Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2023, 193 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2023, 193 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 20 maart 2023, nr. 2023-0000130290, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Gelet op artikel 4, derde lid, en artikel 20, achtste lid, van de Wet goed verhuurderschap;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 mei 2023, nr. W04.23.00066/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 30 mei 2023, nr. 2023-0000274031, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
meldpunt als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet;
Wet goed verhuurderschap.
1. De persoonsgegevens, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet, die het meldpunt verwerkt in het kader van een melding, worden verwijderd:
a. op het moment dat is vastgesteld dat de melding ongegrond of onjuist is;
b. direct nadat de melder door het meldpunt is doorverwezen naar een andere instantie, tenzij deze persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van dossieropbouw;
c. op het moment dat naar aanleiding van de melding besloten wordt niet over te gaan tot bestuurlijke handhaving, tenzij deze persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van dossieropbouw;
d. op het moment dat het besluit tot bestuurlijke handhaving ten gevolge van de melding onherroepelijk wordt.
2. Indien de melding en de persoonsgegevens verwerkt worden ten behoeve van de dossieropbouw, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, worden deze gegevens vier jaar na het tijdstip waarop de melding is gedaan verwijderd.
Bij een openbaarmaking als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:
a. het feit waarvoor:
1° de bestuurlijke boete is opgelegd; of,
2° het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, van de wet, is genomen;
b. de naam en woonplaats van de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd of het besluit, bedoeld in onderdeel a, gericht is, met dien verstande dat indien het een natuurlijke persoon betreft de naam van die persoon niet openbaar gemaakt wordt indien burgemeester en wethouders toepassing hebben gegeven aan artikel 20, eerste lid, onderdeel a, van de wet;
c. of tegen het besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, van de wet, een rechtsmiddel is ingesteld dan wel of daartoe de mogelijkheid bestaat;
d. of degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd of het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, van de wet, gericht is, schriftelijk bedenkingen heeft geuit tegen het openbaar maken, alsmede een korte samenvatting van die bedenkingen.
1. Indien tegen het besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, van de wet, een rechtsmiddel is ingesteld en het besluit wordt vernietigd, wordt de openbaarmaking voorts verwijderd op het tijdstip waarop die vernietiging onherroepelijk is geworden.
2. In afwijking van het eerste lid, wordt de openbaarmaking niet verwijderd indien de vernietiging slechts betrekking heeft op de hoogte van de opgelegde bestuurlijke boete.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 3 juni 2023
Willem-Alexander
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Uitgegeven de twaalfde juni 2023
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Op grond van artikel 4 van de Wet goed verhuurderschap zijn gemeenten verplicht een meldpunt in te richten waar anoniem en kosteloos meldingen kunnen worden gedaan van ongewenst verhuurgedrag. Daarnaast maken gemeenten op grond van artikel 20 van de Wet goed verhuurderschap gegevens openbaar van verhuurders of verhuurbemiddelaars aan wie een bestuurlijke boete of een beheerovername is opgelegd. Dit besluit stelt enerzijds nadere regels over de verwerking van persoonsgegevens bij het meldpunt. Anderzijds worden in dit besluit nadere regels gesteld over de openbaarmaking van gegevens.
Om misstanden bij verhuur van woon- en verblijfsruimten tegen te gaan, introduceert de Wet goed verhuurderschap een landelijke basisnorm voor goed verhuurderschap in de vorm van algemene regels die meetbaar, handhaafbaar en afdwingbaar zijn. Deze norm ziet op het gedrag dat van goede verhuurders en verhuurbemiddelaars verwacht mag worden in relatie tot woningzoekenden en huurders. De algemene regels zien op het voorkomen en tegengaan van discriminatie en intimidatie, het schriftelijkheidsvereiste, een informatieverstrekkingsplicht en een verbod op het rekenen van dubbele bemiddelingskosten door verhuurbemiddelaars. In aanvulling hierop kunnen gemeenten in bepaalde gevallen een verhuurvergunning instellen, waarmee zij extra eisen kunnen stellen aan verhuurders en waarmee het mogelijk wordt om malafide verhuurders harder aan te pakken.
Op grond van artikel 4 van de Wet goed verhuurderschap dienen gemeenten een meldpunt in te stellen waar woningzoekenden en huurders terecht kunnen met hun meldingen over ongewenst verhuurgedrag. Artikel 4, derde lid, van de Wet goed verhuurderschap schrijft voor dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de verwerking van de persoonsgegevens bij het meldpunt. Deze nadere regels hebben in ieder geval betrekking op de vastlegging, de bewaartermijn en de vernietiging van de persoonsgegevens.
Daarnaast maakt het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 20 van de Wet goed verhuurderschap de namen van verhuurders of verhuurbemiddelaars openbaar die ondanks eventuele bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen hun gedrag niet wensen aan te passen naar de norm voor goed verhuurderschap en aan wie als gevolg daarvan een bestuurlijke boete of een beheerovername is opgelegd. Artikel 20, achtste lid, van de Wet goed verhuurderschap schrijft voor dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de openbaar te maken gegevens, waaronder de mogelijke reactie van een belanghebbende in verband met de openbaarmaking van zijn gegevens, de termijn waarop deze gegevens beschikbaar worden gesteld en de wijze waarop de openbaarmaking plaatsvindt.
Dit besluit ziet op de uitwerking van de in artikel 4, derde lid, en artikel 20, achtste lid, van de Wet goed verhuurderschap bedoelde nadere regels.
Om de handhaving van de Wet goed verhuurderschap voor gemeenten te vergemakkelijken en woningzoekenden en huurders de mogelijkheid te geven om misstanden te melden, zijn gemeenten op grond van artikel 4 van deze wet verplicht om een meldpunt in te richten waar huurders (inclusief arbeidsmigranten), maar ook woningzoekenden en anderen terecht kunnen met signalen en klachten over ongewenst gedrag van verhuurders of verhuurbemiddelaars. Dit meldpunt kan belegd worden bij een al bestaand meld- of informatiepunt van de gemeente. Voorts kan dit meldpunt, indien gewenst, door een aantal gemeenten gezamenlijk worden ingericht. Het meldpunt moet in ieder geval zodanig worden ingericht dat het laagdrempelig benaderbaar is en dat misstanden kosteloos en anoniem1 gemeld kunnen worden (uit onderzoek2 blijkt dat dit de drempel om te melden kan verlagen). Naast het verzamelen van meldingen die relevant zijn voor de handhaving moet het meldpunt melders ook doorverwijzen naar instanties die hen in voorkomende gevallen kunnen helpen, zoals de Huurcommissie, indien de melding betrekking heeft op zaken waarvoor de Huurcommissie bevoegd is. Ook kunnen melders bijvoorbeeld doorverwezen worden naar een gemeentelijke anti-discriminatievoorziening of een huurteam. Er kunnen afspraken gemaakt worden tussen het meldpunt en de instantie waarnaar is doorverwezen. Deze afspraken kunnen onder meer zien op het verstrekken van gegevens aan de betreffende instantie. Dit soort gegevensverstrekkingen aan derden moet in lijn zijn met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).3 Tevens dient het meldpunt voor de gegevensverstrekking toestemming te vragen aan de melder. In de praktijk zal het er doorgaans zo uitzien dat een melding binnenkomt via een meldingssysteem. De melding zal vervolgens worden beoordeeld en afhankelijk van de uitkomst daarvan óf administratief worden afgedaan óf worden doorverwezen naar de juiste instantie óf intern verder worden doorgeleid ten behoeve van de handhaving. Alvorens een besluit tot handhaving wordt genomen, dient er deugdelijk onderzoek gedaan te worden, waarbij ook de verhuurder of verhuurbemiddelaar in de gelegenheid wordt gesteld om gehoord te worden (hoor- en wederhoor). Een meldpunt zorgt daarom niet alleen voor ontvangst en (waar mogelijk) afhandeling van meldingen, maar ook voor een betere informatieverstrekking, zodat een melder niet eindeloos zelf op zoek hoeft te gaan naar het juiste «loket» en mogelijk voor een dichte deur komt te staan. Op basis van de signalen die binnenkomen bij dit meldpunt, kunnen gemeenten ook besluiten tot controle en handhaving, waarbij het overigens ook mogelijk is om handhaving in te zetten op grond van een andere wet dan de Wet goed verhuurderschap (bijvoorbeeld de Huisvestingswet 2014). Uiteraard zal de gemeente ook op basis van eigen waarneming en analyses toezicht houden op de naleving van de regels. Meldingen zijn echter wel belangrijk om ook buiten de eigen waarneming en analyse van een gemeente gericht te kunnen handhaven. Bovendien kunnen meldingen belangrijke input leveren bij het vormgeven van bijvoorbeeld risicogericht toezichts- en handhavingsbeleid.
Bij het meldpunt worden persoonsgegevens verwerkt. De Wet goed verhuurderschap voorziet in de bevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders om dit te doen en legt vast dat het college verwerkingsverantwoordelijke is.
Bij deze gegevensverwerking moet voldaan worden aan de voorwaarden van de AVG.4 Dit betekent dat slechts die persoonsgegevens worden verwerkt die noodzakelijk zijn voor de doeleinden van de verwerking (minimale gegevensverwerking).
Bij de verwerking van de persoonsgegevens gaat het om het vastleggen van de gegevens naar aanleiding van een melding, het gebruik ervan en het bewaren en verwijderen van de gegevens. Dit wordt in de volgende paragrafen nader beschreven. Tevens wordt daarbij aangegeven welke (nadere) regels in dit besluit aan de gegevensverwerking worden gesteld.
Zodra een woningzoekende, huurder of derde een melding doet bij het meldpunt, zal het college van burgemeester en wethouders een aantal persoonsgegevens moeten verwerken.5 Het gaat hier voornamelijk om gewone persoonsgegevens, zoals de naam, het adres en de contactgegevens van de melder, de verhuurder of verhuurbemiddelaar. De verwerking van deze persoonsgegevens is gerechtvaardigd op grond van artikel 6, eerste lid, onder c en e van de AVG.
Het is mogelijk dat er ook bijzondere persoonsgegevens verwerkt moeten worden, met name in het geval van een melding van discriminatie. De verwerking van deze persoonsgegevens is gerechtvaardigd op grond van artikel 9, tweede lid, onder g, van de AVG.6 In het kader van gegevensminimalisatie, zoals dit is vastgelegd in artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de AVG, zij benadrukt dat het college van burgemeester en wethouders alleen de gronden op basis waarvan discriminatie wordt gemeld mag registreren. Daarnaast is het mogelijk dat strafrechtelijke persoonsgegevens worden verwerkt. Dit kan het geval zijn bij meldingen over intimidatie en discriminatie, omdat dit niet alleen overtredingen op basis van de Wet goed verhuurderschap kunnen zijn, maar mogelijk ook strafbare feiten. Het verwerken van deze gegevens mag, als ofwel de verwerking onder toezicht van de overheid staat, dan wel indien de verwerking toegestaan is bij nationaal recht. Van beide zaken is in het kader van deze wet sprake.
Indien de persoonsgegevens niet van de betrokkene(n) zijn verkregen, maar wel worden verwerkt, dient het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 14, eerste lid, van de AVG, de betrokkene(n) hierover te informeren. Op basis van het vijfde lid van artikel 14, van de AVG, kan dit echter achterwege blijven, indien dit de verwezenlijking van de doeleinden van die verwerking onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen. De doeleinden van de gegevensverwerking bij het meldpunt zijn enerzijds het faciliteren van de handhaving van de wet en anderzijds het bieden van informatie en hulp aan huurders die slachtoffer zijn van ongewenst verhuurgedrag. Indien naar aanleiding van een melding gegevens van een derde worden verwerkt, is het in sommige gevallen niet mogelijk deze derde hierover te informeren, omdat daardoor de verwezenlijking van de doeleinden van de verwerking onmogelijk dreigt te worden gemaakt of ernstig in het gedrang dreigt te komen. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan een situatie waarin de huurder ernstig door een verhuurder wordt geïntimideerd of bedreigd.
Het primaire doel van het verwerken van deze persoonsgegevens is het toezicht op de naleving van de Wet goed verhuurderschap te vereenvoudigen. Daarnaast geldt dat de persoonsgegevens die verwerkt worden in het kader van de melding, met uitzondering van de bijzondere persoonsgegevens, ook gebruikt mogen worden voor de handhaving van onder meer de Huisvestingswet 2014, de Wet algemene bepaling omgevingsrecht en de Woningwet. In de AVG is hierover opgenomen dat de verwerking van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan die waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld, enkel mag worden toegestaan, indien de verwerking verenigbaar is met de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld. In dat geval is er op grond van de AVG geen andere afzonderlijke rechtsgrond vereist dan die op grond waarvan de verzameling van persoonsgegevens werd toegestaan.7
Ten aanzien van bewaartermijnen geeft de AVG geen concrete kaders mee, maar is wel vastgelegd dat persoonsgegevens alleen bewaard mogen worden als identificeerbaar gegeven, voor zolang het nodig is voor de doeleinden waarvoor het verzameld is. Dit betekent dus dat de termijnen die opgenomen zijn in dit besluit maximale bewaartermijnen zijn. Indien de gemeente vaststelt dat het niet noodzakelijk is een persoonsgegeven nog te verwerken, moet dit per direct verwijderd worden. In de context van deze wet geeft dit besluit de maximale termijnen aan voor het bewaren van de persoonsgegevens aan de hand van vijf scenario’s.
Het kan niet uitgesloten worden dat bij het meldpunt meldingen binnenkomen die onjuist of ongegrond blijken te zijn. Voor dergelijke gevallen voorziet dit Besluit erin dat het college van burgemeester en wethouders, op het moment dat zij bij de beoordeling van de melding vaststelt dat de melding ongegrond of onjuist is, de melding en de persoonsgegevens verwijdert. Het is aan het college van burgemeester en wethouders om te bepalen wanneer een melding ongegrond of onjuist is. Het college zal daarvoor deugdelijk onderzoek dienen te doen, waarbij ook nodig kan zijn om de verhuurder of verhuurbemiddelaar in de gelegenheid te stellen om gehoord te worden (hoor- en wederhoor), tenzij de melding dusdanig is, dat evident is dat deze onjuist of ongegrond is. Van dit laatste geval is bijvoorbeeld sprake indien enige (feitelijke) onderbouwing van de melding ontbreekt. Sowieso moeten de gegevens vier jaar na de melding verwijderd worden. Dit volgt uit het feit dat op basis van scenario 3 de gegevens waarvoor geen handhavingsbesluit genomen is altijd vier jaar na de melding verwijderd worden.
In het tweede scenario doet een woningzoekende of huurder een melding waar het meldpunt van de gemeente niet het juiste loket voor is. In dit geval dient het meldpunt de betreffende melder door te verwijzen naar het juiste loket (bijvoorbeeld de Huurcommissie). In dit geval worden zowel de melding als de persoonsgegevens na afhandeling door het college van burgemeester en wethouders verwijderd. Het is wel toegestaan voor een gemeente om de melding en de persoonsgegevens te bewaren ten behoeve van dossieropbouw. Zo zal bij een melding van een te hoge huur voor een sociale huurwoning de huurder gewezen worden op de mogelijkheid om naar de Huurcommissie te gaan. Echter deze melding kan ook van belang zijn in het kader van de handhaving van de regels van de Wet goed verhuurderschap. Daarom mogen de persoonsgegevens van bijvoorbeeld de desbetreffende verhuurder verwerkt worden tot vier jaar na het tijdstip van de melding. Als het gaat om meldingen die zien op een toegelaten instelling, is het niet noodzakelijk om persoonsgegevens te verwerken in het kader van dossieropbouw. Dossieropbouw gebeurt immers ten behoeve van het toezicht en de handhaving. Het toezicht en de handhaving op de naleving van de regels inzake goed verhuurderschap door woningcorporaties is belegd bij de Autoriteit woningcorporaties (Aw). Dit betekent dat na doorverwijzing van de melder met een klacht over een toegelaten instelling, deze persoonsgegevens direct verwijderd moeten worden. Eventueel zou de gemeente in bepaalde gevallen de Aw over de melding kunnen informeren. Ook in gevallen waarin de huurder wordt doorverwezen vanwege het feit dat de melding niets met de huursituatie van doen heeft, zullen de persoonsgegevens direct verwijderd worden.
In dit scenario is de melder bij het meldpunt van de gemeente bij het juiste loket, maar volgt nog niet direct een handhavingsbesluit. Hier kan bijvoorbeeld toe besloten worden in het geval de ernst van de melding niet groot genoeg is of indien niet kan worden vastgesteld of een melding ongegrond of onjuist is. Evenwel kan het in deze gevallen in het belang van dossieropbouw en de handhaving nodig zijn om de melding te registreren en te bewaren. Het is het college van burgemeester en wethouders in deze gevallen daarom toegestaan de melding en de verwerkte persoonsgegevens voor maximaal vier jaar te bewaren.
In de praktijk zal het regelmatig voorkomen dat na een melding handhaving volgt, waarbij ook een handhavingsmiddel wordt ingezet. In dit geval is het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.3, tweede lid, onderdeel k, van de Wet open overheid8 verplicht het handhavingsbesluit te bewaren en te openbaren. Echter kan het voor de dossiervorming nog wel belangrijk zijn om de persoonsgegevens beschikbaar te hebben, ook nadat een handhavingsbesluit is genomen. Na een handhavingsbesluit volgt regelmatig een bezwaar- of beroepsprocedure. Daarvoor kan het voor de bewijsvoering noodzakelijk zijn dat de melding, inclusief de persoonsgegevens, behouden blijft totdat het besluit onherroepelijk geworden is. Juist omdat het handhavingsbesluit, nadat dit onherroepelijk is geworden, reeds gearchiveerd wordt, bestaat er voor het belang van de handhaving geen noodzaak meer om de melding die ten grondslag heeft gelegen aan de handhaving te bewaren.
Op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, en artikel 89, van de AVG is het toegestaan om persoonsgegevens, in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene(n) niet langer te identificeren, voor langere perioden te verwerken met het oog op onder meer statistische doeleinden. Dit kan van belang zijn voor de eigen evaluatie en monitoring van de gemeente ten aanzien van het meldpunt. Het ligt voor de hand dat gemeenten hier een uniforme werkwijze op gaan toepassen. Hier zal ook bij de implementatie, evenals bij het opstellen van de handreiking en de modelverordening die door onderzoeksbureau RIGO in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt opgesteld, aandacht aan worden besteed.
Artikel 5, eerste lid, onderdeel f, van de AVG schrijft voor dat persoonsgegevens, door het nemen van passende technische of organisatorische maatregelen,op een dusdanige manier moeten worden verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, en dat zij onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging. Gemeenten zullen hier dan ook bij de uitvoering van de Wet goed verhuurderschap rekening mee moeten houden.
Het college van burgemeester en wethouders maakt op basis van artikel 20 van de Wet goed verhuurderschap gegevens van verhuurders of verhuurbemiddelaars openbaar indien ofwel een bestuurlijke boete aan hen is opgelegd voor het handelen in strijd met de algemene regels, voor overtreding van het verbod om zonder verhuurvergunning een woon- of verblijfsruimte in gebruik te geven, voor het niet naleven van de voorwaarden die aan een verhuurvergunning verbonden zijn ofwel een besluit tot beheerovername is genomen. Het openbaar maken van de gegevens van verhuurders en verhuurbemiddelaars betekent dat de gewone persoonsgegevens openbaar worden gemaakt van de verhuurder of verhuurbemiddelaar9, zowel in het geval van een natuurlijk als een rechtspersoon. Het openbaar maken van persoonsgegevens van natuurlijke personen vergt een zorgvuldige afweging tussen het doel van openbaarmaking en de privacy van verhuurder of verhuurbemiddelaar. Daarom worden de namen van betrokken natuurlijke personen niet openbaar gemaakt, indien het belang van openbaarmaking naar het oordeel van de burgemeester en wethouders niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, van de Wet open overheid (Woo).10 Ook vindt geen openbaarmaking plaats indien het belang van de openbaarmaking naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet opweegt tegen de belangen, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel c of d, van de Woo.
Er is voor gekozen dat openbaarmaking alleen plaatsvindt indien er een bestuurlijke boete of een inbeheername is opgelegd. De gemeente zal in de eerste plaats handhavend optreden door middel van een waarschuwing of een herstelsanctie. In die gevallen wordt de verhuurder of verhuurbemiddelaar alsnog de mogelijkheid geboden om zich als een goed verhuurder te gedragen. Bij het geven van een waarschuwing of het opleggen van een herstelsanctie kan de gemeente dan ook aan de verhuurder of de verhuurbemiddelaar mededelen dat bij een volgende overtreding een bestuursrechtelijke boete zal volgen en dat zijn gegevens openbaar worden gemaakt. Het dreigen met openbaarmaking kan gezien worden als een extra waarschuwing aan de verhuurder of verhuurbemiddelaar om zich te gedragen conform de geldende regelgeving. Omdat in alle gevallen en ten aanzien van alle bedrijven eerst een eis tot naleving wordt opgelegd die gericht is op verbetering van het gedrag, wordt voorkomen dat openbaarmaking goedwillende verhuurders of bemiddelaars onevenredig treft. Nu eerst de eis tot naleving wordt opgelegd, is het voor de verhuurder of verhuurbemiddelaar duidelijk dat hun gedrag niet voldoet aan de norm en op welke punten aanpassing noodzakelijk is. Voldoet het gedrag vervolgens nog steeds niet en volhardt de verhuurder of bemiddelaar in zijn handelen, dan kan een bestuurlijke boete worden opgelegd die vervolgens openbaar gemaakt wordt. Juist nu de verhuurder of verhuurbemiddelaar, ondanks dat hij erop gewezen is dat hij handelt in strijd met de regelgeving, zijn handelen hierop niet aanpast, weegt het belang dat huurders en woningzoekenden hebben bij het kunnen kennisnemen van verhuurders en verhuurbemiddelaars die zich stelselmatig als een malafide verhuurder gedragen doorgaans zwaarder dan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verhuurder of verhuurbemiddelaar. De verhuurder of verhuurbemiddelaar neemt immers willens en wetens het risico van openbaarmaking met alle consequenties van dien door na eerdere waarschuwingen zijn gedrag niet aan te passen. Dit geldt des te meer indien ten aanzien van een verhuurder of verhuurbemiddelaar een besluit tot beheerovername genomen is, aangezien dit echt een ultimum remedium is dat slechts als ultiem redmiddel ingezet kan worden.
Uit artikel 20, tweede lid, van de Wet goed verhuurderschap volgt dat de openbaarmaking niet eerder geschiedt dan nadat tien werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit van openbaarmaking aan verhuurder of verhuurbemiddelaar bekend is gemaakt. Op deze wijze kan de verhuurder of verhuurbemiddelaar via een voorlopige voorziening alsnog de rechtmatigheid van de openbaarmaking door de rechter laten beoordelen. Ten slotte wordt de openbaarmaking na vier jaar beëindigd of bij een openbaarmaking van een beheerovername op het moment dat die beheerovername wordt beëindigd. Op deze wijze kan de verhuurder of verhuurbemiddelaar een nieuwe start maken indien hij zijn gedrag heeft gewijzigd. Dit besluit stelt in aanvulling hierop op grond van artikel 20, achtste lid, van de Wet goed verhuurderschap nadere regels over de openbaar te maken gegevens, waaronder de mogelijke reactie van een belanghebbende in verband met de openbaarmaking van zijn gegevens, de termijn waarop deze gegevens beschikbaar worden gesteld en de wijze waarop de openbaarmaking plaatsvindt.
Indien het college van burgemeester en wethouders overgaan tot het openbaar maken van gegevens, maken zij de begane overtreding, de naam en woonplaats van de overtreder, of er een rechtsmiddel is aangewend en de (mogelijke) reactie van de belanghebbende openbaar.
Behoudens de in artikel 20 van de Wet goed verhuurderschap vermelde uitzonderingen, maken de burgemeester en wethouders het feit dat een bestuurlijke boete is opgelegd voor het handelen in strijd met de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 2 van de Wet goed verhuurderschap, overtreding van de verboden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b van de Wet goed verhuurderschap of een besluit als bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid van de Wet goed verhuurderschap, is genomen, openbaar. Hierbij wordt ook de reden waarvoor de boete of de beheerovername is opgelegd openbaar gemaakt. De openbaarmaking ziet zowel op het feit of een bestuurlijke boete of beheerovername is opgelegd, als op de overtreding die tot deze bestuursrechtelijke sanctie heeft geleid. Het besluit tot openbaarmaking kan worden opgenomen in het handhavingsbesluit of in een apart besluit.
Voorts worden door de burgemeester en wethouders, behoudens de in artikel 20 van de Wet goed verhuurderschap vermelde uitzonderingen, de naam en woonplaats van de verhuurder of verhuurbemiddelaar (zowel indien dit natuurlijke als rechtspersonen zijn) aan wie de bestuursrechtelijke sanctie is opgelegd openbaar gemaakt.
Bij rechtspersonen bestaat de mogelijkheid dat malafide verhuurders door het opzetten van een (nieuwe) rechtspersoon woningzoekenden en huurders kunnen misleiden, omdat op naam van die (nieuwe) rechtspersoon geen overtredingen openbaar zijn gemaakt. Om deze reden is de regering van mening dat óók de naam, de geboortemaand en het geboortejaar van de uiteindelijk belanghebbenden11 achter een rechtspersoon openbaar gemaakt moeten kunnen worden. Echter heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) geoordeeld12 dat het altijd openbaar maken van persoonsgegevens uit het UBO-register13 een ernstige inmenging in het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens is. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft Onze Minister van Financiën bij brief van 22 november 2022 aan de Tweede Kamer meegedeeld voorlopig geen verstrekkingen uit het UBO-register meer mogen worden gedaan14. Gezien deze omstandigheden regelt dit Besluit dat – voorlopig – alleen de naam en woonplaats van de rechtspersoon openbaar gemaakt kunnen worden. Op het moment dat duidelijk is hoe het toekomstige UBO-register eruit komt te zien, zal de regering ook overwegen om dit Besluit zodanig te wijzigen dat het college van burgemeester en wethouders ook de gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden achter een rechtspersoon openbaar kan maken.
Daarnaast maakt het college van burgemeester en wethouders openbaar of het mogelijk is om tegen het handhavingsbesluit een rechtsmiddel aan te wenden, of dat er tegen het handhavingsbesluit een rechtsmiddel is aangewend.
Op grond van artikel 20, tweede lid, van de Wet goed verhuurderschap geschiedt de openbaarmaking niet eerder dan nadat tien werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit van openbaarmaking aan de belanghebbende bekend is gemaakt. De bekendmaking van het besluit aan de belanghebbende geschiedt op grond van artikel 3:41 van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb) door toezending of uitreiking van het besluit aan de belanghebbende. Indien de bekendmaking niet op deze wijze kan, geschiedt dit conform artikel 3:41 Awb op een andere geschikte wijze. Het besluit tot openbaarmaking kan worden opgenomen in het handhavingsbesluit of in een apart besluit. In deze periode heeft de belanghebbende de mogelijkheid zijn bedenkingen te uiten op het genomen besluit. Indien dit het geval is, worden deze bedenkingen openbaar gemaakt.
De openbaarmaking van gegevens vindt ten minste op een website van de gemeente plaats. Daarnaast behouden gemeenten de mogelijkheid om op de openbaarmaking ook op schriftelijke wijze, bijvoorbeeld in een huis-aan-huisblad, te publiceren.
Uit artikel 20, zesde lid, van de Wet goed verhuurderschap volgt dat de openbaarmaking van het feit dat een bestuurlijke boete is opgelegd voor het handelen in strijd met de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 2, of overtreding van de verboden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, wordt verwijderd vier jaar na de dagtekening van het besluit van openbaarmaking. Om deze reden voorziet dit besluit niet in aanvullende regels op dit punt.
Indien de verhuurder of verhuurbemiddelaar bezwaar of beroep heeft ingesteld tegen het besluit tot openbaarmaking en het besluit als gevolgd hiervan is vernietigd, wordt de openbaarmaking door burgemeester en wethouders verwijderd op het tijdstip waarop die vernietiging onherroepelijk is geworden. In afwijking hiervan wordt de openbaarmaking niet verwijderd indien de vernietiging slechts betrekking heeft op de hoogte van de opgelegde bestuurlijke boete.
Dit Besluit bevat uitsluitend regels die zich richten op gemeenten. Hieruit volgen geen administratieve lasten voor burgers of bedrijven.
Om de financiële lasten van gemeenten bij de uitvoering van de Wet goed verhuurderschap en dit Besluit in kaart te brengen, is er een onderzoek uitgevoerd als bedoeld in artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Op grond hiervan zullen er zowel incidentele als structurele financiële middelen door het Rijk aan gemeenten ter beschikking gesteld. Verder is in het kader van de uitvoerbaarheid ook een gegevensbeschermingseffectbeoordeling uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn betrokken bij de uitvoering van de Wet goed verhuurderschap en dit Besluit.
Van 1 september 2022 tot 2 oktober 2022 heeft een openbare internetconsultatie van dit Besluit plaatsgevonden. Daarnaast is een advies gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), de Autoriteit toetsing regeldruk (ATR), alsmede aan de VNG.
De AP heeft geadviseerd om geen persoonsgegevens van de uiteindelijk belanghebbende openbaar te maken, dan wel in het concept te waarborgen dat deze gegevens alleen openbaar worden gemaakt als de uiteindelijk belanghebbende persoonlijk verantwoordelijk was voor het betreffende feit. De regering heeft in eerste instantie besloten dit advies niet over te nemen, juist omdat voorkomen moet worden dat malafide verhuurders door het opzetten van een rechtspersoon woningzoekenden en huurders kunnen misleiden, omdat op naam van die (nieuwe) rechtspersoon geen overtredingen openbaar zijn gemaakt. Echter heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) geoordeeld16 dat het altijd openbaar maken van persoonsgegevens uit het UBO-register een ernstige inmenging in het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens is. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft Onze Minister van Financiën bij brief van 22 november 2022 aan de Tweede Kamer meegedeeld voorlopig geen verstrekkingen uit het UBO-register meer mogen worden gedaan17. Gezien deze omstandigheden heeft de regering besloten dat – voorlopig – alleen de naam en woonplaats van de rechtspersoon openbaar gemaakt kunnen worden. Op het moment dat duidelijk is hoe het toekomstige UBO-register eruit komt te zien, zal de regering ook overwegen om dit Besluit zodanig te wijzigen dat het college van burgemeester en wethouders ook de gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden achter een rechtspersoon openbaar kan maken. Verder heeft de AP geadviseerd om in de toelichting te onderbouwen of er in het kader van dit wetsvoorstel strafrechtelijke persoonsgegevens verwerkt worden. De toelichting is hierop aangepast.
De ATR heeft besloten dit Besluit niet te selecteren voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen nieuwe (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.
Daarnaast heeft de VNG aangegeven geen aanleiding te zien om een reactie te geven op dit Besluit.
Een van de respondenten gaat in zijn reactie in op het huurbeleid in den brede en het wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 201418 in het bijzonder.
De gemeente Amsterdam geeft in haar reactie aan dat het noodzakelijk is, voor dossiervorming en bewijsvoering in een bezwaar- en beroepsprocedure, om de melding en de daarbij behorende persoonsgegevens te bewaren totdat het handhavingsbesluit onherroepelijk wordt. Hierop is artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van dit Besluit en de toelichting, aangepast. Daarnaast had de gemeente, een vraag over de toepassing van artikel 14, van de AVG, in het kader van dit Besluit. Ook de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) wenst verduidelijking op dit punt en verzoekt de toelichting hierop aan te passen. Hieraan is gehoor gegeven door paragraaf 3.2.1 van de toelichting te verduidelijken. Verder merkt de IVBN op dat het zowel voor de verhuurder als voor de gemeente van belang is dat in de Wet goed verhuurderschap duidelijker wordt vastgelegd waarvoor de gemeente via het meldpunt persoonsgegevens mag verzamelen en verwerken. Dat kan, zo suggereert de IVBN, door in artikel 3 van de Wet op te nemen dat de gemeente alleen persoonsgegevens mag verzamelen en verwerken die nodig zijn om de Wet goed verhuurderschap te handhaven. De regering is van oordeel dat dit reeds geregeld is op basis van artikel 5, eerste lid, onderdelen b en c, van de AVG. Dit is ook opgenomen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel19. Daarnaast stelt de IVBN dat het zowel voor de verhuurder als voor de gemeente van belang is dat in dit Besluit duidelijker wordt vastgelegd welke persoonsgegevens de gemeente via het meldpunt mag verzamelen en verwerken. Zeker als het gaat om het verzamelen en verwerken van bijzondere persoonsgegevens, zoals gegevens over discriminatie en intimidatie. Volgens de IVBN stelt de nota van toelichting ten onrechte dat dit is toegestaan op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG. De regering deelt dit laatste punt niet, omdat in artikel 4, tweede lid, van de Wet goed verhuurderschap is opgenomen dat het burgemeester en wethouders bevoegd zijn tot het verwerken van persoonsgegevens ten behoeve van het afwikkelen van bij het meldpunt ingediende klachten. Hierbij is in de memorie van toelichting20 aangegeven dat het hier in ieder geval gaat om gewone persoonsgegevens zoals een naam of een adres, maar dat daarnaast mogelijk, op grond van toestemming, ook bijzondere persoonsgegevens verwerkt worden, met name in het geval van een melding van discriminatie. Tot slot brengt de IVBN in dat artikel 4 van dit Besluit suggereert dat de UBO niet altijd een natuurlijke persoon is. Daarom zou, wat de IVBN betreft, de zinsnede «de uiteindelijk belanghebbende een natuurlijk persoon betreft» uit artikel 4, onderdeel b, onder 2°, van dit Besluit verwijderd moeten worden. Dit is verwerkt.
Vastgoed Belang vindt dat besluiten inzake het toepassen van bestuurlijke dwangmiddelen alleen openbaar gemaakt mogen worden nadat deze onherroepelijk zijn geworden. De regering merkt hierbij op dat in artikel 20, eerste lid, van de Wet goed verhuurderschap is bepaald dat uitsluitend een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een inbeheername openbaar wordt gemaakt. Een besluit tot oplegging van bestuursdwang valt hier dus niet onder. Verder stelt Vastgoed Belang dat «het conceptbesluit voorziet in de mogelijkheid voor de betrokken eigenaar/beheerder om binnen tien dagen nadat het gemeentebestuur het «besluit tot openbaarmaking» heeft genomen, hiertegen een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter kan vragen. De mogelijkheid om een rechtsmiddel in te kunnen stellen tegen een openbaarmaking van een besluit van het gemeentebestuur, éérst nádat die openbaarmaking heeft plaatsgevonden, is wederom een voorbeeld van het ontbreken van een evenwichtige belangenafweging in dit concept-besluit». Hierbij merkt de regering op dat de openbaarmaking van het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een inbeheername slechts plaatsvindt tien werkdagen na de dag van bekendmaking van het besluit tot openbaarmaking aan belanghebbende. De belanghebbende heeft dus de mogelijkheid om via een voorlopige voorziening de openbaarmaking te voorkomen. Tot slot vraagt Vastgoed Belang aandacht voor het openbaar maken van de gegevens van de uiteindelijk belanghebbende achter een rechtspersoon en pleit er in dit kader voor om enkel de gegevens openbaar te maken die openbaar gepubliceerd worden in het register van uiteindelijk belanghebbenden. De regering heeft in eerste instantie besloten hierbij aan te sluiten. Echter heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) geoordeeld21 dat het altijd openbaar maken van persoonsgegevens uit het UBO-register een ernstige inmenging in het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens is. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft Onze Minister van Financiën bij brief van 22 november 2022 aan de Tweede Kamer meegedeeld voorlopig geen verstrekkingen uit het UBO-register meer mogen worden gedaan22. Gezien deze omstandigheden regelt dit Besluit dat – voorlopig – alleen de naam en woonplaats van de rechtspersoon openbaar gemaakt kunnen worden. Op het moment dat duidelijk is hoe het toekomstige UBO-register eruit komt te zien, zal de regering ook overwegen om dit Besluit zodanig te wijzigen dat het college van burgemeester en wethouders ook de gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden achter een rechtspersoon openbaar kan maken. Een van de respondenten vraagt hoe het meldpunt zich verhoudt met het toezicht door de Aw op corporaties. In de Wet goed verhuurderschap is bepaald dat gemeenten een meldpunt moeten inrichten. Daar kunnen huurders, woningzoekenden en derden ongewenst verhuurgedrag melden. De melding kan zowel zien op ongewenst verhuurgedrag van een particuliere verhuurder als op ongewenst verhuurgedrag van een woningcorporatie. Zodra een melding binnenkomt zal deze worden beoordeeld en afhankelijk van de uitkomst daarvan óf worden afgedaan óf worden doorverwezen naar de juiste instantie óf intern verder worden doorgeleid ten behoeve van de handhaving. Het toezicht en de handhaving op de naleving van de regels inzake goed verhuurderschap liggen voor wat betreft particuliere verhuurders bij de gemeente. In het geval van woningcorporaties ligt dit bij de Aw. Mocht de melding zien op ongewenst verhuurgedrag van een woningcorporatie dan zal het meldpunt de melder doorverwijzen naar de daarvoor bestemde kanalen van de betreffende woningcorporatie. Eventueel kan de gemeenten in bepaalde gevallen de Aw over de melding informeren. Het meldpunt zorgt dus niet alleen voor ontvangst en (waar mogelijk) afhandeling van meldingen, maar ook voor een betere informatieverstrekking, zodat een melder niet eindeloos zelf op zoek hoeft te gaan naar het juiste «loket» en mogelijk voor een dichte deur komt te staan.
Een van de respondenten vraagt waarom er geen BKR-toets verplicht is voor huurders, hetgeen zou kunnen helpen bij schuldhulpverlening. Ook vraagt deze respondent om een (digitale) verhuurverklaring verplicht te stellen voor verhuurders zodra een huurperiode is afgelopen, teneinde andere verhuurders te beschermen tegen ongewenst gedrag van huurders. Omdat zowel de Wet goed verhuurderschap als dit Besluit gericht is op het gedrag van de verhuurder en verhuurbemiddelaar in relatie tot woningzoekenden en huurders, vallen beide vragen buiten de reikwijdte van de Wet goed verhuurderschap en dit Besluit.
In het eerste artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen. Voor deze begripsbepalingen is aangesloten bij bestaande wetten zoals de Wet goed verhuurderschap.
Op basis van de Wet goed verhuurderschap moet iedere gemeente een meldpunt opzetten waar woningzoekenden, huurders en andere belanghebbenden ongewenst verhuurgedrag kunnen melden. Deze meldingen spelen een belangrijke rol in het kader van de handhaving van de Wet goed verhuurderschap. Daarnaast kunnen melders ook worden doorverwezen naar andere instanties waar zij geholpen kunnen worden. Het is noodzakelijk om in het kader van de afhandeling van deze meldingen persoonsgegevens te verwerken van bijvoorbeeld de verhuurder waarover geklaagd wordt. De voorschriften van de AVG zijn dan ook onverkort van toepassing op deze gegevensverwerking. Aanvullend daarop wordt in dit artikel het tijdstip bepaald waarop de persoonsgegevens, die in het kader van een melding worden verwerkt, verwijderd moeten worden.
Op basis van het eerste lid, onderdeel a worden alle persoonsgegevens per direct verwijderd op het moment dat wordt vastgesteld dat een melding onjuist of ongegrond is. In dit geval is het langer verwerken van de persoonsgegevens van de melding niet alleen niet meer noodzakelijk, maar door het verwijderen ervan wordt de verwerking ook opgeschoond van foutieve of onjuiste gegevens.
Op basis van het eerste lid, onderdeel b worden persoonsgegevens van een melding per direct verwijderd indien de melder wordt doorverwezen naar een andere instantie, tenzij het verder verwerken van de persoonsgegevens noodzakelijk is in het kader van dossieropbouw. Zo zal bij een melding van een te hoge huur voor een sociale huurwoning de huurder gewezen worden op de mogelijkheid om naar de Huurcommissie te gaan. Echter deze melding kan ook van belang zijn in het kader van de handhaving van de regels van de Wet goed verhuurderschap. Daarom mogen de persoonsgegevens van bijvoorbeeld de desbetreffende verhuurder verwerkt worden tot vier jaar na het tijdstip van de melding (zie tweede lid). Als het gaat om meldingen die zien op een toegelaten instelling waarop het toezicht belegd is bij de Aw, is het niet noodzakelijk om persoonsgegevens te verwerken in het kader van dossieropbouw. Indien de melder is doorverwezen naar de bevoegde instantie, dienen deze gegevens dan ook direct verwijderd te worden. Eventueel zou de gemeente in bepaalde gevallen de Aw over de melding kunnen informeren.
Het eerste lid, onderdeel c bepaalt dat op het moment dat naar aanleiding van een melding besloten wordt niet over te gaan tot bestuurlijke handhaving de persoonsgegevens worden verwijderd, tenzij deze persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van dossieropbouw. Het zal duidelijk zijn dat niet iedere individuele melding zal leiden tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete, maar dat indien er meerdere meldingen komen over dezelfde verhuurder dit wel tot toezicht en een handhavingsactie kan leiden. Daarom is het toegestaan dat deze gegevens vier jaar bewaard mogen worden in het kader van de dossieropbouw (zie tweede lid).
Het eerste lid, onderdeel d bepaalt dat indien bestuurlijke handhaving plaatsvindt, de gegevens verwijderd worden op het moment dat het handhavingsbesluit onherroepelijk wordt. Op dat moment zijn de noodzakelijke gegevens immers opgenomen in het besluit tot handhaving en is het niet meer nodig deze afzonderlijk te bewaren.
In dit artikel is voorgeschreven welke gegevens de gemeente moet openbaar maken indien een bestuurlijke boete is opgelegd inzake een overtreding van Wet goed verhuurderschap of indien een besluit tot inbeheername op grond van hoofdstuk 5 van die wet is genomen.
In onderdeel a is bepaald dat bij de openbaarmaking de overtreding(en) die geleid heeft tot het opleggen van de bestuurlijke boete of het nemen van het besluit tot inbeheername wordt vermeld. Zeker omdat de openbaarmaking plaatsvindt met het oog op het informeren van woningzoekenden en huurders, is het noodzakelijk dat de overtreding(en) in begrijpelijke taal wordt verwoord en niet uitsluitend door een verwijzing naar wetsartikelen. Indien een boete is opgelegd, omdat een verhuurder heeft gediscrimineerd bij het selecteren van woningzoekenden voor een te verhuren woonruimte wordt dit als dusdanig omschreven en niet «als een overtreding van de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 2 van die wet». Tevens wordt het feit ook zo nauwkeurig mogelijk omschreven.
In onderdeel b is bepaald dat in beginsel ook de naam en woonplaats van degene tot wie het besluit tot oplegging van de bestuurlijke boete of tot inbeheername gericht is openbaar wordt gemaakt. Dit kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn.
Indien het een natuurlijke persoon is, worden zijn naam en woonplaats openbaar gemaakt tenzij het belang dat gediend wordt met het openbaar maken van zijn naam en woonplaats niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een verhuurder bedreigd wordt en het openbaarmaken van zijn gegevens zou kunnen leiden tot een gevaarlijke situatie. Het belang dat woningzoekenden en huurders hebben om te weten of de verhuurder zich houdt aan de regels van goed verhuurderschap wegen in bijna alle gevallen zwaarder dan het belang van de persoonlijke levenssfeer van een verhuurder of verhuurbemiddelaar. Een woningzoekende kan uitsluitend op basis van deze informatie te weten komen of hij niet geconfronteerd wordt met een malafide verhuurder. Tevens heeft een verhuurder, die ervoor kiest een woning openbaar te huur aan te bieden, zelf al zijn naam en contactgegevens openbaar gemaakt.
In onderdeel c is bepaald dat ook openbaar wordt gemaakt of tegen het besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of tot inbeheername een rechtsmiddel (bezwaar of beroep) is ingesteld. Op dat moment is het desbetreffende besluit nog niet onherroepelijk. Toch is ervoor gekozen om de gegevens reeds voor het onherroepelijk worden van het besluit openbaar te maken, maar dan wel met een aantekening dat er bezwaar of beroep is ingesteld. De reden daarvoor is om ervoor te zorgen dat woningzoekenden en huurders zo snel mogelijk geïnformeerd worden over verhuurders of verhuurbemiddelaars die in strijd handelen met de voorschriften van de Wet goed verhuurderschap, zodat zij niet ten prooi vallen aan deze malafide verhuurders of verhuurbemiddelaars. Zodra in de beslissing op bezwaar of het oordeel naar aanleiding van een beroep vaststaat dat de overtreding ten onrechte is toegeschreven aan de desbetreffende verhuurder of verhuurbemiddelaar worden meteen alle van hem geopenbaarde gegevens verwijderd op grond van artikel 5, eerste lid, van dit Besluit.
Een verhuurder of verhuurbemiddelaar die van mening is dat het tot hem gerichte besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of tot inbeheername onterecht is, kan openbaarmaking voorkomen op basis van artikel 20, vierde lid, van de Wet goed verhuurderschap, door een voorlopige voorziening in te stellen tegen het besluit tot openbaarmaking.
In onderdeel d is bepaald dat indien degene tot wie het besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of tot inbeheername gericht is, bedenkingen heeft geuit naar aanleiding van het besluit tot openbaarmaking, dit ook openbaar wordt gemaakt alsmede een korte samenvatting van de ingediende bedenkingen.
In dit artikel is bepaald dat de openbaarmaking ten minste plaatsvindt op een website van de gemeente die de openbaarmaking doet. Hiermee wordt beoogd dat burgemeester en wethouders de openbaarmaking kunnen doen via meerdere media (lokale aankondigingen, berichten in pers, etc.), maar in ieder geval verplicht zijn om het via een goed toegankelijke en vindbare website openbaar te maken. Het merendeel van de woningzoekenden, blijkt immers via internet een huurwoning te zoeken.
Dit artikel schrijft voor wanneer de op de website openbaar gemaakte gegevens moeten worden verwijderd.
Op de eerste plaats dient opgemerkt te worden dat de openbaarmaking verwijderd wordt in de gevallen bedoeld in artikel 20, zesde en zevende lid van de Wet goed verhuurderschap. Respectievelijk zijn dat bij een bestuurlijke boete vier jaren na het besluit tot openbaarmaking van die boete (zesde lid) en bij een besluit tot inbeheername op het moment dat de inbeheername wordt beëindigd (zevende lid).
Het eerste en tweede lid zien op besluiten tot oplegging van een bestuurlijke boete of tot inbeheername waartegen bezwaar of beroep is ingesteld en bij de beslissing op bezwaar of beroep komt vast te staan dat aan het oorspronkelijke besluit geen overtreding van de Wet goed verhuurderschap ten grondslag ligt. In het geval in bezwaar of beroep alleen de hoogte van de bestuurlijke boete wordt gematigd, is dat geen reden om de openbaar gemaakte gegevens te verwijderen. Dan staat immers nog steeds vast dat de verhuurder of verhuurbemiddelaar de regels van de Wet goed verhuurderschap heeft overtreden en dienen woningzoekenden en huurders voor dit malafide gedrag gewaarschuwd te worden.
De inwerkingtreding van dit Besluit zal plaatsvinden bij koninklijk besluit op hetzelfde tijdstip dat de Wet goed verhuurderschap in werking zal treden. Hierbij zal rekening gehouden worden met de systematiek van de vaste verandermomenten.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Met anoniem wordt bedoeld dat het voor het doen van een melding niet noodzakelijk is dat de melder zijn/haar naam en andere persoonsgegevens vermeldt. Een anonieme melding kan echter wel het onderzoek bemoeilijken. Dat is de keerzijde, waarover de melder geïnformeerd kan worden.
L.R. Pol en Maurits Dekker MSc, «Redenen waarom huurders in Laak misstanden niet melden. Verslag onderzoek en advies over communicatieve interventies», tabula rasa gedragsverandering en communicatie, november 2019.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Zie ook hoofdstuk 6.2.1 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel goed verhuurderschap. Kamerstukken II, 2021-2022, 36 130, nr. 3.
Overweging 50 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Zie ook hoofdstuk 6.2.1 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel goed verhuurderschap. Kamerstukken II, 2021-2022, 36 130, nr. 3.
Voor de definitie van een uiteindelijk belanghebbende is aangesloten bij de reeds bestaande definitie als bedoeld in artikel 1 van de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies.
Register van zogenaamde «Ultimate Beneficial Owners», oftewel uiteindelijk belanghebbenden.
In de consultatiereacties werd verwezen naar artikelen in het wetsvoorstel goed verhuurderschap die vernummerd zijn in de Wet goed verhuurderschap omdat er amendementen zijn ingevoegd. Om wille daarvan wordt hier uitsluitend verwezen naar de desbetreffende artikelen zoals die luiden in de Wet goed verhuurderschap.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2023-193.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.