

Deels geïmplementeerd in de artikelen 3 en 4 van dit besluit.

Bestaand recht in artikel 8a, tweede lid, Wgnb BES en artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Visserijbesluit BES.

Het verbieden van activiteiten die leiden tot de vernietiging van uitstervende of bedreigde dier- of plantesoorten en delen en produkten daarvan, en het reguleren van andere activiteiten die zodanige soorten, hun leefmilieu of daarmee samenhangende ecosystemen kunnen schaden of verstoren

Artikel 5, tweede lid, onderdeel e

Deels geïmplementeerd in de artikelen 3, 4 en 6, onderdeel C, van dit besluit.

Bestaand recht in artikel 8a, tweede lid, Wgnb BES.

Het reguleren of verbieden van het uitzetten van niet-inheemse soorten

Artikel 5, tweede lid, onderdeel f

Geïmplementeerd in artikel 5 van dit besluit.

Het reguleren of verbieden van activiteiten die de exploratie of exploitatie van de zeebodem of de ondergrond daarvan of een verandering van het profiel van de zeebodem inhouden

Artikel 5, tweede lid, onderdeel g

Niet geïmplementeerd. Bestaand recht in artikel 20, eerste lid, van de Wet maritiem beheer BES.

Het reguleren of verbieden van activiteiten die een verandering van het profiel van de bodem van die stroomgebieden zou kunnen aantasten, erosie en andere vormen van schade aan stroomgebieden, dan wel de exploratie of exploitatie van de ondergrond van het op het land gelegen gedeelte van een marien beschermd gebied inhouden

Artikel 5, tweede lid, onderdeel h

Behoeft geen wettelijke regeling.

Er komen geen stroomgebieden voor.

Het reguleren van archeologische activiteiten en van het verwijderen of beschadigen van voorwerpen die als archeologische voorwerpen kunnen worden beschouwd

Artikel 5, tweede lid, onderdeel i

Niet geïmplementeerd. Bestaand recht in artikel 21, eerste lid, van de Wet maritiem beheer BES.

Het reguleren of verbieden van handel in en in- en uitvoer van bedreigde of uitstervende diersoorten of delen, produkten of eieren daarvan, en van bedreigde of uitstervende plantesoorten of delen of produkten daarvan en archeologische voorwerpen die uit beschermde gebieden afkomstig zijn

Artikel 5, tweede lid, onderdeel j

Deels geïmplementeerd in artikel 3 van dit besluit. Bestaand recht in de artikelen 7, 7a en 7b van de Wgnb BES.

Het reguleren of verbieden van industriële activiteiten en andere activiteiten die niet verenigbaar zijn met de vormen van gebruik waarin voor het gebied is voorzien krachtens nationale maatregelen en/of evaluaties van milieu-effecten overeenkomstig artikel 13 van het SPAW-protocol

Artikel 5, tweede lid, onderdeel k

Niet geïmplementeerd.

Bestaand recht in de artikelen 19 en 20 van de Wet maritiem beheer BES, artikel 4 van het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire, artikel 12 van de Marien Milieu verordening Sint Eustatius en artikel 11 van de Eilandsverordening Marien Milieu Saba.

Het reguleren van toeristische en recreatieve activiteiten die de ecosystemen van beschermde gebieden of het voortbestaan van bedreigde of uitstervende dier- en plantesoorten zouden kunnen bedreigen

Artikel 5, tweede lid, onderdeel l

Geïmplementeerd in artikel 4 van dit besluit.

Andere maatregelen gericht op het behoud, de bescherming of het herstel van natuurlijke processen, ecosystemen of populaties waarvoor het beschermde gebied werd ingesteld

Artikel 5, tweede lid, onderdeel m

Geïmplementeerd in artikel 2 van dit besluit.


X Noot
1

In artikel 7 van het nieuwe Uitvoeringsbesluit Wgnb BES wordt het Visserijbesluit BES gewijzigd.

X Noot
2

Cartagena de Indias, 24 maart 1983 (Trb. 1983, 152).

X Noot
3

Kingston, 18 januari 1990 (Trb. 1990, 115).

X Noot
4

Rio de Janeiro, 5 juni 1992 (Trb. 1992, 164).

X Noot
5

Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 33 450, nr. 58.

X Noot
7

Bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 33 576, nr. 190.

X Noot
8

Artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone.

X Noot
9

Artikel 8d, eerste lid, in samenhang met artikel 13 van de Wgnb BES.

X Noot
10

In de artikelen van de Wgnb BES komt tot uitdrukking dat het onderwerp natuurbescherming tot voor kort behoorde tot de portefeuille van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In het Uitvoeringsbesluit Wgnb BES en de daarbij behorende nota van toelichting wordt aangesloten bij de portefeuilleverdeling van het kabinet-Rutte IV.

X Noot
11

Stb. 2010, 566.

X Noot
12

Stb. 2010, 572.

X Noot
13

Artikel 4, eerste lid, van het SPAW-protocol.

X Noot
14

Artikel 1, onder d, van het SPAW-protocol.

X Noot
15

Artikel 8 van het SPAW-protocol.

X Noot
16

Artikel 2a van de Wgnb BES.

X Noot
17

Artikel 10 van het SPAW-protocol.

X Noot
18

Artikel 5 van het SPAW-protocol.

X Noot
19

Artikel 6 van het SPAW-protocol.

X Noot
20

Artikel 8a, eerste en tweede lid, van de Wgnb BES.

X Noot
21

Paragraaf 2.3.1 van het Beleidsplan natuur en milieu Caribisch Nederland 2020–2030, blz. 12.

X Noot
22

Artikel 10, eerste lid, laatste volzin, van het SPAW-protocol.

X Noot
23

Artikel 5, eerste lid, van het SPAW-protocol.

X Noot
24

Artikel 6 van het SPAW-protocol.

X Noot
25

Bijlage bij Kamerstukken II 2019–2020, 33 576, nr. 190.

X Noot
26

Hoofdstuk 4 van het Beleidsplan natuur en milieu Caribisch Nederland 2020–2030, blz. 23.

X Noot
27

Artikel 2, derde lid, onder e, van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

X Noot
28

Inter-Amerikaans Verdrag inzake de bescherming en het behoud van zeeschildpadden, met Bijlagen; Caracas, 1 december 1996 (Trb. 1999, 45).

X Noot
29

De op 2 februari 1971 te Ramsar tot stand gekomen Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats van watervogels (Trb. 1975, 84).

X Noot
30

Het op 23 juni 1979 te Bonn tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten, met bijlagen (Trb. 1981, 6).

X Noot
31

Overigens is in artikel 2, vierde lid, van de Visserijwet BES weliswaar bepaald dat het vissen met een vaartuig waarop maximaal vier sleep- of handlijnen in gebruik zijn niet vergunningplichtig is, maar zoals ook in de memorie van toelichting bij de vroegere Visserijlandsverordening expliciet is aangegeven (welke landsverordening in 2010 zonder beleidsinhoudelijke wijzigingen is omgezet in de huidige Visserijwet BES), is die uitzondering uitsluitend bedoeld voor de sportvisserij, uitdrukkelijk niet voor commerciële visserij.

X Noot
32

Eilandsverordening van 1 september 2008 no. 1 , inzake de bescherming en beheer van de natuur en de daarin voorkomende dier- en plantensoorten, tot wijziging van de Verordening marien milieu (A.B. 1991, no. 8), tot intrekking van de Natuurbeschermings- en monumentenverordening 1967 (A.B. 1967, no. 7) en tot intrekking van de Verordening schadelijke planten (A.B. 1991, no. 25) (Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire).

Naar boven